6
Nienke werd de volgende ochtend wakker van allerlei gestommel. Ze keek meteen op haar wekker. Halftien! Na dit zwangerschapsverlof zou ze nóóit meer op tijd op school kunnen zijn. De eeuwige, dankzij een aangeboren foutje geen schone, maar verder wel de enige echte verslaapster zou ze worden. Het leek verdorie alsof ze echt pfeiffer had, zo lui werd ze de laatste tijd. Of zou ze door de zwangerschap meer slaap dan anders nodig hebben? Haar moeder probeerde haar elke dag over te halen een middagdutje doen. Daar groeit de baby goed van.
Ze gooide haar dekbed terug, stapte wat moeizaam haar bed uit – eerst op haar zij, dan benen eruit en daarna rechtop gaan zitten – en keek om de hoek van haar kamerdeur. Aan het eind van de gang zag ze haar vader met een oud kastje zeulen. Hij was het rommelhok aan het leegruimen.
‘Ha, Nienke.’ Hij groette haar met een knipoog. ‘Uitgeslapen?’
‘Ja, mag ook wel om halftien, hè?’ antwoordde Nienke.
‘Als je uitgeslapen bent, dan kun je je bed verkopen.’ Hij grinnikte.
Nienke lachte. Ze kende haar vaders mopjes allang. Deze had ze al duizend keer gehoord, maar gek genoeg leek het elke keer grappiger. ‘Wat ben je aan het doen?’
‘Tja, de toekomstige babykamer aan het leegruimen. Je weet toch dat die hier komt?’
‘En waar laat je die boel dan? Zo’n stom kastje bijvoorbeeld?’ ‘Stom?’ zei haar vader. ‘Ik ga hier toevallig een perfecte commode van maken en dan is het niet meer stom. Let op mijn woorden.’
‘Is mama in de winkel?’ Nienke vroeg naar de bekende weg.
‘Ja, dus zij kan me niet helpen sjouwen.’
‘Ik ook niet,’ zei Nienke snel, ‘de verloskundige heeft zelf gezegd dat dat nu niet goed is.’
‘Ho ho, zware dingen sjouwen is niet goed, maar in dit rommelhok valt genoeg rotzooi op te ruimen die helemaal niet zwaar is. Het is ook voor jouw…’ Nienkes vader maakte zijn zin niet af.
‘Wat bedoel je?’ vroeg Nienke, scherper dan ze eigenlijk wilde. ‘Voor mijn baby? Ik dacht het niet. Ik wilde helemaal geen baby. Het wordt toch jullie baby?’
Haar vader stamelde wat, hij wist zich duidelijk geen raad met zijn onhandige opmerking. Toen klopte hij met zijn hand zachtjes op haar rug. ‘Hmm, doe het dan voor mij. Is toch gezellig, samen een beetje klussen?’
Ach, die vader van haar. Soms vergat ze gewoon dat hij er ook nog was. Eigenlijk was hij best lief, maar het leek wel alsof hij een grashalm in de wind was. En haar moeder was natuurlijk de wind.
Maar goed, ze zou hem helpen. Ze had toch niets te doen en dan ging deze dag misschien wat sneller voorbij dan de meeste dagen, waarop ze de uren voorbij zag kruipen. Hoe saai kan het leven zijn! Gelukkig zou aan haar kluizenaarschap een keer een einde komen, maar stel dat je door ziekte of zo áltijd aan huis gebonden was. Nee, die paar maanden van haar waren te overzien, hield Nienke zichzelf voor.
‘Even douchen en wat ontbijten, dan ben ik je charmante, zij het wat te ronde en volslanke assistente,’ zei Nienke.
Een kwartier later voegde Nienke zich bij haar vader. Ze had een legging aan en een enorm T-shirt.
‘Zeg het maar, pap. Ik sta in de startblokken.’
‘Als jij nu eens uit die stelling alle aangebroken verfblikken wilt verzamelen,’ zei haar vader. ‘Die zijn zo oud, dat die verf echt niet meer bruikbaar is. In het magazijn staan nog lege dozen, waar de blikken in kunnen. Als je die vervolgens in het busje zet, breng ik ze straks naar de stort.’
Nienke ging rustig aan het werk. Was hier de laatste jaren ooit nog iemand in dit rommelhok geweest? Wat hier allemaal niet stond! Een doos met slingers en taartkaarsjes, haar wigwam, kampeerstoeltjes, een campingbrander, een stapel dekens en een nog grotere stapel oude kleren, lege potjes met schroeven, spijkers, moeren en bouten, kwasten, de meeste allang onbruikbaar, een krat met elektriciteitsdraad, stekkers en stopcontacten, schilderijlijstjes, dozen vol aquarelpapier, een kassa, een plank vol vierkante blikken met oude ansichtkaarten en brieven – mensenlevens gingen hier door Nienkes vingers. De levens van haar ouders en haarzelf. Binnenkort kwam daar nog een nieuw leven bij.
‘Papa,’ vroeg Nienke, terwijl haar vader een ouderwetse schommelstoel demonteerde, ‘vind je het niet gek om de vader te worden van mijn baby? Heb jíj er wel zin in?’
‘Meisje, voor vaders ligt zoiets anders dan voor moeders. Moeders zijn gek op baby’s.’ Blijkbaar vertrok Nienke haar gezicht een beetje. ‘Ja, zo is dat in de meeste gevallen. En ik kan me zo voorstellen dat het voor jou straks ook zo is. Ik hoop dat de baby voor jou een heel bijzonder broertje of zusje wordt. Die heb je toch altijd gemist? Moeders hebben het koesterende met baby’s, dat zal hun instinct wel zijn. Vaders komen later in beeld, als hun kinderen beginnen te praten.’
‘Ja, maar verheug jij je erop?’ hield Nienke aan.
‘Ik zal eerlijk zijn tegen je, Nienke,’ antwoordde haar vader. ‘Ik weet het niet. Mama is er blij mee, voor haar doen zelfs uitgelaten, en ze denkt dat het voor jou zo de beste oplossing is. Ik zal alles doen wat goed is voor de baby, dat beloof ik je.’ ‘Maar denk jíj dat het de beste oplossing is? Heb jij wel een eigen mening?’
‘Lieverd, mama weet die dingen beter dan ik. Zij heeft meer gelezen en zich meer verdiept in spiritualiteit. Ik vertrouw op haar. En, nou ja, we kunnen nu toch niet meer op de beslissing terugkomen. Je bent meer dan zes maanden zwanger. De baby is al levensvatbaar.’
Nienke slikte. Zo sprak ze nooit met haar vader. Het was fijn, maar tegelijkertijd begon er zich ook een waarschuwend stemmetje te roeren. Papa twijfelde. Hij was er niet zo zeker van dat hun plan de beste oplossing was. Maar aan hem had ze verder niets. Zij wilde ooit leren zelfstandig te redeneren, zonder vooroordelen en meningen, maar haar vader had dat traject blijkbaar allang verlaten. Die liet liever iemand anders denken. Lekker makkelijk.
‘Kom op, meid,’ zei haar vader. ‘Het komt allemaal goed. Wees maar niet bang. Ik heb over een tijdje twee kinderen. Ik word niet de vader van jouw kind, maar van dat kind zelf. Als jij nu eens dat rek verder leeg ruimt, dan breng ik de laatste spullen naar beneden. Kunnen we zo dadelijk gaan schoonmaken.’
Aan het eind van de dag was het rommelhok leeg en blonk alles als een spiegel. Op de vloer lag blauw marmoleum. Dat kon gewoon blijven liggen, bedacht Nienke. Haar vader had de wieg al van de zolder gehaald en was nu zelf met de bus vol spullen op weg naar de kringloopwinkel.
Ze stelde zich voor hoe de babykamer straks zou zijn. Met haar baby zo dicht bij de kamer van haar ouders. Ze zou het vanaf haar kamer niet eens horen als de baby zou huilen. Een scherpe jaloezie sneed vanaf het blauwe marmoleum langs Nienkes benen omhoog. Hoe zou dat gaan als het kindje er was? Gelukkig maar dat ze het niet hoefde af te staan aan wildvreemden.
Nienke wist dat ze de zorg wel moest overdragen aan haar ouders. Ze was nog leerplichtig en wilde ook haar studie afmaken. Zo hadden ze het afgesproken.
Maar de twijfel trok aan haar zoals een herfststorm de bladeren van de bomen rukte en de takken kaal achterliet. Ze had zich sterker moeten verzetten tegen haar moeder. Ze had een abortus moeten afdwingen.
Nu was het te laat.
Nu was ze verbonden met haar kindje. Dat zou nooit meer overgaan.