Hoofdstuk 24

'U vindt het toch zeker niet erg,' zei Bundie na een paar minuten, 'als ik een beetje hard ga rijden? Ik ben later vertrokken dan ik van plan was.'
Het kwam Anthony voor dat zij al een geweldige vaart hadden, maar hij zag al gauw dat dit niets was vergeleken met wat Bundie
uit de Panhard kon halen als zij werkelijk haar best deed.
'Sommige mensen,' zei Bundie, terwijl zij even vaart minderde om door een dorp te rijden, 'zijn doodsbenauwd voor de manier waarop ik rijd. Mijn arme vader bijvoorbeeld. Hij zou voor geen geld met mij mee willen in deze kar.'
Anthony vond dat Lord Caterham daar volkomen gelijk in had. Met Bundie meerijden was niets voor zenuwachtige heren van middelbare leeftijd.
'Maar u schijnt helemaal niet zenuwachtig te zijn,' vervolgde Bundie goedkeurend, terwijl zij op twee wielen een bocht nam.
'Och, ik heb al van alles beleefd,' legde Anthony met een ernstig gezicht uit. 'Bovendien,' voegde hij er even later aan toe, 'heb ik zelf nogal haast.'
'Zal ik er nog een schepje op doen?' vroeg Bundie vriendelijk.
'Alsjeblieft niet,' zei Anthony haastig. 'Wij rijden al hard genoeg.'
ik brand van nieuwsgierigheid om de reden van dit plotselinge vertrek te weten te komen,' zei Bundie, na op de claxon een toeterconcert te hebben uitgevoerd, dat de omgeving tijdelijk doof gemaakt moet hebben. 'Maar dat mag ik zeker niet vragen? U bent toch niet op de vlucht voor de justitie, wel?'
'Dat weet ik niet helemaal zeker,' zei Anthony. 'Maar daar zal ik wel gauw achter komen.'
'Die man van Scotland Yard is niet zo'n stumperd als ik dacht,' zei Bundie peinzend.
'Battle is een flinke kerel,' beaamde Anthony.
'U had bij de diplomatieke dienst moeten gaan,' zei Bundie. 'U laat ook niet veel los, wel? O! Zeg, u bent toch niet toevallig van plan mademoiselle Brun te schaken, wel?'
'Wat denkt u wel!' zei Anthony verontwaardigd.
Enkele minuten was het stil, terwijl Bundie drie andere auto's inhaalde. Toen vroeg zij plotseling: 'Hoe lang kent u Virginia al?'
'Die vraag is moeilijk te beantwoorden,' zei Anthony volkomen naar waarheid. 'Eigenlijk heb ik haar nog niet vaak ontmoet, en toch schijn ik haar al een hele tijd te kennen.'
Bundie knikte. 'Virginia heeft hersens,' merkte zij plotseling op. 'Zij praat altijd een hoop onzin. Maar zij heeft heus wel hersens. Zij was bijzonder goed daar in Herzoslowakije, geloof ik. Als Tim Revel was blijven leven zou hij een prachtcarriere hebben gemaakt -- en dat zou dan voor het grootste deel aan Virginia te danken zijn geweest. Zij werkte zich kapot voor hem. Zij deed voor hem wat zij kon -- en ik weet ook waarom.'
'Omdat zij veel van hem hield?' Anthony zat heel strak voor zich uit te kijken.
'Nee, omdat zij niet van hem hield. Begrijpt u dat niet? Zij hield niet van hem -- heeft nooit van hem gehouden, en daarom deed zij al het mogelijke om dat goed te maken. Dat is nu echt iets voor Virginia. Maar vergist u zich niet. Virginia is nooit op Tim Revel verliefd geweest.'
'U schijnt het erg precies te weten,' zei Anthony, terwijl hij zich omdraaide om haar aan te kijken.
Bundies kleine handen klemden zich om het stuur, en zij stak vastberaden haar kin vooruit, ik weet zo het een en ander. Ik was nog maar een kind toen zij gingen trouwen, maar ik heb een paar dingen opgevangen, en daar ik Virginia ken, begrijp ik wel hoe de vork in de steel zat. Tim Revel was smoorverliefd op Virginia -- hij was een Ier, weet u, en bijzonder aantrekkelijk, en hij was goed van de tongriem gesneden. Virginia was heel jong -- achttien jaar. Zij kon nergens heen gaan zonder Tim tegen te komen die haar met pathos bezwoer dat hij zichzelf zou doodschieten of aan de drank zou raken als zij niet met hem trouwde. Meisjes geloven die dingen -- vroeger tenminste -- we zijn de laatste acht jaar heel wat wijzer geworden. Ze is met hem getrouwd - en is altijd een engel voor hem geweest. Zij zou niet half zo engelachtig voor hem geweest zijn als zij van hem gehouden had. Er zit een heleboel spirit in Virginia. Maar een ding kan ik u vertellen -- zij geniet van haar vrijheid. En het zal een heleboel moeite kosten haar over te halen die op te geven.'
ik vraag mij af waarom u mij dat allemaal vertelt,' zei Anthony langzaam.
'Het is interessant iets van de mensen te weten, nietwaar? Van sommige mensen, tenminste.'
ik heb het wel willen weten,' gaf hij toe.
'En van Virginia zou u het nooit gehoord hebben. Maar u kunt ervan op aan dat ik u een goede tip geef, zo uit de eerste hand. Virginia is een schat. Zelfs vrouwen mogen haar graag, omdat zij helemaal niet kattig is. En in ieder geval,' besloot Bundie enigszins duister, 'je moet toch sportief zijn, nietwaar?'
'O, zeker,' stemde Anthony toe. Maar hij begreep er niets van. Hij had geen flauw idee wat Bundie ertoe had gebracht hem ongevraagd zoveel te vertellen. Dat hij er blij om was, ontkende hij niet.
'Nu zitten we tussen de trams,' zei Bundie met een zucht, ik vrees dat ik voorzichtig zal moeten rijden.'
'Dat zou misschien wel raadzaam zijn,' zei Anthony.
Zijn ideeen en die van Bundie over voorzichtig rijden kwamen helemaal niet overeen. Na opschudding te hebben veroorzaakt in diverse voorsteden, kwamen zij tenslotte uit in Oxford Street.
'Geen gekke tijd gemaakt, he?' zei Bundie, terwijl zij op haar polshorloge keek. 'Waar zal ik u afzetten?'
'Waar u maar wilt. Welke kant gaat u op?'
'Richting Knightsbridge.'
'Goed, zet u mij dan maar af bij Hyde Park Corner.'
'Nou, dag,' zei Bundie, toen zij stopte op de aangegeven plaats. 'Wat doen wij met de terugreis?'
'Bedankt, maar ik kom wel op eigen gelegenheid terug.'
ik heb hem toch wel bang gemaakt,' merkte Bundie op.
ik zou een ritje met u niet aanbevelen als kalmerend middel voor oude dames, maar ik persoonlijk heb er wel van genoten. De laatste maal dat ik in een dergelijk gevaar verkeerde was toen ik werd aangevallen door een kudde wilde olifanten.'
ik vind u bijzonder onbeleefd,' zei Bundie. 'Wij hebben zelfs niet het kleinste botsinkje gehad.'
'Het zou mij spijten als u zich terwille van mij in toom gehouden hebt,' kaatste Anthony terug.
ik geloof eigenlijk niet dat mannen erg dapper zijn,' zei Bundie.
'Dat is een gemene opmerking,' zei Anthony. ik trek mij diep vernederd terug.' Bundie knikte en reed door. Anthony riep een passerende taxi aan. 'Victoria Station,' zei hij tegen de chauffeur terwijl hij instapte.
Toen hij bij het station aankwam betaalde hij de chauffeur, en informeerde wanneer de volgende trein naar Dover vertrok. Jammer genoeg had hij er net een gemist. Hij moest een dik uur wachten. Met gefronste wenkbrauwen liep hij heen en weer. Een paar maal schudde hij ongeduldig het hoofd.
Tijdens de reis naar Dover gebeurde er niets dat het vermelden waard was. Daar aangekomen liep Anthony vlug het station uit, en toen, alsof hij zich plotseling iets herinnerde, keerde hij weer terug. Er speelde een glimlachje om zijn lippen toen hij de weg vroeg naar Hurstmere op de Langly Road.
Het was een lange weg, die doorliep tot buiten de stad. Volgens de instructies van de kruier was Hurstmere het laatste huis. Anthony stapte stevig door.
Hurstmere was inderdaad, zoals de kruier gezegd had, het laatste huis van de Langly Road. Het stond een eind van de weg af, omgeven door een onverzorgde, verwilderde tuin. Het huis moest al vele jaren leeg gestaan hebben, dacht Anthony. Een groot ijzeren hek zwaaide heen en weer op zijn roestige scharnieren, en de naam op de stijl van het hek was bijna onleesbaar geworden.
'Een eenzaam plekje,' mompelde Anthony bij zichzelf, 'en goed gekozen.'
Hij aarzelde enkele ogenblikken, keek vlug de weg op en af -- die volkomen verlaten was -- en glipte toen door het knarsende hek de dichtbegroeide oprijlaan op. Hij liep een eindje door en bleef toen staan luisteren. Hij was nog op enige afstand van het huis. Er was nergens ook maar enig geluid te horen. Een paar verdorde bladeren maakten zich los van een van de bomen boven hem, en vielen op de grond met een zacht, ritselend geluid dat bijna sinister klonk in deze stilte. Anthony schrok, en begon toen te glimlachen. Zenuwen, zei hij bij zichzelf. Ik heb nooit eerder geweten dat ik die had.
Hij ging de oprijlaan op. Bij een bocht ging hij het struikgewas in en liep daar verder, zodat hij vanuit het huis niet gezien kon worden. Plotseling bleef hij doodstil staan, en tuurde door de bladeren naar buiten. In de verte blafte een hond, maar Anthony's aandacht werd getrokken door een geluid dichterbij.
Zijn scherp gehoor had hem niet bedrogen. Een man kwam snel de hoek van het huis om, een kleine, breedgeschouderde, gezette man met een buitenlands uiterlijk. Hij bleef niet staan, maar liep stevig door, ging om het huis heen en verdween weer.
Anthony knikte bij zichzelf. 'Schildwacht,' mompelde hij. 'Zij doen het lang niet kwaad.'
Zodra de man voorbij was, liep Anthony weer door: hij hield links aan, en volgde zodoende de voetstappen van de schildwacht. Hij bewoog zich volkomen geruisloos.
De muur van het huis was aan zijn rechterkant, en weldra kwam hij bij een plek waar een brede lichtstreep het grintpad bescheen. Hij hoorde enkele mannen met elkaar praten.
Mijn God! Wat een ontzettende stommelingen, mompelde Anthony bij zichzelf. Het zou hun verdiende loon zijn als iemand hun eens de stuipen op het lijf joeg. Hij sloop op het raam toe, en bukte een beetje, zodat ze hem niet konden zien. Daarna hief hij zijn hoofd heel voorzichtig op tot de hoogte van het raamkozijn en keek naar binnen.
Zes mannen zaten wat onderuit gezakt om een tafel. Vier van hen waren grote, stevige kerels met vooruitstekende jukbeenderen en wat scheefstaande ogen. De twee anderen leken op ratten en waren heel beweeglijk. De taal die werd gesproken was Frans, maar de vier grote mannen spraken het hakkelend en met schorre keelgeluiden. 'De baas?' bromde er een. 'Wanneer komt hij hier?'
Een van de kleinere mannen haalde de schouders op. 'Hij kan nu elk ogenblik hier zijn.'
'En het zal tijd worden ook!' gromde de eerste, ik heb hem nooit gezien, die baas van jullie, maar o! wat hadden wij een groot en roemrijk werk kunnen verrichten in die dagen van wachten en nietsdoen.'
'Idioot,' zei de andere kleine man op bijtende toon. 'Je door de politie laten oppakken, zul je bedoelen. Dat is alles waartoe jullie in staat zijn. Stelletje stomme gorilla's!'
'Aha!' brulde een andere dikke kerel. 'Jij beledigt de Kameraden? Ik zal gauw het teken van de Rode Hand op je keel zetten.'
Hij stond half op en keek de Fransman woedend aan, maar een van zijn metgezellen trok hem weer terug. 'Geen ruzie maken,' gromde hij. 'Wij moeten samenwerken. Naar wat ik zo gehoord heb, duldt die koning Victor geen ongehoorzaamheid.'
In de duisternis hoorde Anthony de voetstappen van de schildwacht, die opnieuw zijn ronde maakte en hij ging achter een struik staan.
'Wie is dat?' zei een van de mannen binnen.
'Carlo, op zijn ronde.'
'O! Hoe gaat het met de gevangene?'
'Met hem gaat het wel goed -- hij is al aan het bijkomen. Die klap op zijn hoofd heeft hem niet al te veel kwaad gedaan.'
Anthony verwijderde zich geruisloos. 'Goeie hemel! Wat een stel,' mompelde hij. 'Zij bespreken hun zaken met het raam open, en die gek van een Carlo maakt een herrie als een olifant en ziet net zoveel als een mol. En als toppunt van dwaasheid raken de Herzoslowaken en de Fransen bijna slaags. Het hoofdkwartier van koning Victor schijnt wel in een hachelijke positie te verkeren. Ik zou ze verdomd graag een lesje geven.'
Even bleef hij besluiteloos staan.
Van ergens boven zijn hoofd klonk een gedempt gekreun.
Anthony keek op. Het gekreun klonk opnieuw.
Anthony keek vlug naar rechts en naar links. Carlo was nog niet in aantocht. Hij greep de dikke wilde wingerd beet en klom vlug naar boven tot hij een raamkozijn bereikte. Het raam was dicht, maar met een zakmes kon hij de knip omhoog duwen.
Hij wachtte even om te luisteren, en toen sprong hij zachtjes de kamer in. In de hoek tegenover het raam stond een bed, en op dat bed lag een man, wiens gestalte nauwelijks zichtbaar was in de duisternis.
Anthony liep op het bed toe, en liet zijn zaklantaarn schijnen op het gezicht van de man. Het was het gezicht van een buitenlander, bleek en vermagerd, en het hoofd zat dik in het verband.
De man was aan handen en voeten gebonden. Hij keek op naar Anthony met een versufte blik.
Anthony boog zich over hem heen, en toen hij dit deed hoorde hij een geluid achter zich en draaide zich met een ruk om. Zijn hand ging al naar zijn jaszak, maar een kort bevel hield hem tegen.
'Handen omhoog, jongeman. Je had niet verwacht mij hier te zien, maar ik heb toevallig dezelfde trein gepakt als jij op het Victoria Station.'
Het was meneer Hiram Fish die in de deuropening stond. Hij glimlachte, en in zijn hand hield hij een groot, blauw, automatisch pistool.