Hoofdstuk 21

Die morgen om tien uur zaten Lord Caterham en zijn dochter aan het ontbijt. Bundie had haar wenkbrauwen gefronst. 'Vader,' zei zij eindelijk.
Lord Caterham, die verdiept was in The Times, gaf geen antwoord.
'Vader,' zei Bundie wat luider.
Lord Caterham, gestoord bij het lezen van de berichten over ophanden zijnde veilingen van zeldzame boeken, keek verstrooid op. 'He?' zei hij. 'Zei je wat?'
'Ja. Wie heeft er al ontbeten?'
Zij wees op een plaats waar kennelijk al iemand gegeten had. De andere plaatsen waren nog niet bezet geweest.
'O, hoe heet hij ook al weer?'
'De dikke?'
Bundie en haar vader voelden elkaar goed genoeg aan om eikaars niet altijd even duidelijke grapjes te begrijpen.
'Precies.'
'Heb ik u vanmorgen voor het ontbijt met de rechercheur zien praten?'
Lord Caterham zuchtte. 'Ja, hij sprak mij aan in de hal. Ik vind eigenlijk dat de uren voor het ontbijt heilig zouden moeten zijn. Ik zal naar het buitenland moeten. Die zenuwslopende spanning...'
Bundie viel hem zonder plichtplegingen in de rede. 'Wat zei hij?'
'Hij zei dat iedereen die daar zin in had, kon verdwijnen.'
'Nou,' zei Bundie. 'Dat is dan in orde. Dat wou je toch?'
'Dat weet ik. Maar daar heeft hij het niet bij gelaten. Hij zei ook nog dat hij wilde dat ik iedereen vroeg nog wat langer te blijven.'
'Dat begrijp ik niet,' zei Bundie, terwijl zij haar neusje optrok.
'Het is allemaal erg verwarrend en tegenstrijdig,' klaagde Lord Caterham. 'En dat nog voor het ontbijt!'
'Wat heb je gezegd?'
'O, ik heb natuurlijk gezegd dat ik het zou doen. Het heeft toch geen zin met die mensen te gaan redetwisten. Vooral niet voor het ontbijt,' vervolgde Lord Caterham, terugkomend op zijn voornaamste grief.
'Wie heb je tot dusver gevraagd?'
'Cade. Die was vanmorgen heel vroeg op. Hij blijft hier. Daar heb ik niets tegen. Ik weet niet precies wat ik aan die kerel heb, maar ik mag hem wel -- ik mag hem heel graag.'
'Virginia ook,' zei Bundie.
'He?'
'En ik ook. Maar dat schijnt er niet op aan te komen.'
'En ik heb Isaacstein gevraagd,' vervolgde Lord Caterham.
'En?'
'Die moet gelukkig terug naar Londen. Vergeet niet de auto te bestellen voor de trein van 10 uur 50.'
'Goed.'
'Als ik nu Fish ook maar kan kwijtraken,' vervolgde Lord Caterham wat opgewekter.
ik dacht dat u het prettig vond met hem over die beschimmelde oude boeken van u te praten.'
'Dat doe ik ook, dat doe ik ook. Of liever dat deed ik ook. Maar het wordt zo eentonig als je merkt datje altijd zelf aan het woord bent. Fish is erg geinteresseerd, maar hij draagt nooit eens iets bij aan het gesprek.'
'Dat is beter dan dat je alsmaar luisteren moet,' zei Bundie. 'Zoals met George Lomax.'
Lord Caterham huiverde bij de herinnering.
'George is goed voor kamerdebatten,' zei Bundie. ik heb zelf voor hem geapplaudisseerd, hoewel ik natuurlijk de hele tijd weet dat hij onzin praat. En trouwens, ik ben socialist.'
'Dat weet ik, lieve kind, dat weet ik,' zei Lord Caterham haastig.
'Maak je maar niet ongerust,' zei Bundie. ik ben niet van plan de politiek in huis te brengen. Dat doet George wel -- hij houdt thuis ook redevoeringen. Dat moest bij de wet verboden wordend
'Precies,' zei Lord Caterham.
'Hoe zit het met Virginia?' vroeg Bundie. 'Moeten we haar ook vragen langer te blijven?'
'Battle zei, iedereen.'
'Heb je haar al gevraagd mijn stiefmama te worden?'
ik denk niet dat het nut zou hebben,' zei Lord Caterham droevig. 'Hoewel zij mij gisteravond wel lieverd genoemd heeft. Maar dat is het nu juist met die aantrekkelijke jonge vrouwen die een lief karakter hebben. Zij zeggen van alles, en zij menen er absoluut niets van.'
'Nee,' beaamde Bundie. 'Het zou er veel hoopvoller voor je uitzien als ze je een schoen naar het hoofd had gegooid, of geprobeerd had je te bijten.'
'Jullie moderne jonge mensen schijnen er zulke onplezierige ideeen op na te houden over de liefde,' zei Lord Caterham klagend.
'Dat komt door het lezen van De Sheik,' zei Bundie. 'Woestijnliefde. Smijt haar op de grond, enzovoort.'
'Wat is De Sheik? vroeg Lord Caterham naief, is dat een gedicht?'
Bundie keek hem vol medelijden aan. Toen stond zij op en kuste hem boven op zijn hoofd.
'Lieve ouwe paps,' merkte zei op, en verdween met een sprongetje door het raam naar buiten.
Lord Caterham verdiepte zich weer in de veilingzalen. Hij sprong op toen hij plotseling door meneer Hiram Fish werd aangesproken, die op zijn gewone geruisloze manier was binnengekomen.
'Goedemorgen, Lord Caterham.'
'O, goedemorgen,' zei Lord Caterham. 'Goedemorgen. Mooie dag vandaag.'
'Het is heerlijk weer,' zei meneer Fish.
Hij schonk zich een kop koffie in. Als vast voedsel nam hij een stukje droog geroosterd brood. 'Heb ik goed gehoord dat het embargo is opgeheven?' vroeg hij na een paar minuten. 'Dat wij allemaal vrij zijn om te vertrekken?'
'Ja - eh - ja,' zei Lord Caterham. 'Maar ik hoopte wel, ik bedoel, ik zou het prettig vinden -- ik zou het buitengewoon prettig vinden als u nog wat langer wilt blijven.'
'Och, Lord Caterham...'
'Het is helemaal geen prettig weekend geweest,' vervolgde Lord Caterham haastig. 'Het was heel jammer. Ik zal het u dan ook niet kwalijk nemen als u zo gauw mogelijk weg wilt.'
'U beoordeelt mij verkeerd, Lord Caterham. Er zijn pijnlijke herinneringen verbonden aan het weekend, dat zou niemand kunnen ontkennen. Maar het Engelse buitenleven, zoals dat geleid wordt in de landhuizen van de groten der aarde, heeft een enorme aantrekkingskracht voor mij. Het is iets dat wij absoluut niet kennen in Amerika. Ik zal uw vriendelijke uitnodiging heel graag aannemen en nog wat langer blijven.' -' * # ##... : ' *
'Nou,' zei Lord Caterham. 'Dat is dan afgesproken. Buitengewoon plezierig, beste kerel, buitengewoon plezierig.'
Terwijl hij zichzelf dwong vriendelijkheid voor te wenden, mompelde Lord Caterham iets over een onderhoud met zijn rentmeester en ontsnapte uit de kamer.
In de hal zag hij Virginia juist naar beneden komen. 'Zal ik u meenemen naar de ontbijtkamer?' vroeg Lord Caterham teder.
ik heb al in bed ontbeten, dank u. Ik had vanmorgen een ontzettende slaap.'
Zij geeuwde.
'Een slechte nacht gehad, misschien?'
'Nee, niet bepaald een slechte nacht. Uit een gezichtspunt bezien bepaald een heel goede nacht. O, Lord Caterham' -- zij liet haar hand door zijn arm glijden en drukte die tegen zich aan - 'ik geniet hier toch zo van. Het was schattig van u mij hier te vragen.'
'Dan blijft u nog wel wat langer, he? Battle heeft het - het embargo opgeheven, maar ik wil dolgraag dat u nog wat blijft. En Bundie ook.'
'Natuurlijk blijf ik nog wat. Het is lief van u mij te vragen.'
'Ach!' zei Lord Caterham. Hij zuchtte.
'Heeft u heimelijk verdriet?' vroeg Virginia. 'Heeft iemand u gebeten?'
'Dat is het nu juist,' zei Lord Caterham droevig.
Virginia keek alsof zij er niets van begreep.
'U hebt zeker niet toevallig zin mij een schoen naar mijn hoofd te gooien? Nee? Ik zie wel dat het niet zo is. Och, het komt er ook niet op aan.'
Droevig drentelde Lord Caterham weg, en Virginia ging door een zijdeur de tuin in. Ze voelde zich nog een beetje katterig na de half doorwaakte nacht en ze bleef daar een ogenblik staan om de koele oktoberlucht in te ademen.
Zij schrok een beetje toen zij plotseling hoofdinspecteur Battle naast zich zag staan. De man dook op de meest onverwachte momenten op.
'Goedemorgen, mevrouw Revel. Niet te vermoeid, hoop ik?'
Virginia schudde haar hoofd. 'Het was een zeer opwindende nacht,' zei zij. 'Daar wil ik best een beetje slaap voor missen. Het enige nadeel is, dat het vandaag een tikje saai lijkt.'
'Er is daar een mooi schaduwrijk plekje onder die ceder,' merkte de hoofdinspecteur op. 'Zal ik daar een stoel voor u heenbrengen?'
'Als u vindt dat dat het beste is wat ik kan doen,' zei Virginia ernstig.
'U bent erg vlug van begrip, mevrouw Revel. Ja, het is volkomen waar, ik wil inderdaad een woordje met u spreken.'
Hij pakte een rieten ligstoel op en droeg die het grasveld over. Virginia volgde hem met een kussen onder de arm. 'Erg gevaarlijk plekje, dat terras,' merkte de rechercheur op. 'Dat wil zeggen, als je een gesprek onder vier ogen wilt hebben.'
'U maakt me reuze nieuwsgierig, hoofdinspecteur Battle.'
'Och, het is niets belangrijks.' Hij haalde een groot horloge te voorschijn en keek er op. 'Halfelf. Ik vertrek over tien minuten naar Wyvern Abbey om meneer Lomax rapport uit te brengen. Tijd genoeg. Ik wilde alleen maar weten of u mij iets meer zou kunnen vertellen over meneer Cade.'
'Over meneer Cade?' Virginia schrok.
'Ja, waar u hem voor het eerst hebt ontmoet, en hoe lang u hem kent, enzovoort.'
Battles manier van doen was heel genoeglijk en gemoedelijk. Hij keek haar zelfs niet aan; het gaf haar een vaag gevoel van ongerustheid.
'Het is moeilijker dan u denkt,' zei zij eindelijk. 'Hij heeft mij eens een grote dienst bewezen...'
Battle viel haar in de rede. 'Voor u verder gaat, mevrouw Revel, zou ik graag nog iets zeggen. Vannacht, nadat u en meneer Eversleigh naar bed waren gegaan, heeft meneer Cade mij alles verteld over de brieven en over de man die in uw huis vermoord is.'
'Echt waar?' bracht Virginia met moeite uit.
'Ja, en dat was heel verstandig van hem ook. Dat ruimt een heleboel misverstanden uit de weg. Er is maar een ding dat hij mij niet heeft verteld - hoe lang hij u al kent. Nu heb ik daar zo mijn eigen ideeen over. Zegt u mij maar of ik het goed heb of niet. Ik denk dat u hem op de dag dat hij naar uw huis in Pont Street kwam voor de eerste keer gezien hebt. Aha! Ik zie dat ik gelijk heb. Het is zo.'
Virginia zei niets. Voor de eerste maal was zij bang voor deze onverstoorbare man met het onaandoenlijke gezicht. Zij begreep wat Anthony had bedoeld toen hij zei dat hoofdinspecteur Battle lang niet dom was.
'Heeft hij u ooit iets verteld over zijn leven?' vervolgde de politieman. 'Voor hij in Zuid-Afrika was, bedoel ik. Canada? Of
daarvoor, de Soedan? Of over zijn jongensjaren?'
Virginia schudde alleen maar het hoofd.
'En toch zou ik durven wedden dat hij wel iets zou kunnen vertellen dat de moeite waard is. Op zijn gezicht staat duidelijk te lezen dat hij een leven van gevaar en avontuur heeft geleid. Hij zou u een paar interessante verhalen kunnen vertellen als hij wilde.'
'Als u iets over zijn verleden wilt weten, waarom telegrafeert u dan niet naar die vriend van hem in Zuid-Afrika, James McGrath?' vroeg Virginia.
'O, dat hebben wij al gedaan. Maar die schijnt ergens in het binnenland te zitten. Toch is er geen twijfel aan dat meneer Cade in Bulawayo was toen hij zei dat hij daar was. Maar ik vraag mij af wat hij gedaan heeft voor hij naar Zuid-Afrika is gegaan. Dat baantje bij Castle had hij nog maar een maand.' Hij haaide weer zijn horloge te voorschijn, ik moet weg. De auto zal wel staan wachten.'
Virginia zag hem naar het huis teruglopen. Maar zij kwam niet uit haar stoel. Zij hoopte dat Anthony zou verschijnen en bij haar zou komen zitten. In plaats daarvan kwam Bill Eversleigh, met een geweldige geeuw.
'Goddank dat ik eindelijk even met je praten kan, Virginia,' klaagde hij.
'Nou, je moet wel heel zachtjes praten, lieve Bill, of ik barst in tranen uit.'
'Heeft iemand je een grote mond gegeven?'
'Dat niet bepaald. Er is wel iemand in mijn geest binnengedrongen en heeft die binnenstebuiten gekeerd. Ik heb een gevoel of er een olifant op me heeft staan dansen.'
'Battle toch niet?'
'Ja, Battle. Hij is eigenlijk een vreselijke man.'
'Nou, trekje van Battle maar niets aan. Luister eens, Virginia, ik houd zo dolveel van je...'
'Vanmorgen niet, Bill. Ik ben niet sterk genoeg. Trouwens, ik heb je altijd verteld dat men in de betere kringen geen huwelijksaanzoeken doet voor de lunch.'
'Goeie hemel,' zei Bill, 'ik zou jou een aanzoek kunnen doen voor het ontbijt.'
'Virginia huiverde. 'Bill, wees nu eens een ogenblik verstandig en intelligent. Ik wil je om raad vragen.'
'Als je nu maar eens de knoop doorhakte, en zei dat je met mij
trouwen wilde, dan zou je je stukken beter voelen, dat weet ik zeker. Gelukkiger, weet je, en rustiger.'
'Luister nu eens naar mij, Bill. Mij ten huwelijk vragen is gewoon een idee-fixe van jou. Alle mannen vragen een vrouw met hen te trouwen als zij zich vervelen en niets beters weten te zeggen. Denk aan mijn leeftijd en het feit dat ik weduwe ben en ga een fris jong meisje het hof maken.'
'Mijn liefste Virginia... O, vervloekt, daar komt die idioot van een Fransman op ons af.'
Het was inderdaad monsieur Lemoine met zijn zwarte baardje, even correct in zijn optreden als altijd.
'Goedemorgen, madame. U bent toch niet vermoeid, hoop ik?'
in het minst niet.'
'Uitstekend. Goedemorgen, meneer Eversleigh.'
'Wat denkt u ervan, als wij drieen eens een eindje gingen wandelen?' stelde de Fransman voor.
'Wat denk je ervan, Bill?' zei Virginia.
'O, vooruit dan maar,' zei hij wat onwillig. Hij hees zich overeind en met zijn drieen liepen zij langzaam voort, Virginia tussen de beide mannen in. Zij was zich onmiddellijk bewust van een vreemde verborgen opwinding bij de Fransman, hoewel zij er geen idee van had waardoor die veroorzaakt werd.
Maar met haar gewone bedrevenheid stelde zij hem al gauw op zijn gemak, vroeg wat, luisterde naar zijn antwoorden, en wist hem langzamerhand aan het praten te krijgen. Weldra vertelde hij hun anekdotes van de beroemde koning Victor. Hij vertelde vlot, zij het met een zekere bitterheid, over de verschillende manieren waarop Victor de politie te slim af was geweest.
Maar al die tijd, hoewel Lemoine helemaal in zijn eigen verhaal opging, had Virginia het gevoel dat hij een ander doel op het oog had. Bovendien was zij van oordeel dat Lemoine onder dekking van zijn verhaal welbewust een bepaalde weg door het park koos. Zij liepen niet zomaar wat te slenteren. Hij leidde hen welbewust in een bepaalde richting.
Plotseling hield hij op met zijn verhaal en keek om zich heen. Zij stonden juist op een punt waar de oprijlaan door het park liep, vlak voordat hij een scherpe bocht maakte bij een groepje bomen. Lemoine stond te kijken naar een voertuig dat hen naderde uit de richting van het huis.
Virginia's ogen volgden de zijne. 'Dat is de bestelwagen,' zei zij, 'die Isaacsteins bagage en zijn bediende naar het station brengt.'
'O, ja?' zei Lemoine. Hij keek op zijn horloge en schrok. 'Duizendmaal vergiffenis. Dan ben ik hier langer gebleven dan ik van plan was - dat heb je met zo'n charmant gezelschap. Denkt u dat ik een lift zou kunnen krijgen naar het dorp?'
Hij ging op de oprijlaan staan, en maakte een gebaar met zijn arm. De bestelwagen stopte, en na een paar verklarende woorden klom Lemoine achterin. Hij nam beleefd zijn hoed af voor Virginia en daar ging hij. Ze bleven de wagen staan nakijken met een uitdrukking van verwarring op hun gezicht. Juist toen de wagen de bocht omging, viel er een koffer uit op de oprijlaan. De wagen reed door.
'Kom mee,' zei Virginia tegen Bill. 'Nu krijgen wij iets interessants te zien. Die koffer is uit de wagen gegooid.'
'Niemand heeft er iets van gemerkt,' zei Bill.
Zij liepen vlug de oprijlaan af naar de gevallen koffer toe. Juist toen zij die bereikten kwam Lemoine te voet de bocht om. Hij was verhit van het vlugge lopen, ik moest uitstappen,' zei hij opgewekt. ik ontdekte dat ik iets vergeten had.'
'Dit?' vroeg Bill, en wees op de koffer.
Het was een mooie koffer van varkensleer, met de initialen H.I. erop.
'Tjonge jonge!' zei Lemoine zacht. 'Die moet eruit gevallen zijn. Zullen wij hem van de weg halen?' Zonder op antwoord te wachten, pakte hij de koffer beet en droeg hem naar het groepje bomen. Hij bukte zich eroverheen, er flitste iets in zijn hand, en het slot sprong open. Hij zei, en nu klonk zijn stem heel anders, vlug en bevelend: 'De auto zal in een ogenblik hier zijn. Is hij al in zicht?'
Virginia keek om naar het huis. 'Nee.'
'Mooi zo.'
Snel gooide hij de spullen uit de koffer. Een fles met gouden dop, zijden pyjama's, een hele reeks sokken. Plotseling verstijfde zijn hele gestalte. Hij pakte iets op dat een bundeltje zijden ondergoed scheen te zijn, en rolde het vlug uit elkaar. Bill uitte een zachte kreet. Midden in het bundeltje lag een zware revolver.
ik hoor de claxon,' zei Virginia.
Bliksemsnel pakte Lemoine de koffer weer in. De revolver wikkelde hij in zijn eigen zakdoek en stak die in zijn zak. Hij knipte de sloten van de koffer dicht en wendde zich vlug tot Bill.
'Pak hem op. Madame blijft bij u. Houd de auto aan, en leg uit dat die koffer uit de bestelwagen is gevallen. Hou mij er buiten.'
Bill liep vlug de oprijlaan op, juist toen de grote Lanchester limousine met Isaacstein erin de bocht om kwam. De chauffeur minderde vaart en Bill gaf hem de koffer aan.
'Uit de bestelwagen gevallen,' legde hij uit. 'Wij hebben het toevallig gezien.' Vluchtig zag hij een verschrikt geel gezicht toen de financier hem aanstaarde, en toen reed de auto weer snel door.
Zij gingen terug naar Lemoine. Hij stond met de revolver in zijn hand, een blik van zelfvoldaanheid op zijn gezicht. 'Dat was een gok,' zei hij. 'En niet zo'n kleine. Maar het is gelukt.'