2

Het was ongeveer een week later begonnen met een gevoel alsof er zeepbelletjes tegen de binnenkant van haar buikwand uit elkaar sprongen. Heel zacht, nauwelijks merkbaar. Maar dat gevoel was de laatste dagen steeds sterker geworden, duidelijker en onmiskenbaar als kleine plopjes. En nu kon Nienke er niet meer omheen.

Ze zat op haar kamer op haar bureaustoel en hield haar handen op haar buik. Zacht drukte ze een heel klein beetje tegen de zijkant aan. Een opgewonden tintelend gevoel verspreidde zich van daaruit onder haar huid over haar hele lijf. Ze had zin om te dansen.

Het bewoog!

Het kindje bewoog en leefde echt. Het trappelde met zijn voetjes of draaide rondjes in haar buik en zíj voelde dat.

Hoe lang was het geleden dat ze dacht dat er een monster in haar groeide?

Waar ze al de afgelopen maanden bang voor was geweest, met als hoogtepunt (of moest ze zeggen dieptepunt?) het bezoek aan de verloskundige, gebeurde.

Nienke huilde, niet van ellende maar van ontroering. Ze verzette zich er niet eens tegen. Ze wilde niet meer vechten.

Dit gekietel was als de bezegeling van een geheim verbond met het kindje in haar buik. Haar kindje. Ze wist heel goed dat ze zich er niet aan moest gaan hechten. Maar dit gevoel was zo intiem en zo warm, ze kon niet anders dan zich eraan overgeven en heimelijk genieten van dit samenzijn.

Waar ze ook niet eerder aan toe had durven geven, deed ze nu wel. Alsof ze een kraan had opengezet die ze niet een, twee, drie meer kon dichtdraaien en die een flinke overstroming veroorzaakte. Nienke legde de stapel tijdschriften die ze van de verloskundige had gekregen voor zich neer. Ze moest en ze zou meer weten over dat hummeltje in haar buik.

Hoe groot zou het nu zijn? Het was eind maart en ze was bijna drieëntwintig weken zwanger.

Ze nam het bovenste tijdschrift en bladerde erdoorheen. Mierzoete reclames, roze-pluisjesfoto’s van lachende baby’s en een optocht van gelukzalig stralende volmaakte vrouwen met een held naast zich, die koesterend zijn arm om zijn zwangere geliefde had geslagen.

Sander!

Even had ze een aanvechting om de tijdschriften in de fik te steken, maar haar nieuwsgierigheid won het.

De groei van je kindje van week tot week. Mijn kindje? Het is mijn kindje niet en het zal mijn kindje ook niet worden, dacht Nienke. Het mág mijn kindje niet worden.

Week negen tot twaalf; alles erop en eraan. De botten verharden zich. De baby heeft al darmen, longen, nieren, lever en hart.

Week zestien; de baby is 15 centimeter groot en weegt 125 tot 140 gram.

Week twintig; de baby is in deze weken heel actief. Hij tuimelt en buitelt en heeft daar in de baarmoeder alle ruimte voor. Net als in een zwembad wordt het vruchtwater voortdurend ververst. De baby is nu 22 centimeter groot en weegt zo’n 250 gram. Langzaamaan groeit er haar op het hoofd en komen er wenkbrauwen.

Week vierentwintig; de baby is ongeveer 32 centimeter groot en weegt 600 tot 1000 gram. De oren werken al perfect. De baby hoort geluiden binnen in het lichaam van de moeder, maar hoort ook haar stem en de liedjes die ze zingt. Over een paar weken herkent de baby de stem van de moeder zelfs al. Van harde geluiden schrikt de baby.

‘Over een paar weken herkent de baby de stem van de moeder.’ Nienke fluisterde het zacht voor zich uit. ‘Kleintje, je bent niet mijn kindje, maar ik ben wel je échte moeder. En ik zal altijd je echte moeder blijven.’

Nienke wist het. Ze zou moeder worden. Al beweerde haar eigen moeder bij hoog en bij laag dat Nienke straks vrij was en haar eigen leven vorm kon geven. Nienke wist in elke cel van haar lijf dat ze voor eeuwig verbonden zou blijven met dit kind, háár kind, háár kleintje.

Ze kon niet meer terug. Ze hechtte zich steeds sterker aan het wezentje in haar buik. Had er ooit iets meer bij haar gehoord? Was er ooit iets meer dan dit helemaal van haar geweest? Ze verheugde zich er zelfs een beetje op, alsof dit kindje haar eigen eenzaamheid zou wegblazen. Die zou haar niet in de steek laten of haar afwijzen vanwege haar hazenlip.

Natuurlijk verzette ze zich tegen die gedachten. Het kind was er niet voor haar en zou er nooit voor haar zijn. Ze mocht blij zijn dat ze in elk geval nog jaren in de buurt zou blijven. Hoe dat allemaal zou gaan, daar wilde ze liever niet over nadenken. Net zomin als aan de bevalling. Gedachten daaraan schoof ze zonder pardon voor zich uit. Leef met al je aandacht in het heden. Misschien was dat nog eens een nuttige opvatting van haar moeder. Je zorgen maken om wat nog niet aan de hand is en wat misschien wel nooit komt, is verspilde energie. Zou ze Lisa bellen? Ze wilde haar vertellen dat ze de baby voelde bewegen. Ze durfde niet. Sinds de val tijdens de gymles waren de onderwerpen ‘zwanger’ en ‘baby’ taboe. Ze kón er gewoonweg niet over praten zonder in de war te raken. Maar omdat dat zo akelig voelde alsof er een vrieswind tussen hen waaide, ontweek Nienke Lisa zoveel als ze kon. Steeds had ze een smoesje bij de hand om na school niet mee te kunnen naar Lisa. Het deed haar pijn en ze wist dat het Lisa ook pijn deed. Nienke had tot nu toe koste wat het kost willen vermijden om met haar te moeten praten over zwangerschap en baby’s. En daar zou een gesprek natuurlijk toch naartoe gaan. Alleen in de klas zaten ze als vanouds naast elkaar. Maar daar was het onderwerp ‘zwanger’ sowieso taboe. Roddelen over leraren lukte gelukkig nog wel.

Maar nu miste ze Lisa meer dan ooit. Ze dééd het gewoon, ze ging haar vriendin bellen.

Nienke had geen eigen telefoon. Ze liep naar de huiskamer. Ze verwachtte daar ongestoord te kunnen bellen.

De teleurstelling was klaarblijkelijk van haar gezicht af te lezen, toen ze haar vader daar aantrof.

‘Hé, Nienke,’ zei hij grinnikend. ‘Óf ik heb iets totaal fouts aangetrokken, óf je had snode plannen óf je kent me niet meer en denkt dat ik een enge vreemde man ben. Ik ben je vader, weet je nog?’

Onwillekeurig moest Nienke lachen. ‘O ja. Nu zie ik het. Jij bent die man die zondags de vegetarische rollade van pompoen en spinazie aansnijdt!’