Hoofdstuk 6

Het was precies vijf minuten voor vier toen Virginia Revel, tot punctualiteit gedreven door een gezonde nieuwsgierigheid, naar het huis in de Pont Street terugkeerde. Zij opende de deur met haar huissleutel, en stapte de hal binnen, waar ze onmiddellijk de onverstoorbare Chilvers tegenover zich zag.
'Neemt u mij niet kwalijk, mevrouw, maar er is een -- eh -- persoon om u te spreken...'
Voor het ogenblik schonk Virginia geen aandacht aan de subtiele wijze van uitdrukken waarachter Chilvers zijn bedoeling verhulde.
'Meneer Lomax? Waar is hij? In de salon?'
'O nee, mevrouw, niet meneer Lomax.' Chilvers' toon klonk enigszins verwijtend. 'Een persoon -- ik voelde er niet veel voor hem binnen te laten, maar hij zei dat het om iets heel belangrijks ging - het had te maken met wijlen de kapitein, heb ik begrepen. Ik dacht dat u hem dan wel te woord zou willen staan en ik heb hem in de -- eh -- studeerkamer gelaten.'
Virginia bleef even staan om na te denken. Zij was nu al enkele jaren weduwe. Het feit dat zij maar zelden over haar man sprak, gaf een aantal mensen de indruk dat zij achter haar luchthartige houding haar verdriet verborg. Anderen dachten precies het tegengestelde, namelijk dat Virginia nooit echt van Tim Revel had gehouden, en dat zij het onoprecht vond verdriet voor te wenden dat zij niet voelde.
'Ik had erbij moeten zeggen, mevrouw,'vervolgde Chilvers, 'dat de man een soort buitenlander schijnt te zijn.'
Virginia's belangstelling nam enigszins toe. Haar man was bij de diplomatieke dienst geweest, en zij waren samen in Herzoslowakije geweest vlak voor de sensationele moord op de koning en de koningin. Deze man zou heel goed een Herzoslowaak kunnen zijn, een oude bediende, die aan lager wal was geraakt.
'Dat is goed, Chilvers,' zei zij met een vlug, goedkeurend knikje. 'Waar zei je dat je hem heengebracht had? Naar de studeerkamer?'
Zij liep de hal door met haar lichte, veerkrachtige tred en opende de deur van de kleine kamer naast de eetkamer.
De bezoeker zat in een stoel bij de haard. Toen zij binnenkwam stond hij op en keek haar aan. Virginia had een uitstekend geheugen wat gezichten betreft, en zij was er meteen volkomen zeker van dat zij de man nog nooit eerder had gezien. Hij was lang en donker, had een lenige gestalte, en was onmiskenbaar een buitenlander; maar zij dacht niet dat hij van Slavische oorsprong was. Zij hield hem voor een Italiaan, of misschien een Spanjaard.
'U wilt mij spreken?' vroeg zij. 'Ik ben mevrouw Revel.'
De man gaf niet meteen antwoord. Hij nam haar langzaam op, alsof hij haar taxeerde. Er was een nauw verholen onbeschaamdheid in zijn optreden, die zij al heel gauw aanvoelde.
'Wilt u alstublieft zeggen waarvoor u komt?' zei zij met een zweem van ongeduld.
'U bent mevrouw Revel? Mevrouw Timothy Revel?'
'Ja. Dat heb ik zoeven toch al gezegd?'
'Juist. Het is goed dat u erin toegestemd hebt mij te woord te staan, mevrouw Revel. Anders, zoals ik uw butler al verteld heb, zou ik de zaak met uw man hebben moeten behandelen.'
Virginia keek hem verbaasd aan, maar zij kreeg een ingeving en smoorde het scherpe antwoord, dat zij wilde geven, in de kiem. Zij bepaalde zich ertoe droogjes op te merken: 'Dat zou u waarschijnlijk wel enige moeite kosten.'
'Dat denk ik niet. Ik ben zeer volhardend. Maar ik zal terzake komen. Misschien herkent u dit wel?'
Hij zwaaide met iets dat hij in zijn hand had. Virginia keek er zonder veel belangstelling naar.
'Kunt u mij zeggen wat dit is, madame?'
'Het schijnt een brief te zijn,' antwoordde Virginia, die er nu van overtuigd was dat zij met iemand te doen had die geestelijk gestoord was.
'En misschien ziet u ook aan wie hij geadresseerd is,' zei de man veelbetekenend, terwijl hij haar de brief voorhield.
'Ik kan lezen,' deelde Virginia hem op vriendelijke toon mee. 'Hij is geadresseerd aan een zekere kapitein O'Neill, Rue de Que-nelles no. 15, Parijs.'
De man scheen iets in haar gelaatsuitdrukking te zoeken dat hij er niet in vond. 'Wilt u hem alstublieft lezen?'
Virginia nam de envelop van hem aan, haalde de brief eruit en bekeek die, maar bijna onmiddellijk verstijfde zij en reikte de brief weer aan hem over.
'Dit is een vertrouwelijke brief -- die zeker niet voor mijn ogen bestemd is.'
De man lachte smalend. 'Mevrouw Revel, ik maak u mijn complimenten, u bent een uitstekende actrice. U speelt uw rol volslagen natuurlijk. Maar u zult niet kunnen ontkennen dat uw handtekening er onder staat.'
'Mijn handtekening?'
Virginia draaide de brief om -- en was met stomheid geslagen. De handtekening, geschreven in een fijn schuinschrift, luidde: Virginia Revel. Terwijl zij de uitroep van verbazing die zij wilde slaken, inhield, ging zij weer terug naar het begin van de brief, en las hem van het begin tot het eind door. Toen bleef zij even in gedachten verdiept staan. De aard van de brief maakte het volkomen duidelijk wat er komen ging.
'Wel, madame?' zei de man. 'Zo heet u toch, nietwaar?'
'O, ja,' zei Virginia, 'dat is mijn naam.' Maar niet mijn handschrift, had zij eraan kunnen toevoegen. In plaats daarvan keek zij haar bezoeker met een betoverende glimlach aan. 'Als wij er eens bij gingen zitten om de zaak te bespreken,' zei zij heel liefjes.
Hij begreep het niet helemaal. Hij had niet verwacht dat zij zich zo gedragen zou. Zijn instinct zei hem dat zij niet bang voor hem was.
'In de eerste plaats zou ik graag willen weten hoe u mij gevonden hebt?'
'Dat was gemakkelijk.' Uit zijn zak haalde hij een uit een geillustreerd tijdschrift gescheurde bladzijde, en gaf haar die. Anthony Cade zou hem wel herkend hebben.
Zij gaf hem het blad weer terug, terwijl zij peinzend de wenkbrauwen fronste.
'O, juist,' zei zij. 'Dat was al heel gemakkelijk.'
'U begrijpt natuurlijk wel, mevrouw Revel, dat dit niet de enige brief is. Er zijn er meer.'
'Gunst,' zei Virginia, 'ik schijn wel ontzettend indiscreet te zijn geweest.'
Opnieuw kon zij zien dat haar luchthartige toon hem in de war bracht. Nu begon zij er echt plezier in te krijgen. 'Het is in ieder geval heel aardig van u,' zei zij, terwijl zij hem vriendelijk toelachte, 'dat u even bent langsgekomen om ze mij terug te geven.'
Even zwegen zij beiden, terwijl hij zijn keel schraapte.
'Ik ben een arme man, mevrouw Revel,' zei hij tenslotte op veelbetekenende toon.
'Dan zal het u ongetwijfeld gemakkelijker vallen het Koninkrijk der Hemelen binnen te gaan -- dat heb ik tenminste altijd gehoord.'
'Ik kan mij niet veroorloven u die brieven voor niets te geven.'
'Dat moet een misverstand zijn. Die brieven zijn het eigendom van de persoon die ze geschreven heeft.'
'Dat mag dan de wet zijn, madame, maar er bestaat een gezegde dat luidt: "Hebben is hebben, en krijgen is de kunst." En zou u ertoe over willen gaan de hulp van de wet in te roepen?'
'De wet legt strenge straffen op aan mensen die chantage plegen,' bracht Virginia hem in herinnering.
'Kom nou, mevrouw Revel, ik ben ook niet gek. Ik heb die brieven gelezen -- de brieven van een vrouw aan haar minnaar, die allemaal spreken van haar angst dat haar man erachter zal komen. Wilt u dan dat ik ermee naar uw man ga?'
'U hebt een mogelijkheid over het hoofd gezien. Die brieven zijn enkele jaren geleden geschreven. Veronderstel nu eens dat ik sindsdien -- weduwe ben geworden.'
Vol zelfvertrouwen schudde hij het hoofd. 'In dat geval -- als u niets te vrezen had -- zou u hier niet zitten om met mij tot een vergelijk te komen.'
Virginia glimlachte. 'Wat is uw prijs?' vroeg zij op zakelijke toon.
'Voor duizend pond kunt u ze allemaal terugkrijgen. Ik vraag u er heel weinig voor, maar ziet u, de zaak staat mij een beetje tegen.'
'Ik denk er niet over u duizend pond te betalen,' zei Virginia beslist.
'Mevrouw, marchanderen doe ik niet. U geeft mij duizend pond, en ik overhandig u het pakje brieven.'
Virginia dacht na. 'U moet mij wat tijd geven om na te denken. Het zal mij niet gemakkelijk vallen zo'n som bij elkaar te krijgen.'
'Misschien kunt u mij alvast een paar pond geven - zeg, vijftig -dan kom ik wel weer terug.'
Virginia keek op de klok. Het was vijf over vier, en zij had het idee dat zij de bel gehoord had. 'Vooruit dan maar,' zei zij gehaast. 'Kom morgen terug, maar dan wat later. Omstreeks zes uur.'
Zij liep de kamer door naar een bureau dat tegen de muur stond, opende een van de laden, en nam er een slordige handvol bankbiljetten uit. 'Hier hebt u ongeveer veertig pond. Daarmee moet u maar tevreden zijn.'
Hij griste ze gretig weg.
'En gaat u nu alstublieft direct weg,' zei Virginia.
Heel gedwee verliet hij de kamer. Door de open deur zag Virginia een ogenblik George Lomax in de hal; hij werd net naar de trap geleid door Chilvers. Toen de voordeur dichtviel, riep Virginia hem toe: 'Kom maar hierheen, George. Chilvers, wil je de thee hier brengen, alsjeblieft?'
Ze gooide beide ramen wijd open, en toen George Lomax de kamer binnenkwam zag hij haar rechtop staan met tintelende ogen en verwaaide haren.
'Ik doe ze dadelijk wel dicht, George, maar ik voelde dat de kamer wat frisse lucht nodig had. Ben je over de chanteur gestruikeld in de hal?'
'Over de wat?'
'De chanteur, George. C-h-a-n-t-e-u-r. Chanteur. Iemand die chanteert.'
'Maar beste Virginia, dat meen je toch niet?'
'Ja zeker wel, George.'
'Maar wie kwam hij hier dan chanteren?'
'Mij, George.'
'Maar, lieve Virginia, wat heb je dan uitgespookt?'
'Nou, deze keer toevallig niets. De brave man hield mij voor iemand anders.'
'Je hebt toch zeker de politie opgebeld?'
'Nee. Jij vindt zeker dat ik dat had moeten doen?'
'Nou...' George trok een gewichtig gezicht en dacht na. 'Nee, nee, misschien niet -- misschien is het wel verstandig datje dat niet hebt gedaan. Misschien was je wel op een onaangename manier in
de publiciteit gekomen. Je had misschien wel voor de rechter moeten verschijnen.'
'Dat zou ik wel leuk hebben gevonden,' zei Virginia. 'Ik zou het prachtig vinden te worden gedagvaard, en ik zou graag eens zien of rechters werkelijk al die flauwe grappen maken waarvan je leest. Dat zou geweldig opwindend zijn. Ik ben laatst op het politiebureau in Vine Street geweest in verband met een diamanten armband die ik kwijt was en er was daar een schat van een inspecteur -- de aardigste man die ik ooit ontmoet heb.'
Als naar gewoonte ging George niet in op iets dat niet ter zake was.
'Maar wat heb je dan met die schoft gedaan?'
'Nou, George, het spijt me dat ik het zeggen moet, maar ik heb het hem laten doen!'
'Je hebt hem wat laten doen?'
'Mij chanteren.'
Het gezicht van George drukte zo'n afschuw uit dat Virginia op haar lip moest bijten.
'Je bedoelt -- begrijp ik goed dat je zeggen wilt -- dat je die man niet verteld hebt dat hij zich vergiste?'
Virginia schudde het hoofd, terwijl zij een steelse blik op hem wierp.
'Goeie hemel, Virginia, maar dat is toch krankzinnig.'
'Volgens jou wel.'
'Maar waarom? In *s hemelsnaam, waarom?'
'Om verschillende redenen. Om te beginnen deed hij het zo mooi -- mij chanteren, bedoel ik -- ik heb er een hekel aan een kunstenaar te onderbreken als hij zijn werk echt goed doet. En verder, begrijp je, ik was nog nooit gechanteerd...'
'Dat zou ik hopen!'
'En ik wilde eens zien hoe het ging.'
'Ik snap jou gewoon niet, Virginia.'
'Ik wist wel datje het niet zou begrijpen.'
'Je hebt hem toch geen geld gegeven, hoop ik?'
'Een kleinigheidje maar,' zei Virginia verontschuldigend.
'Hoeveel?'
'Veertig pond.'
'Virginia!'
'Maar, beste George, dat is niet meer dan ik betaal voor een avondjapon. Het is even opwindend een nieuwe ervaring te kopen als een nieuwe japon -- eigenlijk nog opwindender.'
George Lomax kon alleen maar zijn hoofd schudden, en daar op dit ogenblik Chilvers verscheen met de thee, hoefde hij zijn verontwaardiging niet onder woorden te brengen. Terwijl Virginia thee schonk uit de zware zilveren theepot, begon zij weer over het onderwerp.
'Ik had nog een andere reden ook, George -- een betere reden. Men zegt van ons vrouwen gewoonlijk dat wij katten zijn, maar ik heb in ieder geval vanmiddag een andere vrouw een goede dienst bewezen. Die man zal niet gauw op zoek gaan naar een andere Virginia Revel. Hij denkt dat hij zijn slachtoffer al gevonden heeft. Dat arme stakkerdje. Ze zat vreselijk in angst toen zij die brief schreef. Meneer de chanteur zou aan haar een heel gemakkelijke prooi gehad hebben. Nu -- hoewel hij het nog niet weet -- heeft hij te doen met een katje dat je niet zonder handschoenen kunt aanpakken. Daar ik het grote voordeel heb een smetteloos leven te hebben geleid, zal ik met hem spelen als een kat met een muis -- tot zijn verderf -- zoals ze dat in boeken zeggen. Ik ben sluw, George, heel sluw.'
Weer schudde George zijn hoofd. 'Het bevalt me niet,' hield hij aan. 'Het bevalt me niet.'
'Nou, het geeft niet hoor, beste George. Je bent hier niet gekomen om over chanteurs te praten. Waarom ben je eigenlijk hier gekomen, tussen twee haakjes? Juist antwoord: "Om jou te zien!" Nadruk op dat jou, en een veelbetekenend handdrukje, tenzij je net dik beboterde muffins hebt gegeten, in welk geval je ogen je gevoelens tot uitdrukking moeten brengen.'
'Ik ben inderdaad gekomen om jou te spreken,' antwoordde George ernstig. 'En ik ben blij dat ik je alleen tref.'
'"O, George, dit is zo onverwacht," zei zij, terwijl zij een krent doorslikte.'
'Ik wilde een gunst van je vragen. Ik heb je altijd beschouwd als een vrouw met zeer veel charme, Virginia.'
'O, George!'
'En ook als een intelligente vrouw.'
'Echt waar? Wat kent die man mij goed.'
'Beste Virginia, er komt morgen een jongeman in Engeland aan met wie ik je graag in contact zou willen brengen.'
'Goed, George, maar dan ben jij de gastheer - laten wij dat duidelijk afspreken.'
'Ik ben er zeker van dat je, als je dat zou willen, je buitengewoon grote charme zou kunnen aanwenden.'
Virginia hield haar hoofd een beetje scheef. 'Maar, beste George, "charmeren" is mijn beroep niet, weetje. Dikwijls vind ik mensen aardig -- en dan, nou, dan vinden zij mij ook aardig. Maar ik denk niet dat ik zo maar in koelen bloede een hulpeloze vreemdeling zou kunnen fascineren. Zoiets doet men nu eenmaal niet, George, echt niet. Er zijn vrouwen die dat beroepshalve veel beter zouden doen dan ik.'
'Daar is geen sprake van, Virginia. Deze jongeman -- hij is een Canadees, tussen twee haakjes, en hij heet McGrath...'
'"Een Canadees van Schotse afkomst," zei zij, met haar geweldige deductie vermogen.'
'--is waarschijnlijk helemaal niet gewend aan de hogere kringen van onze Engelse maatschappij. Ik zou graag zien dat hij onder de indruk kwam van de charme en distinctie van een beschaafde, typisch Engelse vrouw.'
'Waarmee je mij bedoelt?'
'Precies.'
'Waarom?'
'Pardon?'
'Ik zei: waarom? Je prijst de echte Engelse dame toch niet aan bij iedere loslopende Canadees die hier voet aan wal zet. Wat zit erachter, George? Om het vulgair uit te drukken: wat zit ervoor jou in?'
'Ik geloof niet dat dat jou iets aangaat, Virginia.'
ik kan onmogelijk een avond mijn charme tentoonspreiden als ik niet precies weet waar het allemaal om begonnen is.'
'Je weet de dingen wel op een heel bijzondere manier uit te drukken, Virginia. Iedereen zou denken...'
'Ja, he? Kom op, George, laat eens wat meer los.'
'Beste Virginia, waarschijnlijk zal er binnenkort een gespannen situatie ontstaan in een zeker Middeneuropees land. Het is belangrijk, om redenen die er niet op aankomen, dat die -- meneer -- eh -- McGrath gaat inzien dat het herstel van de monarchie in Herzoslowakije een absolute voorwaarde is voor het behoud van de vrede in Europa.'
'Wat je daar zegt over de vrede in Europa is klinkklare onzin,' zei Virginia bedaard, 'maar ik heb een zwak voor monarchieen, vooral voor zo'n schilderachtig volk als de Herzoslowaken. Dus jij zet een koning in bij de Herzoslowaakse loterij? Wie?'
George had niet veel zin daar antwoord op te geven, maar zag geen kans de vraag te ontwijken. Het onderhoud liep helemaal niet volgens plan. Hij had zich Virginia voorgesteld als een bereidwillig, gedwee werktuig. Maar het liep heel anders dan hij verwacht had. Zij scheen vastbesloten er alles van te weten te komen, en George, die te allen tijde twijfelde aan de discretie van vrouwen, was even vastbesloten dit tot elke prijs te vermijden. Hij had zich vergist. Virginia was niet de juiste vrouw om deze rol te spelen. Zij zou wel eens ernstige moeilijkheden kunnen veroorzaken. Haar verhaal over haar onderhoud met de chanteur deed hem het ergste vrezen. Zij bleek iemand te zijn op wie je niet kon bouwen, die er geen flauw idee van had dat een ernstige zaak serieus moest worden aangepakt.
'Prins Michael Obolovitch,' antwoordde hij, daar Virginia kennelijk een antwoord op haar vraag verwachtte. 'Maar vertel het alsjeblieft niet verder.'
'Doe toch niet zo mal, George. Er staan al allerlei aanduidingen in de kranten, en artikelen waarin het huis Obolovitch wordt geprezen en waarin over de vermoorde Nicolaas IV wordt gesproken alsof hij een kruising was tussen een held en een martelaar in plaats van een stom mannetje dat tot over zijn oren verliefd was op een derderangs actrice.'
George kromp ineen. Hij was er meer dan ooit van overtuigd dat hij een fout had begaan door Virginia's hulp in te roepen. Hij moest maar zien haar gauw weer af te poeieren.
'Je hebt gelijk, beste Virginia,' zei hij haastig, terwijl hij opstond om afscheid te nemen. 'Ik had je dat voorstel niet moeten doen. Maar wij zouden graag zien dat de Dominions een lijn trekken met ons wat betreft deze Herzoslowaakse crisis, en ik geloof dat McGrath veel invloed heeft in journalistieke kringen. Ik weet dat je een vurig voorstandster van de monarchie bent, en bovendien het land goed kent, en daarom leek het mij een goed idee dat je hem zou ontmoeten.'
'Dus dat is dan de verklaring, nietwaar?'
'Ja, maar je zou hem waarschijnlijk toch niet aardig hebben gevonden.'
Virginia keek hem even aan en begon toen te lachen. 'George,' zei zij. 'Je bent geen goede leugenaar.'
'Virginia!'
'Je kunt er absoluut niets van! Als ik jouw opleiding had gehad, dan had ik wel een betere leugen kunnen bedenken -- een die een beetje geloofwaardiger was. Maar ik kom er toch wel achter, hoor George. Daar kun je zeker van zijn. Het Mysterie van meneer McGrath. Het zou mij niets verwonderen als er dit weekend op "Chimneys" iets van uitlekt.'
'Op "Chimneys"? Ga jij naar "Chimneys"?'
George kon zijn verontrusting niet verbergen. Hij had gehoopt Lord Caterham nog op tijd te kunnen bereiken om te verhinderen dat de uitnodiging verzonden werd.
'Bundie heeft mij vanmorgen opgebeld en mij uitgenodigd.'
George deed een laatste poging. 'Nogal een saaie bedoening, geloof ik,' zei hij. 'Niets voor jou, Virginia.'
'Arme George, waarom heb je mij de waarheid niet verteld en mij vertrouwd? Het is nog niet te laat.'
George nam haar hand en liet hem weer vallen.
ik heb je de waarheid verteld,' zei hij koeltjes, en hij zei het zonder te blozen.
'Dat ging al beter,' zei Virginia goedkeurend. 'Maar toch nog niet goed genoeg. Houd moed, George, ik zal naar "Chimneys" gaan en mijn buitengewoon grote charme aanwenden, zoals jij dat noemt. Het leven is plotseling veel amusanter geworden. Eerst een chanteur, en toen George, in diplomatieke moeilijkheden. En is hij bereid alles te vertellen aan de schone vrouw die hem zo aandoenlijk vraagt haar zijn vertrouwen te schenken? Nee, hij laat niets los tot het laatste hoofdstuk. Dag, George. Een laatste liefdevolle blik voor je weggaat? Nee? O George, lieverd, nu moet je niet mokken!'
Virginia rende naar de telefoon zodra George schoorvoetend de voordeur uit was gegaan. Zij kreeg het nummer dat zij hebben wilde, en vroeg Lady Eileen Brent aan de lijn.
'Ben jij daar, Bundie? Ik kom morgen wel naar "Chimneys", hoor. Wat? Mij vervelen? Geen sprake van. Bundie, geen tien paarden zouden me kunnen tegenhouden! Dus nu weet je het!'