Hoofdstuk 15
Naast elkaar liepen Virginia en Anthony het pad af dat naar de
vijver leidde. Enkele minuten nadat zij het huis verlaten hadden
bleven zij zwijgend voortlopen. Virginia verbrak het stilzwijgen
eindelijk met een lachje.
'O, lieve hemel,' zei ze, 'is het niet verschrikkelijk? Nu heb ik
zoveel dingen die ik u wil vertellen, en er zijn er zoveel die ik
te weten wil komen, dat ik gewoon niet weet waar ik beginnen moet.
In de eerste plaats' - zij liet haar stem dalen - 'Wat hebt u met
het lijk gedaan? Wat klinkt dat ontzettend, nietwaar? Ik had nooit
gedacht dat ik zo'n doortrapt misdadigster zou worden.'
'Ja, het zal voor u zeker wel een nieuwe gewaarwording zijn,' zei
Anthony.
'Voor u dan niet?'
'Nou, ik heb mij beslist nooit eerder van een lijk ontdaan.'
'Vertel het mij eens.'
Heel in het kort vertelde Anthony wat hij de vorige avond had
gedaan. Virginia luisterde aandachtig toe.
'Ik vind dat u dat heel handig hebt opgeknapt,' zei zij
goedkeurend, toen het verhaal uit was. 'Ik kan de hutkoffer weer
oppikken als ik terugga naar Paddington. De enige moeilijkheid die
zich zou kunnen voordoen is dat u misschien vertellen moet waar u
gisteravond bent geweest.'
'Ik geloof niet dat dat zal gebeuren. Het lijk kan niet eerder dan
gisteravond laat zijn gevonden, en misschien vanmorgen pas. Anders
zou er wel iets over in de ochtendbladen hebben gestaan. Daar komt
nog bij dat dokters niet zulke tovenaars zijn dat ze precies kunnen
vertellen hoe lang een man dood is. Het juiste tijdstip van zijn
dood zou maar vaag aangegeven kunnen worden. Ik zou meer hebben aan
een alibi voor vannacht.'
'Dat weet ik. Lord Caterham heeft mij er alles van verteld. Maar de
man van Scotland Yard is nu volkomen overtuigd van uw onschuld,
nietwaar?'
Anthony gaf daar niet dadelijk antwoord op.
'Hij ziet er niet bijzonder scherpzinnig uit,' vervolgde
Virginia.
'Dat weet ik nog niet zo zeker,' zei Anthony langzaam, ik heb de
indruk dat hoofdinspecteur Battle lang niet dom is. Hij schijnt
overtuigd te zijn van mijn onschuld -- maar ik ben er niet zo zeker
van dat dat inderdaad zo is. Op het ogenblik is hij van de wijs
gebracht omdat ik schijnbaar geen motief heb.'
'Schijnbaar?' riep Virginia uit. 'Maar welke reden zou u kunnen
hebben om een onbekende buitenlandse graaf te vermoorden?'
Anthony wierp haar een scherpe blik toe. 'U bent wel eens in
Herzoslowakije geweest, nietwaar?' vroeg hij.
'Ja, ik ben er twee jaar lang geweest. Mijn man werkte daar op de
ambassade.'
'Dat was kort voor de moord op de koning en de koningin. Hebt u
daar ooit prins Michael Obolovitch ontmoet?'
'Michael? Natuurlijk. De ellendeling! Hij stelde voor, herinner ik
mij nog, dat ik een morganatisch huwelijk met hem zou sluiten.'
'O ja? En wat stelde hij voor dat u zou doen met de echtgenoot die
u al had?'
'O, hij had al helemaal een soort David en Uria plan
uitgewerkt.'
'En hoe hebt u gereageerd op dat vriendelijke aanbod?'
'Nou,' zei Virginia, 'ongelukkig genoeg moest ik diplomatiek zijn.
Dus kreeg de arme kleine Michael het niet zo recht voor zijn raap
als anders misschien het geval zou zijn geweest. Maar hij heeft
zich toch beledigd teruggetrokken. Vanwaar al die belangstelling
voor Michael?'
iets waar ik op mijn eigen stuntelige manier achter probeer te
komen. Ik neem aan dat u de vermoorde man niet hebt ontmoet?'
'Nee. Om het in boekentaal te zeggen, hij trok zich dadelijk na
aankomst in zijn eigen appartementen terug.'
'En u hebt natuurlijk het lijk niet gezien?'
Virginia, die hem belangstellend aankeek, schudde haar hoofd.
'Zou u het te zien kunnen krijgen, denkt u?'
'Door middel van een invloedrijk man -- namelijk Lord Caterham --
denk ik dat dat wel zou lukken. Waarom? Is het een bevel?'
'Goeie hemel nee,' zei Anthony verschrikt. 'Heb ik me dan zo
dictatoriaal uitgedrukt? Nee, het gaat eenvoudig hierom. Graaf
Stanislaus was de naam die prins Michael van Herzoslowakije
gebruikte als hij incognito reisde.'
Virginia zette grote ogen op. 'O ja?' Plotseling verscheen haar
fascinerende scheve glimlach op haar gezicht, ik hoop dat u
niet wilt suggereren dat Michael naar zijn kamers ging enkel
en alleen om mij te ontlopen?'
'Iets dergelijks,' gaf Anthony toe. 'Ziet u, als mijn idee dat
iemand wilde verhinderen dat u naar "Chimneys" kwam juist is, dan
schijnt de reden te liggen in het feit dat u Herzoslowakije kent.
Beseft u dat u hier de enige persoon bent die prins Michael van
gezicht kende?'
'Bedoelt u dat de man die vermoord is een bedrieger was?' vroeg
Virginia plotseling.
'Die mogelijkheid is bij mij opgekomen. Als u Lord Caterham zover
kunt krijgen dat hij u het lijk laat zien, dan kunnen wij dat punt
dadelijk ophelderen.'
'Hij is om 11 uur 45 doodgeschoten,' zei Virginia peinzend. 'De
tijd die vermeld stond op dat stukje papier. De hele zaak is
vreselijk geheimzinnig.'
'O ja, dat is waar ook. Is dat uw raam daar? Het tweede van het
eind, boven de vergaderzaal?'
'Nee, mijn kamer is in de Elizabethaanse vleugel, aan de andere
kant. Waarom?'
'Eenvoudig hierom. Toen ik gisteravond wegliep, nadat ik meende een
schot te hebben gehoord, ging het licht in die kamer aan.'
'Wat vreemd! Ik weet niet wie die kamer heeft, maar ik kan er wel
achter komen door het aan Bundie te vragen. Misschien hebben zij
het schot ook gehoord.'
'Als dat zo is, dan hebben zij er niets van gezegd. Ik heb van
Battle begrepen dat niemand in huis het schot heeft gehoord. Het is
de enige aanwijzing die ik heb, en ze zal wel niet veel waard zijn,
maar ik wil er toch van maken wat ervan te maken is.'
'Het is zeker merkwaardig,' zei Virginia peinzend.
Zij waren bij het botenhuis aan de vijver gekomen, en al pratend
stonden zij ertegenaan geleund.
'En nu het hele verhaal,' zei Anthony. 'Wij zullen rustig wat
rondroeien over de vijver, veilig voor de gespitste oren van
Scotland Yard, Amerikaanse gasten en nieuwsgierige
dienstmeisjes.'
'Ik heb iets van Lord Caterham gehoord,' zei Virginia. 'Maar nog
lang niet genoeg. Om mee te beginnen, wie bent u nu eigenlijk,
Anthony Cade of Jimmy McGrath?'
Voor de tweede maal die morgen vertelde Anthony de geschiedenis van
de laatste zes weken van zijn leven -- met dit verschil, dat hij
voor Virginia niets hoefde achter te houden. Hij eindigde
met zijn verbazing toen hij 'meneer Holmes' herkende.
'Tussen twee haakjes, mevrouw Revel,' besloot hij zijn verhaal, 'ik
heb u nog helemaal niet bedankt voor het feit dat u uw
onsterfelijke ziel in gevaar hebt gebracht door te zeggen dat ik
een oude vriend van u was.'
'Natuurlijk bent u een oude vriend,' zei Virginia. 'U denkt toch
niet dat ik u met een lijk zou opschepen, en dan de volgende keer
dat ik u ontmoette zou doen alsof u een oppervlakkige kennis was?
Stel je voor!' Zij zweeg even. 'Weet u,' vervolgde zij, 'ik heb
sterk de indruk dat er nog iets extra geheimzinnigs aan die
memoires is, dat wij nog niet doorhebben.'
ik geloof dat u gelijk hebt,' zei Anthony. 'Zoudt u me iets willen
vertellen?' vervolgde hij.
'Wat wilt u weten?'
'Waarom was u zo verrast toen ik gisteren in de Pont Street de naam
Jimmy McGrath noemde? Had u die dan al eens eerder gehoord?'
'Jawel, Sherlock Holmes. George -- mijn neef, George Lomax, weet u
-- kwam mij een paar dagen geleden opzoeken, en deed een heleboel
vreselijk rare voorstellen. Zijn idee was dat ik hierheen zou gaan
en erg lief zou doen tegen die man McGrath en hem op de een of
andere manier de memoires zou ontfutselen. Zo heeft hij het
natuurlijk niet gezegd. Hij praatte een hoop onzin over Engelse
dames van stand en dergelijke dingen, maar aan zijn werkelijke
bedoeling viel geen ogenblik te twijfelen. Het was nu net iets voor
George om zo'n vuil plannetje te bedenken. En toen ik te veel wilde
weten, probeerde hij mij af te schepen met leugens die een kind van
twee jaar niet geloofd zou hebben.'
'Nou, zijn plan schijnt in ieder geval toch wel gelukt te zijn,'
merkte Anthony op. 'Hier ben ik, de James McGrath die hij in
gedachten had, en hier bent u, en u bent aardig tegen mij.'
'Maar, jammer genoeg voor George, geen memoires! Nu heb ik een
vraag aan u. Toen ik zei dat ik die brieven niet geschreven had,
toen zei u dat u dat wist - maar dat kon u niet weten.'
'O, jawel,' zei Anthony glimlachend, ik bezit een flinke dosis
mensenkennis.'
'U bedoelt dat uw geloof in de zuiverheid van mijn reputatie zo
sterk was dat...'
Maar Anthony schudde heftig zijn hoofd. 'Volstrekt niet. Ik weet
helemaal niets van uw reputatie. U zou best een minnaar kunnen
hebben, en hem schrijven. Maar u zou zich nooit gedwee laten
chanteren. De Virginia Revel van die brieven was doodsbenauwd. U
zou weerstand hebben geboden.'
'Ik vraag mij af wie de echte Virginia Revel is - waar zij is,
bedoel ik. Het geeft mij een gevoel alsof ik ergens een
dubbelgangster heb.'
Anthony stak een sigaret op. 'Weet u dat een van die brieven vanuit
"Chimneys" is geschreven?'
'Wat!' Virginia was kennelijk geschrokken. 'Wanneer is die
geschreven?'
'Er stond geen datum op. Maar het is wel eigenaardig,
nietwaar?'
'Ik ben er volkomen zeker van dat er nooit een andere Virginia
Revel op "Chimneys" heeft gelogeerd. Bundie of Lord Caterham zouden
het me anders zeker hebben verteld.'
'Ja. Het is nogal vreemd. Weet u, mevrouw Revel, ik begin te
geloven dat die andere Virginia Revel helemaal niet bestaat.'
'Zij is in ieder geval wel moeilijk te vinden,' stemde Virginia
toe.
'Buitengewoon moeilijk te vinden. Ik begin te geloven dat de
persoon die die brieven geschreven heeft, opzettelijk uw naam
misbruikt heeft.'
'Maar waarom?' riep Virginia uit. 'Waarom zou zij dat doen?'
'Tja, daar gaat het juist om. Er is zo veel dat we nog niet
weten.'
'Door wie denkt u nu eigenlijk dat Michael is vermoord?' vroeg
Virginia plotseling. 'De Kameraden van de Rode Hand?'
'Ik veronderstel dat zij het wel hadden kunnen doen,' zei Anthony
weinig overtuigd. 'Een doelloze moord zou net iets voor hen
zijn.'
'Laten wij aan het werk gaan,' zei Virginia. 'Ik zie Lord Caterham
en Bundie daar samen wandelen. Het eerste wat wij moeten doen is
erachter komen of de vermoorde man Michael is of niet.'
Anthony roeide naar de wal, en enkele ogenblikken later hadden zij
zich bij Lord Caterham en zijn dochter gevoegd.
'Ze zijn laat met de lunch,' zei de markies op neergeslagen toon.
'Battle zal de kokkin wel beledigd hebben, denk ik.'
'Dit is een vriend van mij, Bundie,' zei Virginia. 'Wees aardig
tegen hem.'
Bundie keek Anthony enkele ogenblikken strak aan, en richtte toen
een opmerking tot Virginia alsof hij er niet bij was. 'Waar pik jij
toch al die knappe mannen op, Virginia?' zei zij jaloers.
'Je mag hem hebben,' zei Virginia royaal, ik wil Lord Caterham
hebben.'
Zij glimlachte tegen de edelman, die zich niet weinig gevleid
voelde, gaf hem een arm, en samen liepen zij weg.
'Praat u?' vroeg Bundie. 'Of bent u soms een van die sterke,
zwijgzame typen?'
'Praten?' zei Anthony. ik keuvel. Ik murmel. Ik kabbel als een
stromende beek, weet u. Soms stel ik zelfs vragen.'
'Zoals, bijvoorbeeld?'
'Wie heeft de tweede kamer van het eind in de linkervleugel?'
Onder het spreken wees hij er naar.
'Wat een buitengewoon vreemde vraag!' zei Bundie. 'U maakt mij
ontzettend nieuwsgierig. Laat eens kijken -- ja -- dat is de kamer
van mademoiselle Brun, de Franse gouvernante. Zij tracht mijn
jongere zusters Dulcie en Daisy in het gareel te houden. Ze zouden
de volgende vast en zeker Dorothy May hebben genoemd, net als in
dat kinderversje. Maar moeder had er genoeg van dat zij alleen maar
meisjes kreeg, en is gestorven. Vond dat iemand anders maar voor
een erfgenaam moest zorgen.'
'Mademoiselle Brun,' zei Anthony peinzend. 'Hoe lang is zij al bij
u?'
'Twee maanden. Ze is bij ons gekomen toen wij in Schotland
waren.'
'Ha!' zei Anthony. ik ruik lont.'
ik wou dat ik de lunch kon ruiken,' zei Bundie. 'Moet ik die man
van Scotland Yard vragen bij ons te lunchen, meneer Cade? U bent
een man van de wereld, u hebt verstand van de etiquette. Wij hebben
nog nooit eerder een moord in huis gehad. Opwindend, he? Het spijt
mij dat uw reputatie zo volledig gezuiverd is vanmorgen. Ik heb
altijd graag een moordenaar willen ontmoeten om zelf eens te zien
of het zulke vriendelijke en charmante mensen zijn als de
zondagsbladen altijd beweren. Goeie God! Wat is dat?'
'Dat' scheen een taxi te zijn die het huis naderde. De twee
inzittenden waren een grote man met een kaal hoofd en een zwarte
baard, en een kleinere en jongere man met een zwarte snor. Anthony
herkende de eerste, en vermoedde dat hij het was -- veeleer dan het
voertuig waarin hij zat -- die Bundie die uitroep van verbazing had
ontlokt. 'Tenzij ik mij sterk vergis,' merkte hij op, 'is dat mijn
oude vriend, baron Lollipop.'
'Baron wie?'
'Ik noem hem voor het gemak maar Lollipop. Het uitspreken van zijn
echte naam is genoeg om je aderverkalking te bezorgen.'
'De telefoon ging er bijna van kapot vanmorgen,' merkte Bundie op.
'Dat is dus de baron? Ik zie aankomen dat ik hem vanmiddag op mijn
dak krijg -- en ik heb Isaacstein de hele morgen al gehad. Laat
George zijn eigen vuile werkjes opknappen, zeg ik, en weg met de
politiek. Neem mij niet kwalijk dat ik u in de steek laat, meneer
Cade, maar ik moet mijn arme, oude vader hulp en bijstand gaan
verlenen.'
Bundie liep vlug op het huis toe.
Anthony bleef haar enkele ogenblikken staan nakijken en stak
peinzend een sigaret op. Terwijl hij dat deed, ving hij een zacht
geluid op vlak bij hem. Hij stond bij het botenhuis, en het geluid
scheen van vlak om de hoek te komen. Het gaf hem de indruk dat
iemand vergeefs trachtte zijn niezen te onderdrukken.
Hij gooide de lucifer weg en liep snel en geruisloos de hoek van
het botenhuis om.
Hij stootte daar op een man die kennelijk op de grond geknield had
gelegen, en juist weer opkrabbelde. Hij was lang, droeg een lichte
overjas en een bril, en had verder een kort, zwart puntbaardje en
iets dandyachtigs. Hij was tussen de dertig en veertig jaar, en hij
zag er zeer fatsoenlijk uit.
'Wat doet u hier?' vroeg Anthony.
Hij was er vrij zeker van dat de man geen loge van Lord Caterham
was.
'Neemt u mij niet kwalijk,' zei de vreemdeling met een opvallend
buitenlands accent, en een trek op zijn gezicht die een innemende
glimlach moest voorstellen. 'Ik wilde terug gaan naar "De vrolijke
cricketers" en ik ben verdwaald. Zou monsieur zo goed willen zijn
mij de weg te wijzen?'
'Zeker,' zei Anthony. 'Maar u komt er niet via de vijver, weet
u.'
'He?' zei de vreemdeling, als iemand die er niets van begrijpt.
'Ik zei,' herhaalde Anthony met een veelbetekenende blik op het
botenhuis, 'dat u er via de vijver niet komt. Er loopt een openbare
weg door het park -- een eindje verderop, maar dit is particulier
terrein. U mag hier niet komen.'
'Het spijt mij zeer,' zei de vreemdeling. 'Ik was helemaal de
richting kwijt. Ik dacht, dat ik maar hierheen moest komen om de
weg te vragen.'
Anthony zei maar niet dat knielen achter een botenhuis wel
een rare manier was om de weg te vragen. Vriendelijk nam hij
de vreemdeling bij de arm.
'Deze kant op,' zei hij. 'Helemaal om de vijver heen en dan
rechtdoor - u kunt het pad niet missen. Als u het gevonden hebt, ga
dan naar links, dan komt u in het dorp. U logeert zeker in "De
cricketers"?'
'Ja, monsieur. Sinds vanmorgen. Zeer veel dank voor uw vriendelijke
aanwijzingen.'
'Tot uw dienst,' zei Anthony. ik hoop dat u geen kou hebt
gevat.'
'He?' zei de vreemdeling.
'Van het knielen op de vochtige grond, bedoel ik,' legde Anthony
uit. ik verbeeldde mij dat ik u hoorde niezen.'
'Dat is wel mogelijk,' gaf de ander toe.
'Precies,' zie Anthony. 'Maar u moet nooit proberen uw niezen te
onderdrukken, weet u. Een beroemd arts heeft dat pas nog gezegd.
Het is verschrikkelijk gevaarlijk. Ik weet niet precies wat je
ervan krijgt -- of dat nu een zenuwtic is of aderverkalking, maar u
moet het nooit meer doen. Goedemorgen.'
'Goedemorgen, en bedankt, monsieur, dat u mij de weg gewezen
hebt.'
'Tweede verdachte vreemdeling uit dorpsherberg,' mompelde Anthony
bij zichzelf, terwijl hij de ander nakeek. 'En iemand die ik ook
niet plaatsen kan. Hij ziet eruit als een Franse handelsreiziger.
Ik zie hem nu niet direct als een Kameraad van de Rode Hand.
Vertegenwoordigt hij soms nog een derde partij in Herzoslowakije?
De Franse gouvernante heeft het tweede raam vanaf het eind. Een
geheimzinnige Fransman sluipt door het park, en luistert naar
gesprekken die niet voor zijn oren bestemd zijn. Ik durf er alles
onder te verwedden dat daar iets achter zit.'
Aldus peinzend liep Anthony weer terug naar het huis. Op het terras
ontmoette hij Lord Caterham, die in overeenstemming met de
omstandigheden terneergeslagen keek, met de twee
nieuw-aan-gekomenen. Hij monterde wat op toen hij Anthony zag.
'Aha, bent u daar,' zei hij. 'Mag ik u voorstellen aan baron -- eh
-- eh -- en kapitein Andrassy. De heer Anthony Cade.'
De baron staarde Anthony met toenemend wantrouwen aan.
'Meneer Cade?' zei hij stijfjes, ik geloof van niet.'
'Kan ik u even alleen spreken, baron,' zei Anthony. ik kan alles
verklaren.'
De baron maakte een buiging, en de beide mannen liepen samen het
terras op. 'Baron,' zei Anthony. 'Ik moet een beroep doen op uw
goedheid. Ik heb me niet als een gentleman gedragen door onder een
aangenomen naam naar Engeland te komen. Ik heb mij aan u
voorgesteld als meneer James McGrath -- maar u moet inzien dat dat
een onbeduidend leugentje was. U bent ongetwijfeld bekend met de
werken van Shakespeare, en met wat hij opmerkt over de
onbelangrijkheid van de naam die je een roos geeft? Dit is net zo'n
geval. De man die u wenste te spreken was de man die de memoires in
zijn bezit had. Die man was ik. Zoals u maar al te goed weet, bezit
ik ze niet meer. Dat was een mooi trucje, baron, een heel mooi
trucje. Van wie was het idee afkomstig, van u of van uw chef?'
'Het was een idee van Zijne Hoogheid zelf. En hij wilde niet dat
iemand anders het uitvoerde dan hijzelf.'
'Hij deed het uitstekend,' zei Anthony goedkeurend. 'Ik hield hem
voor een echte Engelsman.'
'De prins heeft de opvoeding genoten van een Engelse gentleman,'
legde de baron uit. 'Dat is de gewoonte in Herzoslowakije.'
'Een beroepsdief zou het hem niet verbeterd hebben,' zei Anthony.
'Mag ik vragen, zonder indiscreet te zijn, wat ermee gebeurd
is?'
'Als gentlemen onder elkaar,' begon de baron.
'U bent al te vriendelijk, baron,' zei Anthony zacht. 'Ik ben nog
nooit zo vaak een gentleman genoemd als in de laatste achtenveertig
uur.'
'Ik zeg u dit -- ik geloof dat zij verbrand zijn.'
'U gelooft het, maar u weet het niet zeker, he? Is dat het?'
'Zijne Hoogheid heeft ze onder zijn berusting gehouden. Hij was van
plan ze te lezen en ze dan te verbranden.'
'O juist,' zei Anthony. 'Toch is het niet het soort lichte lectuur
waar je in een halfuur doorheen bent.'
'Zij zijn niet gevonden onder de bezittingen van mijn vermoorde
meester. Het is dus duidelijk dat zij verbrand zijn.'
'H'm!' zei Anthony. 'Ik ben benieuwd.' Hij zweeg enkele ogenblikken
en vervolgde toen: 'Ik heb u die vragen gesteld, baron, omdat ik,
zoals u misschien al vernomen hebt, zelfbij de misdaad betrokken
ben geraakt. Ik moet mijzelf absoluut zuiveren van alle
verdenking.'
'Ongetwijfeld,' zei de baron. 'Uw eer eist het.'
'Precies,' zei Anthony. 'U zegt die dingen zo mooi. Daar ben ik
niet zo goed in. Om verder te gaan, ik kan mijzelf alleen van alle
verdenking zuiveren als ik de ware moordenaar ontdek, en om dat te
doen moet ik op de hoogte zijn van alle feiten. Die kwestie van de
memoires is erg belangrijk. Het lijkt mij niet onmogelijk dat
iemand de prins heeft vermoord om de memoires te pakken te krijgen.
Vertelt u mij eens, baron, lijkt u dat te ver gezocht?'
De baron aarzelde even. 'Hebt u zelf de memoires gelezen?' vroeg
hij eindelijk omzichtig.
ik geloof dat ik mijn antwoord al heb,' zei Anthony glimlachend.
'Nu nog een ding, baron. Ik vertel u eerlijk dat ik nog steeds van
plan ben dat manuscript aan de uitgevers te overhandigen,
aanstaande woensdag, de dertiende oktober.'
De baron staarde hem verbijsterd aan. 'Maar u hebt het toch niet
meer?'
'Aanstaande woensdag zei ik. Vandaag is het vrijdag. Dus heb ik nog
vijf dagen om het weer in mijn bezit te krijgen.'
'Maar als het nu verbrand is?'
ik geloof niet dat het verbrand is. Ik heb daar goede redenen voor.
Terwijl hij dit zei sloegen zij de hoek om. Een zware gestalte kwam
op hen toe. Anthony, die de grote Herman Isaacstein nog niet had
ontmoet, nam hem heel aandachtig op.
'Ach, baron,' zei Isaacstein, zwaaiend met een grote, zwarte
sigaar, 'dit is een treurige zaak -- een bijzonder treurige
zaak.'
'Mijn goede vriend meneer Isaacstein, dat is het inderdaad,' riep
de baron uit. 'Ons hele nobele bouwwerk is ineengestort.'
Tactvol liet Anthony de beide heren alleen met hun jammerklachten,
en liep weer terug lang het terras.
Plotseling bleef hij staan. Een dun rookpluimpje steeg op uit het
midden van de taxushaag.
Dat ding moet van binnen hol zijn, dacht Anthony. Zoiets heb ik wel
eens eerder gehoord.
Hij keek snel naar links en naar rechts. Lord Caterham stond aan
het andere eind van het terras met kapitein Andrassy. Zij stonden
met hun rug naar hem toe. Anthony bukte zich en werkte zich door de
dichte taxushaag heen.
Zijn veronderstelling bleek volkomen juist te zijn. De taxushaag
bleek in werkelijkheid niet een, maar twee hagen te zijn, met een
nauwe doorgang ertussen. De ingang daartoe was ongeveer halverwege,
aan de zijkant van het huis. Er was niets geheimzinnigs
aan, maar iemand die de taxushaag van voren bekeek, zou nooit
op het idee gekomen zijn.
Anthony keek tussen de twee hagen door. Ongeveer halverwege leunde
een man achterover in een rieten stoel. Een half opgerookte sigaar
lag op de armleuning van de stoel, en de heer zelf scheen te
slapen.
'H'm!' zei Anthony bij zichzelf. 'Kennelijk zit de heer Hiram Fish
graag in de schaduw.'