Hoofdstuk 17

Het gerechtelijk vooronderzoek vond de volgende morgen plaats. Het leek in niets op de vooronderzoeken die in sensationele romans worden beschreven. Daar alle interessante details werden achtergehouden, was zelfs George Lomax er tevreden over. Hoofdinspecteur Battle en de coroner hadden, in samenwerking met de commissaris, de procedure zo besnoeid dat het alleen nog maar stomvervelend was. Onmiddellijk na de zitting vertrok Anthony zo onopvallend mogelijk.
Zijn vertrek was het enige lichtpunt van de dag voor Bill Eversleigh. George Lomax, wie het angstzweet uitbrak bij de gedachte dat er iets zou uitlekken dat zijn departement zou kunnen schaden, was buitengewoon lastig geweest. Juffrouw Oscar en Bill waren voortdurend in touw geweest. Alles wat nuttig en belangrijk was, had juffrouw Oscar gedaan. Bill werd de taak toebedeeld heen en weer te rennen met talloze boodschappen, telegrammen te decoderen, en urenlang te luisteren naar George, die almaar hetzelfde zei.
Volledig uitgeput ging hij die zaterdagavond naar bed. Tengevolge van de veeleisendheid van George had hij zo goed als geen kans gehad met Virginia te praten, en hij voelde zich beledigd en te kort gedaan. Goddank had die koloniaal de benen genomen. Die had toch al veel te veel beslag op Virginia gelegd. En als George zich zo aan bleef stellen... Terwijl hij nog kookte van woede, viel Bill in slaap. En zijn dromen brachten vertroosting. Want hij droomde van Virginia.
Hij droomde van een brand waarbij hij de rol van de dappere redder speelde. Hij droeg Virginia in zijn armen van de hoogste verdieping naar beneden. Zij was bewusteloos. Hij legde haar neer op het gras. Toen ging hij een pakje boterhammen zoeken. Het was van het hoogste belang dat hij dat pakje boterhammen vond. George had het bij zich, maar in plaats van het aan Bill te geven, begon hij telegrammen te dicteren. Zij waren nu in de sacristie van een kerk, en Virginia kon elk ogenblik binnenkomen om met hem te trouwen. Afschuwelijk! Hij had zijn pyjama nog aan. Hij moest direct naar huis om de juiste kleren aan te doen. Hij rende naar buiten, naar de auto. De auto wilde niet starten. Geen benzine in
de tank! Hij raakte in wanhoop. En toen hield er een grote Londense bus stil, en Virginia stapte eruit aan de arm van de kaalhoofdige baron. Zij zag er heerlijk koel uit en was zeer elegant in het grijs gekleed. Zij kwam op hem toe en tikte hem speels op de schouder. 'Bill,' zei ze. 'O, Bill.' Zij schudde hem. 'Bill,' zei ze. 'Word wakker. O, word toch wakker!'
Helemaal versuft werd Bill wakker. Hij was in zijn slaapkamer op 'Chimneys'. Maar een deel van de droom was er nog. Virginia boog zich over hem heen, en herhaalde steeds dezelfde woorden in varierende volgorde. 'Word wakker, Bill. O, word toch wakker! Bill!'
'He?' zei Bill, terwijl hij rechtop ging zitten in bed. 'Wat is er aan de hand?'
Virginia slaakte een zucht van opluchting. 'Goddank. Ik dacht dat je nooit wakker zou worden. Ik heb je geschud en nog eens geschud. Ben je nu goed wakker?'
ik geloof van wel,' zei Bill aarzelend.
'Jij grote vleesklomp,' zei Virginia. 'Wat heb je mij een last veroorzaakt! Mijn armen doen er pijn van.'
'Die beledigingen zijn ongemotiveerd,' zei Bill op waardige toon. 'Laat ik je vertellen, Virginia, dat ik je gedrag hoogst onbehoorlijk vind. Dat past helemaal niet voor een reine, jonge weduwe.'
'Doe niet zo gek, Bill. Er gebeurt iets.'
'Wat dan?'
'Allerlei rare dingen. In de vergaderzaal. Ik dacht dat ik ergens een deur hoorde slaan, en ik ben naar beneden gegaan om te kijken. En toen zag ik licht in de vergaderzaal. Ik sloop de gang door en gluurde door het sleutelgat. Ik kon niet veel zien, maar wat ik kon zien was zo buitengewoon raar dat ik het gevoel had dat ik er meer van moest weten. En toen voelde ik plotseling dat ik graag een aardige, grote, sterke man bij mij wou hebben. En jij was de aardigste en grootste en sterkste man die ik bedenken kon, dus ben ik binnengekomen en heb ik geprobeerd je zonder lawaai wakker te maken. Maar het heeft lang geduurd voor ik succes had.'
'O, juist,' zei Bill. 'En wat wil je nu van mij? Dat ik opsta en die inbrekers ga inrekenen?'
Virginia fronste haar wenkbrauwen, ik ben er niet zo zeker van dat het inbrekers zijn. Bill, het is heel raar -- maar laten wij geen tijd verspillen met praten. Sta op.'
Bill kwam gehoorzaam zijn bed uit. ik trek even een paar laarzen aan, hoor -- van die grote, met spijkers eronder. Hoe groot en sterk ik ook ben, ik ga geen doortrapte misdadigers te lijf op mijn blote voeten.'
'Ik vind je pyjama leuk,' zei Virginia. 'Kleurig zonder ordinair te zijn.'
'Nu wij het er toch over hebben,' merkte Bill op, terwijl hij zijn tweede laars pakte, 'ik vind het gevalletje dat jij aan hebt ook wel aardig. Een mooie kleur groen. Hoe noem je dat nou? Het is toch geen gewone peignoir, wel?'
'Het is een neglige,' zei Virginia. 'Ik ben blij dat je zo'n rein leven hebt geleid, Bill.'
'Dat heb ik niet,' zei Bill verontwaardigd.
'Je hebt het zojuist verraden. Je bent erg aardig, Bill, en ik mag je graag. Ik zou zo zeggen, dat ik je morgenochtend - laten we zeggen om een uur of tien, een goed, veilig uur waarop de gemoederen niet zo gemakkelijk verhit worden -- misschien wel een zoen zou kunnen geven.'
'Ik vind altijd dat je die dingen beter in de opwelling van het ogenblik kunt doen,' opperde Bill.
'Wij hebben wel wat anders te doen,' zei Virginia. 'Als je niet ook nog een gasmasker wilt opzetten en een malienkolder wilt aantrekken, zullen wij dan gaan?'
'Ik ben klaar,' zei Bill.
Hij hulde zich in een opzichtige zijden kamerjas, en greep een pook. 'Het gebruikelijke wapen,' merkte hij op.
'Schiet op,' zei Virginia, 'en maak geen lawaai.'
Zij slopen de kamer uit en de gang door, en toen de brede dubbele trap af. Virginia fronste haar wenkbrauwen toen zij beneden waren.
'Die laarzen van jou zijn niet bepaald geruisloos, wel, Bill?'
'Spijkers zijn nu eenmaal spijkers,' zei Bill. 'Ik doe mijn best.'
'Je zult ze moeten uittrekken,' zei Virginia op besliste toon.
Bill kreunde.
'Je kunt ze wel in je hand houden. Ik wil eens kijken of jij erachter kunt komen wat ze daar in de vergaderzaal uitvoeren. Bill, het is vreselijk geheimzinnig. Waarom zouden inbrekers een harnas uit elkaar nemen?'
'Nou, ik denk dat ze het niet gemakkelijk in z'n geheel kunnen meenemen.'
Virginia schudde onvoldaan het hoofd. 'Waarom zouden ze nu zo'n oud halfvergaan harnas willen stelen? "Chimneys' is vol kunstschatten die veel gemakkelijker mee te nemen zijn.'
Bill schudde zijn hoofd. 'Hoeveel van die lui zijn er?' vroeg hij, terwijl hij de pook wat steviger beetgreep.
'Dat kon ik niet goed zien. Je weet hoe het is met een sleutelgat. En ze hadden alleen maar een zaklantaarn.'
'Zij zullen nu wel weg zijn,' zei Bill hoopvol.
Hij ging op de onderste trede zitten en trok zijn laarzen uit. Toen, met zijn laarzen in de hand, sloop hij de gang door die naar de vergaderzaal leidde, met Virginia vlak achter zich aan. Bij de zware, eikehouten deur bleven zij staan. Daarbinnen was alles stil, maar plotseling kneep Virginia hem in de arm, en hij knikte. Even was er een fel licht zichtbaar geweest door het sleutelgat.
Bill knielde, en hield zijn oog voor de opening. Hij keek, maar hij kon er geen touw aan vastknopen. De plaats waar het drama zich daarbinnen afspeelde was kennelijk net even naar links, buiten zijn gezichtsveld. Een zacht gerinkel af en toe scheen erop te duiden dat de indringers nog steeds met het harnas bezig waren. Daar waren er twee van, herinnerde Bill zich. Zij stonden naast elkaar bij de muur vlak onder het portret van Holbein. Het licht van de zaklantaarn werd blijkbaar gericht op de man die wat dan ook aan het doen was, zodat de rest van het vertrek bijna in duister gehuld was. Eenmaal kwam er even een gestalte binnen Bills gezichtsveld, maar er was niet genoeg licht om zelfs maar vast te stellen of het een man of een vrouw was. Weldra klonk er een nieuw geluid, een zacht geklop als van knokkels op hout.
Bill ging plotseling op zijn hurken zitten.
'Wat is er?' fluisterde Virginia.
'Niets. Zo schieten wij niet op. Wij kunnen niets zien, en wij kunnen niet raden wat zij uitvoeren. Ik moet naar binnengaan en ze overvallen.'
Hij trok zijn laarzen aan en richtte zich op. 'Nu moet je eens goed naar mij luisteren, Virginia. Wij doen zo zacht mogelijk de deur open. Weetje waar de schakelaar van het licht zit?'
'Ja, vlak bij de deur.'
ik geloof niet dat er meer dan twee zijn. Misschien is er maar een. Ik wil eerst een flink eind binnen zijn. En als ik dan "ja" zeg, moet jij het licht aandoen. Begrijp je?'
'Volkomen.'
'En je moet niet gillen of flauwvallen of zoiets. Ik zal wel zorgen
dat niemand je kwaad doet.'
'Mijn held!' mompelde Virginia.
Bill tuurde wantrouwig naar haar door de duisternis. Hij hoorde een zacht geluid dat zowel een snik als een lach had kunnen zijn. Toen pakte hij de pook stevig beet. Hij voelde dat hij de situatie volledig in de hand had.
Heel zacht draaide hij de deurknop om. De deur gaf mee, en zwaaide langzaam naar binnen. Bill voelde Virginia vlak naast zich. Samen slopen zij geruisloos de zaal in.
Aan het andere einde van de zaal was de zaklantaarn op het portret van Holbein gericht. Tegen het licht afstekend zagen zij de gestalte van een man, die op een stoel stond en zachtjes tegen de betimmering klopte. Zijn rug was natuurlijk naar hen toegekeerd, en ze zagen niet meer van hem dan een monsterachtig grote schaduw.
Wat zij misschien verder gezien zouden hebben kan niet worden verteld, want op dat ogenblik knarsten Bills spijkers op de parketvloer. De man draaide zich met een ruk om en richtte de krachtige zaklantaarn op hen, zodat ze verblind werden door het felle licht. Bill aarzelde niet. 'Ja,' brulde hij tegen Virginia, en sprong op de man af, terwijl zij gehoorzaam de schakelaar omdraaide.
De grote lichtkroon had de zaal fel moeten verlichten, maar in plaats daarvan gebeurde er niets anders dan dat men de klik van de schakelaar hoorde. Het bleef donker in de zaal.
Virginia hoorde Bill er lustig op los vloeken. Het volgende ogenblik was de lucht vervuld van geluiden van hijgende en worstelende mannen. De zaklantaarn was op de grond gevallen en uitgegaan. In de duisternis klonk het rumoer van een wanhopige worsteling, maar wie er aan de winnende hand was, of zelfs wie eraan deelnamen, daar had Virginia geen flauw idee van. Was er nog iemand anders in de zaal geweest dan de man die op de betimmering had staan kloppen? Dat was best mogelijk. Zij hadden maar heel vluchtig iets gezien. Virginia voelde zich als verlamd. Zij wist helemaal niet wat zij doen moest. Zij durfde geen poging te wagen aan het gevecht deel te nemen. Als zij dat deed zou zij Bill kunnen hinderen, in plaats van hem te helpen. Zij dacht maar aan een ding, ze moest in de deuropening blijven staan, zodat iemand die wilde ontsnappen de zaal niet langs die weg zou kunnen verlaten. Tegen de afspraak in schreeuwde ze luidkeels en herhaaldelijk om hulp.
Ze hoorde boven deuren opengaan, en er kwam een plotselinge lichtglans uit de richting van de hal en de grote trap. Als Bill de man maar kon vasthouden tot er hulp kwam opdagen! Maar op dat ogenblik klonk er een oorverdovend lawaai. Zij moesten tegen een van de harnassen aan gerold zijn. Vaag zag Virginia een gestalte op de tuindeur toespringen en hoorde tegelijkertijd Bill vloeken en zich bevrijden van de stukken van het harnas.
Voor de eerste maal verliet zij haar post, en rende hals over kop op de gestalte bij de tuindeur toe. Maar de deur zat niet meer op de grendel. De indringer hoefde daar niet naar te zoeken. Hij sprong naar buiten en sprintte het terras af en de hoek van het huis om. Virginia rende hem achterna. Zij was jong en atletisch, en zij vloog de hoek om met slechts enkele seconden achterstand op de man die zij achtervolgde.
Maar daar liep zij pardoes in de armen van een man die een kleine zijdeur uitkwam. Het was meneer Hiram P. Fish. 'Drommels! Het is een dame,' riep hij uit. 'O, neem mij niet kwalijk, mevrouw Revel. Ik hield u voor een boef die probeerde te ontsnappen.'
'Hij is net hierlangs gekomen,' riep Virginia buiten adem. 'Kunnen wij hem niet vangen?'
Maar terwijl zij dat zei, wist zij al dat het te laat was. De man moest nu wel het park bereikt hebben, en het was een donkere, maanloze nacht. Zij liep terug naar de vergaderzaal, begeleid door meneer Fish, die met kalmerende, eentonige stem een verhandeling gaf over de gewoonten van inbrekers in het algemeen, waarmee hij nogal wat ervaring scheen te hebben opgedaan.
Lord Caterham, Bundie, en verscheidene benauwde bedienden stonden in de deuropening van de vergaderzaal.
'Wat is er toch in 's hemelsnaam aan de hand?' vroeg Bundie. 'Zijn er inbrekers? Waar komen jij en meneer Fish vandaan, Virginia? Hebben jullie een wandeling gemaakt midden in de nacht?'
Virginia vertelde waf er allemaal gebeurd was.
'Wat vreselijk opwindend,' was Bundies commentaar. 'Dat gebeurt niet vaak, een moord In een inbraak in een weekend. Wat is hier met het licht aan de hand? In de rest van het huis branden de lampen wel.'
Dat mysterie was spoedig opgelost. De lampen waren er gewoon uit geschroefd en op een rijtje tegen de muur gelegd. Staande op een trapje draaide de deftige Tredwell, deftig zelfs in nachtkleding, de lampen weer in hun fittingen en nu konden ze de vernielingen in ogenschouw nemen.
'Als ik mij niet vergis,' zei Lord Caterham droevig, terwijl hij om zich heen keek, 'is deze kamer niet zo lang geleden het middelpunt geweest van enigszins heftige tonelen.'
Dat was nauwelijks overdreven. Alles wat omgegooid kon worden, was omgegooid. De vloer was bedekt met kapotte stoelen, scherven van porselein en stukken harnas.
'Hoeveel waren er wel?' vroeg Bundie. 'Er schijnt hier flink gevochten te zijn.'
'Maar een, geloof ik,' zei Virginia. Maar terwijl zij dit zei, aarzelde zij toch even. Er was zeker maar een persoon -- een man -- door de tuindeur weggevlucht. Maar toen zij hem nagerend was, had zij even gedacht een geritsel ergens vlakbij te horen. Als dat zo was, dan kon de tweede in de zaal aanwezige persoon wel door de deur zijn ontsnapt. Maar het was ook wel mogelijk dat zij zich verbeeld had dat geritsel te horen.
Bill verscheen plotseling bij de tuindeur. Hij was buiten adem en hijgde ontzettend. 'Die vervloekte vent!' riep hij nijdig uit. 'Hij is ontsnapt. Ik heb overal gezocht. Geen spoor van hem te bekennen.'
'Kop op, Bill,' zei Virginia, 'volgende keer beter.'
'Nou,' zei Lord Caterham, 'wat zullen wij nu doen? Teruggaan naar bed? Ik kan Badgworthy op deze tijd van de nacht toch niet te pakken krijgen. Tredwell, jij weet wel wat er gebeuren moet. Daar zorg jij wel voor, he?'
'Heel goed, mylord.'
Met een zucht van opluchting maakte Lord Caterham aanstalten weer terug naar bed te gaan. 'Die Isaacstein slaapt maar lekker door,' merkte hij op met een zweem van afgunst in zijn stem. 'Je zou zo zeggen dat al die herrie hem toch wel wakker gemaakt zou hebben.' Hij wierp een blik op meneer Fish. 'U hebt nog tijd gehad om u aan te kleden, zie ik,' voegde hij eraan toe.
'Ik heb een paar kledingstukken aangeschoten,' gaf de Amerikaan toe.
'Heel verstandig van u,' zei Lord Caterham. 'Het is verdomd koud zo, met alleen een pyjama aan.' Hij geeuwde. In een wat gedrukte stemming begaf het gezelschap zich naar bed.