2
Voor het huis stopte een auto. Nienke schoot rechtop. Was dat Alies? Onmiddellijk versnelde haar hartslag tot minstens de dubbele snelheid. Het deed gewoon pijn aan haar borstkas.
Geen weg terug meer.
De zoveelste keer in een jaar tijd dat ze op zo’n punt in haar leven kwam, dat het was alsof ze een onverbiddelijke grens overstapte. Een nieuw level in een game. A point of no return. Een nieuw leven? Het leek wel of nadat je eenmaal een weg ingeslagen was, de daaropvolgende keuzes onvermijdelijk waren. Hoorde dit ook bij het ouder worden?
Vast.
Nienke was het afgelopen jaar wel tien jaar ouder geworden, als ze terugkeek naar wat er gebeurd was.
Langzaam, met een wat angstig gebons achter haar ribbenkast, liep Nienke naar de voorkant van het huis. Alies stapte net uit de auto met haar rug naar haar toe.
‘Alies,’ zei Nienke. Waarschijnlijk sprak ze te zacht, want Alies reageerde niet.
‘Alies,’ zei Nienke toen op wat luidere toon. Alies keerde zich enigszins geschrokken om naar links, waar Nienke stond.
‘Nienke! Ik schrok van je. Ik verwachtte niemand. Wat kom jíj hier doen?’
Nienke liep naar Alies toe. ‘Ik… eh… ik…’
‘Wat is er, meisje?’ Alies keek haar eens aan. ‘Heb je problemen?’
Nienke kon alleen maar knikken en slikken, totdat ze de ellende niet meer weggeslikt kreeg en die er via haar ogen en neus uitkwam. Ze stond vertwijfeld op het tuinpad met haar armen slap langs haar lijf.
Alies zette haar tas neer en trok Nienke tegen zich aan.
‘Kom jij maar eens even mee naar binnen. Ik ben vandaag vrij, dus jij kunt me alles vertellen wat je op je hart hebt. Zo te zien is dat heel wat.’
Alies draaide de voordeur van het slot. Naast de deur waren twee bellen, de praktijkbel en haar privébel. In de hal was een deur naar haar eigen woonruimte. Die deur opende Alies.
Een klein warm stroompje kietelde Nienke vanbinnen. Alies zag haar niet als cliënt of patiënt, want dan zou ze wel naar de praktijk gegaan zijn. Alies zag Nienke als een mens.
‘Woon je hier alleen?’ vroeg Nienke.
‘Nee, ik woon hier met mijn vriend, maar die is nu aan het werk. Hij is groepsleider in een gezinsvervangend tehuis voor jongeren met een verstandelijke beperking. Kom, we gaan in de voorkamer zitten. Kies maar een lekkere stoel uit, dan haal ik wat te drinken. Vruchtensap?’
Nienke knikte. Nog nooit had ze zo veel bonte en vrolijke kleuren bij elkaar gezien als in deze kamer. Nienke koos een oranjerood bankje met minstens zes roze, oranje en rode gebloemde kussens uit om zich in te nestelen.
Een veilig plekje.
‘Vertel eens,’ begon Alies. ‘Gaat het goed met Sander? En gaat het goed met jou?’
Nienke wilde in eerste instantie knikken, zoals je altijd doet als je gevraagd wordt hoe het ermee gaat, maar meteen corrigeerde ze zichzelf en schudde haar hoofd.
‘Wat is er dan, joh?’ vroeg Alies door.
‘Met mij gaat het niet zo goed. Ik ben vanmorgen niet naar school gegaan. Ik heb er totaal geen zin meer in. School interesseert me geen bal. Maar ik vind dat mama ook niet goed met Sander omgaat. Ik word er helemaal beroerd van, want ze heeft hem gewoon van mij afgepakt.’
Toen dat hoge woord eruit was, begon Nienke te huilen. Schokkerig, rillerig, als een prooidier in paniek. Alies kwam naast haar op de bank zitten en troostte haar.
‘Het gaat niet zoals je verwacht had, hè?’ polste Alies. ‘Is de adoptie al rond en heb je er achteraf spijt van gekregen?’
Nienke schudde haar hoofd. Ze vond het moeilijk om te zeggen. Haar ouders verraden, dat is wat ze ging doen. Haar óúders!
‘Zeg het maar, hoor. Bij mij is het veilig. Dat beloof ik je.’
Eindelijk raapte Nienke alle moed bij elkaar. Ze moest diep graaien, dat wél.
‘Papa en mama hebben Sander niet geadopteerd.’
‘Wat? Dat is nieuws. Bedoel je dat jijzelf…’ zei Alies.
‘Nee,’ haastte Nienke zich te zeggen, ‘je begrijpt het verkeerd. Papa en mama hebben Sander aangegeven als hun eigen kind. Er is helemaal geen adoptie aan te pas gekomen. Ik ben de laatste maanden niet naar school geweest. Mama heeft me ziek gemeld op school.’
Alies zette haar glas vruchtensap neer en keek Nienke ernstig aan. ‘Ze doen alsof zij de echte ouders zijn? En dat jij gewoon een zusje bent?’
Nienke knikte beduusd. Alies reageerde geschokter dan Nienke had verwacht. Was het dan zó erg wat haar ouders hadden gedaan?
‘Weet je,’ zei Alies op zachte toon, ‘ik dacht steeds al dat er iets aan de hand was bij jullie, maar ik kwam er maar niet achter wat. Je ouders hebben het beslist vol goede bedoelingen gedaan. Laten we daar maar van uitgaan. Maar je weet denk ik wel dat zoiets niet mag volgens de wet? Ze hebben een valse aangifte gedaan én ze mogen jou niet zomaar van school houden. Je bent leerplichtig.’
Weer knikte Nienke. ‘Mama zei dat dit de beste oplossing was.’
Alies trok haar wenkbrauwen vragend op. ‘Maar dat vind jij niet?’
‘Nee, ik vind het afschuwelijk. Ik mag me van mama helemaal niet met Sander bemoeien. En het erge is dat ik eigenlijk liever een abortus wilde, maar van mama moest het zo. Maar nu Sander er eenmaal is, moet ik er niet aan denken dat hij weggehaald zou zijn. Nou ja, dan was hij er niet geweest. Ik vind het allemaal zo moeilijk. Het liefst wil ik zelf voor Sander zorgen, ook al ben ik pas zestien. Maar ik snap wel dat dat moeilijk is en ik weet ook niet hoe. Ik ben er helemaal van in de war.’
Nienke frunnikte met haar handen en aarzelde even voor ze verderging. ‘Ik ben vanmorgen thuis echt helemaal door het lint gegaan. Het was afschuwelijk. Ik wil daar helemaal niet meer wonen. Ik vind mijn moeder een vreselijk mens. En mijn vader is een slappeling.’
‘Arme Nienke,’ zei Alies, ‘het is wel heel ingewikkeld geworden voor je. En hoe moet het nu verder?’ Alies vouwde haar handen over haar neus. ‘Het is in elk geval heel goed dat je bij mij gekomen bent. Dit zijn geen dingen waar je alleen mee moet blijven lopen. Laat me even denken.’
Alies staarde zo geconcentreerd naar een prent aan de muur, die opvallend genoeg níét gekleurd was maar zwart-wit, dat het leek alsof die de oplossing wel moest bieden. Nienke volgde haar blik. De prent leek wel een oorlogstafereel.
‘Weet je, er spelen allerlei dingen door elkaar. Allereerst hebben jouw ouders jou onrecht aangedaan. Ze hebben je gedwongen tot een keuze die de jouwe niet was. Je wilde eigenlijk een abortus. Iemand in zo’n situatie dwingen tot een andere keus is echt heftig. Maar verder heb jij het recht om moeder te zijn van je eigen kind, als je dat wilt. En het is volkomen logisch dat je van Sander bent gaan houden. En ten slotte, en dan heb ik het niet eens over hun valsheid in geschrifte, hebben je ouders ook nog de rechten van Sander geschonden. Ieder kind heeft er recht op te weten wie zijn biologische ouders zijn.’
Nienke schrok. ‘Sander,’ zei ze.
‘Ja, Sander,’ zei Alies.
‘Nee, ik bedoel de vader van Sander,’ zei Nienke, ‘die heet ook Sander.’
Alies knikte. Ze snapte het.
‘We hebben wel een probleem, meid, als jij uit huis wilt en zelf voor je kind gaat zorgen. En ik ben het met je eens dat dat wel eens de beste oplossing zou kunnen zijn.’ Het leek alsof Alies hardop afwegingen aan het maken was. ‘In elk geval moet er een eind aan komen dat je moeder doet alsof zij de moeder is. Zij is oma. En je vader is opa. Maar als je hier een zaak van maakt en dit doorzet, krijg je onmiddellijk te maken met officiële instanties als de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdzorg. De Raad is een nogal bureaucratische organisatie. En ook al gaan zij ervan uit dat je ouders het beste met je voorhadden, dan nog zullen ze Sander uit huis plaatsen, omdat zo de procedures nu eenmaal zijn.’
‘Uit huis plaatsen?’ Nienke schreeuwde het bijna uit. ‘Nee! Dat wil ik niet! Dan is hij niet alleen bij mij weg, maar ook bij mijn ouders! Dan heeft Sander niemand meer en ik kan hem ook niet missen!’
Alies legde haar hand op Nienkes knie om haar te kalmeren. ‘En waar brengen ze Sander dan naartoe?’ snikte Nienke.
‘Naar een pleeggezin. Ze zullen beslist proberen snel een bezoekregeling voor jou én je ouders te organiseren en de maatregel is voorlopig maar drie maanden, maar toch, zo zal het gaan.’
‘Dríé máánden! Dan gaat Sander drie maanden zomaar naar wildvreemde mensen. Dat is niet eventjes, dat is bijna net zo lang als hij leeft!’
‘Precies,’ zei Alies, ‘de Kinderbescherming houdt er nogal strakke maatregelen op na, waarvan ze denken dat ze goed zijn voor Sander. Het belang van jou komt op de tweede plaats. Want ook je ouders krijgen een bezoekregeling en dat lijkt me niet simpel voor je na al dat getouwtrek om Sander tot nu toe. Waarschijnlijk komt alles uiteindelijk goed, maar voor het zover is heb je met een leger aan hulpverleners en instanties te maken gehad. En zul je Sander dus een tijdlang amper zien.’
Nienke kon niet bevatten wat Alies haar vertelde. Wat ze ineens wel kon bevatten, was de betekenis van het woord ‘hartverscheurend’.
Dan kon Sander nog maar beter door haar moeder opgevoed worden.
Nee, dat wilde ze ook echt niet.
Wat een rotleven. Ze kon ook onder de trein lopen. Had ze nergens meer last van. Nee, dan had Sander geen echte vader én geen echte moeder. Dat kon ze hem niet aandoen.
Het was alsof ze op een kruispunt stond. De weg rechtdoor was geblokkeerd door vallend gesteente. De weg naar links leidde de afgrond in. De weg naar rechts kruiste een levensgevaarlijke snelweg. De laatste mogelijkheid was de terugweg. Geen van alle was een optie.
‘Ik weet niet meer wat ik moet doen,’ zei Nienke. Ze bewoog niet meer, als een levende dode staarde ze voor zich uit. ‘Jij?’ ‘Ja, je krijgt uiteindelijk te maken met Bureau Jeugdzorg. Die instantie bemiddelt als er opvoedingsproblemen zijn en zorgt als het nodig is voor een gezinsvoogd, iemand die toezicht houdt dus. Maar daar moeten we niet als eerste naartoe gaan, want die volgen het advies van de Raad voor de Kinderbescherming op. Je loopt dan te veel risico op onmiddellijke uithuisplaatsing. Ik denk dat er eerst met je ouders gesproken moet worden. Misschien werken ze vrijwillig mee.’
‘Ik kan het me niet voorstellen. Dan ken je mijn moeder niet.’ ‘Je vergeet dat je ouders strafbaar zijn, Nienke,’ zei Alies. ‘En je hebt mij als getuige dat jij echt de moeder bent.’
‘Ga jij dan mee om met mijn ouders te praten?’
Alies schudde haar hoofd. ‘Ik wil je echt graag helpen, maar ik denk dat je voor zo’n gesprek en bemiddeling meer aan de Fiom hebt. Alleen als het nodig is, zal ik erbij zijn.’
‘De Fiom? Die helpt toch bij abortus?’
‘Ja, maar ze doen veel meer. Zij helpen ook jonge tienermoeders om door de hele wirwar van regels en hulpverlenings-instanties heen te komen. Zij helpen je de goede keuzes te maken en ondersteunen je in de opvoeding van je kind en het oppakken van je eigen studie en loopbaan. Ik zal gelijk bellen voor je, maar ik ben bang dat er niet meteen iemand met je mee kan komen voor een gesprek. Daar moet je wel rekening mee houden.’
Nienke knikte bedachtzaam. ‘Ik denk dat een gesprek het beste is om mee te beginnen. Ik wil echt niet dat Sander weggehaald wordt. Ik ga dood bij de gedachte alleen al. We zullen zien wanneer er iemand van de Fiom mee kan. Er zit niks anders op. Ik kan en wil op deze manier niet doorleven.’
Weer een point of no return. Hoeveel beslissingen zou ze in de nabije toekomst nog moeten maken? Te veel voor een meisje van zestien, dat was het enige wat ze nu al met zekerheid wist.
Misschien zou alles in de verre toekomst goed komen, maar zo ver was het nog lang niet.