Hoofdstuk 11
Lord Caterham was zo bang dat George hem zou raadplegen dat hij
de hele morgen doorbracht met een inspectietocht over zijn
landgoed. De honger dreef hem tenslotte naar huis. Hij dacht dat
het ergste nu wel achter de rug zou zijn.
Hij sloop stiekem het huis binnen door een klein zijdeurtje.
Vandaar glipte hij handig zijn heiligdom binnen. Hij vleide zich
met de hoop dat zijn komst onopgemerkt was gebleven, maar daar
vergiste hij zich in. Niets ontging de waakzame Tredwell. Hij
verscheen in de deuropening.
'Neemt u mij niet kwalijk, mylord...'
'Wat is er, Tredwell?'
'Meneer Lomax, mylord, wil u graag spreken in de bibliotheek zodra
u terug bent.' Op deze delicate wijze drukte Tredwell uit dat Lord
Caterham pas teruggekeerd zou zijn als hij het zelf zei.
Lord Caterham zuchtte, en stond toen op. 'Het zal toch vroeg of
laat moeten gebeuren. In de bibliotheek, zegje?'
'Jawel, mylord.'
Lord Caterham zuchtte nog eens en liep toen door de grote ruimten
van zijn voorvaderlijke tehuis, en kwam bij de bibliotheek. De deur
was op slot. Toen hij aan de deurknop rammelde, werd van binnen de
sleutel omgedraaid, de deur ging een eindje open, en het gezicht
van George Lomax gluurde wantrouwig naar buiten.
Zijn gezicht veranderde van uitdrukking toen hij zag wie het
was.
'Aha, Caterham, kom binnen. Wij vroegen ons juist af waar je
gebleven was.'
Met een verontschuldigend gemompel over werk op het landgoed en
reparaties voor pachters, glipte Lord Caterham naar bin
nen. Er zaten nog twee mannen in de kamer. De een was kolonel
Melrose, commissaris van politie. De ander was een
breedgeschouderde man met een merkwaardig uitdrukkingloos
gezicht.
'Hoofdinspecteur Battle is een half uur geleden aangekomen,' legde
George uit. 'Hij heeft alles bekeken met inspecteur Badgworthy, en
heeft dokter Cartwright gesproken. Nu wil hij het een en ander van
ons te weten komen.'
Zij gingen allemaal zitten, nadat Lord Caterham Melrose had begroet
en hoofdinspecteur Battle de hand had geschud.
'Ik hoef je nauwelijks te vertellen, Battle,' zei George, 'dat dit
een zaak is die van ons de uiterste discretie vereist.'
De hoofdinspecteur knikte op een nonchalante manier, die Lord
Caterham wel aanstond. 'Dat komt wel in orde, meneer Lomax. Maar u
moet niets voor ons verborgen houden. Ik begrijp dat de dode man
graaf Stanislaus genoemd werd -- dat dat tenminste de naam was
waaronder men hem hier in huis kende. Was dat zijn ware naam?'
'Nee.'
'Wat was zijn ware naam?'
'Prins Michael van Herzoslowakije.'
Battles ogen gingen iets wijder open, verder liet hij niets
blijken. 'En wat, als ik vragen mag, was het doel van zijn bezoek
hier? Was hij hier voor zijn genoegen?'
'Het had nog een ander doel, Battle. Ik vertel je dit alles onder
de striktste geheimhouding, natuurlijk.'
'Zeker, zeker, meneer Lomax.'
'Kolonel Melrose?'
'Natuurlijk.'
'Welnu, prins Michael was hier met het vooropgezette doel de heer
Herman Isaacstein te ontmoeten. Er zou op zekere voorwaarden een
lening worden gesloten.'
'En die waren?'
'De juiste details ken ik niet. Die waren dan ook nog niet
geregeld. Maar ingeval hij de troon mocht bestijgen beloofde prins
Michael bepaalde olieconcessies te verlenen aan die maatschappijen
waarin de heer Isaacstein is geinteresseerd. De Britse regering was
bereid prins Michaels aanspraken op de troon te steunen gezien zijn
uitgesproken pro-Britse sympathieen.'
'Nou,' zei hoofdinspecteur Battle, 'verder dan dat zal ik er niet
op in hoeven gaan, denk ik. Prins Michael had het geld nodig,
meneer Isaacstein de olie, en de Britse regering was bereid het
voogdijschap op zich te nemen. Nog een vraag. Zat er nog iemand
anders achter die concessies aan?'
ik geloof dat een groep Amerikaanse financiers Zijne Hoogheid een
aanbod had gedaan.'
'En ze hebben nul op het rekest gekregen, niet?'
Maar George liet zich niet uithoren.
'Prins Michaels sympathieen waren uitgesproken pro-Brits.'
Hoofdinspecteur Battle drong niet verder aan.
'Lord Caterham, naar ik gehoord heb is gisteren het volgende
gebeurd. U hebt prins Michael in Londen ontmoet en u bent samen
hierheen gereisd. De prins werd vergezeld door zijn kamerdienaar,
een Herzoslowaak die Boris Anchoukoff heet, maar zijn adjudant,
kapitein Andrassy, is in Londen gebleven. Toen de prins aankwam,
verklaarde hij dat hij zeer vermoeid was, en trok zich terug in de
voor hem bestemde vertrekken. Het diner is hem daar geserveerd, en
hij heeft de andere leden van het weekendgezelschap niet ontmoet.
Is dat juist?'
'Volkomen juist.'
'Vanmorgen om ongeveer kwart voor acht heeft een dienstmeisje het
lijk ontdekt. Dokter Cartwright heeft de dode onderzocht, en zijn
bevinding was dat de dood was veroorzaakt door een kogel, afgevuurd
uit een revolver. Er is geen revolver gevonden, en niemand in huis
schijnt het schot te hebben gehoord. Het horloge van de dode was
evenwel door de val ingedrukt en stond stil op precies kwart voor
twaalf, wat zou betekenen dat de moord op dat tijdstip is gepleegd.
Hoe laat bent u gisteravond naar bed gegaan?'
'Wij waren vroeg. Hoe het kwam weet ik niet, maar er was geen
stemming, als u weet wat ik bedoel. Wij zijn zo ongeveer om half
elf naar boven gegaan, zou ik zeggen.'
'Dank u. Nu zou ik willen vragen, Lord Caterham, mij een
beschrijving te geven van alle mensen die op het kasteel
logeren.'
'Maar neemt u mij niet kwalijk, ik dacht dat de kerel die het
gedaan heeft, van buiten kwam?'
Hoofdinspecteur Battle glimlachte.
'Waarschijnlijk wel, waarschijnlijk wel. Maar toch moet ik weten
wie er in huis waren. Dat is zo de gewone gang van zaken, weet
u.'
'Nou, prins Michael en zijn kamerdienaar, en meneer Herman
Isaacstein. Daar weet u al alles van. Dan meneer Eversleigh...'
'Hij werkt op mijn afdeling, zei George minzaam.
'En was hij op de hoogte van de ware reden van prins Michaels
aanwezigheid hier?'
'Nee, dat zou ik niet zeggen,' antwoordde George gewichtig.
'Ongetwijfeld besefte hij wel dat er iets aan de hand was, maar ik
achtte het niet nodig hem mijn volledige vertrouwen te
schenken.'
'O juist. Wilt u verder gaan, Lord Caterham?'
'Laat eens kijken, dan was er nog meneer Hiram Fish.'
'En wie is meneer Hiram Fish?'
'Meneer Fish is een Amerikaan. Hij heeft een introductiebrief
meegebracht van de heer Lucius Gott -- u hebt toch wel eens van
Lucius Gott gehoord?'
Hoofdinspecteur Battle knikte glimlachend. Wie had er nu niet
gehoord van Lucius Gott, de multimiljonair?
'Hij wilde bijzonder graag mijn eerste uitgaven zien. De collectie
van de heer Gott is natuurlijk zonder weerga, maar ik heb zelf ook
enige zeer waardevolle exemplaren. Die meneer Fish is werkelijk een
enthousiaste verzamelaar. Meneer Lomax had voorgesteld dat ik dit
weekend nog een paar andere mensen hier zou vragen, om de zaak een
natuurlijker aanzien te geven en daarom vroeg ik onder andere
meneer Fish. Dat is alles wat de mannen betreft. De enige
vrouwelijke gast is mevrouw Revel, en ik neem aan dat zij een
kamenier heeft meegebracht of zoiets. Dan is mijn dochter er
natuurlijk nog en de kinderen met hun gouvernantes en
kinderjuffrouwen, en al de bedienden.'
Lord Caterham zweeg even om op adem te komen.
'Dank u,' zei de rechercheur. 'Zuiver routine, maar het is nu
eenmaal nodig.'
'Er is zeker geen twijfel aan,' vroeg George op gewichtige toon,
'dat de moordenaar door de tuindeur is binnengekomen?'
Battle wachtte enkele ogenblikken, en antwoordde toen langzaam: 'Er
waren voetstappen die naar de deur leidden, en voetstappen van de
deur af. Gisteravond om elf uur veertig heeft er een auto buiten
het park geparkeerd gestaan. Om twaalf uur kwam een jongeman per
auto bij "De vrolijke cricketers" aan, en besprak een kamer. Hij
zette zijn schoenen buiten de deur om ze te laten poetsen -- zij
waren erg nat en bemodderd, alsof hij door het lange gras in het
park had gelopen.'
George boog zich hevig geinteresseerd naar voren.
'Zouden de schoenen niet met de voetafdrukken vergeleken kunnen
worden?'
'Dat is al gebeurd,' zei hoofdinspecteur Battle bedaard.
'En?'
'Zij komen er precies mee overeen.'
'Dan is de zaak rond,' riep George, 'dan hebben wij de moordenaar.
Die jongeman - hoe heet hij, tussen haakjes?'
in het hotelletje heeft hij de naam Anthony Cade opgegeven.'
'Dan moet die Anthony Cade direct worden opgespoord en
gearresteerd.'
'Wij zullen hem niet hoeven op te sporen,' zei hoofdinspecteur
Battle.
'Waarom niet?'
'Omdat hij nog hier is.'
'Wat?'
'Merkwaardig, he?'
Kolonel Melrose keek hem scherp aan. 'Wat heb je op je hart,
Battle? Kom er eens mee voor de dag.'
ik zeg alleen maar dat het merkwaardig is, dat is alles. Hier
hebben wij nu een jongeman, die er eigenlijk vandoor behoort te
gaan. Maar dat doet hij niet. Hij blijft hier, en geeft ons alle
kans de voetafdrukken te vergelijken.'
'Wat denk jij dan?'
ik weet niet wat ik denken moet. Het is allemaal nogal
verwarrend.'
'Denk je dan...' begon kolonel Melrose, maar hij hield op met
spreken toen er discreet op de deur werd geklopt.
George stond op en liep erheen. Tredwell, die in stilte leed, omdat
het eigenlijk beneden zijn waardigheid was om op deuren te kloppen,
stond op de drempel, en richtte zich tot zijn meester.
'Neemt u mij niet kwalijk, mylord, maar er is een heer die u
dringend wil spreken over een belangrijke zaak in verband met het
drama dat zich vanmorgen heeft afgespeeld, heb ik begrepen.'
'Hoe heet hij?' vroeg Battle bruusk.
'Hij heet Anthony Cade, meneer, maar hij zei dat dat wel niemand
iets zeggen zou.'
Het scheen de vier aanwezigen wel iets te zeggen te hebben. Zij
schoten allemaal overeind, de een nog verbaasder dan de ander.
Lord Caterham begon te grinniken.
'Nu begin ik er echt plezier in te krijgen. Laat hem binnen,
Tredwell, laat hem dadelijk binnen.'