Hoofdstuk 10

Inspecteur Badgworthy op zijn bureau. Tijd: 8.30 v.m. Een grote, gezette man, die inspecteur Badgworthy, met de zware tred van i een agent op zijn ronde. Geneigd om hoorbaar adem te halen, wanneer zijn beroep hem voor een moeilijke situatie stelde. Bij hem stond agent Johnson, nog maar pas bij de politie, met iets donzigs en kaals over zich - net een menselijk kuiken.
De telefoon op het bureau rinkelde luid, en de inspecteur nam hem op met zijn gewone zwaarwichtige manier van doen. 'Ja. Politiebureau Market Basing. Met inspecteur Badgworthy. Wat?'
Er kwam een kleine verandering in de manier van doen van de inspecteur. Zoals hij hoger is dan Johnson, zo zijn anderen hoger dan inspecteur Badgworthy. 'Daar spreekt u mee, mylord. Pardon, mylord? Ik heb niet precies gehoord wat u zei.'
Het bleef lang stil, terwijl de inspecteur luisterde en een verscheidenheid van uitdrukkingen over zijn gewoonlijk zo onverstoorbare gezicht gleed. Eindelijk legde hij de telefoon neer, na een kort: 'Dadelijk, mylord.'
Hij wendde zich tot Johnson, en scheen te zwellen van gewichtigheid. 'Meneer de markies -- op "Chimneys" -- moord.'
'Moord,' zei Johnson hem na, diep onder de indruk.
'Ja, moord,' zei de inspecteur met grote voldoening.
'Nou, er is hier nog nooit een moord gebeurd -- niet dat ik ooit gehoord heb -- behalve die keer dat Tom Pearse zijn meisje heeft doodgeschoten.'
'En dat was om zo te zeggen geen echte moord, maar het gevolg van drankmisbruik,' zei de inspecteur op afkeurende toon.
'Hij is er niet voor opgehangen,' gaf Johnson somber toe. 'Maar dit is wel een echte moord, nietwaar, inspecteur?'
'Ja, Johnson. Een van de gasten van meneer de markies, een buitenlandse heer, is doodgeschoten aangetroffen. De tuindeur was open, en er waren buiten voetafdrukken.'
'Jammer dat het een buitenlander is,' zei Johnson een beetje spijtig. Het deed de moord minder echt lijken. Buitenlanders liepen nu eenmaal de kans om doodgeschoten te worden, vond Johnson.
'Meneer de markies was helemaal over zijn toeren,' vervolgde de inspecteur. 'Wij zullen dokter Cartwright te pakken zien te krijgen, en hem meteen meenemen. Het is te hopen dat iedereen van die voetafdrukken afblijft.'
Badgworthy was in de zevende hemel. Een moord! Op 'Chimneys'! Inspecteur Badgworthy is met de zaak belast. De politie beschikt over een aanwijzing. Sensationele arrestatie. Promotie en lof voor bovengenoemde inspecteur.
Dat wil zeggen, zei inspecteur Badgworthy bij zichzelf, als Scotland Yard zich er niet mee gaat bemoeien.
Deze gedachte zette even een domper op zijn vreugde. Onder de gegeven omstandigheden was dat bijzonder waarschijnlijk.
Zij stopten voor het huis van dokter Cartwright, en de dokter, die een tamelijk jonge man was, spreidde een levendige belangstelling ten toon. Zijn reactie was bijna net als die van Johnson.
'Wel heb ik van mijn leven,' riep hij uit, 'wij hebben hier geen moord gehad sinds de tijd van Tom Pearse.'
Met zijn drieen stapten zij in het autootje van de dokter, en reden met een vaartje naar 'Chimneys'. Toen zij het plaatselijke hotel voorbijkwamen, 'De vrolijke cricketers', viel de dokter een man op die in de deuropening stond.
'Een vreemdeling,' merkte hij op. 'Een knappe jonge kerel. Ik vraag mij af hoe lang hij hier al is, en waarom hij in "De cricketers" logeert. Ik heb hem hier niet eerder gezien. Hij moet gisteravond zijn aangekomen.'
'Hij is niet met de trein meegekomen,' zei Johnson. Johnsons broer was de plaatselijke stationskruier, en daarom was Johnson altijd goed op de hoogte van aankomende en vertrekkende passagiers.
'Wie is er gisteren aangekomen voor "Chimneys"?' vroeg de inspecteur.
'Lady Eileen. Zij kwam met de trein van 3 uur 40, en zij had twee heren bij zich, een Amerikaanse meneer en een jongeman van het leger -- ze hadden geen van beiden een bediende bij zich. Meneer de markies is uit Londen gekomen met een buitenlander, misschien wel de man die doodgeschoten is, en de bediende van die meneer. Ze kwamen met de trein van 5 uur 40. Meneer Eversleigh kwam met dezelfde trein mee. Mevrouw Revel is met de trein van 7 uur 25 meegekomen, en nog een buitenlands uitziende meneer ook, eentje met een kaal hoofd. De kamenier van mevrouw Revel is met de trein van 8 uur 56 meegekomen.'
Johnson zweeg, buiten adem.
'En was er niemand voor "De cricketers"?'
Johnson schudde zijn hoofd.
'Dan moet hij met een auto zijn gekomen,' zei de inspecteur. 'Johnson, schrijf op dat je even gaat informeren bij "De cricketers," op de terugweg. Wij willen alles over alle vreemdelingen weten. Hij was erg gebruind door de zon. Best mogelijk dat hij ook uit het buitenland komt.'
De inspecteur knikte zeer wijs, alsof hij wilde laten uitkomen dat hij een heel waakzame man was -- iemand die je onder geen enkele omstandigheid op een fout zou betrappen.
De auto reed door het parkhek het terrein van 'Chimneys' op. Beschrijvingen van dit historische kasteel kan men in iedere reisgids aantreffen. Het is ook no. 3 van Historische Kastelen van Engeland, prijs 21 shilling. Elke donderdag komen er touringcars uit Middlingham voor het bezichtigen van die gedeelten die voor het publiek zijn opengesteld. Daarom is het overbodig 'Chimneys' te beschrijven.
Zij werden aan de deur ontvangen door een butler met grijze haren, wiens optreden boven alle lof verheven was. Wij zijn er niet aan gewend, scheen hij te zeggen, dat er binnen deze muren moorden worden gepleegd. Maar het zijn kwade tijden. Laten we bij alle rampen onze kalmte bewaren, en tot onze laatste ademtocht doen alsof er niets ongewoons is gebeurd.
'Meneer de markies verwacht u,' zei de butler. 'Deze kant op, alstublieft.'
Hij liet ze binnen in een klein, gezellig kamertje, waar Lord Caterham zich gewoonlijk terugtrok als de pracht en praal in de rest van het kasteel hem te veel werd, en kondigde hen aan.
'De politie, mylord, en dokter Cartwright.'
Lord Caterham liep te ijsberen. Hij was erg gespannen.
'Ha, inspecteur, bent u daar eindelijk? Daar ben ik blij om. Hoe gaat het met je, Cartwright? Dit is een drommels lelijke zaak, weet je. Een drommels lelijke zaak!'
En Lord Caterham haalde zijn handen zo woest door zijn haar, dat het in kleine bosjes recht overeind ging staan en hij er nog minder dan anders uitzag als een Engelse edelman.
'Waar is het lijk?' vroeg de dokter op zakelijke toon.
Lord Caterham keek of het een opluchting voor hem was dat hem een rechtstreekse vraag werd gesteld, in de vergaderzaal -- precies zoals het gevonden is -- ik wilde niet dat iemand het aanraakte. Ik meende -- eh -- dat dit de correcte methode was.'
"Volkomen juist, mylord,' zei de inspecteur goedkeurend.
Hij haalde een aantekenboekje en een potlood tevoorschijn. 'En wie heeft het lijk ontdekt? U?'
'Goeie hemel, nee,' zei Lord Caterham. 'U denkt toch niet dat het mijn gewoonte is om op dit afschuwelijk vroege uur op te staan, wel? Nee, het is gevonden door een dienstmeisje. Gilde het hele huis bij elkaar. Ik heb haar zelf niet gehoord. Toen zijn ze het mij komen vertellen en toen ben ik natuurlijk opgestaan en naar beneden gegaan -- en daar lag het, weet u.'
'U hebt het lijk herkend als dat van een van uw gasten?'
'Juist, inspecteur.'
'En zijn naam was?'
Die uiterst simpele vraag scheen Lord Caterham in verwarring te brengen. Een paar maal deed hij zijn mond open, maar deed hem telkens weer dicht. Eindelijk vroeg hij: 'Bedoelt u -- bedoelt u -- hoe hij heette?'
'Ja, mylord.'
'Wel,' zei Lord Caterham, terwijl hij langzaam de kamer rondkeek, alsof hij daarmee inspiratie hoopte op te doen. 'Hij heette -- ik zou zeggen -- ja, het was beslist graaf Stanislaus.'
Lord Caterhams manier van doen was zo vreemd, dat de inspecteur ophield met schrijven, en hem in plaats daarvan aanstaarde. Maar op dat ogenblik gebeurde er iets dat de aandacht afleidde, wat de in verlegenheid gebrachte edelman hoogst welkom scheen te zijn.
De deur ging open en een meisje kwam de kamer binnen. Zij was lang, slank en had donker haar en een aantrekkelijk, jongensachtig gezicht, en was zeer beslist in haar optreden. Dit was Lady Eileen Brent, algemeen bekend als Bundie, de oudste dochter van Lord Caterham. Zij knikte de anderen toe, en richtte zich rechtstreeks tot haar vader.
'Ik heb hem te pakken,' verkondigde zij.
De inspecteur stond op het punt op te springen, in de mening dat de jongedame de moordenaar gegrepen had, maar bijna onmiddellijk besefte hij dat zij iets heel anders bedoelde.
Lord Caterham slaakte een zucht van opluchting. 'Gelukkig maar. Wat zei hij?'
'Hij komt dadelijk hierheen. Wij moeten "de uiterste discretie betrachten".'
Haar vader liet een uitroep van ergernis horen. 'Zoiets idioots kun je nu precies van George Lomax verwachten. Maar als hij er eenmaal is, wil ik met de hele zaak niets meer te maken hebben.' Dat vooruitzicht scheen hem een beetje op te monteren.
'En de naam van de vermoorde was graaf Stanislaus?' vroeg de dokter.
Vader en dochter wisselden een snelle blik, en daarop zei Lord Caterham met enige waardigheid: 'Zeker. Dat heb ik net gezegd!'
'Ik vroeg het omdat u er niet helemaal zeker van scheen te zijn,' legde Cartwright uit.
Er was even iets spottends in zijn blik, en Lord Caterham keek hem verwijtend aan.
'Ik zal u meenemen naar de vergaderzaal,' zei hij.
Zij volgden hem; de inspecteur liep achteraan en keek onderzoekend om zich heen, alsof hij verwachtte een aanwijzing te ontdekken in de lijst van een schilderij of achter een deur.
Lord Caterham haalde een sleutel uit zijn zak, ontsloot de deur, en gooide die open. Ze gingen een grote zaal binnen met een eikehouten betimmering. Drie glazen tuindeuren gaven toegang tot het terras. In de kamer stonden een lange kloostertafel, een aantal eiken kisten, en enkele prachtige oude stoelen. Aan de muren hingen verscheidene portretten van overleden Caterhams. Bij de linkermuur, ongeveer halverwege de deur en de tuindeur lag een man op zijn rug, de armen wijd uitgestrekt.
Dokter Cartwright ging erheen en knielde neer bij het lijk. De inspecteur liep op de tuindeuren toe, en bekeek ze een voor een. De middelste was wel gesloten, maar niet gegrendeld. Op de stoep buiten waren voetstappen die naar de deur toe leidden, en een tweede stel van de deur af.
'Dat is wel duidelijk,' zei de inspecteur met een hoofdknikje.
'Maar er moesten binnen eigenlijk ook voetstappen zijn. Die zouden duidelijk zichtbaar zijn op de parketvloer.'
ik denk dat ik dat wel kan verklaren,' viel Bundie hem in de rede. 'Het werkmeisje had vanmorgen de halve vloer al gedaan voor zij het lijk zag. Ziet u, het was donker toen zij hier binnenkwam. Zij liep regelrecht op de tuindeuren toe, trok de gordijnen open, en begon aan de vloer, en vanzelfsprekend zag zij het lijk niet, dat aan die kant van de kamer niet te zien was door de tafel. Zij zag het pas toen zij er vlak bij was.'
De inspecteur knikte.
'Nou,' zei Lord Caterham, die dolgraag wilde ontsnappen, 'ik laat u hier maar achter, inspecteur. U zult mij wel weten te vinden als u mij -- eh -- nodig hebt. Maar meneer George Lomax komt dadelijk hierheen van Wyvern Abbey, en hij kan u veel meer vertellen dan ik. Het is zijn zaak eigenlijk. Ik kan het niet uitleggen, maar dat zal hij wel doen als hij komt.'
Zonder op antwoord te wachten trok Lord Caterham zich haastig terug. 'Wat een streek van Lomax,' beklaagde hij zich. 'Om mij zo'n koopje te leveren. Wat is er, Tredwell?'
De grijsharige butler draaide eerbiedig om hem heen. ik ben zo vrij geweest, mylord, het uur van het ontbijt te vervroegen voor zover het u betreft. Alles staat klaar in de eetkamer.'
ik denk niet dat ik iets door mijn keel zal kunnen krijgen,' zei Lord Caterham somber, terwijl hij zijn schreden naar de eetkamer richtte. 'Dat geloof ik beslist niet.'
Bundie gaf hem een arm en samen gingen zij de eetkamer binnen. Op het buffet stonden een stuk of wat zware zilveren schalen, die op vernuftige wijze warm werden gehouden.
'Omelet,' zei Lord Caterham, terwijl hij om de beurt alle deksels optilde. 'Eieren met spek, niertjes, gekruide kip, schelvis, koude ham, koude fazant. Ik wil geen van die dingen hebben, Tredwell. Vraag de kokkin maar een roereitje voor mij klaar te maken, wil je?'
'Heel goed, mylord.'
Tredwell verdween. Ietwat verstrooid vulde Lord Caterham een bord met niertjes en spek, schonk een kop koffie in, en ging aan de lange tafel zitten. Bundie at gretig van een bord vol eieren met spek.
ik val om van de honger,' zei Bundie met haar mond vol. 'Zeker van de opwinding.'
'Dat is allemaal goed en wel voor jou,' klaagde haar vader. 'Jullie jongelui houden van opwinding. Maar ik heb een zeer zwakke gezondheid. Ik moet me heel rustig houden, zegt Sir Abner Willis. Dat kan een man die in zijn spreekkamer in Harley Street zit gemakkelijk zeggen. Hoe kan ik me nu rustig houden als die ezel van een Lomax mij zoiets op mijn dak schuift? Ik had toen flinker moeten zijn. Ik had absoluut moeten weigeren.'
Hoofdschuddend stond Lord Caterham op en sneed een heleboel plakjes ham af. 'Codders heeft zichzelf overtroffen deze keer,' merkte Bundie opgewekt op. 'Hij kon haast geen verstandig woord zeggen door de telefoon. Over een paar minuten is hij hier, en sputtert erop los over discretie en in de doofpot stoppen!'
Lord Caterham liet een gekreun horen bij dit vooruitzicht.
'Was hij al op?' vroeg hij.
'Hij heeft mij verteld,' antwoordde Bundie, 'dat hij al vanaf zeven uur op is en brieven en memoranda dicteert.'
'En daar is hij nog trots op ook,' merkte haar vader op. 'Buitengewoon zelfzuchtig, die politici. Hun arme secretarissen laten zij op een afschuwelijk vroeg uur opstaan om onzin aan hen te dicteren. Als er een wet werd aangenomen om hen te dwingen tot elf uur in bed te blijven, zou dat een grote zegen voor het land zijn! Ik zou het nog niet zo erg vinden als ze niet zo'n volslagen kolder uitsloegen. Lomax heeft het altijd tegen mij over mijn "positie". Alsof ik die had. Wie wil nu tegenwoordig van adel zijn?'
'Niemand,' zei Bundie. 'Ze zouden veel liever een goed lopende kroeg houden.'
Zwijgend verscheen Tredwell weer met twee roereieren in een zilveren schaaltje, dat hij op de tafel voor Lord Caterham neerzette. 'Wat is dat?' vroeg deze, terwijl hij ze met een vies gezicht bekeek.
'Roereieren, mylord.'
'Ik verafschuw roereieren,' zei Lord Caterham knorrig. 'Ze smaken zo flauw. Ik kijk er liever niet eens naar. Neem ze maar weg, wil je, Tredwell?'
'Heel goed, mylord.'
Tredwell en de roereieren verdwenen even geruisloos als zij gekomen waren.
'Goddank staat er niemand vroeg op in dit huis,' merkte Lord Caterham op vrome toon op. 'Wij zullen ze wel voorzichtig op de hoogte moeten stellen wanneer het zover is.' Hij zuchtte.
ik vraag mij af wie hem vermoord heeft,' zei Bundie. 'En waarom?'
'Dat is gelukkig onze zaak niet,' zei Lord Caterham. 'Dat moet de politie maar uitzoeken. Niet dat Badgworthy ooit iets zal ontdekken. Al met al hoop ik dat het Isaacstein is.'
'Je bedoelt...'
'Die van het puur Britse syndicaat.'
'Waarom zou meneer Isaacstein hem vermoorden als hij speciaal hierheen gekomen is om hem te ontmoeten?'
'Ach, die financiers,' zei Lord Caterham vaag. 'En nu ik daaraan denk, het zou mij niet verwonderen als Isaacstein gewend was vroeg op te staan. Hij kan ons elk ogenblik op ons dak vallen. Het is een gewoonte in de City. Ik geloof dat ze daar, hoe rijk ze ook zijn, toch altijd met de trein van 9 uur 7 naar kantoor gaan.'
Door het open raam klonk het geronk van een zeer snel rijdende auto.
'Codders,' riep Bundie.
Vader en dochter leunden uit het raam en riepen de inzittende van de auto aan toen deze voor de hoofdingang stopte. 'Hierheen, beste kerel, hierheen,' riep Lord Caterham, terwijl hij haastig de ham doorslikte die hij nog in zijn mond had.
George dacht er niet over door het raam naar binnen te klimmen. Hij verdween door de voordeur, en kwam even later de kamer in, begeleid door Tredwell, die zich onmiddellijk weer terugtrok.
'Eet wat mee,' zei Lord Caterham, terwijl hij hem de hand schudde. 'Wat dacht je van niertjes?'
George wees de niertjes met een ongeduldig handgebaar af. 'Dit is een ramp, verschrikkelijk, verschrikkelijk.'
'Dat is het zeker. Wat schelvis dan?'
'Nee, nee. Wij moeten het geheimhouden. Het moet tot elke prijs geheimgehouden worden.'
Zoals Bundie had voorspeld, begon George te sputteren.
ik begrijp hoe je je voelt,' zei Lord Caterham met medegevoel. 'Probeer een ei met wat spek, of een stukje schelvis.'
'Wat een samenloop van omstandigheden -- dat kon niemand voorzien -- een nationale ramp -- de concessies in gevaar...'
'Kalm aan,' zei Lord Caterham. 'En eet een stukje mee. Wat jij nodig hebt is wat eten, om tot rust te komen. Roereieren dan? Er waren hier een paar minuten geleden nog een paar roereieren.'
'Ik wil niets eten,' zei George. 'Ik heb al ontbeten, en ook al had ik dat niet gedaan dan zou ik nog niets willen hebben. Wij moeten nadenken over wat er gebeuren moet. Je hebt het nog aan niemand verteld?'
'Nou, Bundie en ik weten ervan. En de plaatselijke politie. En Cartwright. En alle bedienden natuurlijk.'
George kreunde.
'Wees flink, beste kerel,' zei Lord Caterham vriendelijk. 'Ik wou dat je maar wat wilde eten. Je schijnt niet te beseffen dat je een lijk niet kan doodzwijgen. Het moet toch begraven worden en zo. Erg jammer, maar zo is het nu eenmaal!'
Plotseling werd George kalm. 'Je hebt gelijk, Caterham. Je hebt de plaatselijke politie gewaarschuwd, zegje? Dat zal niet voldoende zijn. Wij moeten Battle hebben.'
'Battler
'Ja, hoofdinspecteur Battle van Scotland Yard. Een buitengewoon discreet man. Hij heeft met ons samengewerkt in die treurige zaak van het partijfonds.'
'Wat was dat?' vroeg Lord Caterham met enige belangstelling.
Maar George keek naar Bundie, die op het raamkozijn zat, en hij herinnerde zich nog net op tijd dat hij discreet moest zijn. Hij stond op. 'Wij moeten geen tijd verspillen. Ik moet dadelijk een paar telegrammen verzenden.'
'Als jij ze schrijft zal Bundie ze wel doorbellen.'
George haalde een vulpen voor de dag en begon met ongelofelijke snelheid te schrijven. Hij gaf het eerste door aan Bundie, die het met zeer veel belangstelling doorlas.
'Hemeltjelief, wat een naam,' merkte zij op. 'Baron wie?'
'Baron Lolopretjzyl.'
Bundie knipperde met haar ogen.
'Ik heb het, maar het zal wel moeite kosten dat goed door te krijgen naar het postkantoor.'
George bleef doorschrijven. Toen overhandigde hij de vruchten van zijn arbeid aan Bundie en richtte zich tot de heer des huizes.
'Het beste wat jij kunt doen, Caterham...'
'Ja?' zei Lord Caterham angstig.
'Is alles aan mij overlaten.'
'Zeker,' zei Lord Caterham bereidwillig, 'dat dacht ik zelf ook al. Je vindt de politie en dokter Cartwright in de vergaderzaal. Met het -- eh -- met het lijk, weetje. Beste Lomax, ik geef je volkomen
de vrije hand hier op "Chimneys". Doe wat je wilt.' 'Graag,' zei George. 'En als ik je iets vragen wil...' Maar Lord Caterham was al weggeglipt. Bundie had zijn aftocht met een grimmig lachje gadegeslagen.
ik zal die telegrammen dadelijk verzenden,' zei ze. 'U weet de weg naar de vergaderzaal?' 'Zeker, Lady Eileen.' George haastte zich de kamer uit.