Hoofdstuk 2
'Dus dat is dat,' zei Anthony, terwijl hij zijn glas leegdronk
en weer neerzette op de tafel. 'Met welke boot zou je gaan?'
'De Granarth Castle.'
'Je zult wel passage geboekt hebben op je eigen naam, dus kan ik
beter reizen onder de naam James McGrath. Over paspoorten hoeven
wij ons niet druk te maken, wel?'
'Dat maakt niets uit. Jij en ik lijken helemaal niet op elkaar,
maar op die snertdingen zouden wij waarschijnlijk op dezelfde
manier beschreven worden. Lengte een meter drieentachtig, haar
bruin, ogen blauw, neus gewoon, kin gewoon...'
'Ik zou maar eens uitscheiden met dat "gewoon". Laat ik je
vertellen dat de firma Castle mij gekozen heeft uit verscheidene
sollicitanten alleen vanwege mijn knappe uiterlijk en prettige
manieren.'
Jimmy grinnikte. 'Ik heb vanmorgen je prettige manieren
gezien.'
'Ja, dat zal wel.'
Anthony stond op en liep de kamer op en neer. Hij had rimpels in
zijn voorhoofd, en het duurde even voor hij begon te spreken.
'Jimmy,' zei hij uiteindelijk, 'Stylptitch is in Parijs gestorven.
Wat heeft het voor zin een manuscript van Parijs naar Londen te
zenden via Afrika?'
Jimmy schudde zijn hoofd. 'Dat weet ik echt niet.'
'Waarom hebben ze er geen keurig pakje van gemaakt en het gewoon
rechtstreeks daarheen gestuurd?'
'Ik ben het met je eens dat dat meer voor de hand had gelegen.'
'Ik weet natuurlijk wel,' vervolgde Anthony, 'dat het niet aangaat
dat koningen en koninginnen en regeringsambtenaren iets op een
simpele, ongecompliceerde manier doen. Vandaar koninklijke koeriers
enzovoort. In de middeleeuwen gaven ze je een zegelring als een
soort "Sesam, open u". "De Ring des Konings! Treed binnen, edele
Heer!" . En gewoonlijk had die ander hem gestolen. Ik heb mij
altijd afgevraagd waarom niet de een of andere linke kerel op het
idee is gekomen de ring na te maken -- zo'n stuk of tien
bijvoorbeeld, en ze te verkopen voor honderd dukaten per stuk. Het
lijkt wel alsof ze geen initiatief hadden in de middeleeuwen.'
Jimmy geeuwde.
'Mijn opmerkingen over de middeleeuwen schijnen je niet te
amuseren. Laten we terugkeren tot graaf Stylptitch. Van Frankrijk
naar Engeland via Afrika, dat vind ik toch wel een beetje kras,
zelfs voor een diplomaat. Als het hem er alleen maar om ging dat
jij duizend pond zou krijgen, had hij ze je toch in zijn testament
kunnen nalaten! Goddank zijn wij geen van beiden te trots om een
legaat te accepteren! Stylptitch moet stapelgek zijn geweest.'
'Dat zou je wel zeggen, nietwaar?'
Anthony fronste zijn wenkbrauwen en bleef door de kamer ijsberen.
'Heb jij dat ding eigenlijk wel doorgelezen?' vroeg hij
plotseling.
'Wat doorgelezen?'
'Het manuscript.'
'Goeie hemel, nee. Hoe kom je erbij dat ik zoiets zou willen
lezen?'
Anthony glimlachte.
'Ik was alleen maar nieuwsgierig, dat ik alles. Memoires hebben al
heel wat moeilijkheden veroorzaakt, weet je. Indiscrete
onthullingen en zo. Mensen die hun hele leven hun mond stijf dicht
hebben gehouden schijnen er een zeker behagen in te scheppen last
te veroorzaken als zij zelf eenmaal rustig in hun graf liggen. Het
geeft hun een soort boosaardig genoegen. Jimmy, wat was die graaf
Stylptitch voor een man? Jij hebt hem ontmoet en met hem gepraat,
en je hebt een vrij goede kijk op de menselijke natuur. Zou jij je
kunnen voorstellen dat hij een wraakgierige ouwe duivel was?'
Jimmy schudde zijn hoofd. 'Dat is moeilijk te zeggen. Zie je, die
eerste avond had hij bepaald te diep in het glaasje gekeken, en de
volgende dag was hij gewoon een zeer beschaafde oude heer met heel
fijne manieren, die mij zo overlaadde met complimenten dat ik niet
wist hoe ik kijken moest.'
'En zei hij niets interessants toen hij dronken was?'
Jimmy fronste zijn wenkbrauwen en trachtte iets uit zijn
herinnering op te halen. 'Hij zei dat hij wist waar de koh-i-noor
was,' opperde hij aarzelend.
'Och,' zei Anthony, 'dat weten wij allemaal. Die bewaren zij in
de Tower, nietwaar? Achter dik spiegelglas en ijzeren tralies,
terwijl er een stel potsierlijk verklede heren omheen staat om te
zorgen dat hij niet gegapt wordt.'
'Dat is zo,' stemde Jimmy toe.
'Heeft Stylptitch nog zoiets gezegd? Dat hij wist in welke stad de
Wallace Collectie was, bijvoorbeeld?'
Jimmy schudde zijn hoofd.
'H'm!' zei Anthony. Hij stak weer een sigaret op, en begon opnieuw
de kamer op en neer te lopen.
'Jij leest zeker nooit kranten, barbaar die je bent?' zei hij na
een poosje.
'Niet zo erg vaak,' zei McGrath simpel. 'Er staat gewoonlijk niet
veel in dat mij interesseert.'
'Goddank ben ik meer geciviliseerd. De laatste tijd is
Herzoslowakije vrij dikwijls in het nieuws geweest. Er wordt
gezinspeeld op de terugkeer van het koningshuis.'
'Nicolaas IV had geen zoon,' zei Jimmy. 'Maar ik geloof geen
ogenblik dat de Obolovitch-dynastie uitgestorven is. Er lopen
waarschijnlijk nog heel wat afstammelingen rond, neefjes en
achterneefjes en achter-achterneefjes.'
'Zodat het helemaal geen moeite zou kosten een koning te
vinden?'
'Absoluut niet, zou ik zeggen,' antwoordde Jimmy. 'Weetje, het
verwondert mij niets dat zij er daar genoeg van krijgen een
republiek te zijn. Zo'n krachtig, hartstochtelijk volk moet het wel
verschrikkelijk saai vinden op presidenten te schieten, nadat zij
eenmaal aan koningen gewend waren. En nu wij het over koningen
hebben -- dat doet mij denken aan nog iets dat Stylptitch zich die
avond liet ontvallen. Hij zei dat hij die bende die hem hebben
moest, wel kende. Het waren de mannen van koning Victor, zei
hij.'
'Wat?' Anthony draaide zich met een ruk om.
Er verspreidde zich een grijns over het gezicht van McGrath. 'Nu
word je toch een tikje opgewonden, he, Gentleman Joe?' zei hij
plagerig.
'Doe niet zo stom, Jimmy. Je hebt net iets heel belangrijks
gezegd.' Hij liep op het raam toe en ging naar buiten staan
kijken.
'Maar wie is die koning Victor dan?' vroeg Jimmy. 'Nog zo'n
Balkanvorst?'
'Nee,' zei Anthony langzaam. 'Dat soort koning is hij niet.'
'Wat is hij dan wel?'
Even was het stil. Toen zei Anthony: 'Hij is een misdadiger, Jimmy.
De beruchtste juwelendief ter wereld. Een fantastische waaghals,
die nergens voor terugdeinst. Koning Victor was de bijnaam
waaronder hij in Parijs bekend stond. Parijs was het hoofdkwartier
van zijn bende. Zij kregen hem daar te pakken, en borgen hem op
voor zeven jaar, nadat hij veroordeeld was voor een betrekkelijk
klein vergrijp. Voor de belangrijker dingen hadden zij geen
bewijzen. Hij zal wel gauw weer vrij zijn - of misschien is het al
zover.'
'Denk je dat graaf Stylptitch er iets mee te maken had dat hij de
bak in ging? Was dat de reden waarom de bende achter hem aanzat?
Uit wraak?'
'Ik weet het niet,' zei Anthony. 'Zo op het oog lijkt het niet
waarschijnlijk. Voor zover ik weet heeft koning Victor nooit de
kroonjuwelen van Herzoslowakije gestolen. Maar de hele zaak geeft
toch wel te denken, he? De dood van Stylptitch, de memoires, en de
berichten in de kranten -- niet meer dan geruchten eigenlijk, maar
wel interessant. En er gaat ook nog het praatje dat er olie is
gevonden in Herzoslowakije. Ik weet wel zeker, James, dat de mensen
zich zullen gaan interesseren voor dat onbelangrijke landje.'
'Wat voor soort mensen?'
'Uitgekookte financiers in kantoren in de grote stad.'
'Waar wil je eigenlijk heen?'
'Proberen moeilijk te doen als het gemakkelijk kan, dat is
alles.'
'Je wilt toch niet beweren dat het moeilijk is gewoon een
manuscript af te geven op een uitgeverskantoor?'
'Nee,' zei Anthony spijtig. 'Dat zal echt niet zo moeilijk zijn.
Maar zal ik je eens vertellen, James, waar ik van plan ben heen te
gaan met mijn tweehonderdvijftig pond?'
'Zuid-Amerika?'
'Nee, mijn jongen. Herzoslowakije. Ik ga meedoen aan de kant van de
republiek, denk ik. Heel waarschijnlijk word ik nog president.'
'Waarom maak je je niet bekend als de voornaamste Obolovitch en
word je geen koning, als je toch aan zoiets begint?'
'Nee, Jimmy. Koningen zitten op de troon voor het leven.
Presidenten nemen het baantje maar voor een jaar of vier. Ik zou
het wel amusant vinden vier jaar lang over zo'n koninkrijk
als Herzoslowakije te regeren.'
'De gemiddelde levensduur van koningen is nog minder, zou ik
zeggen,' viel Jimmy hem in de rede.
'Ik zal waarschijnlijk erg in de verleiding komen jouw aandeel van
de duizend pond te verduisteren. Jij hebt het toch niet nodig, weet
je, als je met goudklompen beladen terugkomt. Ik zal je kapitaal
wel voor je beleggen in Herzoslowaakse olieaandelen. Weet je,
James, hoe meer ik erover nadenk, hoe meer plezier ik krijg in dat
ideetje van jou. Ik zou nooit aan Herzoslowakije gedacht hebben als
jij dat niet genoemd had. Ik zal een dag doorbrengen in Londen, de
buit incasseren, en er dan vandoor gaan met de Balkan-expres.'
'Zo gauw ben je daar niet weg. Ik heb het nog niet eerder gezegd,
maar ik heb nog een opdracht voor je.'
Anthony liet zich in een stoel zakken en keek hem met strenge blik
aan.
'Ik wist allang dat je nog niet alles gezegd had. Er schuilt zeker
nog een addertje onder het gras?'
'Helemaal niet. Het is gewoon iets dat gedaan moet worden om een
dame te helpen.'
'Ik zeg je eens en vooral, James, ik wil niets te maken hebben met
jouw afgrijselijke liefdesaffaires.'
'Het is geen liefdesaffaire. Ik heb die vrouw nog nooit gezien. Ik
zal je de hele geschiedenis wel even vertellen.'
'Als ik nog een van die lange, verwarde verhalen van jou moet
aanhoren, mag je me eerst nog wel een borrel inschenken.'
Zijn gastheer voldeed aan dit verzoek, en stak toen van wal.
'Het is gebeurd in Oeganda. Er was daar een snoeshaan die ik het
leven had gered...'
'Als ik jou was, Jimmy, zou ik een kort boek gaan schrijven
getiteld Levens die ik gered heb. Dit is al het tweede geval
waarvan ik hoor vanavond.'
'Nou, deze keer heb ik eigenlijk niet zoveel gedaan. Ik heb hem
alleen maar uit de rivier gehaald. Net zoals al die snoeshanen kon
hij niet zwemmen.'
'Wacht even, heeft dit verhaal iets te maken met die andere
zaak?'
'Hoegenaamd niets, hoewel hij toevallig wel een Herzoslowaak was,
herinner ik mij nu. Maar wij noemden hem altijd Piet de
Hollander.'
Anthony knikte ongeinteresseerd.
'Elke naam is goed genoeg voor zo'n snoeshaan,' merkte hij op. 'Ga
voort met het goede werk, James.'
'Nou, die kerel was er nogal dankbaar voor. Liep mij achterna als
een hondje. Zowat een half jaar later is hij aan de koorts
gestorven. Ik was erbij. En op het laatst, net toen hij de
kraaienmars ging blazen, wenkte hij mij en fluisterde heel
opgewonden iets over een geheim -- een goudmijn, dacht ik dat hij
zei. Stopte mij een in wasdoek gewikkeld pakje in de hand dat hij
altijd op zijn blote lijf gedragen had. Nou, ik heb er op dat
moment niet veel aandacht aan besteed. Pas een week later heb ik
het pakje opengemaakt. Toen was ik nieuwsgierig, moet ik bekennen.
Ik had nooit gedacht dat Piet de Hollander een goudmijn zou
herkennen als hij er een zag, maar je kunt nooit weten...'
'En alleen al bij de gedachte aan goud ging je hart al sneller
kloppen, zoals altijd,' viel Anthony hem in de rede.
'Ik heb van mijn leven nog nooit zo het land gehad. Een mooie
goudmijn! Maar voor hem is het misschien wel een goudmijn geweest,
die vuile smeerlap. Weet je wat erin zat? Brieven van een vrouw --
ja zeker, brieven van een vrouw, en van een Engelse nog wel. Die
vuilak had haar gechanteerd -- en hij had de onbeschaamdheid die
vuile rommel nog aan mij door te geven ook.'
'Ik mag die rechtschapen toon van jou graag horen, James, maar ik
moet je er wel op wijzen dat het daar nu eenmaal zo'n rare snuiter
voor was. Hij bedoelde het goed. Jij had hem het leven gered, en
hij vermaakte jou een heel aardige bron van inkomsten -- jouw
verheven Britse idealen waren hem volkomen vreemd.'
'Nou, wat moest ik in 's hemelsnaam met die dingen beginnen?
Verbranden, dacht ik eerst. Maar toen bedacht ik dat dat arme mens,
dat niet wist dat zij vernietigd waren, altijd in de penarie zou
zitten, omdat die snoeshaan nog wel eens zou kunnen
terugkomen.'
'Je hebt meer verbeeldingskracht dan ik je toegedacht had, Jimmy,'
merkte Anthony op, terwijl hij nog een sigaret opstak. 'Ik geef toe
dat de zaak ingewikkelder was dan ze er zo op het oog uitzag. Maar
als je ze haar nu eens per post toezond?'
'Net zoals alle vrouwen had zij op de meeste brieven noch een datum
noch een adres gezet. Op een ervan stond wel een soort adres -- een
woord maar: Chimneys.'
Anthony keek op terwijl hij net aanstalten maakte zijn lucifer
uit te blazen, en hij gooide die met een vlugge beweging van zijn
pols van zich af toen hij zijn vingers brandde. 'Chimneys?' zei
hij. 'Maar dat is vreemd...'
'Hoe dat zo? Ken je het dan?'
'Het is een heel beroemd kasteel, beste James. Koningen en
koninginnen gaan erheen voor het weekend, en diplomaten komen er
bij elkaar en -- diplomeren.'
'Dat is een van de redenen waarom ik zo blij ben dat jij naar
Engeland gaat en niet ik. Jij hebt verstand van al die dingen,' zei
Jimmy simpelweg. 'Zo'n hufter als ik uit de binnenlanden van Canada
zou alle mogelijke bokken schieten. Maar iemand als jij, die naar
Eton en Harrow is geweest...'
'Naar een ervan maar,' zei Anthony bescheiden.
'Die is ertegen opgewassen. Waarom ik ze niet naar haar toe
gestuurd heb, zeg je? Nou, het kwam mij te gevaarlijk voor. Naar
wat ik eruit kon opmaken, had zij een jaloerse echtgenoot. Stel je
voor dat hij bij vergissing die brief openmaakte. Wat zou er dan
met het arme mens gebeuren? Of misschien is zij wel dood -- die
brieven zagen eruit alsof zij een heel tijdje geleden waren
geschreven. Ik had zo gedacht, dat het enige dat erop zat was dat
iemand ze meenam naar Engeland en ze haar persoonlijk
overhandigde.'
Anthony gooide zijn sigaret weg, liep op zijn vriend toe, en klopte
hem hartelijk op de rug.
'Jij bent toch een echte ridder, Jimmy,' zei hij. 'En de
binnenlanden van Canada mogen wel trots op je zijn. Ik zal dat
werkje niet half zo netjes opknappen als jij het zou doen.'
'Dus je doet het?'
'Natuurlijk.'
McGrath stond op, trok een lade open, haalde er een bundeltje
brieven uit en gooide dat op de tafel. 'Alsjeblieft. Je moet ze
maar eens bekijken.'
'Is dat nodig? Eigenlijk zou ik dat liever niet doen.'
'Nou, naar wat je zegt over dat kasteel "Chimneys" is het best
mogelijk dat zij daar alleen maar gelogeerd heeft. Wij kunnen die
brieven beter even doorkijken om te zien of wij een aanwijzing
kunnen vinden over de plaats waar zij werkelijk uithangt.'
'Daar kun je wel gelijk in hebben.'
Zorgvuldig gingen zij de brieven na, maar zonder te ontdekken wat
zij gehoopt hadden te vinden. Peinzend legde Anthony ze weer op een
stapeltje.
'Arme stakker,' merkte hij op. 'Zij was doodsbenauwd.' Jimmy
knikte. 'Denk je dat je haar wel zult kunnen vinden?' vroeg hij
bezorgd.
'Ik verlaat Engeland niet voordat ik dat gedaan heb. Je maakt je
erg bezorgd over die onbekende dame, he, James?'
Peinzend liet Jimmy zijn vinger langs de handtekening gaan. 'Och,'
zei hij verontschuldigend, 'het is zo'n aardige naam. Virginia
Revel.'