13

Tijdens de reis per bus en trein van Tenterden naar Old Woking, vertelde mijn moeder me over het huis dat zij en mijn vader hadden gekocht en hoe ze het hadden ingericht.

In de jaren vijftig, voordat patio’s in de mode kwamen, hadden huizen een achtertuin, met een buiten-wc, een waslijn en hoogstwaarschijnlijk de fiets van de echtgenoot tegen de ongeverfde bakstenen muur. Maar mijn moeder, die in Cooldaragh zoveel gehouden had van bloemen, had een foto gezien van een bungalow in Frankrijk en geprobeerd het uiterlijk daarvan zoveel mogelijk na te bootsen.

Ze had de muren witgeschilderd, en de deuren en raamlijsten blauw. Niet alleen waren er bloembakken aan de voorkant van het huis, maar er waren ook bakken met Oost-Indische kers bevestigd aan de muren die de achtertuin omringden. Ze vertelde me hoe levendig de hangende oranje bloemen contrasteerden met de pas gewitte muren.

Het huis zelf, vertelde ze, moest nog worden opgeknapt. Haar plan was al het behang eraf te halen en de keuken geel en de rest van het huis crèmewit te schilderen, terwijl de vloer beneden onherkenbaar zou worden met parketlinoleum.

Terwijl mijn moeder me alle details uitlegde, merkte ik hoe ze genoot van het plannen maken voor ons nieuwe huis, het eerste dat ze had kunnen kopen na twaalf jaar huwelijk.

Aan het eind van onze reis liepen we een klein eindje naar een straat, waar kleine, saaie, halfvrijstaande en rijtjeshuizen pal aan het trottoir stonden, zonder dat een heg of een struik de monotonie verbrak. Ons huis stak fraai af met zijn pas geschilderde muren, kleurige bloembakken, blauwe deur en glimmend gepoetste klopper.

Die avond, toen mijn vader thuiskwam uit zijn werk, aten we met elkaar. Ze leken allebei zo blij te zijn dat ik weer terug was, dat ik moed vatte en hun mijn nieuws vertelde.

‘Ik heet nu Toni.’

Mijn peetmoeder had me verteld dat Toni de juiste afkorting was van Antoinette. Toni, vond ik, was mijn naam, de naam van een meisje dat populair kon zijn. Antoinette was iemand anders.

Mijn moeder glimlachte naar me. ‘Die naam zal gemakkelijker zijn aan te brengen op de etiketjes in je kleren als je naar je nieuwe school gaat.’

Het was haar manier om haar instemming te doen blijken.

Mijn vader gaf geen commentaar en weigerde tot zijn dood toe me Toni te noemen.

In het weekend werkte mijn vader, dus hielp ik mijn moeder met het afkrabben van het behang. Eerst maakte ik het vochtig met een natte doek en krabde er vervolgens met de schraper lange repen af. Die zaterdag lukte het me een hele muur schoon te krabben. Ik voelde me weer vertrouwd met mijn moeder, die me maar bleef vertellen wat een goede hulp ik was. We dronken samen de afternoon tea in onze met bloemen gevulde achtertuin, waar ze mijn onuitgesproken vragen beantwoordde.

‘Over twee weken gaat je vader op bezoek bij je grootouders en dan zal hij Judy mee terugbrengen,’ verzekerde ze me. ‘Maandag breng ik je naar je nieuwe school, waar je zult kennismaken met de directeur.’

Ik besefte dat dit geen meisjesschool was, waaraan ik inmiddels weer gewend was geraakt, maar een gemengde school.

‘Wat moet ik aantrekken?’ vroeg ik.

‘O,’ antwoordde ze, ‘de directeur heeft gezegd dat je je oude schooluniform mag dragen tot je er uitgegroeid bent.’

Mijn blijdschap over het nieuws dat Judy terug zou komen, verdween. Mijn hart zonk in mijn schoenen, want weer zou ik anders gekleed zijn dan mijn medeleerlingen.

De zondag kwam en ging veel te snel voorbij. Die maandag bracht mijn moeder me naar mijn nieuwe school. Die ochtend kleedde ik me zorgvuldig in mijn groene overgooier, witte blouse en groen-met-zwarte das, grijze kniekousen en oude veterschoenen, en trok ten slotte mijn groene blazer aan.

Toen ik aankwam, kromp ik ineen. Op het schoolplein liepen meisjes in grijze rokken, witte blouses, korte sokjes en instappers. Ik zag groepjes kinderen van mijn leeftijd die aan het spelen waren, groepjes tieners die samen stonden te praten, en mijn zelfvertrouwen duikelde omlaag. Slechts voorzien van mijn nieuwe naam volgde ik mijn moeder het gebouw in om mijn nieuwe directeur te ontmoeten.

Hij bekeek mijn schoolrapporten, informeerde naar mijn laatste twee scholen en wat me daar het meest bevallen was. Hij ondervroeg me over mijn hobby’s, maar hoe kon ik hem, een stadsbewoner in Engeland, uitleggen hoe het plattelandsleven in Noord-Ierland was? Hij bracht me naar mijn klas en stelde me voor aan de docent die daar de leiding had. Ik zag niet de in zwarte toga gehulde gestalte waaraan ik gewend was, maar een grote, blonde, knappe vrouw. Ze vertelde me dat zij die dag Engels gaf. Ik kreeg een boek om te lezen, dat ik in Noord-Ierland al bestudeerd had, en besefte dat zelfs mijn lievelingsvak saai zou zijn.

Toen die dag les na les volgde, begon ik steeds wanhopiger te worden, omdat het leerplan me zo droefgeestig maakte. Pauzes kwamen en gingen. De zelfverzekerde leerlingen in hun nonchalante uniformen leken me te negeren. Ik moet hen ook wel vreemd zijn voorgekomen in mijn overgooier, met mijn kniekousen die door jarretels werden opgehouden, mijn haar met een keurige scheiding en op zijn plaats gehouden met een haarspeld, terwijl dat van hen bijeengebonden was in een paardenstaart. Ik stond op de speelplaats met mijn boeken in mijn armen geklemd en probeerde een van de meisjes in gedachten te dwingen tegen me te praten.

Niemand deed het.

Die middag liep ik naar huis, terwijl ik zag hoe de andere kinderen in groepjes met elkaar stonden te praten. In hun ogen maakte ik waarschijnlijk een afstandelijke indruk. Ik was niet ervaren in de sociale omgang en bleef een buitenstaander.

Thuis kondigde mijn moeder enthousiast aan dat ze een baan had gevonden, en toen ik twee weken op school was, ging mijn vader naar Noord-Ierland om zijn familie te bezoeken en Judy mee terug te nemen. In de loop van de volgende paar weken hoorde ik dat ik een examen moest doen, het zogenaamde 11+, wat ik niet had geweten. De docenten gaven me extra huiswerk om het Engelse leerplan in te halen, maar omdat het examen al over een paar dagen was, bezorgde het me slapeloze nachten.

Waar mijn vader weinig belangstelling had voor mijn opleiding, scheen mijn moeder absoluut te willen dat ik voor het examen zou slagen. De leerkrachten hadden vertrouwen in me, maar ik was er minder zeker van. Ik had gemengde gevoelens over de komende paar weken, aarzelend tussen opwinding bij het vooruitzicht van Judy’s terugkomst en angst voor het naderend examen.

Ze kwamen allebei. Eerst Judy, die trilde van blijdschap toen ze me zag. Hoewel ze nu geen bossen en velden had om naar konijnen te speuren, paste ze zich snel aan het stadsleven en het aangelijnd uitgelaten te worden aan. Ik ging drie keer per dag met haar wandelen.

Ik miste mijn oude school en veel van mijn leven in Cooldaragh, maar Judy leek zich beter aan te passen dan ik.

Toen kwam het gevreesde examen. De opgaven werden zwijgend uitgedeeld aan de jonge leerlingen die allemaal wisten hoe belangrijk deze dag was. Ik wist dat ik twee opgaven goed had gemaakt, maar het rekenen was totaal anders dan ik het geleerd had. Ik keek vertwijfeld naar mijn docent, die over mijn schouder naar mijn antwoorden keek maar niets zei.

Toen de bel ging en alle opgaven moesten worden ingeleverd, voelde ik me wanhopig, want ik wist dat als ik niet slaagde, ik niet naar de middelbare school zou gaan en nog lang in de hoogste groep van deze school zou moeten blijven.

In de volgende weken, terwijl ik wachtte op de uitslag van het examen, zag ik mijn vader maar zelden. Hij scheen voortdurend te werken, dat vertelde mijn moeder me tenminste. Ik ging altijd rechtstreeks naar huis, hielp met het huishouden en maakte dan mijn huiswerk.

Toen veranderde mijn vader zijn werktijden van de dag- in de nachtdienst, in dezelfde tijd dat mijn moeder ging werken. Omdat haar kantoor een lange busrit noodzakelijk maakte en mijn school maar een paar minuten lopen was, ging ze eerder uit huis dan ik. Op de eerste ochtend van onze nieuwe dagindeling at ik snel mijn ontbijt, terwijl op het fornuis een pan met water stond die ik mee naar boven naar mijn slaapkamer zou nemen om me te wassen.

Omdat de kamer van mijn ouders en die van mij slechts door een minuscule overloop gescheiden waren, probeerde ik zo zacht mogelijk de trap op te lopen om mijn vader niet wakker te maken, die, toen hij uit de nachtdienst thuiskwam, meteen naar bed was gegaan.

Ik goot het water in een oude porseleinen kom, trok mijn nachthemd uit en begon me in te zepen. Voor het eerst zag ik in de spiegel dat mijn lichaam begon te veranderen. Kleine heuveltjes begonnen te verschijnen op mijn vroeger platte borst. Nog steeds in de spiegel kijkend streek ik met mijn handen eroverheen, niet zeker wetend of die veranderingen me wel bevielen. Toen zag ik nog een tweede spiegelbeeld.

Mijn vader, slechts gekleed in zijn bezwete onderhemd en onderbroek, was uit zijn slaapkamer gekomen en hurkte op de grond bij mijn deur, die hij heel stil geopend moest hebben. Ik voelde rillingen van angst door me heen gaan toen ik probeerde de handdoek te pakken en mezelf te bedekken.

‘Nee, Antoinette,’ beval hij, ‘ik wil naar je kijken. Draai je om.’

Ik deed wat me gezegd werd.

‘Ga je nu wassen,’ beval hij weer.

Toen ik hem gehoorzaamde, voelde ik een hete blos van schaamte op mijn gezicht. Hij stond op, kwam naar me toe en draaide me om naar de spiegel.

‘Kijk in de spiegel, Antoinette,’ fluisterde hij.

Terwijl zijn hand over mijn ontluikende borsten streek, hoorde ik zijn schorre adem in mijn oor, en gleed zijn andere hand omlaag. Toen liet hij me gaan.

‘Kom uit school rechtstreeks naar huis en breng me een kop thee als je binnen bent. Antoinette, hoor je me?’ vroeg hij, toen ik zwijgend naar de grond stond te staren.

‘Ja, papa,’ fluisterde ik.

Toen gaf hij me een knipoog en verliet abrupt mijn kamer. Bevend kleedde ik me snel aan, borstelde mijn haar en ging naar beneden om Judy uit te laten voor ik naar school ging.

Die dag was ik nog stiller dan anders en stak niet langer als eerste mijn hand op om de vragen van de docent te beantwoorden, want ik wist wat er zou gebeuren als ik thuiskwam en thee zette voor mijn vader. Toen om vier uur de bel ging, pakte ik langzaam mijn schooltas en liep in m’n eentje naar huis, mijn leeftijdgenoten negerend die hetzelfde deden, maar in kleine groepjes. Maar ik wist dat zij begroet zouden worden door liefdevolle moeders, want ‘sleutelkinderen’ kwamen pas een paar jaar later.

Met mijn huissleutel ging ik naar binnen en werd begroet door een opgewonden Judy, die, zoals elke dag, wachtte tot ik met haar zou gaan wandelen. Die dag kon ik zijn aanwezigheid boven voelen nog voordat hij iets zei.

‘Antoinette, ben jij dat?’ riep hij omlaag.

Ik antwoordde dat ik er was.

‘Goed. Zet gauw thee en kom naar boven. Laat die hond van je maar in de achtertuin.’

Ik zette de ketel op het vuur, verwarmde de pot een paar minuten, schepte de thee erin, liet die langzaam trekken en deed melk en suiker in het kopje, terwijl ik al die tijd zijn stijgende ongeduld voelde en mijn angst steeds meer toenam. Toen ik het ten slotte niet langer kon uitstellen, zette ik het kopje op een blad met twee biscuitjes en bracht het naar boven. Toen ik in de donkere slaapkamer kwam, waar de gordijnen waren dichtgetrokken, lag hij in het bed dat hij deelde met mijn moeder. Weer rook ik zijn lichaamsgeur en was ik me bewust van zijn opwinding. Ik zette het blad naast zijn bed.

‘Trek dat uniform uit en kom hier,’ zei hij, en pakte zijn kopje thee.

Ik kwam terug in mijn onderhemd, onderbroek, schoenen en sokken.

‘Trek uit,’ beval hij, wijzend naar mijn onderhemd en onderbroekje. Toen stak hij een sigaret op en keek naar me met de glimlach die ik maar al te goed kende. Naast het bed stond de pot vaseline die normaal op de toilettafel stond naast zijn haarborstel. Hij doopte de vingers van één hand erin, terwijl hij zijn sigaret bleef roken. Ik beefde van angst, want ik wist dat mijn moeder pas over twee uur thuis zou komen, en ik voelde dat wat er in Noord-Ierland met me gebeurd was, nu nog veel erger zou zijn. Ik wist dat mijn rijper wordende lichaam hem nog meer opwond dan mijn jongere lijf had gedaan.

Hij trok me in bed, zodat ik dwars op zijn knieën zat, haalde zijn vingers uit de pot en duwde ze ruw bij me naar binnen. Toen stapte hij uit bed en legde me neer zoals hij al die jaren geleden in de auto had gedaan, met mijn benen hulpeloos bungelend over de rand van het bed, en stootte hij ruwer naar binnen dan ooit tevoren. Ik kon mijn ogen sluiten, maar niet mijn oren.

‘Dat vind je prettig, hè, Antoinette?’ fluisterde hij.

Toen ik geen antwoord gaf, stootte hij nog harder en mijn hele lichaam verstijfde van de pijn.

‘Zeg tegen je papa dat je het prettig vindt,’ zei hij, met een laatste trek aan zijn sigaret. ‘Zeg “Ja, papa, ik vind het prettig”.’

Ik gehoorzaamde zacht fluisterend. Toen voelde ik die kleverige substantie op mijn dijen terwijl hij met zijn sigarettenpeuk nog in de hand zijn zaad op me loosde.

‘Ga je nu schoonmaken en ruim beneden op voor je moeder thuiskomt van haar werk,’ zei hij, terwijl hij me ruw uit bed duwde.

Ik trok een oude rok en trui aan, ging naar de buiten-wc in de achtertuin en boende en schrobde me met vochtig wc-papier om te proberen de kleverigheid en zijn stank te verwijderen. Toen ging ik naar beneden om de as van de vorige avond uit de open haard te scheppen en legde een nieuw vuur aan met opgerold krantenpapier en kleine stukjes hout. Ik haalde steenkool van buiten, waste af en zette een paar minuten voordat mijn moeder kwam de ketel op het vuur, zodat er verse thee op haar zou wachten.