4

‘Trek jij even een parkeerkaartje?’ vroeg Nienkes moeder. ‘De automaat staat daar.’ Ze zette de motor van de auto af, pakte haar portemonnee en gaf die aan Nienke. Die stapte wat onhandig uit. En dat kwam niet doordat ze een portemonnee vasthield. In zo’n lage stoel zat haar buik nu al in de weg.

‘Doe maar voor de rest van de dag,’ zei haar moeder. ‘We hebben zo veel boodschappen te doen in de stad en na afloop gaan we gezellig samen uit eten. Er is hier een fantastisch vegetarisch restaurant. Het heet Callosa.’

Nienke liep naar de parkeerautomaat en gooide er de nodige euro’s in. Aan de straat lag een speelterrein. Vrolijke kreten klonken er alsof het voorjaar zojuist pas was losgebarsten en de buurtkinderen voor het eerst buiten waren. Zelf was ze meer in een herfststemming. Ze was zich aan het voorbereiden op een lange winterslaap. Nu ging ze met haar moeder hamsteren. Die gedroeg zich liever dan ooit en deed er alles aan om het Nienke naar de zin te maken.

Een laptop had ze afgelopen week al gekregen. Vandaag gingen ze samen zwangerschapskleren en een flinke stapel boeken kopen. De babyuitzet had haar moeder nog altijd bewaard sinds Nienkes eigen babytijd. Ze vulde die aan met zelfgemaakte kleertjes, maar misschien zouden ze daarvoor ook wel wat leuks vinden. Natuurlijk waren ze naar een grote stad gegaan waar ze niemand kenden.

Haar moeder legde het parkeerkaartje achter de voorruit en sloot de auto af. Ze bood haar arm aan en Nienke haakte in. Even was het volmaakt; moeder en dochter die gezellig een middagje gaan shoppen. Meteen was het droombeeld weer weg. Ze gingen niet als vakantievertier samen shoppen.

‘We gaan eerst naar Moeder en Kind,’ zei Nienkes moeder. ‘Die winkel is hier vlakbij en dan kunnen we de aankopen eventueel meteen in de auto leggen.’

Moeder en Kind was als een grote roze wolk waar de zachte lievigheid en het babygetuttel vanaf straalde. Roze wolken zijn bedrog, dacht Nienke. Uit alle wolken komt regen.

Maar ze had gewoon echt nieuwe kleren nodig. En ook al zou ze zich voorlopig weinig buitenshuis begeven, ze hadden besloten dat Nienke zich toch prettiger zou voelen met leuke kleren aan. Ook bij haar bezoekjes aan de verloskundige moest ze er niet verwaarloosd, maar fatsoenlijk uitzien.

Achter in de winkel was een ruimte waar de rekken met kleding stonden. MAMA stond er in zwierige letters op een bord dat boven de doorgang hing. Haar moeder liep niet meteen door, maar treuzelde onderweg bij de schappen met speenflessen, schoentjes, babykleertjes, fotolijstjes, kapstokjes, teddyberen, tassen, fleece dekentjes, kussens, geboortekaarten, zalfjes en lotions, doekjes, rammelaars, mobiles, poppen, spaarpotten, lampjes en wat al niet meer. Soms pakte ze iets op, betastte het en gaf er commentaar op.

‘Hoe halen ze het in hun hoofd om beren te geven aan baby’s? En dan dit materiaal. Kúnststof !’

‘Mama,’ zei Nienke, ‘doe alsjeblieft zachtjes. Ze kijken naar ons. Ik schaam me dood. Niet iedereen heeft dezelfde opvattingen als jij.’

Tot haar verbazing hield haar moeder zich meteen in. ‘Je hebt gelijk. Sorry.’

Terwijl ze verder doorliepen naar achteren, kwamen ze langs de toonbank waar amper een plekje vrij was voor de kassa, zo veel kleine babycadeautjes stonden er uitgestald.

‘Kan ik jullie helpen?’ vroeg de verkoopster. Ze lachte ontwapenend.

‘Nee, dank je vriendelijk,’ zei Nienkes moeder. ‘We zoeken eerst zelf wel wat tussen de zwangerschapskleding. Is dat oké?’ ‘Tuurlijk,’ zei de verkoopster. ‘Ga gerust jullie gang. Geef maar een seintje als ik iets kan doen.’

De kleren waren best vlot, maar toch pasten ze niet bij haar leeftijd. Meer voor volwassen jonge moeders in plaats van tienermoeders. Veel meiden zoals zij kwamen hier vast niet kopen, dacht Nienke. Wie op haar leeftijd zwanger werd, liet een abortus doen.

Eigenlijk had ze alleen zin om zwarte kleding te dragen, maar het leek wel alsof met de baby in hun buik de smaak van zwangere vrouwen extra kleurig en uitbundig werd. Zwarte kleding was hier niet te vinden. Zou nou echt de hele wereld blij worden van een baby, behalve zij?

Nienke vond een paar leggings waar een enorme buik in zou moeten passen. Daar kon ze wel wat mee. Echt blij was ze met de buikbanden, die stonden vast leuk. Ze koos er drie uit. Ook griste ze een paar jurkjes van de hangers die daar goed bij pasten. Ze gooide ze over haar arm, liep ermee naar de paskamer en trok het gordijn dicht.

Juist toen ze het eerste jurkje aanhad, gluurde haar moeder tussen een opening van het gordijn door. Nienke verwachtte dat haar moeder een reactie op het jurkje zou geven, maar in plaats daarvan hing ze nog enkele kledingstukken méér aan de haak in het pashokje.

‘Mama, die vind ik echt afschuwelijk,’ zei Nienke. ‘Dat is absoluut mijn smaak niet en die ouderwetse tutdingen trek ik niet aan, ook al ziet niemand het.’

‘Maar het is wel mijn smaak en ik zal ze wél aantrekken.’

‘Jij?!’

‘Sst,’ fluisterde haar moeder, ‘dat hoeft niet iedereen in deze winkel te horen. Snap je het dan niet? Ik kan toch niet ineens een kind hebben, als ik daarvoor geen dikke buik had? Wat jij gaat verbergen, ga ik juist laten zien.’

‘Je bent gek,’ siste Nienke.

‘Nee, lieverd, het kan eenvoudig niet anders. We moeten dit serieus aanpakken, anders krijgen we later geheid vragen. In jouw belang en dat van de baby mag de waarheid nooit boven tafel komen.’

‘Maar mama, ga je dan met een kussen onder je kleren lopen?’ fluisterde Nienke.

‘Nee, daar heb ik wel wat prettigers op bedacht.’

Niet eerder had Nienke nagedacht over de consequenties van haar moeders plan. Moest dat zó?

‘Mama, zijn we wel goed bezig? Je maakt me bang.’

‘Meisje, vertrouw op mij. Het is de enige manier waarop jij straks vrij kunt zijn en waarop jouw leven weer helemaal van jou zal zijn.’

Nienke deed er het zwijgen toe. Een halfjaar geleden had ze nog de illusie gehad dat haar gedachten langzaamaan van haarzelf zouden worden en dat ze de allesoverheersende preekstem van haar moeder uit haar hoofd zou kunnen bannen. Haar moeder had dominee moeten worden, dacht ze bitter. Nu was Nienke er erger aan toe. Ze voelde zich alsof er een glazen wand was tussen haar en de rest van de wereld. En die wereld trok aan haar voorbij alsof ze naar een film zat te kijken.

Even later liepen ze de winkel uit met enkele tassen vol kleding. Voor moeder en kind, schoot er door Nienke heen. Of voor moeder en oma?

‘Zo, dat hebben we snel geregeld.’ Haar moeder lachte tevreden. ‘Nu gaan we gezellig verder winkelen.’

Drie uur later en een auto vol koopjes verder, was Nienke doodop. Normaal zou ze weinig zin hebben gehad om met haar moeder naar een vegetarische eettent te gaan, zeker als ze zich moe voelde. Nu lag alles anders. Elke gelegenheid om het naderende huisarrest voor zich uit te schuiven, greep ze aan.

Het restaurant was gelukkig niet van het type geitenwollen-sokken, zag Nienke meteen. Zo’n bioclubje waar mensen hun liefde voor de natuur het liefst uiten door er zo onverzorgd mogelijk uit te zien, niet opgemaakt en met wilde bossen haar, ook onder de oksels van de meiden. Het straalde evenmin de arrogante heiligheid uit waar Nienke een stevige allergie voor had opgelopen in de loop van haar vijftienjarige leven. Callosa was een vegetarisch tapasrestaurant dat een hippe en vrolijke, mediterrane indruk maakte. De vloer was betegeld met bontgekleurde Spaanse plavuizen, de muren waren witgepleisterd en overal zag Nienke zuidelijk aandoend bruin aardewerk servies.

Een meisje op skates bracht hen, zodra ze zaten, een schaaltje olijven en geroosterd brood met tomatenpulp. Ze bestelden verse jus en bestudeerden ieder voor zich de kaart.

‘Kies maar een paar tapas waar je zin in hebt,’ zei haar moeder uitnodigend. ‘Dan doe ik dat ook en smullen we straks samen van alles wat er op tafel staat. Lekker allemaal liflafjes.’ Nienke koos voor een lauwwarme salade van pompoen met kikkererwten en een tahindressing en gegrilde paprika’s met kappertjes en gezouten, ingelegde citroen. Haar moeder nam boerentortilla en een kaasplankje.

‘Ik denk dat we hier voorlopig wel genoeg aan hebben,’ zei Nienkes moeder. Ze gaf haar een plagerig knipoogje.

De serveerster kwam al snel aan skaten met de eerste hapjes: het kaasplankje en de pompoensalade.

‘Zit hier rauwmelkse kaas bij?’ informeerde Nienkes moeder. ‘Jazeker,’ antwoordde de serveerster met enige trots. ‘Onze kaassoorten zijn allemaal op de traditionele manier met rauwe melk bereid. Ze worden speciaal voor ons geïmporteerd. De Roncal is een heel romige, zacht kruidige boerenschapenkaas van vier maanden oud. De Idiazábal is een gerookte, vette, licht zurige schapenkaas.’ Het meisje wees de kaassoorten aan, terwijl ze haar toelichting gaf. ‘Montsec is een nieuw ontwikkelde schapenkaas, die tijdens de rijping met as wordt ingewreven. Alleen de Manchego wordt gemaakt van verwarmde melk,’ besloot ze.

‘Dan mag jij alleen Manchego eten,’ zei Nienkes moeder. ‘Rauwmelkse kaas kan een bacterie bevatten die heel gevaarlijk is voor het kindje.’ Haar moeder legde haar hand op Nienkes hand. ‘Maar jij hoeft je daar niet mee bezig te houden, hoor. Ik zorg wel dat jullie niks tekortkomen.’

Het etentje verliep verder heel feestelijk, maar er echt voluit van genieten kon Nienke niet. Voor haar was het toch een galgenmaal. Dit was haar laatste uitstapje, op de controles bij de verloskundige na en mogelijk wat uitjes met haar ouders de natuur in, waar ze niemand zouden tegenkomen. Zij ging een periode tegemoet van afzondering en leegte. Wachten op de uitvoering van het vonnis. Over de bevalling wilde ze nog lang niet nadenken. Dat leek haar zó eng. Een baby is toch hartstikke groot! Hoe moest die er ooit uitkomen bij haar? Een grote tampon zat soms al strak. Ze drong gedachten daaraan steevast weg, maar ze kon niet voorkomen dat ze er soms nachtmerries van had.