Hoofdstuk 22
Hoofdinspecteur Battle stond in de bibliotheek van Wyvern Abbey.
George Lomax, gezeten aan een bureau dat bezaaid was met papieren,
fronste gewichtig zijn wenkbrauwen.
Hoofdinspecteur Battle was begonnen met het uitbrengen van een
kort, zakelijk rapport. Daarna was George Lomax bijna constant aan
het woord geweest, en Battle had zich ermee vergenoegd korte,
meestal eenlettergrepige antwoorden te geven.
Op het bureau, voor George, lag het pakje brieven dat Anthony op
zijn toilettafel had gevonden.
ik begrijp er niets van,' zei George geprikkeld, terwijl hij het
bundeltje brieven oppakte. 'Zij zijn in code, zegje?'
'Precies, meneer Lomax.'
'En waar zegt hij dat hij ze gevonden heeft, op zijn
toilettafel?'
Woord voor woord herhaalde Battle Anthony's relaas over de manier
waarop hij weer in het bezit van de brieven was gekomen.
'En hij heeft ze dadelijk bij jou gebracht? Dat was heel netjes van
hem -- heel netjes. Maar wie zou ze in zijn kamer gelegd kunnen
hebben?'
Battle schudde zijn hoofd.
'Dat is nu een van de dingen die jij behoort te weten,' klaagde
George. ik vind het allemaal heel eigenaardig -- werkelijk heel
eigenaardig. Wat weten wij eigenlijk van die Cade af? Hij
verschijnt op een hoogst geheimzinnige manier -- onder zeer
verdachte omstandigheden -- en wij weten hoegenaamd niets van hem
af. Ik mag wel zeggen dat zijn manier van optreden mij
persoonlijk
helemaal niet aanstaat. Je hebt inlichtingen over hem ingewonnen,
veronderstel ik?'
Hoofdinspecteur Battle veroorloofde zich een geduldige glimlach.
'Wij hebben onmiddellijk naar Zuid-Afrika getelegrafeerd, en zijn
verhaal is op alle punten bevestigd. Hij was in Bulawayo met meneer
McGrath op de door hem genoemde tijd. Voor hun ontmoeting was hij
in dienst bij de firma Castle, het reisbureau.'
'Net wat ik verwacht had,' zei George. 'Hij heeft die goedkope
zelfverzekerdheid die in bepaalde baantjes succes heeft. Maar wat
die brieven betreft - er moeten dadelijk stappen ondernomen worden
-- dadelijk!' De grote man blies zich op en nam een nog gewichtiger
air aan.
Hoofdinspecteur Battle opende zijn mond, maar George was hem voor.
'Er is geen tijd te verliezen. Die brieven moeten onmiddellijk
gedecodeerd worden. Laat eens kijken, wie is de man daarvoor? Ik
weet iemand - verbonden aan het Brits Museum. Weet alles wat er te
weten valt over codes. Heeft de afdeling voor ons geleid tijdens de
oorlog. Waar is juffrouw Oscar? Zij zal het wel weten. Hij heet
zoiets als Win -- Win...'
'Professor Wynwood,' zei Battle.
'Precies. Nu herinner ik het mij weer. Wij moeten hem onmiddellijk
een telegram sturen.'
'Dat heb ik al gedaan, meneer Lomax, een uur geleden. Hij komt met
de trein van 12 uur 10 aan.'
'O, heel goed, heel goed. Gelukkig hoef ik daar niet meer aan te
denken. Ik moet vandaag in Londen zijn. Je kunt je zeker wel redden
zonder mij?'
ik denk van wel, meneer.'
'Nou, doe je best, Battle, doe je best. Ik heb het op het ogenblik
verschrikkelijk druk.'
'Dat geloof ik graag, meneer.'
'Tussen twee haakjes, waarom is meneer Eversleigh niet met je
meegekomen?'
'Hij sliep nog, meneer. Wij zijn de hele nacht op geweest, zoals ik
u verteld heb.'
'O, juist. Ik ben zelf ook dikwijls de hele nacht op. Telkens weer
moet ik het werk van zesendertig uur in vierentwintig uur doen.
Stuur meneer Eversleigh dadelijk hier naar toe als je daar terug
bent, wil je, Battle?'
ik zal hem uw boodschap overbrengen, meneer.'
'Dank je, Battle. Ik begrijp heel goed dat je hem in zekere mate in
vertrouwen moest nemen. Maar was het nu echt noodzakelijk mijn
nicht, mevrouw Revel, ook alles te vertellen?'
'Gezien de naam waarmee die brieven ondertekend zijn, vind ik van
wel, meneer Lomax.'
'Een verbazingwekkend staaltje van brutaliteit,' mompelde George.
Hij fronste zijn wenkbrauwen terwijl hij naar het pakje brieven
keek. ik herinner mij wijlen de koning van Herzoslowakije nog wel.
Een charmante man, maar zwak -- betreurenswaardig zwak. Een
werktuig in de handen van een gewetenloze vrouw. Heb je soms ook
een theorie over de manier waarop die brieven weer in het bezit van
meneer Cade zijn gekomen?'
ik ben van mening,' zei Battle, 'dat als de mensen iets niet op de
ene manier kunnen krijgen -- zij het op een andere manier
proberen.'
ik kan je niet helemaal volgen,' zei George.
'Die boef, die koning Victor, die weet nu heel goed dat de
vergaderzaal bewaakt wordt. Dus speelt hij ons de brieven in
handen, laat ze door ons decoderen, en laat ons de bergplaats
vinden. En dan komen de moeilijkheden! Maar Lemoine en ik zullen
dat samen wel opknappen.'
'Je hebt een plan, he?'
ik zou niet zo ver willen gaan te zeggen dat ik een plan heb. Maar
ik heb een idee. En een idee is soms heel bruikbaar.'
Daarop vertrok hoofdinspecteur Battle. Hij was niet van plan George
nog verder in vertrouwen te nemen. Op de terugweg passeerde hij
Anthony en stopte.
'Gaat u mij een lift geven naar het huis?' vroeg Anthony.
'Waar bent u geweest, meneer Cade?'
'Naar het station om naar treinen te informeren.'
Battle trok zijn wenkbrauwen op.
'Denkt u erover ons weer te verlaten?' vroeg hij.
'Voorlopig nog niet,' lachte Anthony. 'Tussen twee haakjes, wat
heeft Isaacstein zo van streek gemaakt? Hij kwam aan met de auto,
net toen ik weg ging, en hij zag eruit alsof hij ergens hevig van
geschrokken was.'
'Meneer Isaacstein?'
'Ja.'
'Dat zou ik echt niet weten. Het lijkt me dat er heel wat voor
nodig is om hem aan het schrikken te maken.'
'Dat vind ik ook,' beaamde Anthony. 'Hij is echt een van die
sterke, zwijgzame, gewiekste financiers.'
Plotseling boog Battle zich naar voren en tikte de chauffeur op de
schouder. 'Stop even, wil je, en wacht hier op mij.' Hij sprong uit
de wagen, zeer tot Anthony's verbazing. Maar enkele ogenblikken
later zag Anthony monsieur Lemoine op de Engelse rechercheur
toelopen, en maakte daaruit op dat een gebaar van hem de aandacht
van Battle had getrokken.
Ze wisselden snel enkele woorden, en toen keerde de hoofdinspecteur
naar de auto terug, sprong er weer in, en gaf de chauffeur bevel
door te rijden.
De uitdrukking op zijn gezicht was totaal veranderd. 'Zij hebben de
revolver gevonden,' zei hij plotseling kortaf.
'Wat?' Anthony keek hem hoogst verbaasd aan. 'Waar?'
in de koffer van Isaacstein.'
'O, onmogelijk!'
'Niets is onmogelijk,' zei Battle. 'Dat had ik mij moeten
herinneren.' Hij zat doodstil en trommelde met zijn vingers op zijn
knie.
'Wie heeft hem gevonden?'
Battle maakte een achterwaartse beweging met zijn hoofd. 'Lemoine.
Een slimme kerel. Zij hebben een heel hoge dunk van hem bij de
Surete.'
'Maar stuurt dit al uw theorieen niet in de war?'
'Nee,' zei hoofdinspecteur Battle heel langzaam. 'Dat kan ik niet
zeggen. Het was even een verrassing, dat wil ik wel toegeven. Maar
het past heel precies bij een van mijn theorieen.'
'En die is?'
Maar de hoofdinspecteur gooide het plotseling over een heel andere
boeg. 'Zou u misschien meneer Eversleigh even voor mij willen
opzoeken, meneer? Ik heb een boodschap voor hem van meneer Lomax.
Hij moet dadelijk naar de Abbey gaan.'
'Goed,' zei Anthony. De auto had juist stilgehouden voor de
hoofdingang. 'Hij ligt waarschijnlijk nog in bed.'
ik denk van niet,' zei de rechercheur. 'Als u goed kijkt, ziet u
hem daar onder de bomen lopen met mevrouw Revel.'
'U hebt toch verbluffend goede ogen,' zei Anthony, terwijl hij
wegliep om zijn boodschap over te brengen.
Hij bracht Bill de boodschap over, die, zoals te verwachten was, er
niet bar gelukkig mee was. Verdomme, bromde Bill bij zichzelf,
terwijl hij op het huis toeliep, waarom kan Codders mij niet
eens
een keer met rust laten? En waarom kunnen die verdraaide kolonialen
niet in de kolonien blijven? Waarom komen zij hierheen, en pikken
de aardigste meisjes weg? Het zit mij tot hier.
'Hebt u dat gehoord van die revolver?' vroeg Virginia ademloos,
toen Bill weg was.
'Battle heeft het mij verteld. Ik stond er wel van te kijken, hoor.
Isaacstein zat gisteren te springen om weg te komen, maar ik dacht
dat het gewoon zenuwen waren. Hij is nou precies de enige persoon
van wie ik dacht dat hij boven iedere verdenking stond. Kunt u een
reden bedenken waarom hij Michael uit de weg zou willen
hebben?'
'Het klopt absoluut niet,' zei Virginia peinzend.
'Niets klopt,' zei Anthony ontevreden. 'Aanvankelijk had ik nogal
een hoge dunk van mijzelf als amateur-detective, maar alles wat ik
tot dusver gedaan heb is met geweldig veel moeite en enige kosten
de reputatie zuiveren van de Franse gouvernante.'
'Bent u daarvoor naar Frankrijk geweest?' vroeg Virginia.
'Ja, ik ben naar Dinard geweest en heb een onderhoud gehad met de
comtesse de Breteuil, vreselijk ingenomen met mijn eigen slimheid,
en in de vaste overtuiging dat ik te horen zou krijgen dat men nog
nooit van mademoiselle Brun gehoord had. In plaats daarvan werd mij
verteld dat de bewuste dame de laatste zeven jaar het hele
huishouden gedreven had. Dus, tenzij de comtesse ook een
misdadigster is, gaat die vernuftige theorie van mij niet op.'
Virginia schudde haar hoofd. 'Madame de Breteuil is boven alle
verdenking verheven. Ik ken haar heel goed, en ik geloof dat ik
mademoiselle wel eens op het kasteel heb gezien. Ik ken in ieder
geval haar gezicht - op die vage manier waarop men gouvernantes
kent, en gezelschapsdames en mensen die tegenover je in de trein
hebben gezeten. Het is erg, maar ik kijk ze eigenlijk nooit goed
aan. U wel?'
'Alleen maar als ze bijzonder knap zijn,' gaf Anthony toe.
'Nou, in dit geval...' Zij zweeg. 'Wat is er?' Anthony staarde naar
een gestalte die uit het groepje bomen te voorschijn was gekomen en
daar stram in de houding was blijven staan. Het was de Herzoslowaak
Boris.
'Excuseer mij even,' zei Anthony tegen Virginia. ik moet even een
woordje wisselen met mijn hond.'
Hij liep naar de plaats waar Boris stond. 'Wat is er? Wat wil
je?'
'Meester,' zei Boris met een buiging.
'Ja, dat is allemaal goed en wel, maar je moet mij niet zo nalopen.
Dat maakt zo'n rare indruk.'
Zonder een woord te zeggen haalde Boris een besmeurd stuk papier te
voorschijn dat kennelijk van een brief was afgescheurd, en
overhandigde het aan Anthony. 'Wat is dat?' vroeg Anthony, Er stond
een adres op het papier geschreven, verder niets.
'Hij heeft het laten vallen,' zei Boris. 'Ik breng het naar de
meester.'
'Wie heeft het laten vallen?'
'De buitenlandse heer.'
'Maar waarom breng je het bij mij?'
Boris keek hem verwijtend aan.
'Nou, ga nu in ieder geval maar weg,' zei Anthony. ik heb het
druk.'
Boris salueerde, draaide zich op zijn hielen om en marcheerde af.
Anthony ging weer naar Virginia, nadat hij het stukje papier in
zijn zak had gestoken.'
'Wat wilde hij?' vroeg zij nieuwsgierig. 'En waarom noemt u hem uw
hond?'
'Omdat hij zich zo gedraagt,' zei Anthony, de laatste vraag het
eerst beantwoordend, ik denk dat hij in zijn vorige leven een
jachthond is geweest. Hij heeft mij juist een stukje van een brief
gebracht dat de buitenlandse heer volgens hem heeft laten vallen.
Hij zal Lemoine wel bedoelen.'
'Dat zal wel,' zei Virginia.
'Hij loopt mij steeds achterna,' vervolgde Anthony. 'Precies een
hond. Zegt zo goed als niets. Kijkt mij maar aan met zijn grote
ronde ogen. Ik weet niet wat ik van hem denken moet.'
'Misschien bedoelde hij Isaacstein wel,' opperde Virginia. 'Hij
ziet er buitenlands genoeg uit.'
Isaacstein?' mompelde Anthony ongeduldig. 'Wat heeft die er nu mee
te maken?'
'Hebt u er ooit spijt van gehad dat u zich met dit alles ingelaten
hebt?' vroeg Virginia plotseling.
'Spijt? Goeie hemel, nee. Ik vind het prachtig. Ik heb het grootste
deel van mijn leven doorgebracht op zoek naar moeilijkheden, weet
u. Misschien heb ik er deze keer wat meer op mijn dak gekregen dan
waarop ik gerekend had.'
'Maar u hebt de moeilijkheden nu toch achter de rug?' zei Virginia,
wat verwonderd over de ongewone ernst van zijn toon.
'Nog niet helemaal.'
Zij wandelden enkele minuten zwijgend voort.
'Er zijn van die mensen,' zei Anthony, het stilzwijgen verbrekend,
'die zich niet aan signalen storen. Een gewone locomotief gaat
langzamer rijden of stopt als hij een sein op zijn weg ziet dat op
onveilig staat. Misschien ben ik kleurenblind geboren. Als ik een
sein zie dat op onveilig staat -- dan moet ik juist vooruit. En
tenslotte loopt dat op een ramp uit, weet u. Kan niet anders. En
dat is maar goed ook. Dergelijke dingen zijn slecht voor het
verkeer in het algemeen.' Hij was nog steeds heel ernstig.
ik veronderstel,' zei Virginia, 'dat u heel wat risico's hebt
genomen in uw leven?'
'Bijna alle die er zijn - met uitzondering van het huwelijk.'
'Dat klinkt nogal cynisch.'
'Zo was het niet bedoeld. Het huwelijk, het soort huwelijk dat ik
bedoel, zou het grootste avontuur van allemaal zijn.'
'Zo mag ik het horen,' zei Virginia, terwijl zij vuurrood werd.
'Er is maar een type vrouw met wie ik zou willen trouwen -- het
soort vrouw wier levenswijze hemelsbreed verschilt van de mijne.
Hoe zouden we dat moeten oplossen? Moet zij mijn leven leiden, of
ik het hare?'
'Als zij van u hield...'
'Sentimentaliteit, mevrouw Revel. Dat weet u. De liefde is geen
bedwelmend middel dat je inneemt om blind te worden voor je
omgeving - men kan dat er wel van maken, maar dat zou jammer zijn
-- liefde kan zoveel meer zijn dan dat. Hoe denkt u dat de koning
en zijn bedelaresje over het huwelijk dachten toen zij een paar
jaar getrouwd waren? Hunkerde zij niet naar haar lompen en haar
blote voeten en haar zorgeloze leven? Daar kunt u wel zeker van
zijn. Zou het beter zijn geweest als hij terwille van haar zijn
kroon had opgegeven? Dat zou ook niets hebben geholpen. Hij zou een
verdraaid slechte bedelaar zijn geweest, dat weet ik zeker. En geen
vrouw heeft respect voor een man als hij iets slecht doet.'
'Bent u verliefd geworden op een bedelares, meneer Cade?' vroeg
Virginia zacht.
'Bij mij is het net het omgekeerde, maar het principe is
hetzelfde.'
'En is er geen uitweg?' vroeg Virginia.
'Er is altijd wel een uitweg,' zei Anthony somber, ik heb een
theorie dat men altijd alles kan krijgen wat men hebben wil,
als men bereid is de prijs te betalen. En weet u wat de prijs
is, in negen van de tien gevallen? Een compromis. Een afschuwelijk
ding, een compromis, maar het besluipt je als je de middelbare
leeftijd nadert. Het besluipt mij nu. Om de vrouw te krijgen die ik
hebben wil, zou ik -- zou ik zelfs vast werk aannemen.'
Virginia lachte.
ik ben voor een vak opgeleid, weet u,' vervolgde Anthony.
'En hebt u het opgegeven?'
'Ja.'
'Waarom?'
'Uit principe.'
'O!'
'U bent een zeer ongewone vrouw,' zei Anthony plotseling, draaide
zich om en keek haar aan.
'Waarom?'
'U speelt het klaar geen vragen te stellen.'
'U bedoelt dat ik u niet gevraagd heb wat uw vak was?'
'Precies.'
Weer wandelden zij zwijgend voort. Zij naderden nu het huis, en
liepen dicht langs de liefelijk geurende rozentuin, ik denk dat je
het heel goed begrijpt,' zei Anthony, het stilzwijgen verbrekend.
'Je weet best wanneer een man verliefd op je is. Ik denk niet dat
je ook maar iets om mij geeft -- of om iemand anders -- maar bij
God, ik zou dolgraag proberen je zover te krijgen.'
'Denkt je dat je zou slagen?' vroeg Virginia zachtjes.
'Waarschijnlijk niet, maar ik zou er verdomd goed m'n best voor
doen.'
'Spijt het je dat je mij hebt ontmoet?' vroeg zij plotseling.
'God, nee. Het is dat onveilige sein weer. Toen ik je voor het
eerst zag -- die dag in Pont Street, wist ik dat ik ergens in
verwikkeld was geraakt dat geweldig veel pijn zou gaan doen. Dat
kwam door je gezicht -- alleen je gezicht al. Je bent betoverend
van je hoofd tot je voeten. Sommige vrouwen hebben dat, maar ik heb
nooit een vrouw gekend die het zo sterk had als jij. Jij zult wel
trouwen met iemand die fatsoenlijk is en welvarend, en ik vat mijn
schandalige levenswijze weer op, maar voor ik wegga zal ik je
eenmaal kussen - dat zweer ik je.'
'Je kunt het nu niet doen,' zei Virginia zacht. 'Hoofdinspecteur
Battle staat naar ons te kijken door het raam van de
bibliotheek.'
Anthony keek haar aan.
'Je bent een feeks, Virginia,' zei hij rustig. 'Maar wel een
lieve.' Daarop wuifde hij nonchalant naar hoofdinspecteur
Battle.
'Hebt u al misdadigers gevangen vanmorgen, Battle?'
'Tot nu toe nog niet, meneer Cade.'
'Dat klinkt hoopvol.'
Met een verrassende lenigheid voor zo'n flegmatiek man, sprong
Battle uit het raam van de bibliotheek en voegde zich bij hen op
het terras, ik heb professor Wynwood daarbinnen zitten,' vertelde
hij fluisterend. 'Net aangekomen. Hij is nu bezig de brieven te
decoderen. Zoudt u hem graag aan het werk willen zien?'
Zijn toon deed denken aan een spullebaas die het over het pronkstuk
uit zijn verzameling heeft. Hij leidde hen naar het raam en nodigde
hen uit naar binnen te kijken.
Aan een tafel zat een kleine, roodharige man van middelbare
leeftijd druk te schrijven op een groot vel papier, de brieven voor
zich uitgespreid. Onder het schrijven bromde hij geprikkeld en af
en toe wreef hij zo heftig over zijn neus dat die bijna net zo rood
werd als zijn haar.
Even later keek hij op. 'Ben je daar, Battle? Moet je mij nu
hierheen halen om die flauwe onzin te ontrafelen? Het is gewoon
kinderwerk. Noem je dat nu een code? Je ziet het zo, man.'
'Daar ben ik blij om, professor,' zei Battle minzaam. 'Maar wij
zijn niet allemaal zo intelligent als u, weet u.'
'Er is geen intelligentie voor nodig,' snauwde de professor. 'Het
is routinewerk. Wilt u dat hele pakje gedaan hebben? Het is een
langdurige geschiedenis, weet u -- er is ijver en grote aandacht
voor nodig, maar absoluut geen intelligentie. Ik heb die brief
gedaan waar "Chimneys" boven stond, waarvan u zei dat die zo
belangrijk was. De rest kan ik evengoed meenemen naar Londen, en ze
doorgeven aan een van mijn assistenten. Ik kan er zelf echt mijn
tijd niet aan geven. Ik heb er een werkelijk moeilijk probleem voor
in de steek gelaten, en daar wil ik graag mee verder gaan.'
Zijn ogen fonkelden.
'Heel goed, professor,' stemde Battle toe. 'Het spijt mij dat wij
niets beters voor u hadden. Ik zal het wel aan meneer Lomax
uitleggen. Alleen bij deze ene brief was haast. Lord Caterham
verwacht dat u blijft lunchen, geloof ik.'
'Lunchen doe ik nooit,' zei de professor. 'Een slechte gewoonte,
lunchen. Een banaan en een kaakje is alles wat een gezond mens
nodig heeft midden op de dag.'
Hij pakte zijn overjas, die over de leuning van een stoel lag.
Battle liep naar de voorkant van het huis, en een paar minuten
later hoorden Anthony en Virginia een auto wegrijden.
Battle kwam bij hen terug, met in zijn hand het halve velletje
papier dat de professor hem gegeven had.
'Zo is hij nu altijd,' zei Battle, 'altijd heeft hij razende haast.
Maar hij is wel intelligent. Nu, hier hebben wij de kern van de
brief van Hare Majesteit. Wilt u hem eens zien?'
Virginia strekte haar hand uit, en Anthony las mee over haar
schouder. Het was, naar hij zich herinnerde, een lang epistel,
waaruit beurtelings hartstocht en wanhoop sprak. Het genie van
professor Wynwood had het getransformeerd tot een reeks strikt
zakelijke mededelingen.
Operatie met succes uitgevoerd, maar S. heeft ons bedrogen. Heeft
steen uit bergplaats verwijderd. Niet in zijn kamer. Ik heb
gezocht. Vond volgende aantekening, die er waarschijnlijk mee in
verband
staat: Richmond zeven rechtdoor acht links drie rechts.
'S?' zei Anthony. 'Stylptitch natuurlijk. Sluwe ouwe rot. Hij heeft
het ergens anders verstopt.'
'Richmond,' zei Virginia peinzend. 'Zou de diamant ergens in
Richmond verborgen zijn?'
'Het is wel een geliefd plekje voor personen van koninklijken
bloede,' zei Anthony.
Battle schudde zijn hoofd, ik denk toch dat het betrekking heeft op
iets hier in huis.'
ik weet het!' riep Virginia plotseling.
De twee mannen keken haar aan.
'Het portret van Holbein in de vergaderzaal. Zij klopten op de muur
vlak daaronder. En het is een portret van de graaf van
Richmond.'
'U hebt het,' zei Battle, en sloeg tegen zijn dij. Het kwam er voor
zijn doen bijzonder enthousiast uit. 'Dat is het uitgangspunt, dat
schilderij, en de boeven weten evenmin als wij waarop de cijfers
betrekking hebben. Die twee harnassen staan vlak onder het
schilderij, en hun eerste idee was dat de diamant in een van de
harnassen verborgen was. De maten zouden inches geweest kunnen
zijn. Dat klopte niet, en toen dachten ze aan een geheime gang of
trap, of een beweegbaar paneel. Weet u of er iets dergelijks
is, mevrouw Revel?'
Virginia schudde haar hoofd. 'Er is een schuilplaats voor een
priester, en minstens een geheime gang, dat weet ik,' zei ze. ik
geloof dat ze mij die een keer hebben laten zien, maar ik weet er
niet veel meer van. Hier is Bundie, zij zal het wel weten.'
Bundie kwam vlug op hen toe over het terras. 'Na de lunch ga ik met
de Panhard naar Londen,' merkte zij op. 'Wil iemand soms een lift?
Zou u niet mee willen, meneer Cade? Wij zijn met het diner wel
terug.'
'Nee, dank u wel,' zei Anthony. ik heb het hier reuze naar mijn zin
en ik heb het druk.'
'De man is bang voor mij,' zei Bundie. 'Voor mijn rijkwaliteiten of
voor mijn fatale bekoring! Welke van de twee is het?'
'Het laatste,' zei Anthony. 'Zonder mankeren.'
'Bundie, liefje,' zei Virginia, 'is er een geheime gang van de
vergaderzaal naar buiten?'
'Nou en of. Maar hij is heel oud en in slechte staat. Wordt
verondersteld te leiden van "Chimneys" naar "Wyvern Abbey". Dat was
heel vroeger zo, maar hij is nu afgesloten. Je kunt van hieruit
maar een kleine honderd meter ver komen. Die boven op de Witte
Galerij is veel en veel leuker, en de schuilplaats van de priester
is ook lang niet gek.'
'Wij bekijken het niet van artistiek oogpunt,' legde Virginia uit.
'Dit is zuiver zakelijk. Hoe kom je in die van de
vergaderzaal?'
'Een paneel met scharnieren. Ik zal het jullie na de lunch wel
laten zien als je wilt.'
'Graag,' zei hoofdinspecteur Battle. 'Zullen wij zeggen om half
drie?'
Bundie keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan. is er misdaad in
het spel?' vroeg zij.
Tredwell verscheen op het terras. 'De lunch is opgediend, mylady,'
kondigde hij aan.