6

Leg je boek geopend in een hoek van een vel kaftpapier. Knip het papier zo bij dat er aan de onder- en bovenkant een rand is van vijf centimeter en aan de zijkanten van tien centimeter. Knip aan de boven- en onderkant een V-vorm naar de rug toe en sla dat flapje naar binnen. Vouw nu de zijkanten van het kaftpapier om de omslag van het boek en maak de vouw scherp. Vouw de punten aan de binnenkant netjes over elkaar en zet ze vast met een plakbandje. Doe nu hetzelfde aan de andere kant en zorg dat de kaft niet te strak komt te zitten. Plak aan de onder- en bovenkant op de rug van het boek een plakbandje. Zo voorkom je dat de kaft daar inscheurt.

Alsof ze een fabrieksarbeidster was aan de lopende band, zo was Nienke haar boeken aan het kaften. Zonder aandacht, ik ben er niet en wil er ook niet zijn, mam.

Gisteren was ze voor het eerst sinds al die maanden weer naar school gegaan om haar boeken op te halen. Gelukkig hoefde ze verder alleen maar voor het lesrooster naar de mentorklas en had Lisa haar ’s morgens opgewacht. Morgen begon het schoolleven pas serieus.

Ze had er niet op gerekend dat ze zich onwennig en bijna angstig zou voelen op school. Tijdens operaties was ze vroeger wel eens vaker een tijdlang van school geweest en dan was het ook vreemd om terug te komen, maar nu was het anders. Het kwam niet doordat er extra veel tijd verstreken was. Het kwam ook niet doordat haar klas enigszins van samenstelling veranderd was. Nee, het kwam doordat zijzelf veranderd was.

Zij was niet meer dezelfde Nienke.

Zij was ondertussen moeder geworden en daarmee een mensenleven ouder dan de mensen in haar klas. Ze was bovendien bang dat iedereen het aan haar kon zien of het kon raden.

Zie je die borsten? Wat is er met Nienke gebeurd?

En kijk haar gezicht. Ze kijkt zo treurig!

Haar moeder een baby? En Nienke een paar maanden ziek? Ja, hoor! Geloof jij het?

Nienke had zich van alles in het hoofd gehaald, maar niemand had ergens naar gevraagd en de meesten zeiden niet meer dan: ‘Hoi, fijn dat je weer beter bent.’

Alleen na het mentoruur had haar mentor, Elien Nelissen, haar even staande gehouden.

‘Hé, Nienke,’ had ze gezegd. ‘Hoe is het nu met je? Je bent lang ziek geweest, zeg.’

‘Het gaat wel weer,’ had Nienke ontwijkend geantwoord.

‘Je had pfeiffer, toch?’

‘Ja, ik ben lang erg moe geweest.’

‘Gelukkig heb je wel al je dossiers bijgewerkt. En met goed resultaat. Toch heb je veel lessen en proefwerken gemist. Daarom zien we het, zoals je weet, tot de herfstvakantie aan.’ Elien had haar té lang aangekeken. ‘Als er iets is, moet je het zeggen. Beloof je me dat?’

Nienke had geknikt.

‘Ook met persoonlijke dingen kun je naar me toe komen,’ had haar mentor nogmaals benadrukt. ‘Ik vind je er nog steeds een beetje moe uitzien.’

‘Het gaat echt goed, hoor, maar bedankt.’ Nienke had een glimlach getrokken en was het lokaal uit gelopen. Was het haar eigen argwaan of die van Nelissen waardoor ze zich zo ongemakkelijk voelde?

Weer een boek gekaft. Ze legde het op de stapel. Af en toe keek ze een boek in.

Biologie. Een chromosoom is feitelijk één hele lange molecuul desoxyribonucleïnezuur. Dat molecuul bestaat uit twee ketens, die in een dubbele spiraal om elkaar heen gewikkeld zijn. Elke keten is weer opgebouwd uit duizenden nucleotiden en een nucleotide bestaat uit een fosfaatgroep, desoxyribose en een stikstofbase. Er zijn vier verschillende stikstofbasen: adenine, thymine, cytosine en guanine.

Filosofie. Vrije wil en verantwoordelijkheid. Met voorbeelden uit het strafrecht wordt je duidelijk gemaakt wat begrippen als ontoerekeningsvatbaarheid en rechtvaardigheid inhouden. Vrije wil en identiteit. Wat wil ik nou echt? Ben je jezelf als je dronken bent? In hoeverre ben je een product van je opvoeding? Vrije wil en hersenen.

Spaans. Aqui hay opiniones sobre la familia. ¿Y qué piensa usted? Los niños necesitan a los abuelos. La familia siempre es un ayuda. El contacto entre las generationes es importante. Los padres controlan a los hijos todo el tiempo.

Het leek wel alsof Nienke magnetisch werd aangetrokken door onderwerpen of teksten die speciaal voor haar geschreven leken te zijn. Het waren de enige momenten dat ze even afgeleid werd. Want het gehuil van Sander op zijn kamertje sneed als een mes door haar heen. Inwendig schreeuwde ze even hard mee.

Haar moeder was bij hem. Nienke was niet welkom. Ze had een tijdje op de gang staan luisteren naar haar moeders van zichzelf overtuigde monotone zalvende stem. Nienke werd er helemaal stapelgek van.

‘Ja, Sander, huil maar, laat het maar komen. Dat is goed. Verdriet en pijn moet je uiten. Die moeten eruit, anders krijg je later allerlei kwalen. Het is de ellende van alle levens hiervoor die zich opgehoopt heeft. Huil maar, maak je keel open. Als je nu niet huilt, krop je nu en later al je emoties op en zul je nooit heel worden. Huil maar, schreeuw maar. Goed zo, word maar rood en boos. Wind je maar op. Zo raak je alles kwijt en word je schoon en vrij. Ja, goed zo, huil maar. Ik ben erbij. Je bent niet voor niets hier geboren. Je zocht mij, zodat ik je kon bevrijden van al je angsten en demonen. Neem de ruimte maar om je te ontladen. Nee, je krijgt geen fles en ik pak je niet uit je wiegje. Ik zing niet voor je en ik troost je niet. Ik ben wel bij je. Goed zo, huil nog maar wat harder.’

Nienke verbeet zich. Haar handen waren tot vuisten gebald. Haar moeder deed net alsof ze een therapeut was. Alsof Sander begreep wat ze allemaal tegen hem zat uit te kramen. En wat een afschuwelijke onzin, dat gedoe met die vorige levens. Het was heel simpel in Nienkes ogen. Sander had honger, of darmkrampjes, of zomaar behoefte aan knuffeltjes. En daar was ook niks mis mee. Hij moest gewoon even opgepakt worden, gewiegd en getroost. En ja, het liefst door haar natuurlijk, door Nienke. Sander miste haar vast evenveel als zij hem. Nienke wist niet of ze dat laatste fantaseerde of dat het alleen maar een wens van haar was. Hoe dan ook, ze kon het niet verdragen hoe haar moeder met Sander omging.

Zo zeker als ze wist dat Sander háár kind was, zo zeker was ze ervan dat ze dit nooit kon volhouden. Al propte ze haar oren vol met de staafjes boetseerwas uit haar moeders winkel. Al prikte ze haar ogen uit om het niet te hoeven zien.

Waarom was ze ooit zo stom geweest om te denken dat haar moeder wist wat het beste was en dat zij ervoor zou zorgen dat alles goed kwam? Waarom hield ze zo ongelooflijk veel van hem?