7
Hoe moe Nienke ook was, van slapen kwam niets terecht.
Hoe had ze het zo kunnen verknallen door die tester niet goed te verstoppen? Natuurlijk kwam haar moeder niet zo vaak op haar kamer, maar dit was de stomste zet van haar leven. Na zwanger worden zelf dan.
Hoewel, wat kon ze daaraan doen? Ze had goede voorzorgsmaatregelen genomen. Ze was gewoon geboren voor het ongeluk.
Het is je lot. Accepteer dat maar gewoon. Als je tegen de stroom in zwemt, verzwaar je je weg alleen maar.
Toen haar moeder kwam zeggen dat ze haar ziek ging melden voor school, omdat ze eerst moesten praten, vond Nienke dat niet eens erg. Ze zou nu al helemaal niet meer stiekem met Lisa naar de Fiom kunnen gaan. Maar hoe moest ze zich verdedigen? Hoe kreeg ze een abortus voor elkaar? In het uiterste geval kon ze het altijd nog tegen de wil van haar ouders in doen. Die mogelijkheid bestond ook, had Lisa gezegd.
Haar moeder was onnatuurlijk lief. Of Nienke een beschuitje wilde? En had ze zin in een eitje en in versgeperste sinaasappelsap? Hier was de krant en natuurlijk een beker melk. Haar ouders hadden nog niet ontbeten en schoven ook aan.
Het onderwerp ‘zwanger’ werd niet aangeroerd, maar het hing als een dikke sigarenwalm in de lucht. Nienke zelf zou de laatste zijn om erover te beginnen, maar ze wist dat er geen ontkomen aan was.
Na het ontbijt. Nienke wist zeker dat ze dat moment hadden uitgekozen voor haar terechtstelling. Misschien kwam het door de vermoeidheid, maar de gedachten aan het naderende gesprek raakten haar niet echt, alsof ze afgleden als druppels aan de buitenkant van een glazen koepel. Ze kregen niet de kans uit te kristalliseren tot beelden of angstaanjagende scenario’s.
Ze registreerde alles. Hoe haar moeder het kapje van haar ei afsneed. Hoe haar vader opgeschuimde melk over zijn koffie lepelde. Hoe het straatbeeld buiten langzaam in een schrijnend helder zonlicht werd gezet. Hoe haar moeder haar mond afveegde aan haar servet. Hoe haar vader de ontbijtboel opruimde. Hoe haar moeder haar rug rechtte aan tafel. Hoe haar vader als een schoothondje naast haar moeder ging zitten en haar afwachtend aankeek. Hoe haar moeder haar keel schraapte.
‘Nienke,’ vroeg ze eindelijk, ‘hoe lang ben je over tijd?’
‘Bijna vijf weken.’ Nienke fluisterde bijna.
‘Dat betekent dat je twee maanden zwanger bent.’
‘Twee maanden? Hooguit vijf weken lijkt mij.’
‘Nee,’ reageerde haar moeder, ‘zo tel je niet. Je rekent een zwangerschap vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie. En wie is de vader?’
‘Dat doet er niet toe. Het is toch uit.’
‘We hoeven dat ook niet te weten,’ zei haar moeder tot Nienkes verbazing. Zou ze haar moeder toch verkeerd ingeschat hebben? Zou die haar willen helpen met een abortus? Zou ze snappen dat Nienkes leven anders voorgoed geruïneerd was? Nienke liet onwillekeurig een zucht ontsnappen.
Het was even stil.
Toen nam haar vader het woord. ‘We hebben een oplossing voor je bedacht.’
‘Ik ook en gelukkig zijn jullie het met me eens,’ onderbrak Nienke hem opgelucht. Ze keek haar vader recht in de ogen. ‘Ik was hartstikke bang dat jullie geen abortus wilden.’
Haar ouders antwoordden niet meteen, maar wisselden een blik van verstandhouding. Die blik bracht Nienke aan het twijfelen. Had ze iets gemist?
‘Je begrijpt het niet goed,’ zei Nienkes moeder. ‘Dat is niet de oplossing die wij bedoelen. Abortus is een slecht idee. Leven is heilig, leven is door God geschonken. Je mag daar geen eigen rechter over spelen.’ Haar moeder legde haar hand op Nienkes arm en streelde die zacht tot Nienke hem wegtrok.
‘Abortus is moord. Misschien voel je dat nu niet zo. Maar later zal het schuldgevoel je achtervolgen, het zal aan je vreten en dan kun je het niet meer ongedaan maken. Je gooit je kansen van dit leven weg. Het betekent je ongeluk. En hoeveel levens daarna zal je daad zich vervolgens als een boemerang tegen je keren?’
‘Wat een onzin! Ik geloof niet in die flauwekul van jou, van jullie. Dat weet je, mama. Ik geloof helemaal niks. Alleen dat ik een abortus wil.’
‘Je bent nog niet volwassen, Nienke. Je kunt niet overzien wat de gevolgen van zo’n daad zijn en je inzichten zijn nog lang niet uitgerijpt. Je bent een puber van vijftien. Je vader en ik zijn verantwoordelijk voor je en daarom zullen wij voor je beslissen.’
‘Maar, mama, ik kán en ik wíl geen moeder zijn,’ riep Nienke wanhopig. ‘Ik ben veel te jong. Ik heb… ik had… ik heb nog een heel leven voor me. Wat moet ik met een kínd? Ik zit nog op school.’
‘Dat weet ik toch, en daar voel ik me ook bezorgd over,’ zei haar moeder, ‘maar je moet me laten uitpraten. Ik was nog niet klaar met wat ik wilde zeggen. Het is een vreselijke situatie waar je in zit, waar wij in zitten. Onze oplossing is dat je het kind geboren laat worden.’ Nienkes vader knikte instemmend. ‘Maar je hoeft er niet zelf voor te zorgen,’ ging haar moeder snel verder. ‘Papa en ik hebben in eerste instantie overwogen contact op te nemen met organisaties voor moeder en kind. Die bemiddelen bij afstand doen.’
‘Afstand doen?’ vroeg Nienke.
‘Ja, dan wordt het kindje ter adoptie aangeboden. Er is veel vraag naar Nederlandse adoptiebaby’s.’
Nienke rilde. Wat een gruwelgedachte. Je zwangerschap uitdragen en dan je kind geboren laten worden voor iemand anders.
‘Ik zie dat je akelig wordt van die gedachte. Nou, wij hadden hetzelfde. Wij konden dat idee niet verdragen. Dit wezen heeft niet voor niets voor ons gezin gekozen.’
‘Gekózen!?’ riep Nienke.
‘Ja, zo gaat dat in de geestelijke wereld. Kinderen kiezen waar ze geboren willen worden.’
Weer rilde Nienke. Ze wilde en kon die bizarre opvattingen van haar moeder niet geloven.
‘Luister, Nienke,’ zei haar moeder. ‘Daarom hebben we de volgende uitweg bedacht. Je staat het na de geboorte af aan ons. Papa en ik zullen het opvoeden als ons eigen kind.’ ‘Jullie zijn gek,’ gilde Nienke, ‘dat ding in mijn buik voelt als een parasiet, een giftige zwam, een ziekte. Het mag niet geboren worden. Ik kan de gedachte eraan niet eens verdragen. Ik walg ervan.’
‘Dat mag je niet zeggen en je ziet het niet helder,’ zei haar moeder. ‘Abortus is fout. Weet je dat het hartje nu al klopt en dat het kindje er al als een miniatuurmens uitziet?’
‘Nee, en dat wil ik niet weten ook. Je probeert op mijn gevoel in te werken. Dat ding is geen mens. Het kan een mens worden, meer niet. Ik wil het niet. Ik haat het.’
‘Nienke, alles heeft een reden en een doel. Alles op je levensweg houdt een les in. Je bent niet voor niets zwanger. Waarschijnlijk is dit alles juist de bedoeling van dit lichtwezen. Voor jou betekent deze zwangerschap een levensles in overgave en accepteren van je lot. Ik denk dat deze zwangerschap zo moet zijn. Mijn intuïtie zegt dat je voor ons zwanger bent. Wij konden geen kinderen meer krijgen, maar ik heb altijd naar nog een baby verlangd. Ik zou er heel gelukkig mee zijn.’ Een gaaf kind om je niet voor te schamen, dacht Nienke meteen.
Allerlei gedachten botsten als biljartballen tegen de binnenkant van haar schedel. Ze wilde een abortus. Maar haar moeder zou haar daar nooit mee helpen. Nóóit. Dat was haar nu wel duidelijk. En haar vader zou doen wat haar moeder wilde. ‘En als ik het tóch doe?’ probeerde Nienke tegen beter weten in.
‘Het spijt me het te moeten zeggen, Nienke,’ antwoordde haar moeder, terwijl ze haar hand op Nienkes hand legde, ‘maar dan ben je mijn dochter niet meer. Ik kan dat nooit accepteren. Het is voor je eigen bestwil.’
Een misselijkmakende kramp vloog Nienke naar de keel.
Doorzetten betekende een breuk. Ze zou het huis uit moeten. En dan? De straat op? Ik ben pas vijftien, dacht Nienke bitter. Ik kan dat niet alleen.
Ze voelde zich alsof ze tijdens de heksenjachten in de middeleeuwen willoos vastgebonden op de brandstapel lag.
Paniek golfde door haar heen. Ze had de vreemde sensatie dat ze gilde, hoewel er geen geluid uit haar keel kwam. Ze tintelde en trilde onder haar huid, maar bleef als bevroren zitten.
‘Je vader en ik werken echt niet mee aan een abortus,’ wreef haar moeder haar nog eens in. ‘Je kunt dat beter maar meteen tot je door laten dringen. Ik wil geen zachte heelmeester zijn. Het is in je eigen belang, al begrijp je dat nu nog niet vanuit de levensfase waar jij in verkeert.’
Nienke had zin het tafelkleed met de adventskaarsen en winterversieringen van de tafel te rukken, maar ze deed niets en zweeg. Wat had ze kunnen doen?
Haar moeder dacht zeker dat ze terrein won, want ze ging verder met haar pleidooi. ‘Het kind hoeft nooit te weten te komen dat jij de biologische moeder bent. Papa zal het aangeven als zijn eigen kind. Wij doen dat voor jou, zodat jij je eigen leven kunt leiden. En het zal van ons alle liefde krijgen die het nodig heeft.’
Liefde? De haartjes op Nienkes armen gingen rechtovereind staan. Waarom wekte dat woord zo veel aversie bij haar op? Was ze iets tekort gekomen thuis? Ogenschijnlijk niet. Haar moeder betuttelde haar alsof ze van porselein was. Nauwgezet, overdreven zelfs, maar zielloos, alsof Nienke een van haar poppen was. Hoewel? Daar ging ze uiteindelijk minder plichtsgetrouw en liefdevoller mee om, alsof ze dat geslaagdere producten vond.
‘Jullie kind? Net doen alsof het jullie kind is? Dat is belachelijk. En mag dat dan zomaar van de wet?’
‘Soms stemmen de wetten van de mens niet overeen met de universele wetten van de kosmos. In zo’n geval moet je als mens je innerlijke stem volgen en doen wat waarachtig en juist is.’
Nienke miste de energie om de discussie aan te gaan hoe zij zo zeker wist wat die kosmische wetten dan wel waren. Ze had tijd nodig om na te denken.
Ze voelde zich alsof ze naar beneden getrokken werd, de diepte van een donkere mijnschacht in. Onontkoombaar in een versnellende val. Ze stikte bijna.
Ze wilde geen kind. Ook niet als ze er niet voor hoefde te zorgen. Zou het mogelijk zijn om een kind te krijgen en dan net te doen alsof het je kind niet is? Zou een kind niet vóélen wie zijn echte moeder is?
Kon zij ervanaf zonder toestemming van haar ouders? Maar daarna dan? Haar moeder had gezegd dat ze haar dochter niet meer was als ze een abortus liet doen. Hoe moest ze verder met haar moeder als ze er ondanks hun verbod in zou slagen abortus te laten doen? Haar moeder zou haar verstoten. Ze had geen keus. Kreeg ze maar per ongeluk een miskraam.
En dan was er dat stemmetje. Wat als haar moeder gelijk had, dat abortus moord was en dat ze later vreselijke spijt zou krijgen? Haar héle leven lang spijt en wroeging? Een nooit aflatend schuldgevoel? Zou het kunnen dat ze er later anders over zou gaan denken?
Maar ze kon het een kind toch niet aandoen dat het háár moeder zou krijgen? Stel dat het kind óók een hazenlip had? Zou haar moeder zich dan ook voor dat kind schamen?