Hoofdstuk 13
Hoofdinspecteur Battle sloeg het laken weer terug met het
wat beteuterde gezicht van iemand wiens beste zet mislukt is.
Anthony stond in gedachten verdiept, met zijn handen in zijn
zakken.
'Dus dat bedoelde die ouwe Lollipop toen hij het over "een andere
manier" had,' mompelde hij eindelijk. 'Wat zegt u, meneer
Cade?'
'Niets, hoofdinspecteur. Neem mij niet kwalijk dat ik even
verstrooid was. Ziet u, ze hebben mij -- of liever gezegd mijn
vriend Jimmy McGrath - op een heel handige manier duizend pond door
de neus geboord.'
'Duizend pond is een aardig sommetje,' zei Battle.
'Het gaat niet zozeer om die duizend pond,' zei Anthony,
'hoewel ik het met u eens ben dat het een aardig sommetje is. Wat
mij woest maakt is dat ik mij heb laten beetnemen. Als een onnozel
lammetje heb ik dat manuscript overhandigd. Dat doet pijn,
hoofdinspecteur, dat doet echt pijn.'
De rechercheur zei niets.
'Nou ja,' zei Anthony. 'Treuren heeft geen zin en misschien is nog
niet alles verloren. Als ik de memoires van die beste brave
Stylptitch maar voor aanstaande woensdag weer te pakken weet te
krijgen komt alles nog dik in orde.'
'Zou u even mee terug willen gaan naar de vergaderzaal, meneer
Cade? Er is nog een kleinigheid waar ik het even met u over wil
hebben.'
Toen zij weer in de vergaderzaal waren liep de rechercheur meteen
op de middelste tuindeur toe. ik heb eens nagedacht, meneer Cade.
Deze bepaalde deur gaat erg stroef, heel erg stroef. U hebt zich
misschien wel vergist toen u dacht dat hij afgesloten was. Best
mogelijk dat hij alleen maar klemde. Ik ben er zeker van - ja, ik
ben er bijna zeker van, dat u zich inderdaad vergist hebt.'
Anthony keek hem scherp aan. 'En als ik nu eens zeg dat ik er
volkomen zeker van ben dat ik mij niet vergis?'
'Acht u dat werkelijk helemaal uitgesloten?' vroeg Battle, terwijl
hij hem heel strak aankeek.
'Nou, om u een plezier te doen, hoofdinspecteur, misschien niet
helemaal.'
Battle glimlachte vergenoegd. 'U bent erg vlug van begrip, meneer.
En u hebt er geen bezwaar tegen dat langs uw neus weg te zeggen, op
een geschikt ogenblik?'
'Helemaal niet. Ik...' Hij zweeg plotseling, toen Battle hem bij de
arm greep. De hoofdinspecteur boog zich luisterend naar voren.
Terwijl hij met een gebaar Anthony het zwijgen oplegde, liep hij
geruisloos naar de deur, op zijn tenen, en gooide die plotseling
open.
Op de drempel stond een lange man met zwart haar, keurig gescheiden
in het midden, porseleinblauwe ogen met een bijzonder onschuldige
uitdrukking, en een breed, flegmatiek gezicht.
'Neem mij niet kwalijk, heren,' zei hij met een lijzige stem en een
opvallend Amerikaans accent. 'Maar is het toegestaan het toneel van
de misdaad in ogenschouw te nemen? Ik neem aan dat u beiden heren
van Scotland Yard bent?'
'Die eer heb ik niet,' zei Anthony, 'maar deze heer is
hoofdinspecteur Battle van Scotland Yard.'
'Werkelijk?' zei de Amerikaanse heer, met zeer veel belangstelling.
'Het is mij een genoegen u te ontmoeten, meneer. Mijn naam is Hiram
P. Fish, van New York City.'
'Wat wilde u eigenlijk zien, meneer Fish?' vroeg de
rechercheur.
De Amerikaan liep rustig de kamer binnen, en keek met veel
belangstelling naar de donkere plek op de vloer. 'Ik ben
geinteresseerd in de misdaad, meneer Battle. Dat is een van mijn
hobby's. Ik heb een artikel geschreven voor een van onze weekbladen
over het onderwerp: "Degeneratie en de misdadiger".'
Onder het spreken gleden zijn ogen de hele kamer rond, en schenen
alles in zich op te nemen. Zij bleven iets langer rusten op de
tuindeur.
'Het lijk,' zei hoofdinspecteur Battle, 'is al weggehaald.'
'Zeker,' zei meneer Fish. Zijn ogen gingen langs de betimmerde
muren. 'Er zijn een paar opmerkelijke schilderijen in deze zaal,
heren. Een Holbein, twee Van Dijcks, en als ik mij niet vergis een
Velasquez. Ik interesseer mij voor schilderijen -- en ook voor
eerste uitgaven. Lord Caterham was zo vriendelijk mij hier uit te
nodigen om zijn eerste uitgaven te bekijken.' Hij slaakte een
zucht. 'Maar nu zal daar wel niets van komen. Het zou van kiesheid
getuigen, veronderstel ik, als de gasten onmiddellijk naar Londen
terugkeerden?'
'Dat zal helaas niet gaan, meneer,' zei hoofdinspecteur Battle.
'Niemand mag het huis verlaten voor het gerechtelijk
vooronderzoek.'
'Werkelijk? En wanneer is dat?'
'Misschien morgen, maar het kan ook wel maandag worden. Wij moeten
de sectie regelen en met de coroner spreken.'
'Ik begrijp het,' zei meneer Fish. 'Maar onder deze omstandigheden
zal het wel een saaie boel worden.'
Battle ging hem voor naar de deur. 'Wij kunnen hier beter weggaan,'
zei hij. 'Wij houden de zaal nog op slot.'
Hij wachtte tot de beide anderen hem gepasseerd waren, draaide toen
de sleutel om in het slot en stak die in zijn zak.
'Ik neem aan,' zei meneer Fish, 'dat u naar vingerafdrukken
zoekt?'
'Misschien,' zei de hoofdinspecteur laconiek.
'Ik zou ook zeggen dat op zo'n avond als gisteren een indringer wel
voetstappen zou hebben achtergelaten op het parket.'
'Binnen geen enkele, buiten een heleboel.'
'Van mij,' verklaarde Anthony opgewekt.
De onschuldige ogen van meneer Fish namen hem van het hoofd tot de
voeten op. 'Jongeman,' zei hij, 'u verbaast mij.'
Zij gingen een hoek om, en kwamen uit in de grote hal, die evenals
de vergaderzaal betimmerd was met oud eikehout. Aan het andere
uiteinde ervan zagen ze twee mensen aankomen.
'Aha!' zei meneer Fish. 'Onze joviale gastheer.'
Dit was zo'n belachelijke beschrijving van Lord Caterham dat
Anthony zijn hoofd moest afwenden om een grijns te verbergen. 'En
naast hem,' vervolgde de Amerikaan, 'staat een dame van wie ik de
naam gisteravond niet heb verstaan. Maar -- zij is intelligent -
zij is erg intelligent.'
Virginia Revel stond bij Lord Caterham.
De hele tijd al had Anthony deze ontmoeting verwacht. Hij had geen
flauw idee hoe hij zich houden moest. Hij moest dit maar aan
Virginia overlaten. Hoewel hij het volste vertrouwen had in haar
tegenwoordigheid van geest, had hij er geen idee van welke
gedragslijn zij zou volgen. Hij werd niet lang in onzekerheid
gelaten.
'He, daar hebben wij meneer Cade,' zei Virginia. Zij stak hem haar
beide handen toe. 'Dus u hebt toch nog kunnen komen?'
'Mijn beste mevrouw Revel, ik wist helemaal niet dat meneer Cade
een vriend van u was,' zei Lord Caterham.
'Hij is een heel oude vriend,' zei Virginia, terwijl zij Anthony
toelachte met een ondeugende blik in haar ogen. ik heb hem gisteren
onverwacht ontmoet in Londen, en toen heb ik hem verteld dat ik
hierheen ging.'
Anthony gaf haar vlug een wenk. ik heb mevrouw Revel uitgelegd,'
zei hij, 'dat ik voor uw vriendelijke uitnodiging had moeten
bedanken, omdat die eigenlijk voor heel iemand anders bedoeld
was.'
'Nou, nou, beste kerel,' zei Lord Caterham, 'dat is nu allemaal
achter de rug. Ik zal iemand naar "De cricketers" sturen om uw
koffer op te halen.'
'Het is erg vriendelijk van u, Lord Caterham, maar...'
'Onzin, natuurlijk moet u naar "Chimneys" komen. Afschuwelijk
hotel, die "Cricketers" - om er te logeren, bedoel ik.'
'Natuurlijk moet u komen, meneer Cade,' zei Virginia zacht.
Anthony merkte dat de houding van de anderen tegenover hem
veranderde. Virginia had nu al heel wat voor hem gedaan. Hij
was niet meer een twijfelachtige vreemdeling. Haar positie was
zo zeker en zo onaantastbaar dat iedereen voor wie zij instond
vanzelfsprekend werd geaccepteerd. Hij dacht aan het pistool in de
boom in Burnham Beeches, en glimlachte voor zich heen.
'Ik zal uw spullen laten halen,' zei Lord Caterham tot Anthony.
'Onder de gegeven omstandigheden zal er van een jachtpartij wel
niets kunnen komen. Jammer. Maar zo is het nu eenmaal. En ik weet
echt niet wat ik met Isaacstein beginnen moet. Het is allemaal erg
ongelukkig gelopen.' De edelman slaakte een diepe zucht.
'Dat is dan geregeld,' zei Virginia. 'U kunt meteen beginnen u
nuttig te maken, meneer Cade, en mij meenemen voor een roeitochtje
op de vijver. Het is daar heerlijk rustig, ver weg van de misdaad
en zo. Is het niet verschrikkelijk voor Lord Caterham dat er in
zijn huis een moord gepleegd is? Maar het is eigenlijk de schuld
van George. George heeft dit weekendje georganiseerd, weet u.'
'Ach!' zei Lord Caterham, 'ik had nooit naar hem moeten
luisteren!'
Hij nam het air aan van een sterk man, ten val gebracht door een
enkele zwakheid.
'Je moet wel naar George luisteren,' zei Virginia. 'Hij houdt je
altijd vast, zodat je niet weg kunt lopen. Ik denk erover patent te
nemen op afneembare revers.'
'Deed u dat maar,' grinnikte haar gastheer. 'Ik ben blij dat u bij
ons komt, Cade. Ik heb steun nodig.'
'Ik stel uw vriendelijkheid zeer op prijs, Lord Caterham,' zei
Anthony. 'Vooral,' voegde hij eraan toe, 'daar ik zo'n verdacht
persoon ben. Maar het feit dat ik hier logeer maakt het
gemakkelijker voor Battle.'
'Hoe dat zo, meneer?' vroeg hoofdinspecteur Battle.
'Dan is het niet zo moeilijk een oogje op mij te houden,' legde
Anthony vriendelijk uit.
De hoofdinspecteur knipperde nauwelijks met zijn ogen, maar genoeg
om Anthony te laten merken dat zijn schot raak was geweest.