1
Nienke belde aan. Er ging geen zoemer zoals ze gewend was. Ze probeerde de deur te openen, maar die zat op slot. Niemand!
Nooit had Nienke zich zo teleurgesteld gevoeld en door de gehele mensheid in de steek gelaten. Niet alleen door de mensheid die nu leefde. Nee, ook door iedereen die ooit geleefd had en die nog ooit zou leven op deze kloteaarde.
Maar toen ze even nadacht, zag ze het weer in het juiste perspectief. Wat had ze dan verwacht? Stomme koe die ze was.
Er was vandaag geen spreekuur en Alies was natuurlijk bij een bevalling.
Ze zakte neer op de stoep voor het huis, maar stond meteen weer op toen er een oud mannetje met een bochel en steunend op een wandelstok langsliep en bevreemd naar haar omkeek. Hij rochelde en spuugde op de grond. Gelukkig de andere kant op. Waarom zijn het altijd mannen die op straat spugen?
Alies had haar praktijk aan huis. Nienke keek om zich heen en toen ze niemand zag, liep ze door de tuin heen naar de achterkant van het huis. Ook al was Alies er niet, Nienke zou wachten tot ze terugkwam. Alies was de enige uitweg die ze kon bedenken en de enige van wie ze wist dat die haar zou begrijpen én helpen. Ze was erbij toen Sander op de wereld kwam, zij kende haar ouders en, dat was het allerbelangrijkste, Nienke vertrouwde haar volkomen en zou zweren dat Alies het voor haar zou opnemen.
Het huis leek Nienke ongeveer net zo oud als hun eigen huis. Alleen was dit huis vrijstaand en zag het er deftiger uit, alsof hier vroeger de notaris had gewoond. In deze dorpsstraat waren meer van deze statige panden. Wat woonde Alies hier eigenlijk heerlijk.
Het was nog behoorlijk zacht weer. Nienke zag hoe een donkerrode wingerd tegen het huis omhoogkroop en de roodbruine bladeren aan een krentenboom leken wel licht te geven, net als de rode lampionplantjes die wat verwilderd op duidelijk onbedoelde plaatsen opschoten. Bij de lavendel en lilakleurige hortensia’s in een andere hoek van de tuin stond een grijs verweerde teakhouten tuinbank. Daar ging Nienke zitten, met een verbaasd en ongekend fris nieuw gevoel, zoals de wind op de eerste lentedag de haartjes op je huid kan strelen. Gek dat ze daaraan moest denken, juist nu het herfst was. Alsof ze na een lang ziekbed voor het eerst buiten was en terechtgekomen was midden in deze bonte kleurenpracht. Dat de wereld óók zo mooi kon zijn. Al die weken was alles in haar en om haar naargeestig geweest als de klamme lucht in druipsteengrotten die je tot in je merg verkilde. En nu voelde ze onverwacht een sprankje warmte om haar te ontdooien, ondanks de enorme puinhoop in haar leven. Vanwege deze herfstdag? Omdat ze zomaar aan het spijbelen was? Of omdat ze eindelijk in opstand gekomen was?
Nienke dacht terug aan vanochtend. Ze zag het voor zich als een film die opnieuw afgespeeld werd.
Ze zaten aan de ontbijttafel. Haar moeder gaf Sander de fles. ‘Drink maar lekker, jochie. Ja, je bent lief. Mama zorgt goed voor je. Och, moet je een boertje laten?’
Haar vader maakte Nienkes lunchpakketje klaar. Dat deed hij braaf elke dag.
‘Wat wil je op je brood, Nienke? Geitenkaas? Hazelnootpasta? Tofuspread?’
Nu ze er zo aan terugdacht, snapte ze nog niet wat er ineens over haar gekomen was. Het leek een tsunami nadat de zee zich teruggetrokken had.
‘Bah, hou jullie smerige vegatroep maar voor jezelf. Ik wil biefstuk tartaar op brood,’ gilde ze ineens. ‘Rauw! Snappen jullie? Jullie zijn gek en ik word het meer en meer, elke dag die ik hier bij jullie doorbreng.’
Haar vader trok bleek weg. Het mes trilde in zijn hand.
Haar moeder bleef onbewogen kalm als altijd. ‘Hé, Nienke, wat is dat nu voor emotionele uitbarsting?’ vroeg ze. ‘Gaat het wel goed op school? Is de belasting niet te groot voor je? Zal ik eens met je mentor overleggen of doubleren toch geen beter plan is?’
‘Nee, dat hoef je níét!’ Nienke pakte haar melkbeker en smeet die op de grond. Met een klap brak het aardewerk in stukken.
De scherven en de melkspatten vlogen in het rond.
Sander begon te huilen.
‘Ik ga namelijk helemaal niet meer naar school. Ik neem Sander mee en dan gaan we ons eigen leven beginnen.’ Nienkes woede was nog niet bedaard. Ze pakte het mandje met brood en mikte dat richting bank.
Haar vader stond op en liep naar Nienke. Hij trok haar omhoog en drukte haar tegen zich aan. ‘Kalm maar, meisje. Ik snap het wel. Je hebt ook zoveel te verwerken. Maar je moet begrijpen dat je niet zomaar met Sander weg kunt lopen. Waar moet je naartoe? Je kunt dat hem niet aandoen. Je hebt geen kamer, je hebt geen geld en je bent nog niet volwassen.’ ‘Aan wie heb ik deze shit te danken? En aan wie heeft Sander deze shit te danken? Wie heeft ons dat aangedaan?’ schreeuwde Nienke. Ze duwde haar vader van zich af.
Sander huilde nog steeds.
Haar vader begon de scherven en de troep op te ruimen.
‘Vind je dat leuk werk?’ vroeg Nienke. ‘Hier heb je nog meer!’ En trillend van woede bekogelde ze haar vader met de pot hazelnootpasta. Rakelings vloog die langs haar vaders schouder en knalde kapot tegen de boekenkast. Ineens zag ze waar ze mee bezig was. Ze had haar vader wel kunnen verwonden. En wat als die pot zijn hoofd geraakt had? Maar voor ze de heftigste huilbui van haar leven zou krijgen – die vernedering gunde ze hen niet – pakte Nienke, uiterlijk net zo doodkalm als haar moeder die nog altijd aan tafel zat, haar rugzak en haar jas en liep de kamer uit. Ze rende de trap af en sloeg de winkeldeur met een klap achter zich dicht. Het was een wonder dat het glas er niet uit sprong.
Nienke wist dat ze een onherstelbare stap had gezet. Ze had wel spijt van haar driftaanval, maar niet van de stap zelf.
Het leven thuis was onhoudbaar geworden. Ze wilde niet dat haar moeder haar kind opvoedde. En het hele plan dat zij gewoon naar school kon gaan en haar vwo zou halen, mislukte net zo erg als haar proefwerken zelf. Ze haalde de ene onvoldoende na de andere. Van haar vroegere ambitie was niets meer over. To hell with school. Who cares? Van dat probleem was ze in elk geval verlost. Haar dossiers, haar huiswerk, de proefwerken, niets kon haar meer uitdagen. Dan kon ze in die tijd net zo goed zelf voor Sander zorgen. Toch? Nienkes mentor had al een paar keer geprobeerd met haar een afspraak te maken. Steeds had Nienke een smoesje voorhanden gehad.
Sorry, ik heb beloofd op mijn broertje te passen.
Dan moet ik op controle bij de kno-arts.
Het spijt me, maar dan hebben we de volgende dag een proefwerk. Ik heb daar al mijn tijd voor nodig.
Binnenkort zou ze er niet meer onderuit kunnen, dan zou haar mentor haar gewoon verplichten tot een gesprek. Nienke kon wel smoesjes bedenken, maar kon ze ook voluit liegen? Als Nelissen zou vragen hoe het nou écht met haar was? Ze zou vast gaan huilen en door de mand vallen.
Hè, waar bleef Alies nou? vroeg Nienke zich af. Is die bevalling nog steeds in volle gang of is ze alweer naar de volgende op weg? Ze dacht terug aan haar eigen bevalling. Ondanks de diepe ellende waar ze nu in zat, voelde ze opnieuw de ontroering van toen, het hoogtepunt van haar leven. Alies wist hoeveel zij van Sander hield.
Sander!
Elke dag stond ze wel een keer op het punt om Sander te mailen. Moest hij niet weten dat hij de vader was? Nee, hij mocht het niet weten…
De hoeveelste was het eigenlijk vandaag? 28 oktober? Wat een bijzonder toeval. Ja, toeval, mam.
Precies een jaar geleden had ze Sander ontmoet tijdens het uitwisselingsprogramma.
Ze nam een besluit. Nu ze toch alles aan Alies ging vertellen, zou ze het ook aan Sander bekennen. Ze wilde gewoon dat hij het wist, al zou hij er waarschijnlijk niets mee te maken willen hebben. Zij had zelf ondertussen ook geen behoefte meer aan iets met Sander. Vorig jaar leek wel een eeuw geleden.
Ja, tot nu toe was alles geheim geweest, was zij als dat emoticon met die rits :-#. Nog even, tot Alies er was.
Twee koolmeesjes pikten wat van de grond. Had Alies daar broodkruimels gestrooid? Wat een vredig gezicht. Die vogeltjes hadden geen probleem. Nienke wel.
Maar hopelijk niet lang meer.
Ze was van plan baas over haar eigen leven te worden. Zij wilde de kapitein zijn en de koers bepalen in plaats van een sleepbootje te zijn. Natuurlijk kon ze het niet alleen, maar Alies zou haar helpen. Die wist vast wat ze moest doen.
Kwam ze nou maar eens.