Hoofdstuk 20
Anthony zei niets. Hij bleef naar buiten staren. Hoofdinspecteur
Battle keek een tijdlang naar zijn roerloze rug. 'Nou, welterusten,
meneer,' zei hij eindelijk, en liep op de deur toe. Anthony bewoog
zich. 'Wacht eens even, Battle.' Gehoorzaam bleef de
hoofdinspecteur staan. Anthony kwam bij de deur vandaan. Hij nam
een sigaret uit zijn koker en stak die op. Toen, tussen twee
rookwolkjes, zei hij: 'U schijnt erg geinteresseerd te zijn in dat
geval in Staines?'
'Zover zou ik niet willen gaan, meneer. Het is ongewoon, dat is
alles.'
'Denkt u dat de man was doodgeschoten op de plaats waar hij
gevonden is, of denkt u dat hij ergens anders is vermoord, en dat
het lijk daarheen is gebracht in een auto?'
ik denk dat hij ergens anders is doodgeschoten, en dat het lijk
daarheen is gebracht in een auto.'
'Dat denk ik ook,' zei Anthony. Iets nadrukkelijks in zijn toon
deed de rechercheur plotseling opkijken.
'Hebt u er een eigen mening over, meneer? Weet u wie hem daar
gebracht heeft?'
'Ja,' zei Anthony. ik.'
Hij ergerde er zich een beetje aan dat Battle volkomen kalm bleef,
ik moet zeggen dat u zich uitstekend weet te beheersen, Battle,'
zei hij.
' "Nooit laten merken wat je denkt." Dat is een regel die ze mij
eens geleerd hebben, en die heb ik altijd erg nuttig gevonden.'
'U houdt zich er in ieder geval wel aan,' zei Anthony. ik kan niet
zeggen dat ik u ooit uit uw evenwicht heb gezien. Nou, wilt u het
hele verhaal horen?'
'Alstublieft, meneer Cade.'
Anthony schoof twee stoelen aan. Beide mannen gingen zitten, en
Anthony vertelde de gebeurtenissen van de afgelopen donderdagavond.
Battle luisterde zonder zich te verroeren. Er was een flauwe
schittering in zijn ogen toen Anthony klaar was.
'Weet u, meneer,' zei hij, 'u loopt nog eens tegen de lamp.'
'Dus word ik nu voor de tweede maal niet gearresteerd?'
'Wij laten iemand altijd graag zo lang mogelijk de vrije teugel,'
zei hoofdinspecteur Battle.
'Een voorzichtig antwoord,' zei Anthony, 'als u er niet bij vertelt
hoe lang u hem de vrije teugel laat.'
'Wat ik niet helemaal begrijp meneer,' zei Battle, 'is waarom u
daar nu mee voor de dag komt.'
'Dat is vrij moeilijk uit te leggen,' zei Anthony. 'Ziet u, Battle,
ik begin langzaam maar zeker te geloven dat u bijzonder kundig
bent. Als het nodig is, bent u er altijd. Kijk maar naar vannacht.
En de gedachte kwam bij mij op dat ik u misschien lelijk in de
wielen reed door gegevens achter te houden. U verdient het alle
feiten tot uw beschikking te hebben. Ik heb gedaan wat ik kon,
en tot nu toe heb ik de zaak flink in de war gestuurd. Tot
vannacht toe kon ik niets zeggen terwille van mevrouw Revel. Maar
nu definitief bewezen is dat die brieven helemaal niets met haar
hebben uit te staan, zou het bespottelijk zijn te denken dat zij
medeplichtig is. Misschien heb ik haar in eerste instantie een
slechte raad gegeven, maar het leek mij dat haar verklaring voor
het feit dat ze die man in een impuls geld had gegeven voor brieven
die ze niet had geschreven, misschien niet zo gemakkelijk geloofd
zou worden.'
'Door een jury misschien niet,' stemde Battle toe. 'Een jury heeft
geen greintje verbeeldingskracht.'
'Maar u neemt het heel gemakkelijk aan?' zei Anthony, terwijl hij
hem nieuwsgierig aankeek.
'Och, ziet u, meneer Cade, bij mijn werk kom ik h^el vaak juist met
mensen als zij in aanraking. Wat men de hogere standen noemt,
bedoel ik. Ziet u, de meeste mensen vragen zich altijd af wat de
buren zullen denken. Maar landlopers en aristocraten doen dat niet
-- zij doen gewoon wat in hun hoofd opkomt, en zij maken zich er
niet druk over wat een ander van hen denkt. Ik bedoel nu niet
zozeer de mensen die alleen maar rijk zijn en grote feesten geven,
enzovoort. Ik bedoel die mensen die van geslacht op geslacht met de
overtuiging zijn opgegroeid, dat alleen hun mening telt. Zij zijn
onbevreesd, waarheidsgetrouw, en soms bijzonder dwaas.'
'Dat is een zeer interessante lezing, Battle. U zult zeker dezer
dagen ook nog wel eens uw memoires schrijven. Die zouden best het
lezen waard zijn.'
De rechercheur aanvaardde het idee met een glimlach, maar zei
niets.
ik zou u graag een vraag stellen,' vervolgde Anthony. 'Heeft u mij
ook maar enigszins in verband gebracht met die geschiedenis in
Staines? Ik dacht te merken dat dat zo was.'
'Volkomen juist. Mijn gedachten gingen in die richting. Maar ik had
geen houvast. Het ging u uitstekend af, als ik dat zeggen mag,
meneer Cade. U hebt niet overdreven nonchalant gedaan.'
'Daar ben ik blij om,' zei Anthony. ik heb het gevoel dat u vanaf
onze eerste ontmoeting steeds maar valletjes voor mij hebt gezet.
Over het geheel genomen heb ik ze wel weten te vermijden, maar het
heeft me heel wat inspanning gekost.'
Battle glimlachte grimmig.
'Zo krijg je uiteindelijk een boef te pakken, meneer. Je moet hem
opjagen, geen moment rust gunnen. Vroeg of laat zinkt de moed hem
in de schoenen, en dan heb je hem.'
'U geeft de burger wel moed, Battle. Ik ben benieuwd wanneer u mij
te pakken krijgt.'
'Zo lang mogelijk de vrije teugel, meneer,' citeerde de
hoofdinspecteur, 'zo lang mogelijk de vrije teugel.'
'En intussen,' zei Anthony, 'ben ik nog steeds de
amateur-helper?'
'Zo is het, meneer Cade.'
Ik Watson en u Sherlock, niet?'
'Detectiveverhalen zijn meestal onzin,' zei Battle bedaard. 'Maar
zij amuseren de mensen,' voegde hij er achteraf nog aan toe. 'En ze
hebben soms hun nut.'
'Hoe dat zo?' vroeg Anthony nieuwsgierig.
'Zij laten de mensen in de waan dat de politie dom is. Wanneer wij
bijvoorbeeld met een amateuristische moord te maken krijgen, is dat
heel nuttig.'
Anthony keek hem enkele ogenblikken zwijgend aan. Battle bleef
doodstil zitten, knipperde nu en dan met zijn ogen, en zijn breed,
kalm gezicht had totaal geen uitdrukking. Even later stond hij op.
'Het heeft niet veel zin nu nog naar bed te gaan,' merkte hij op.
'Zodra de markies op is wil ik een paar woorden met hem spreken.
Iedereen die het huis wenst te verlaten, mag dat nu doen. Toch zou
ik meneer de markies zeer dankbaar zijn als hij zijn gasten op
informele wijze zou willen uitnodigen nog wat langer te blijven.
Die uitnodiging moet u maar aannemen, meneer, en mevrouw Revel
ook.'
'Hebt u ooit de revolver gevonden?' vroeg Anthony plotseling.
'U bedoelt het wapen waarmee prins Michael doodgeschoten is? Nee.
Toch moet de revolver nog in het huis of in het park zijn. Ik zal
een idee van u overnemen, meneer Cade, en een paar jongens achter
vogelnestjes aansturen. Als ik de revolver te pakken kon krijgen,
schoten wij misschien een beetje op. De revolver, en dat pakje
brieven. U zegt dat er een brief tussen zat waarboven "Chimneys"
stond? U kunt er zeker van zijn dat dat de laatste is die
geschreven werd. De instructies voor het vinden van de diamant
staan in code in die brief.'
'Wat is uw theorie over de moord op Giuseppe?' vroeg Anthony.
Ik zou zeggen dat hij een gewone dief was, en dat of koning Victor
of de Kameraden van de Rode Hand met hem in contact kwamen, en van
zijn diensten gebruik maakten. Het zou mij niet verwonderen als de
Kameraden en koning Victor onder een hoedje speelden. De
organisatie bezit volop geld en macht, maar ze hebben niet veel
mensen met hersens. Het was Giuseppes taak de memoires te stelen --
zij kunnen niet geweten hebben dat u de brieven had -- het is ook
een heel vreemde samenloop van omstandigheden dat u die had, tussen
twee haakjes.'
'Dat weet ik,' zei Anthony. 'Het is verbazingwekkend.'
'Giuseppe krijgt in plaats van de memoires de brieven te pakken.
Eerst is hij diep teleurgesteld. Dan ziet hij het knipsel uit dat
tijdschrift en het lumineuze idee komt bij hem op ze ten eigen bate
aan te wenden door de dame te chanteren. Hij heeft natuurlijk geen
flauw idee van hun ware betekenis. De Kameraden komen erachter wat
hij uitvoert, geloven dat hij hen opzettelijk bedriegt, en spreken
het doodvonnis over hem uit. Dat doen ze graag: verraders
terechtstellen. Daar zit iets schilderachtigs in, dat zij
aantrekkelijk schijnen te vinden. Wat mij niet helemaal duidelijk
is, dat is die revolver met "Virginia" erin gegraveerd. Dat is te
spitsvondig voor de Kameraden. Gewoonlijk laten zij maar al te
graag hun teken van de Rode Hand achter -- om andere eventuele
verraders schrik in te boezemen. Nee, het komt mij voor dat koning
Victor daarin de hand heeft gehad. Maar wat zijn motief was, weet
ik niet. Het lijkt op een weloverwogen poging om mevrouw Revel de
moord in de schoenen te schuiven, en oppervlakkig bezien schijnt
dat helemaal geen zin te hebben.'
ik had een theorie,' zei Anthony. 'Maar die klopte niet.'
Hij vertelde Battle dat Virginia Michael had herkend.
Battle knikte. 'O ja, er is geen twijfel aan zijn identiteit.
Tussen twee haakjes, die oude baron heeft een zeer hoge dunk van u.
Hij spreekt in de meest lovende bewoordingen over u.'
'Dat is erg vriendelijk van hem,' zei Anthony. 'Vooral daar ik hem
terdege gewaarschuwd heb dat ik mijn uiterste best zal doen de
vermiste memoires voor aanstaande woensdag weer in handen te
krijgen.'
'Dat zal u wel moeite kosten,' zei Battle.
'J-ja. Denkt u? Koning Victor en Co. zullen de brieven wel hebben,
denk ik.'
Battle knikte. 'Van Giuseppe gestolen die dag in Pont Street.
Aardig uitgedacht stukje werk was dat. Ja, ze hebben ze beslist, en
ze hebben ze gedecodeerd, en ze weten waar ze moeten zoeken.'
Beide mannen stonden op het punt de zaal te verlaten.
'Hier?' zei Anthony, met een achterwaartse hoofdbeweging.
'Precies, hier. Maar zij hebben de schat nog niet gevonden, en zij
zullen een aardig risico lopen wanneer zij het proberen.'
Ik veronderstel,' zei Anthony, 'dat u een plan in dat sluwe hoofd
van u hebt?'
Battle gaf daarop geen antwoord. Hij keek bijzonder onaandoenlijk
en dom. Daarop gaf hij zeer langzaam een knipoogje.
'Hebt u mijn hulp nodig?' vroeg Anthony.
'Ja. En die van iemand anders.'
'En wie is dat?'
'Mevrouw Revel. U hebt het misschien al opgemerkt, meneer Cade,
maar dat is een dame die iets bijzonder verleidelijks over zich
heeft.'
'Dat heb ik zeker gemerkt,' zei Anthony. Hij keek op zijn horloge,
ik ben het met u eens dat het geen zin meer heeft naar bed te gaan,
Battle. Een duik in de vijver en een stevig ontbijt zal ons meer
goed doen.'
Hij liep vlug naar boven, naar zijn slaapkamer. Terwijl hij een
deuntje floot, trok hij zijn avondkleding uit, en pakte een
kamerjas en een badhanddoek. Toen bleef hij plotseling stokstijf
staan voor de toilettafel, en staarde naar iets dat daar heel
onschuldig voor de spiegel lag.
Even kon hij zijn ogen niet geloven. Hij nam het op, en bekeek het
aandachtig. Ja, hij vergiste zich niet. Het was het pakje brieven
getekend met Virginia Revel. Er mankeerde er niet een.
Anthony liet zich in een stoel vallen met de brieven in zijn
hand.
'Nu snap ik er geen lor meer van,' mompelde hij. ik begrijp niet de
helft van wat er in dit huis gebeurt. Wie heeft die brieven op mijn
toilettafel gelegd, en waarom?'
En op al deze zeer dringende vragen kon hij geen bevredigend
antwoord vinden.