Hoofdstuk 30
Florien wilde niet meegaan met
zijn familie. Hij wist dat hij, als hij weg zou gaan, Alicia nooit
meer zou zien en zijn geest brandde nog steeds in zijn eigen helse
inferno, een vuur dat was aangestoken op die dag te midden van de
hooibalen, toen ze voor het eerst de liefde hadden bedreven. Vanaf
het moment dat hij zijn baard had afgeschoren, had hij zichzelf in
stilte bezworen dat hij haar terug zou winnen. Hoe lang het ook zou
duren en wat hij ook zou moeten doen om dit doel te verwezenlijken,
ze zou naar hem terug komen kruipen en hem smeken haar te vergeven.
En vergeven zou hij haar.
Maar terwijl Florien zijn
gedachten en plannen op Alicia richtte, had hij niet in de gaten
dat hij beetje bij beetje zijn hart openstelde voor Leonora.
Leonora die er altijd was, Leonora wier affectie even
onvoorwaardelijk was als die van een van Cicely's honden. Hij
beschouwde de vriendschap met haar als iets vanzelfsprekends en
voelde zich bij haar zo op zijn gemak dat hij haar amper opmerkte,
zoals een oude deken die hem steevast warm hield. Ze ging met hem
uit rijden over de heuvels van Dorset, keek samen met hem naar de
zonsopgang en zonsondergang, en smaakte samen met hem de vreugden
van het immer afwisselende buitenleven. Zij begreep hem, maar ze
gaf hem vooral het gevoel dat hij geweldig was.
Florien zat op de tractor aan de
zijkant van het veld te wachten tot de combine klaar was om uit te
laden. Het was ondraaglijk warm. Het was midden op de dag en aan de
strakblauwe lucht was geen wolkje te bekennen. Hij had zijn hemd
uitgedaan en zijn bruine rug en borst glinsterden in de
zonneschijn, maar hij had het nog steeds warm en verlangde naar een
duik in het zwembad van mevrouw Weatherby. Toen hoorde hij de
bekende bel van Leonora's fiets toen ze aan kwam rijden met een
mand met koud bier. Hij dacht na over zijn mogelijke vertrek
en zijn hart sloeg een slag over. Wat zou hij de geluiden van
Leonora's gezelschap missen. Ze klauterde naar boven en
overhandigde hem een blikje, terwijl ze uit de zak van haar overall
een pak koekjes te voorschijn haalde. Ze glimlachte niet. In plaats
daarvan keek ze hem met haar grote, verdrietige ogen aan en vroeg
met een aarzelend stemmetje of het waar was dat hij zou vertrekken.
'Ik vrees van wel,' antwoordde hij vlak, terwijl hij haar
nauwlettend gadesloeg. 'Papa wil graag naar het noorden.'
'Maar het is hier zo fijn en je
voelt je hier toch goed, of niet soms?' Haar ogen begonnen te
glinsteren van de tranen.
'Ik vind het hier heerlijk. Ik
wil helemaal niet weg,' zei hij, en hij maakte het blikje
open.
'Wanneer is Panazel van plan te
vertrekken?'
'Na de oogst.'
'Kun jij niet blijven?' Hij keek
naar Leonora's lange, gevoelige gezicht en voelde dat zijn hart
vreemd geroerd werd, als ijs dat ontdooide. Zijn blik bleef een
hele poos op haar rusten. Voor het eerst zag hij haar echt, niet
als een onopvallend iemand, maar als verlokkend mooi, en hij vroeg
zich af waarom hij dat nooit eerder had gezien. Ze sloeg haar ogen
neer toen de intimiteit van zijn blik haar zelfvertrouwen begon te
ondermijnen. Hij had haar nog nooit eerder zo aangekeken.
'Weet je, pas als je iets
kwijtraakt besef je hoeveel het voor je betekent,' zei hij met heel
zachte stem. Met een stoffige lap veegde hij het zweet van zijn
voorhoofd. Leonora nam aan dat hij op de boerderij van haar tante
doelde.
'Je bent deel geworden van deze
plek,' antwoordde ze.
Vanonder zijn dichte wimpers keek
hij naar haar op. 'Ik doelde niet op Holholly Grange,' zei hij,
maar hij glimlachte niet. Hij was te verbijsterd en verward door
deze golf van onbekende emoties.
Leonora werd opeens vuurrood.
'Ik... Ik kom je later nog wel wat bier brengen. Je moet aan het
werk,' stamelde ze, met een knikje dat de combine klaar was voor
zijn trailer. Hij draaide het contactsleuteltje om en de motor
begon te reutelen als de keellach van een oude man. Ze stapte naar
beneden en klom op haar fiets. Toen ze terugreed over de
boerenweggetjes, vroeg ze zich af wat hij had bedoeld als hij het
niet over de boerderij van tante Cicely had gehad. Hij kon het toch
niet over haar hebben gehad?
Tegen de tijd dat ze terug was
bij het huis had ze zichzelf ervan overtuigd dat hij echt niet op
haar kon hebben gedoeld. Hij was ziek geweest van liefde voor haar
zus, dus wat een dwaasheid om zich ook maar een seconde voor
te stellen dat hij dol op haar geworden zou kunnen zijn. Ze schudde
haar hoofd om dergelijke optimistische gedachten van zich af te
zetten en ging aan de slag om de borders te wieden en lathyrus voor
de keuken van tante Cicely te knippen. Er waren allerlei soorten
bonen te doppen en te pellen, en frambozen en rabarber te plukken.
Met haar hulp was tante Cicely's moestuin opgebloeid tot een ware
hoorn des overvloeds, en Leono-ra vond niets zo heerlijk als daar
werken in de zonneschijn, terwijl ze luisterde naar het vredige
gebrom van de combines en het hoge getsjilp van de vogels. Maar nu
gonsde haar hoofd van allerlei gedachten en dromen, die de lome
middagrust verstoorden. Als Florien weg zou gaan, zou hij alles op
deze plek waar ze zo van hield met zich meenemen. Niets zou ooit
nog zo mooi zijn, want zelfs als de lucht bewolkt was, vibreerde
het platteland van heerlijkheid omdat hij daar was. Ze kon het niet
verdragen. Voor het eerst in haar leven benijdde ze Alicia en
voelde ze wrok jegens haar. Zij had zijn liefde gehad en ze had die
weggeworpen.
Toen de oogst vorderde werkte Leonora hard in de tuin, maar telkens nam ze er de tijd voor om Florien blikjes koud bier en koekjes te gaan brengen, en vaak zat ze bij hem op de tractor wanneer hij naar de boerderij reed om het graan te storten. Ze was zich ervan bewust dat zich in hem een verandering had voltrokken, maar ze wilde geen hoop koesteren dat hun vriendschap zich tot iets diepers zou kunnen ontwikkelen. Hij had het nooit meer over Alicia; hij zag haar nu aan met een scherpe en alerte blik, en keek niet langer dwars door haar heen naar het schimmige beeld van zijn vroegere minnares. Hij besteedde tijd aan haar. Hij vroeg haar naar haarzelf, naar haar gevoelens, haar dromen en haar herinneringen aan Argentinië. En voor het eerst luisterde hij ook echt.
Toen, op een avond tegen het
einde van de oogsttijd, lag ze naast hem omhoog te staren naar de
sterren terwijl het kampvuur flakkerde en uiteindelijk doofde,
terwijl ze vertelde over haar heerlijke jeugd in Hurlingham, het
heimwee dat ze had gehad op Colehurst House en de passie voor de
natuur die ze bij zichzelf had ontdekt. 'Ik wil nergens anders
zijn. In een stad zou ik stikken.'
'Ik ook,' stemde hij met haar in.
'Ik heb een bloedhekel aan al die uidaatgassen en al dat
lawaai.'
'De chaos, al die mensen die maar
rondrennen zonder dat ze tijd voor elkaar hebben.'
'Ik heb altijd buiten gewoond. Ik
zou niet zonder kunnen.'
'Waar ga je heen, Florien?' vroeg
ze, en weer voelde ze die bekende pijn in haar borst.
'Toen ik klein was, trokken we in
Yorkshire van boerderij naar boerderij. Nu wil papa daar weer naar
terug.'
'Maar waarom?'
Florien slaakte een diepe zucht.
'Hij is jarenlang bij mevrouw Weatherby gebleven omdat hij haar
graag mag en omdat er altijd genoeg te doen viel. Maar je weet dat
ze van plan is de boerderij te verkopen.'
'Dat wist ik niet,' fluisterde ze
vol afgrijzen.
'Ze heeft het je natuurlijk niet
verteld omdat jij er helemaal buiten staat. Het huis wil ze
aanhouden, maar die buurman van haar die het land voor haar bewerkt
wil het nu kopen. Hij is grootgrondbezitter. Met een boerderij valt
alleen iets te verdienen als je veel land hebt. Het stuk grond van
je tante is erg klein.'
Leonora deed er het zwijgen toe
en staarde mistroostig naar de glinsterende zwarte lucht boven
haar. 'Marcel heeft haar in de steek gelaten,' zei ze met kalme
stem.
'Dat weet ik. Ze ziet er ellendig
uit.'
'Zo voelt ze zich ook.'
'Waarom is hij er eigenlijk
vandoor gegaan?'
'Waarschijnlijk om dezelfde reden
als waarom jouw vader naar het noorden wil: om eens iets anders te
zien.'
'Hij was jong genoeg om haar zoon
te kunnen zijn.'
'Maar ze hield wel van
hem.'
'De liefde is maar raar, vind je
niet?'
Opeens voelde Florien iets wat
hij nog nooit eerder had gevoeld. Het waren niet de vuurtongen van
Alicia's demonische aura of de onophoudelijke eisen van haar
bezitterigheid die voortdurend aan hem hadden getrokken, maar het
was iets zachts, warms en verdrietigs. Ze bleven in stilte zij aan
zij liggen, terwijl hij erachter probeerde te komen wat hem
bezielde en Leonora nadacht over een onzekere toekomst. Aarzelend
pakte hij haar hand.
Leonora durfde amper adem te
halen of met haar ogen te knipperen voor het geval ze het moment
bedierf. Ze sloot haar ogen en hield zichzelf voor dat hij haar
niets meer aanbood dan zijn vriendschap. Ze durfde niet op meer te
rekenen. Zij drukte op haar beurt zijn hand, het verlangen
wegslikkend dat in een kreet van wanhoop oprees in haar keel. Maar
net als de Heilige Paulus op weg naar Damascus had Florien het
licht gezien. Het vervulde hem, maakte dat hij wilde lachen van
gelukzaligheid, dat hij zich languit op de grond wilde werpen
in nederigheid, het vol ontzag over zich wilde laten komen - en hij
rolde zich op zijn zij en nam haar gelaatstrekken in zich op. Toen
kuste hij haar. Leonora was zo verbijsterd dat ze even stil bleef
liggen als een van de houtblokken op het vuur.
Toen Florien zich terugtrok en
omlaagkeek naar haar gezicht, merkte hij op dat het zich had
geopend als een zonnebloem. In het gouden licht van het dovende
vuur zag ze er prachtig uit, alsof zijn kus haar een
gedaanteverwisseling had doen ondergaan, zoals de kus van een prins
in een sprookje. Ze glimlachte hem toe, een glimlach die
tegelijkertijd teder en verlegen was, en haar liefde schonk hem
zoveel kracht dat hij zich zo sterk voelde als Hercules. Terwijl
Alicia hem had ontmand, vervulde Leonora hem met zelfvertrouwen,
zodat hij toen hij haar nogmaals kuste niet meer twijfelde aan haar
warme gevoelens voor hem, maar wist dat ze die hem met haar hele
hart aanbood. En dit keer reageerde Leonora door haar armen om hem
heen te slaan en hem terug te zoenen.
'O, Leonora, wat ben ik dwaas
geweest,' riep hij na een poosje uit; hij streek met zijn lippen
over haar slaap en snoof de geur van de natuur op die haar haar
uitwasemde.
'Je bent helemaal niet dwaas,'
mompelde ze gelukzalig.
'Niet meer. Ik zal nooit meer een
dwaas worden.'
'O, jawel hoor. Het leven is een
leercurve; denk maar niet dat je je diploma al op zak hebt.' Ze
lachte luchtig terwijl hij zijn stoppelige kin in haar hals
begroef.
'Hoe kon ik je over het hoofd
hebben gezien, Leonora? Ik begrijp het gewoon niet.' Hij schudde
zijn hoofd en keek haar in de ogen. 'Je hebt altijd van me
gehouden, hè?'
Ze knikte.
'En ik zal altijd van je blijven
houden.'
'Ik hou van jou, Leonora. Ik
dacht dat ik van Alicia hield, maar nu weet ik het verschil.' Hij
pakte haar hand en legde die op zijn hart. 'Het verschil zit hier.'
Overvallen door een wanhopige behoefte om de verloren tijd in te
halen en om zichzelf gerust te stellen dat hij nooit meer zonder
haar zou hoeven zijn, vroeg hij haar of ze met hem wilde trouwen.
Tot hun beider verrassing leek zijn aanzoek in het geheel niet
misplaatst.
'Ja, ik wil met je trouwen,'
antwoordde ze, en ze knipperde met haar ogen. 'Ik kan niet geloven
dat dit mij overkomt. Ik heb zo lang van je gehouden dat ik eraan
gewend ben geraakt dat die liefde niet werd beantwoord.'
'Dat gevoel zul je nooit meer
hoeven te hebben. Ik ga er mijn leven aan wijden jou gelukkig te
maken.'
'O, Florien, ik verdien je
niet.'
'Dat zie je helemaal verkeerd.
Vanaf het moment dat we elkaar als kind leerden kennen ben je goed
voor me geweest. Ik zal je vriendelijkheid nooit vergeten.
Trouwens, we houden allebei alleen maar van dezelfde dingen. We
houden van het buitenleven, van de tuin, de natuur, de honden, de
paarden. We houden van het heerlijke oude huis van je tante. We
houden van weidsheid en van de vrijheid die het zigeunerleven ons
biedt. We kunnen overal naartoe waar we willen. We hebben alleen
maar onze woonwagen en onze paarden nodig. We hebben een hekel aan
de stad, aan smog en lawaai. Zie je, wij zijn twee kanten van
dezelfde medaille. Jij bent geen zigeuner, maar ik zorg wel dat je
er een wordt.'
Leonora was zo gelukkig dat ze
dacht dat ze elk moment kon barsten. 'Wanneer ga je mijn hand
vragen?' vroeg ze. 'Hè?'
'Je moet mijn vader om
toestemming vragen.' Opeens werd het Florien koud om het hart. Hij
zag zijn dromen voor zijn ogen in rook opgaan. Haar vader zou haar
nooit met een zigeuner laten trouwen. Leonora las zijn gedachten.
'Papa geeft je wel toestemming. Gezien de manier waarop Alicia zich
gedraagt zal hij alleen maar blij zijn dat althans één van ons
beiden goed terechtkomt.' Ze wilde eraan toevoegen dat ze haar
vader amper kende, want ze had hem maar een paar weken per jaar
meegemaakt. Hij had niet langer enige invloed op haar.
'Weet je het zeker?'
'Natuurlijk weet ik het zeker. We
hoeven ons geen zorgen te maken over papa, maar over Alicia.' Toen
hij deze woorden hoorde, smolt Floriens hart weer.
'Denk je dat ze het erg zal
vinden?'
'Ik vrees van wel. Ze is heel
bezitterig. Ook al houden jullie niet meer van elkaar, toch ben je
ooit haar minnaar geweest. Ze zal in alle staten zijn.'
Wat moeten we daaraan
doen?'
'Niets,' antwoordde ze
gedecideerd. Florien wilde dat ze erop doorging, maar Leonora was
te loyaal om een woord ten nadele van haar zuster te zeggen. In
plaats daarvan zei ze eenvoudig: 'We moeten allebei heel aardig
doen.'
'Ze zal hierheen komen om je op
te zoeken, hè?' vroeg hij hoopvol.
'Natuurlijk. Zodra ze het hoort,
komt ze deze kant op. Ze is net terug uit Antibes, waar ze met haar
nieuwste vriend naartoe is geweest. Ik weet niet meer hoe hij heet,
want ze heeft steeds een ander. Het doet er ook niet toe. Als ze
het leuk heeft gehad, zal ze blij voor ons zijn. Als ze genoeg
heeft gekregen van die arme man, wordt ze woedend. Laten we hopen
dat ze zich gelukkig voelt. Alicia is altijd beter te verdragen als
ze gelukkig is.'
Bij de gedachte aan Alicia met
een andere man verstarde Florien van bitterheid, maar hij paste wel
op om zijn woede te laten blijken. Hij herinnerde zich wat ze had
gezegd, haar nonchalant uitgesproken woorden in het bos: Ik nam
minnaars als ik daar zin in had. Een heleboel. En die knaagden nog
steeds ergens aan de bodem van zijn trots. Hij hoopte dat zijn
verloving met haar zus haar pijn zou doen. Hij hoopte dat ze er
spijt van zou krijgen dat ze hem had laten gaan. Hij hoopte dat ze
hem terug zou willen, omdat het nu te laat was. Hij wilde haar
niet, maar hij wilde wraak.
De volgende ochtend leende
Leonora de auto van tante Cicely om naar het kleine huis aan de
kust van haar ouders te rijden. Ze had haar tante brandend van
nieuwsgierigheid achtergelaten, want die had Leonora's gezicht nog
nooit zo mooi en stralend van geluk gezien. Ze vermoedde dat het
iets te maken had met Florien. Alleen een man had de macht om een
vrouw zo te laten stralen. Zij kon het weten. Zij had ook ooit zo
gestraald. Nu ze zichzelf in de spiegel bekeek, leek ze wel een
stoffig oud reptiel. Maar reptielen waren over-levers.
Leonora reed over het kronkelende
weggetje dat zich als een vriendelijk riviertje door het dorp
slingerde. De huizen zagen er fraai uit met hun witgeverfde muren
vol rozen en vlinders, wisteria en bijen, en in de lucht boven de
zee in de verte, waar vis in zat en kliffen om een nest op te
bouwen, cirkelden krijsende zeemeeuwen. De lucht was fris en
smaakte zilt. Het huis van Cecil en Audrey stond aan het eind van
het dorp, een stuk bij de andere cottages vandaan, naast een smal
zandpad dat omlaagleidde naar het strand. Het dorp was stil, alleen
een dikke rode kat lag op een van de vensterbanken in de zon te
slapen.
Toen Leonora's auto voor het huis
tot stilstand kwam, kwam Grace als een van de honden van tante
Cicely naar buiten stormen. 'Gracie,' zei Leonora lachend, en ze
sloeg haar armen om haar kleine zusje heen. 'Waarom ben je niet op
school?'
'Ik had buikpijn en van mama
mocht ik thuisblijven,' antwoordde het kind, en ze keek met
ondeugende blauwe ogen naar Leonora op.
Leonora schudde haar hoofd. 'Je
bent een kleine boef,' zei ze.
Maar het kon haar niet schelen
dat haar moeder Grace verwende, want zij ging trouwen. Ze beende
het huis in en liep door de zitkamer naar de tuin. Toen Audrey haar
zag, begreep ze onmiddellijk dat er iets ingrijpends was gebeurd.
Evenals tante Cicely herkende ze die stralende gloed als het
aanschijn van de liefde. Ze legde haar tuinschaar neer en stond op
om haar te begroeten.
'Wat zie je er goed uit, schat.
Wat is er aan de hand?'
'Je kunt maar beter even gaan
zitten,' zei Leonora opgewekt, en ze nam naast haar moeder plaats
op de bank. 'Waar is papa?'
'Hij is de stad in om wat spullen
te kopen, want hij wil een speelhuis maken voor Grace.'
'Nou, dan zeg ik het je nu maar.
Ik kan niet wachten. Ik ben te opgewonden.' Audrey boog zich naar
haar toe, pakte haar hand en had al zo'n vermoeden wat haar nieuws
was.
'Florien heeft me gevraagd of ik
met hem wil trouwen,' zei ze, en haar ogen vulden zich met tranen.
'Ik ben zo blij! Ik weet niet wat ik met mezelf aan moet.' Audrey
nam haar dochter in haar armen en drukte haar zo stijf tegen zich
aan dat ze allebei hun adem moesten inhouden.
'O, lieverd, wat een fantastisch
nieuws!' riep ze uit, zelf ook met tranen in de ogen.
'Ik kan het niet geloven.'
'Je houdt heel veel van hem, hè?'
zei ze, terwijl ze zich losmaakte en het gezicht van haar dochter
bekeek met ogen die glinsterden met een herfstachtig licht.
'Ik hou zoveel van hem dat het
pijn doet.'
'Dat weet ik. Maar het is een
heerlijke pijn. Het allerfijnste gevoel dat er bestaat. Dichter bij
de hemel kun je hier op aarde niet komen, en niemand verdient het
meer dan jij.'
'Ik ben zo gelukkig, mama, dat ik
de hele tijd wel kan huilen. Is dat wel natuurlijk?' Ze moesten
allebei lachen en Audrey dacht terug aan de intense emoties die zij
had gevoeld toen Louis voor de eerste keer haar hart had veroverd,
en met een plotselinge steek van nostalgie hunkerde haar lichaam
naar hem.
'Het is héél natuurlijk. Wat ben
jij gezegend, lieverd. Je gaat trouwen met de man van wie je houdt.
Je hebt geen idee hoeveel mensen nooit de ware liefde leren kennen.
Ze zijn er hun hele leven naar op zoek, tot het de drijvende kracht
wordt achter hun hele bestaan. Maar ze krijgen niet wat ze willen.
Het leven is een loterij, en als je het helemaal niet verwacht kun
je opeens een heel verrassende kaart toebedeeld krijgen.'
'Ik had nooit verwacht dat
Florien ook van mij zou houden.'
'Je bent geduldig geweest, en je
geduld is beloond.'
'Voelde jij je ook zo toen je
papa leerde kennen?' vroeg Leonora. Ze had nog nooit met haar
moeder over haar relatie met haar vader gesproken, maar nu ze op
het punt stond te gaan trouwen werd ze nieuwsgierig.
Even zei Audrey niets. 'Je vader
is de meest nobele man die ik ooit heb gekend. Hij is een goed
mens. Een eerlijk en vriendelijk mens. Ik wist dat hij de ware voor
me was. Ik wist dat ik mezelf heel gelukkig mocht prijzen als hij
van mij zou houden. Als je jong bent, verlang je naar avontuur en
opwinding, maar ik heb in mijn leven geleerd om waardering te
hebben voor kalmere eigenschappen, die vaak niet worden opgemerkt.
Onze liefde voor elkaar heeft nooit op vuurwerk geleken, maar het
is wel een diepe en tedere liefde. Je vader is een goed mens.'
Leonora wilde haar moeder vertellen over het overweldigende,
duizelingwekkende gevoel waar ze vlinders van in haar buik kreeg,
maar ze was bang dat haar moeder het niet zou begrijpen.
Toen Cecil terugkwam uit de stad,
stond Grace hem op de oprit op te wachten; ze zat in de zon met de
tuingeesten te spelen die om de bleke rozen heen dansten die aan de
voorkant groeiden. Hij zag Leonora's auto en trok zijn wenkbrauwen
op naar Grace.
'Leo zit in de tuin bij mama. Ze
heeft nieuws voor je.'
'Goed nieuws, mag ik hopen,' zei
hij, en hij tilde de doos waarin het speelhuis zat van de
achterbank.
'Ja hoor. Ik heb altijd al gezegd
dat Leo gelukkig zal worden.' Ze stond op en slenterde naar hem
toe. 'Is dat mijn huis?'
'Ja zeker.'
'Wat is het plat.'
'Als ik klaar ben niet
meer.'
'Wat ben je toch knap,
papa.'
'Je tante Cicely had toen ze een
klein meisje was ook altijd een speelhuis. Je kunt je geesten erin
opsluiten.' Hij grinnikte en liep langs haar heen de hal in.
'Geesten kunnen door muren heen
lopen, gekkie.'
'Ik wou maar dat ik een geest
was.'
'Dat word je ook gauw, want je
bent al heel oud.' Cecil lachte om de oprechtheid van het kind.
Vanaf het moment dat de verhuizing naar Engeland de geesten van het
verleden had uitgebannen en voor een kalmte had gezorgd die zijn
blik helder had gemaakt, was hij van Grace gaan houden op een
manier die hij nooit mogelijk had geacht. Hij deed geen moeite
om haar te begrijpen; hij accepteerde haar anders-zijn en leerde
zich erover te verbazen in plaats van het te vrezen. Omdat ze naar
een dagschool in de stad ging, kon hij haar helpen met haar
huiswerk. Dan zaten ze samen aan de keukentafel terwijl Audrey met
het eten bezig was en praatten over de koningen en koninginnen van
Engeland, over rekenen en biologie. Alles boeide haar, en hoe meer
hij haar vertelde, hoe meer ze wilde weten. Ze was heel leergierig
en werd het nooit moe. Uiteindelijk had Cecil een rol gevonden die
hem paste; hij geloofde niet in haar tuinkabouters en geesten, maar
hij kon haar dorst naar kennis wel beantwoorden. Met groot plezier
en enorme trots keek hij toe hoe zijn kleine meid onder zijn
voogdij groeide; alleen Audrey was zich ervan bewust dat hij ook
groeide: in zelfvertrouwen, want ook hij ontkwam niet aan Graces
speciale magie.
Toen Leonora hem haar nieuws
vertelde, zette hij de doos neer en klopte haar stevig op de rug.
'Dat is goed nieuws,' zei hij, maar hij kon zijn ongemakkelijkheid
niet verbergen, want zijn stem klonk vlak. Audrey begreep
onmiddellijk wat eraan scheelde en kon er niets aan doen dat ze
zich probeerde voor te stellen wat de Krokodillen ervan zouden
hebben gezegd. Maar Louis had haar geleerd wat de liefde waard was,
en ze zou voor haar dochter vechten. Ze had er echter alle
vertrouwen in dat dat niet nodig zou zijn.
'Cecil,' zei ze, en ze wierp hem
een geruststellende glimlach toe, 'Leonora en Florien houden van
elkaar. Ze zijn samen opgegroeid en hun leven op Holholly heeft hun
een gemeenschappelijke basis gegeven.'
'Ik hou van hem, papa. Dat heb ik
altijd gedaan,' zei Leonora.
'Ze zijn voor elkaar bestemd,
papa,' voegde Grace er op haar argeloze toon aan toe; ze hipte van
de ene voet op de andere, met één oog op de doos. 'Ik wist het al
jaren, maar ik heb beloofd dat ik na Nelly nooit meer iemand de
toekomst zou voorspellen. Vertrouw maar op mij, ik weet het
zeker.'
'Jouw toekomst is het enige waar
ik aan denk, Leonora. Jullie hebben allebei een heel verschillende
achtergrond. Heb je er wel lang en diep genoeg over
nagedacht?'
'Dat is niet nodig,' zei ze, en
ze glimlachte haar moeder breed toe.
'Hij is een zigeuner,' zei Cecil,
met zijn hand over zijn kin wrijvend.
'En ik word ook een zigeuner.
Papa, ik ben gelukkig - wat wil je nog meer?'
Cecil keek nogmaals naar zijn
vrouw. Hij liet zijn schouders zakken en schudde zijn hoofd. 'Lieve
Leonora, als ik het je niet zou vragen, zou ik mijn plicht als
vader verzaken. Maar als jij gelukkig bent, ben ik ook gelukkig.
Mijn zegen heb je.' Toen hij glimlachte, viel er nog steeds een
schaduw op zijn ooit duizelingwekkend knappe gezicht te
bespeuren.
'Dankjewel,' riep Leonora uit, en
ze omhelsde hem. Zijn mening was veel belangrijker voor haar dan ze
had beseft.
'Mag ik bruidsmeisje zijn?' vroeg
Grace, die om de doos heen drentelde.
'Jij en je elfjes,' zei
Leonora.
'O! Dan ga ik in mijn balletjurk
de kerk door dansen!' Audrey grijnsde Leonora toe, die toegeeflijk
om haar zusje lachte.
'Ik word een zigeuner,' zei ze.
'Ik ga in een mooie woonwagen wonen midden in een veld.'
'In mijn tijd vroeg de man de
vader van het meisje om haar hand,' zei Cecil.
'O, Cecil, spaar me. We leven in
de jaren zeventig,' antwoordde Audrey. 'In onze tijd ging het
allemaal heel anders. Florien is een zigeuner. Zigeuners hebben
misschien zo hun eigen manieren,' voegde ze eraan toe, en ze stelde
zich voor dat ze in de bossen zouden willen trouwen, zoals de
hippies.
'Hij is te verlegen om om mijn
hand te komen vragen. Maar ook hij wil graag jouw zegen.'
'Die heb je, lieverd,' riep haar
moeder vreugdevol uit. 'Je hebt de zegen van ons allebei. Niemand
verdient het meer dan jij om gelukkig te zijn.'
Op dat moment barstte Grace in
lachen uit. Ze draaiden zich allemaal om en keken haar verrast aan.
'Waarom lach je zo, schat?' vroeg Audrey.
Grace sloeg haar ogen ten hemel.
'Alicia komt vandaag thuis, en ze zal heel, heel boos worden.' Na
die woorden draaide ze zich om en hief haar levendige gezichtje op
naar haar vader. 'Blijft deze doos eeuwig hier staan, of ga je nog
een paleis voor me bouwen, papa?'