27

De volgende ochtend keek ik in de krant gretig de rubriek aangeboden werk door, en omcirkelde alle advertenties voor banen met kost en inwoning. Ik wilde zo gauw mogelijk het huis uit. Toen ging ik, voorzien van een zak munten, naar de dichtstbijzijnde telefooncel.

Bij het eerste nummer dat ik belde werd ik te woord gestaan door een vriendelijke dame die zei dat ze een hulp zocht voor haar twee kleine kinderen. Daar zij en haar man een druk sociaal leven hadden, zou er gemiddeld vier avonden per week moeten worden opgepast, wat de reden was waarom er inwoning werd aangeboden. Ze vroeg of dat een probleem zou zijn. Ik verzekerde haar dat ik er absoluut niet naar verlangde om ’s avonds uit te gaan, behalve om mijn moeder te bezoeken. We maakten een afspraak voor een onderhoud later op de dag.

Met een voldaan gevoel dat ik niet alleen een gesprek had weten te regelen, maar binnenkort ook mijn eigen onderdak zou hebben, ging ik naar huis om geschikte kleren uit te zoeken. Ik besloot tot een marineblauwe rok met een bijpassende twinset. Na alles gecontroleerd te hebben op mogelijke kreuken, legde ik het op bed. Ik poetste mijn zwarte schoenen met de lage hakken tot ik me erin kon spiegelen, pakte toen schoon ondergoed en keek of er geen ladder zat in mijn kousen.

Toen ik me ervan overtuigd had dat mijn kleren in orde waren, ging ik naar beneden naar de keuken, waar ik pannen water kookte om mijn keurig geknipte haar en mijzelf te wassen. Kijkend in de verweerde spiegel die tegen de muur naast de gootsteen stond, maakte ik me daarna zorgvuldig op. Een goed aangebrachte matte foundation, wat mascara en lichtroze lippenstift.

In de wetenschap dat mijn oude school me zo goed als zeker geen referentie zou geven, stopte ik, toen ik me had aangekleed, mijn laatste schoolrapport, waarin zowel mijn cijfers als mijn voorbeeldige gedrag werden vermeld, in mijn tas. Ik hoopte dat het mijn toekomstige werkgeefster tevreden zou stellen en ze niet om nog een schriftelijk getuigschrift zou vragen. Ik had in gedachten steeds weer mijn verhaal gerepeteerd waarom zo’n uitstekende leerling een baan zocht als au pair, tot ik vond dat het geloofwaardig klonk.

Na een laatste blik in de spiegel om mijn uiterlijk te controleren, pakte ik mijn tas en verliet het huis, voorzien van mijn kostschoolaccent, mijn rapporten en mijn goed ingestudeerde leugens.

De eerste bus die ik moest nemen bracht me naar het centrum van Belfast, daarna volgde een korte wandeling naar een volgende halte, waar de bus stopte naar de chiquere buurt van Malone Road. Dichtbij, wist ik, was de universiteit, waar ik, zoals ik nu had geaccepteerd, nooit zou studeren.

Toen ik mijn bestemming had bereikt, liep ik het korte eindje naar het huis dat ze me had opgegeven. Voor ik de tijd had om aan te kloppen, werd de deur al geopend door een aantrekkelijke, glimlachende jonge vrouw van begin twintig. Ze hield een mollige peuter in haar armen, van onbepaald geslacht; alleen het blauwe kruippakje gaf me een aanwijzing. Het tweede kind, een klein meisje dat op de duim van haar ene hand zoog, en zich met de andere hand vastklampte aan een plooi van haar moeders rok, nam me nieuwsgierig op.

‘Ik kan geen hand geven,’ zei de jonge vrouw lachend, terwijl ze opzij ging zodat ik binnen kon komen. ‘Jij moet Toni zijn. Ik ben Rosa. Kom binnen.’

Ik volgde haar naar een mooie, pastelkleurige kamer die gedomineerd werd door een grote box. Ze bukte zich en zette voorzichtig de kleine peuter erin, wenkte mij om te gaan zitten en nam toen zelf plaats, terwijl ze me aandachtig opnam.

Rosa, zo vriendelijk als ze was, had kennelijk een hele lijst vragen voor iemand aan wie ze een deel van de zorg voor haar kinderen zou overdragen. Ik hoop dat ik haar onderzoek kon doorstaan. De eerste vraag, waar ik op school was geweest, had ik verwacht en beantwoordde die zakelijk. Op de tweede, waarom ik zo jong van school was gegaan, had ik mijn uit het hoofd geleerde antwoord klaar. Ik liet de talrijke scholen die ik had bezocht achterwege en gaf haar de indruk dat ik maar op één school was geweest. Ik legde uit dat ik geen leerling met een beurs was geweest, wat me voorbereidde op mijn grootste leugen. Mijn vader was een paar maanden geleden op tragische wijze om het leven gekomen en had heel weinig geld nagelaten. Ik maakte dat verzinsel nog een beetje mooier door haar te vertellen dat de enige reden waarom mijn moeder en ik van Coleraine naar Belfast waren verhuisd, was om werk te zoeken. Ik zag de blik van medeleven in haar ogen en kwam vol zelfvertrouwen met mijn laatste zinnen.

Mijn moeder had niet alleen haar man verloren, maar was door geldgebrek gedwongen geweest van haar mooie woning te verhuizen naar de minder heilzame buurt van Shankhill Road. Ik legde uit dat ik haar wilde helpen met de huur, en voelde dat ik dat alleen kon als ik ergens inwoonde en op die manier alle verantwoordelijkheid voor mijn onderhoud van haar schouders kon nemen.

Het werkte veel beter dan ik gehoopt had. Ik wist, voordat ik als sluitstuk mijn schoolrapporten voorlegde, dat ik de baan zou krijgen en niet bang hoefde te zijn dat er schriftelijke referenties verlangd zouden worden. Na nog een uurtje gebabbeld te hebben en ik haar twee kinderen had leren kennen, baby David en Rachael, werd afgesproken dat ik de volgende dag mijn intrek bij haar zou nemen. Rosa zou dan de tijd nemen om me mijn taken uit te leggen en me wegwijs te maken.

’s Avonds gingen zij en haar man, een arts met een drukke praktijk, vaak buitenshuis eten. Als zij niet thuis waren, was het mijn taak om de kinderen naar bed te brengen, en dan zou ik televisie mogen kijken in hun zitkamer.

Die middag kwam ik thuis met een gevoel van vrijheid. Ik wist dat ik bij Rosa en de kinderen in de smaak was gevallen. Voor het eerst in vele maanden leek ik mensen ontmoet te hebben die me beoordeeld hadden op grond van wie ik was, en niet wat ze over me gehoord hadden. Wat ik niet begreep was dat de kinderen me sympathiek hadden gevonden om mijzelf, maar dat Rosa gesteld was op degene die ik voor haar had verzonnen: Toni, de goed opgevoede tiener, die, zoals ik haar had verteld, zelfs geen vriendje had. Ze had het meisje aardig gevonden dat van boeken en dieren hield, dat wilde leren een goed kindermeisje te zijn en haar moeder, die weduwe was, wilde helpen. Ik had mijn grote Ierse familie beschreven, waar ik voor kinderen had leren zorgen, maar had verzuimd erbij te vermelden dat ik door hen uit hun huizen verbannen was.

Mijn zelfvertrouwen hield twee busreizen stand en wankelde ook niet toen ik binnenkwam in ons kleine huis. Mijn moeder was al thuis en mijn hart zonk in mijn schoenen toen ik besefte dat haar moedeloze gezicht betekende dat haar sollicitatiegesprek op niets was uitgelopen.

‘Mama,’ flapte ik eruit. ‘Ik heb een baan. Ik begin morgen en verdien drie pond per week, plus kost en inwoning, zodat ik je kan helpen met geld.’

Ze keek me niet-begrijpend aan. ‘Wat ga je doen dan?’ vroeg ze na een paar minuten.

‘Voor kinderen zorgen en helpen in het huishouden,’ antwoordde ik, wetend wat erop zou volgen.

‘O, Toni, en ik had zulke hoge verwachtingen van je,’ riep ze uit, en gaf me het schuldige gevoel dat ik haar weer teleurgesteld had.

Juist dat schuldbesef maakte dat ik meer dan ooit het huis uit wilde. Dus negeerde ik haar opmerking en praatte met een enthousiasme, dat begon te tanen, over Rosa, de kinderen en het mooie huis waarin ik zou komen te wonen.

‘Ik eet samen met het gezin als ze thuis zijn,’ ging ik verder.

‘Niet als ze alles over je wisten,’ zei ze koel. ‘Maar je zult ongetwijfeld genieten van de televisie. Dat zou ik ook, als ik me er een kon permitteren.’

Uiterlijk weigerde ik me door de depressie van mijn moeder te laten beïnvloeden, maar in mijn hart verlangde ik nog steeds naar wat genegenheid, een beetje warmte, maar vergeefs. In Rosa’s ogen was ik de plichtsgetrouwe tiener, in de ogen van mijn moeder was ik de egoïstische dochter.

Zwijgend zaten we in de kleine zitkamer, luisterden naar de radio en lazen. Na een lichte maaltijd ging ik naar boven om mijn paar bezittingen in te pakken.

Rosa had me een paar munten in de hand gedrukt voor mijn reiskosten, dus hoefde ik mijn moeder de volgende ochtend in ieder geval niet om geld te vragen. Bij de deur bleef ik staan om naar haar te kijken, worstelend met gevoelens die ik nog niet had geleerd te onderdrukken, maar evenmin kon tonen.

‘Tot volgende week, als ik mijn vrije dag heb,’ zei ik ten slotte, terwijl ik mijn koffertje oppakte, de deur opendeed en vertrok. Zoals gewoonlijk zei ze niets.

Toen ik in mijn nieuwe huis was gearriveerd, liet Rosa me mijn kamer zien, waar ik snel uitpakte voor ik enthousiast de trap afliep naar de keuken en de aan mij toevertrouwde kinderen. Ik kreeg mijn eerste les in het voeren van kinderen onder de vier jaar, wat herinneringen wekte aan het helpen van mijn kleine nichtje toen ze net zo oud was.

Ik merkte algauw dat mijn taak gemakkelijk was. De eerste avond werd ik, voordat ik de kinderen in bad deed, voorgesteld aan Rosa’s man, David senior, die me ernstig de hand schudde en zei dat hij hoopte dat ik het bij hen naar mijn zin zou hebben.

Het baden van de kinderen draaide uit op verrukte lachsalvo’s toen ik onderzeeërs maakte van drijvende speelgoedjes en ze onder de ingezeepte kinderen liet duiken. Toen ze het lawaai hoorden, kwamen David en Rosa in avondkleding boven om welterusten te wensen. De zeepvlokken vermijdend, gaven ze hun kinderen een zoen en lieten hen toen onder mijn hoede achter.

Die eerste avond, en ook de daaropvolgende, tilde ik de mollige, wriemelende lijfjes uit het bad, wikkelde hen in een zachte handdoek en wreef hen stevig droog. Ik was benieuwd of ze, met de belofte van nog een laatste verhaaltje, zoet naar hun slaapkamer zouden gaan. Eerst werd baby David in zijn ledikantje gelegd en daarna stopte ik de kleine meid in bed, waarna ik hun een verhaaltje voorlas dat Rachael mocht uitkiezen. Toen haar ogen begonnen dicht te vallen, gaf ik hun een zoen en ging naar beneden om televisie te kijken.

In de loop van de volgende paar weken begon ik een diepe genegenheid te voelen voor de kinderen. Als ik met hen speelde, pakte baby David een van mijn vingers in zijn mollige handje en keek naar me met een tandeloze grijns die zijn gezichtje bijna in tweeën spleet. Rachael zat op mijn schoot met een blik van serieuze concentratie als ik haar voorlas. Als ik met David in de kinderwagen naar het park ging, hielp ze me duwen, maar altijd met één handje in mijn hand.

Zes dagen per week maakte ik hun lunch klaar en dan aten we gezamenlijk. Vaak, als de kinderen hun middagslaapje deden, zaten Rosa en ik te praten. Soms zaten we in haar slaapkamer, waar ze de nieuwe kleren showde die ze had gekocht en mijn mening vroeg.

Me koesterend in de warmte van het gezin, begon ik te fantaseren dat ik erbij hoorde. Ik vergat dat Rosa, al was ze nog zo vriendelijk tegen me, geen vriendin was en dat zij en haar man mijn werkgevers waren. Ik probeerde Rosa’s genegenheid te winnen door extra taken te verrichten, zoals thee voor haar te zetten of te helpen met het strijken. Ze leek vaag geamuseerd door mijn attenties; ze deed in ieder geval niets om ze te ontmoedigen.

Er hing altijd een blijmoedige sfeer in huis. Het was duidelijk dat David en Rosa niet alleen liefdevolle ouders waren, maar ook veel van elkaar hielden. Ze deden me denken aan tante Catherines gezin. Elke dag opnieuw voelde ik me daar gelukkig. Ik zorgde ervoor altijd boven te zijn of in de keuken als David thuiskwam, omdat ik voelde dat hij en zijn vrouw dan graag even alleen waren. Ik had gemerkt dat Rosa, als ze het geluid van zijn auto hoorde op de oprit, naar de deur holde om open te doen.

Omdat ik dat wist, was ik verbaasd toen ze op een avond, waarop ze geen plannen hadden om uit te gaan, allebei naar de badkamer kwamen. Ik knielde op de grond om de kinderen te baden. Ik voelde hun aanwezigheid al voor ik Davids stem hoorde.

‘Antoinette,’ hoorde ik vaag. ‘Zo heet je toch?’

Ik keek naar hem op en hij zag de waarheid in mijn ogen.

‘Mijn vrouw zal het van je overnemen. Ik wil je beneden spreken.’

Alles leek zich te voltrekken in slow motion. Mijn benen trilden toen ik probeerde Rosa’s blik op te vangen om haar hulp te zoeken, maar ze wendde haar blozende gezicht af. De twee kinderen, die de spanning van de volwassenen voelden, keken verward naar me op, niet-begrijpend waarom ik plotseling was opgehouden met hen te spelen.

Langzaam legde ik de zeperige spons neer die op de grond drupte, en volgde hem zwijgend de trap af naar de zitkamer. Hij wenkte me niet om te gaan zitten, dus bleef ik tegenover hem staan. Ik zag dezelfde harde blik die ik al zo vaak had gezien in de ogen van mensen.

‘Je vader is niet dood, hè?’ vroeg hij me op een toon waaruit duidelijk bleek dat hij het antwoord al wist. ‘Hij zit in de gevangenis, en jij boft dat ze je niet in een tehuis hebben gestopt. In ieder geval blijf je geen nacht langer in dit huis. Ga naar je kamer, pak je spullen en blijf daar tot ik je kom halen. Ik zal je naar je moeder brengen.’

Ik probeerde me te verdedigen. ‘Het was niet mijn schuld, dat heeft de rechter zelf gezegd,’ flapte ik eruit. Ik wilde zo wanhopig graag dat hij me zou geloven en me zou laten blijven.

Hij keek me met zóveel afkeer en minachting aan, dat ik inwendig ineenkromp.

‘Ja, maar je hoeft niet voor zíjn kinderen te zorgen, wel? Je hebt zeven jaar lang je mond gehouden; alleen de noodzaak van een abortus bracht je aan het praten. Je hebt zelfs gelogen tegen je dokter, die ik vanmiddag heb gesproken. Je bent van school gestuurd omdat andere ouders je terecht ongeschikt achtten om met hun kinderen om te gaan.’ Ik voelde de woede in hem omhoogkomen. ‘Ik wil dat je vanavond hier verdwenen bent!’ Het klonk zo afdoend, dat ik wist dat mijn gelukkige leven hier ten einde was.

Toen ik de kamer uitging, volgde zijn stem me. ‘Rosa is het met me eens, voor het geval je daar anders over mocht denken. Ze wil je niet zien, dus ga maar rechtstreeks naar je kamer.’

Ik ging, en dwong mezelf niet te huilen. Dat kwam later wel, als ik alleen was, dacht ik.

De deur van Rosa’s slaapkamer was dicht, maar daarachter kon ik het gemompel van haar stem horen, onderbroken door het hoge stemmetje van Rachael. Ik wist dat ze de kinderen mee naar haar kamer had genomen om mij te vermijden.

Het volgende halfuur voelde ik me als verdoofd terwijl ik mijn koffer pakte en daarna op de rand van het bed ging zitten, wachtend tot David zou kloppen.

‘Heb je alles?’ waren de enige woorden die hij tegen me zei toen hij me kwam halen. Beneden duwde hij me op de achterbank van de auto, samen met mijn koffer, en reed weg uit de groene buitenwijk van Malone Road naar de smalle, slechtverlichte straten van Shankhill Road. Toen we bij het huis van mijn moeder kwamen, hield hij me stevig bij de arm terwijl hij op de deur klopte, en wachtte tot die openging voor hij me losliet. In het licht van de kale gloeilamp die aan het plafond hing, zag ik een berustende blik verschijnen op het gezicht van mijn moeder.

‘Ik kom uw dochter terugbrengen, mevrouw Maguire,’ was alles wat hij zei voor hij terugging naar zijn auto en wegreed.

Het spookuur kwam, en daarmee een golf van ellende die me overspoelde. Ik hoorde de stem van mijn vader: ‘Je moeder zal niet van je houden als je je mond opendoet. Iedereen zal jou de schuld geven.’ Ik wist nu met absolute zekerheid dat het waar was wat hij voorspeld had. Ik haalde me één vriendelijk gezicht voor ogen, dat van de rechter, hoorde zijn stem: ‘Het is niet jouw schuld, vergeet dat niet, want de mensen zullen het jou verwijten.’

Vermoeid stapte ik uit bed, plensde koud water op mijn gezicht en kleedde me haastig aan. Voor de tweede keer in een paar maanden liep ik naar de krantenkiosk om de plaatselijke krant te kopen. Ik ging ermee naar een naburig café, omcirkelde de banen waarvoor geen diploma’s werden verlangd en waar kost en inwoning werd aangeboden, bang dat ik iemand zou bellen die David en Rosa kende.

Eén advertentie sprong eruit: ‘Groot buitenhuis zoekt au pair om te helpen met twee niet-schoolgaande kinderen. Kost en inwoning, goed salaris bij gebleken geschiktheid.’

Na gebeld te hebben om een afspraak te maken voor de late namiddag, trok ik dezelfde kleren aan die ik al die weken geleden had gedragen voor mijn eerste gesprek. Deze keer voelde ik geen opwinding, had ik niet het gevoel dat ik een nieuw leven begon, slechts een doffe berusting in wat ik nu wist dat de toekomst voor me behelsde. Weer nam ik de bus naar het centrum van Belfast en stapte toen over op de bus die me naar mijn bestemming buiten de stad zou brengen. Toen ik daar aankwam, zag ik niet de overwoekerde heggen en hoge bomen van Cooldaragh, maar keurig gesnoeide heggen aan weerszijden van een oprijlaan die naar een rechthoekig grijs Georgianhuis leidde met hoge smalle ramen die uitkeken op gemaaide groene gazons. Geen verwilderde rododendrons waar kinderen in konden spelen, geen vijver met kikkers. In plaats daarvan werd het uniforme groen slechts onderbroken door cirkelvormige met rozenstruiken beplante perken, die voor de enige kleur zorgden.

Evenmin werd ik opengedaan door een glimlachende Rosa met glinsterende ogen. In plaats daarvan deed een cool uitziende blonde vrouw open, die net zo keurig verzorgd was als haar gazons. Toen ze me door de gang naar de in bijpassende kleuren ingerichte zitkamer bracht, met rozen in kristallen vazen op kleine mahoniehouten tafeltjes, vroeg ik me af waar de kinderen waren. Mijn onuitgesproken vraag werd beantwoord toen ze me vertelde dat ze in de kinderkamer waren met haar tijdelijke hulp.

Opnieuw had mijn verzonnen verhaal een magische uitwerking, opnieuw werd overeengekomen dat ik een kamer zou krijgen die was ingericht als zit-slaapkamer, en dat ik drie pond per week zou verdienen. Deze keer zou ik een televisietoestel in mijn kamer hebben en geen deel uitmaken van het gezin, maar ’s avonds zou ik wel samen met hen eten. Toen die formaliteiten achter de rug waren, nam ze me mee om de twee kinderen te ontmoeten, weer een jongen en een meisje, die allebei het knappe, blonde uiterlijk van hun moeder hadden. Ik dacht dat in zo’n goed georganiseerd gezin eerst een jongen en dan een meisje precies was wat ze zouden hebben besteld.

Terwijl we wachtten op haar man serveerde een dienstmeisje korstloze sandwiches in de zitkamer. Thee werd in dunne porseleinen kopjes geschonken uit een grote zilveren pot, en suiker werd toegevoegd met zilveren tangetjes, terwijl ik op de rand zat van een fluwelen oorfauteuil. Ze vertelde me dat haar man bankier was, dat haar laatste au pair naar Engeland was vertrokken en dat ze iemand wilde hebben die zou blijven tot de kinderen naar school gingen, respectievelijk over één en twee jaar.

Ik stemde toe – wat kon ik anders? Maar ik wist al dat zij en ik nooit vriendinnen zouden worden. Ik was voor haar niet meer dan een betaalde employee. Toen vroeg ik me af of dat eigenlijk niet beter was. In ieder geval zou ik niet de illusie hebben dat ik een deel was van een gezin dat niet het mijne was.

Vóór mijn vertrek werd ik kort voorgesteld aan haar man, een lange, slanke man van begin dertig, wiens beleefde glimlach zich niet weerspiegelde in zijn ogen.

Weer ging ik met twee bussen terug naar mijn moeder, pakte mijn koffer in en vertelde haar over mijn nieuwe baan. Bij uitzondering leek ze blij; ze had eindelijk werk gevonden, vertelde ze, als manager van een café. Ze vertelde me hoe aardig de eigenaar was, een enthousiaste jongeman van achtentwintig, die net zijn eigen zaak was begonnen.

In het fraaie huis leek de kille eenzaamheid van mijn isolement in mijn huid te dringen. Naarmate de dagen verstreken, voelde ik me steeds meer verkleumen. De meeste avonden at ik met het gezin en ging daarna naar mijn kamer om te lezen of televisie te kijken. Ik voelde geen band met dit gezin. Ik miste nog steeds Rosa en haar kinderen en de warmte die in hun huis heerste.

Op mijn vierde vrije dag, in de wetenschap dat mijn moeder op haar werk was, ging ik haar opzoeken in het café. Ze was totaal veranderd: een nieuw kort kapsel, zorgvuldig aangebrachte make-up, bijpassende lippenstift en nagellak gaven haar een jeugdig, modern uiterlijk. Ze keek me glimlachend aan, maar de liefde die ik zocht was niet te vinden in haar ogen.

‘Wat doe jij hier?’ vroeg ze.

‘Kunnen we samen koffiedrinken?’ vroeg ik, maar ik dacht: ‘Ik ben hier omdat ik je mis.’

‘O, lieverd, natuurlijk kunnen we snel even een kopje koffie drinken, maar straks is het lunchtijd en dan krijgen we het erg druk.’

We gingen op de bank zitten, waar we bediend werden door een jonge serveerster in een donkerroze en crèmekleurig uniform, anders dan de meeste serveersters in Belfast, die nog zwart en wit droegen. Mijn moeder vroeg hoe mijn werk en het gezin me bevielen. Ik beschreef alles in details, het huis, de tuin en de kinderen, maar zei er niet bij dat, al was het huis veel groter en deftiger dan dat van Rosa en David, de warmte en het plezier er ontbraken.

Voor mijn moeder had ik het huis van haar dromen beschreven, dat wist ik, maar voor mij was het meer een huis dan een thuis. Nog geen uur later, na een snelle omhelzing en een stralende glimlach van mijn moeder, stond ik weer op straat, en de rest van mijn vrije dag strekte zich voor me uit.

Een caleidoscoop van minachtende en woedende gezichten zweefde voor mijn ogen en hun stemmen weergalmden in mijn oren. Eerst die van mijn vader, als hij steeds weer tegen me zei: ‘Je moeder zal niet meer van je houden als je het vertelt. Iedereen zal jou de schuld geven.’ En de starende blik vol wrok van mijn moeder op de avond dat ik bezig was dood te bloeden, haar gefluister tegen de dokter om me naar het verst gelegen ziekenhuis te sturen. Het strenge gezicht van mijn grootmoeder, waaruit elk spoor van liefde was verdwenen, de afkeer in het gezicht van mijn nicht Nora toen ze opendeed en haar kind bij me vandaan hield. Het koor van hun stemmen galmde door mijn hoofd.

‘Antoinette, je bent niet welkom. We weten het van jou en je vader. Ga weg, kom nooit meer terug. Kom nooit meer terug.’

Ik voelde weer de pijn van elke afwijzing. Tranen omfloersten mijn ogen toen ik dacht aan die laatste keer toen David me wegstuurde uit zijn huis. De wanhoop waartegen ik had gevochten toen ik daar met mijn schamele bezittingen die ik haastig in mijn koffer had gepakt op straat stond, keerde terug en hechtte zich in me vast. Mijn trots, het enige wapen dat me nog overbleef, liet me in de steek en verdriet en zelfbeklag deden hun intrede. Niet langer kon ik die ongrijpbare zilveren rand zien rond de donkere wolk van mijn leven. Die was er domweg niet.

Niemand, dacht ik, zou ooit van me kunnen houden. Niemand hád ooit van me gehouden, niet van mijn ware ik. O, ja, ze hadden gehouden van het lieve meisje in haar gesmockte jurkjes, het slimme kind met de goede rapporten van school, de behulpzame tiener, die altijd klaarstond om te babysitten. Maar wie had van mijn zwangere ik gehouden, van mijn seksueel bewuste ik, mijn bange ik? Zelfs mijn moeder niet.

Overal om me heen kon ik groepjes vriendinnen of echtparen zien die gelukkig met elkaar waren, mensen die in een gezin hoorden, mensen die geliefd waren. Ik zat daar als een geïsoleerde, onzichtbare vreemde in een wereld waarin ik niet welkom was, een wereld waarin ik alleen gelukkig was geweest in de eerste zes van mijn vijftien jaar. Kortstondig geluk was langsgekomen, maar nooit gebleven. Afwijzing, de moeilijkste emotie om te verwerken, had me in een geestelijke kooi gesloten. Ik had geen deur die de wereld van de mensheid weer voor me opende. Op de enige deur die ik zag, hing het bordje ‘Uitgang’.

Kon ik eeuwig in die kooi blijven leven, waar geen liefde, gezelschap of zelfs maar acceptatie op bezoek kwam? Het enige antwoord daarop was nee, de enige keus was vertrekken.

In de wetenschap dat whisky het verdriet suste, liep ik naar de dichtstbijzijnde pub. De onzichtbare ik bestelde een dubbele whisky in dat door mannen gedomineerde toevluchtsoord en dronk het glas gretig leeg. De barman zag een potentiële beschonken vrouw en weigerde me een tweede.

‘Wat is er, kind? Problemen met je vriendje? Je vindt wel een ander, zo’n knappe meid als jij.’

Zijn woorden drongen heel uit de verte tot me door. Achterdocht voegde zich bij wanhoop en in plaats van de vriendelijke toon in zijn stem te horen, hoorde ik spot en hoon.

Ik verliet de warmte van de pub en, bezeten door een kille vastberadenheid, liep ik naar de dichtstbijzijnde drugstore. Daar kocht ik een grote doos aspirine en een pakje scheermesjes. Daarna liep de onzichtbare ik naar een slijterij en deed mijn laatste aankoop, een fles Bush Mill’s Whisky. Gewapend met mijn afscheidsinstrumentarium liep ik naar een openbaar toilet.

Een bleek gezicht dook op in de spiegel toen ik met de fles een toast uitbracht op mijzelf, van de whisky dronk en de aspirines inslikte. De combinatie kwam omhoog in mijn keel en mijn ogen traanden elke keer als ik kokhalsde. Maar meer whisky en meer aspirines gingen erin, tot de fles en de doos leeg waren. Ik gooide ze in de prullenmand en sloot me op in een hokje. Ik klapte de zitting van de wc omlaag, ging zitten en opende toen langzaam het pakje scheermesjes. Ik koos er een uit en sneed systematisch een paar keer in mijn pols, onderaan beginnend, tot vijf centimeter erboven. Vijftien kerven, één voor elk jaar van het leven dat ik niet langer wenste. Bloed sijpelde langzaam over mijn handen en drupte tussen mijn vingers door op de grond. Gehypnotiseerd keek ik naar het bloed, me afvragend hoelang het zou duren voordat mijn lichaam leeggelopen was. Mijn oogleden werden zwaar en vielen dicht terwijl de wereld verduisterde en mijn oren begonnen te suizen. Ik voelde dat ik opzij gleed, voelde de koele wand waar mijn hoofd tegen rustte. Toen voelde ik niets meer.