Hoofdstuk 18
Leonora lag in het donker met
Flappie in haar armen te luisteren naar het gekuch en geritsel van
de zeven andere kinderen die bij haar op de slaapzaal sliepen. De
geluiden boden troost, want ze herinnerden haar eraan dat ze, hoe
eenzaam ze zich ook voelde, niet alleen was. Ze had gegeten aan een
van de lange tafels in de grote zaal en het tafereel had geleken op
een middeleeuws banket, alleen werden er in de haard geen varkens
aan het spit geroosterd, want daar was slechts een enorm boeket
droogbloemen te zien die stof stonden te vergaren. Ze was naast
Caroline Stainton-Hughes gaan zitten, die haar liet weten dat ze
bij haar bijnaam genoemd wilde worden: Cazzie. Vervolgens had ze
zich tot Leonora gewend en haar gezegd dat zij ook een bijnaam
moest hebben. Dus moest iedereen haar Leo noemen, zoals Alicia
deed. Ze hadden macaroni met kaas gegeten, en dikke sneden witbrood
met boter in een poging de leegte die ze voelden te vullen. Een van
de huishoudsters, die Sally heette, was een paar van de honden van
juffrouw Reid komen brengen om de nieuwe meisjes te troosten, en
Leonora had met Cazzie en een paar anderen die veel last hadden van
heimwee op de grond gezeten om ze te aaien en htm tranen te drogen
aan hun vacht. Maar toen was het tijd geweest om te gaan douchen en
zich klaar te maken voor het slapengaan. Ze had haar toilettas aan
de haak naast tientallen andere gehangen en haar maag had zich
plotseling samengetrokken toen het naamlabel op haar badmuts, dat
haar moeder er zo liefdevol op had genaaid, haar had aangestaard
toen ze het elastiek uitrekte om hem op te zetten. Nu lag ze
opgerold in haar bed. Ondanks de zware deken had ze het koud. De
matras was hard en de veren kraakten zodra ze zich verroerde. Ze
hoorde de voetstappen van de huishoudster, gevolgd door het lichte
getiktak van haar zwarte labrador, die door de smalle gangen achter
haar aan liep. Ze hield bij elke kamer halt om met haar zaklantaarn
op de bedden te schijnen en te controleren of ieder meisje wel was
waar ze wezen moest, waarna ze weer verder liep, de rubber zolen
van haar gemaksschoenen piepend op de plankenvloer.
Leonora moest in slaap zijn
gevallen, want ze werd in het holst van de nacht wakker omdat ze
heel nodig naar de wc moest. Ze lag bij zichzelf te overleggen of
ze de moed had daar in haar eentje naartoe te gaan. Op de gang
brandde licht en ze hoefde alleen maar Dickens door en de overloop
over, en dan was ze bij de wc's. Ze was zich ervan bewust dat de
vloeren kraakten als je erop liep en was bang dat ze iedereen
wakker zou maken. Toen bedacht ze dat een van de andere meisjes
misschien ook naar de wc zou moeten. 'Is er iemand wakker?' vroeg
ze op luide fluistertoon. Haar stem klonk vreemd toen hij door de
stilte sneed. Ze probeerde het nog eens, dit keer nog iets harder.
Maar er reageerde niemand.
Ten slotte won de druk op haar
blaas het van haar angst en ze glipte het bed uit en stak haar
voeten in haar pantoffels. Ze trok haar peignoir aan en bond die
dicht rond haar middel terwijl ze zachtjes in zichzelf praatte om
moed te vatten voor de oversteek. Ze herinnerde zich dat Alicia het
over spoken had gehad en had gezegd dat die in alle Engelse
landhuizen voorkwamen, en huiverend hoopte ze maar dat ze er niet
eentje zou tegenkomen. Het licht was zwak, maar het verlichtte de
weg voldoende om op haar tenen door Milne en Dickens te lopen
zonder over iemands gevallen teddybeer of pantoffels te struikelen.
Ze aarzelde toen ze langs Alicia's bed kwam en tuurde naar het
kussen. Haar zus was diep in slaap, met haar lange pijpenkrullen in
een waaier om haar gezicht en over het kussen, als een zijden
waterval. Ze benijdde Alicia. Ze betwijfelde of haar zusje dezelfde
leegte en hetzelfde heimwee voelde als zij.
Elke keer dat haar voet neerkwam
op een krakende plank kromp ze in elkaar en bleef ze als een
standbeeld stokstijf staan, totdat ze er zeker van was dat ze
niemand had gewekt. Ten slotte stak ze de overloop over en zag de
badkamer en toiletten voor zich.
'Pssst, ben jij dat, Mattie?'
klonk een stem uit een van de hokjes. Leonora keek om zich heen.
'Mattie?' klonk de stem weer, dit keer dringender.
'Ik ben het, Leonora. Ik ben
nieuw,' antwoordde Leonora, en ze liep naar de deur waarachter de
stem opklonk. Een meisje trok hem open en glimlachte op de manier
van iemand die geregeld in de penarie zat.
'Hallo, ik ben Elizabeth,' zei ze
met een zucht. Ze was een onfortuinlijk dik kind met een rond
gezicht en lang rood haar, dat in staartjes was gebonden. Ze
zat op de wc-pot met haar ellebogen op haar knieën. Ze zag eruit
alsof ze daar al een hele tijd zat.
'Ik slaap in Milne,' zei
Leonora.
'Ik in Milton. Ik wacht tot
Mattie komt om naar de wc te gaan.' Toen ze Leonora's verbijsterde
gezicht zag, voegde ze eraan toe: 'Ze stuurt mij altijd vooruit om
de bril voor haar op te warmen.' 'O.'
'Koud hier, hè?'
'Eh... ja, zeker.'
'Waar kom jij vandaan?' vroeg ze.
'Je hebt een grappig accent.'
'Uit Argentinië.'
'Waar ligt dat?'
'Zuid-Amerika.'
'O. Dat is een eind weg, hè?'
Toen voegde ze er met de tactloosheid waarom ze bekendstond aan
toe: 'Maak je maar geen zorgen, als je hier een paar weken bent,
praat je net als wij.'
Leonora wilde graag aardig
gevonden worden, dus antwoordde ze: 'Ik hoop het maar.'
'Mama zegt dat je moet praten als
een dame. Het is duidelijk dat jij een dame bent, maar je moet wel
leren ook zo te klinken. O, en te rijden als een dame, dat vergeet
ik er altijd bij te zeggen. Ik ben allergisch voor paarden, zie je.
Ik krijg er dikke ogen van en ik moet ervan niezen. Maar mama wil
dat ik toch ga rijden. Alle welopgevoede jongedames rijden
paard.'
'Ja,' zei Leonora, die
vriendelijk wilde zijn. Ze vroeg zich af wat Alicia van hun gesprek
zou vinden.
Elizabeth zuchtte en keek op haar
horloge. 'Ik zit hier volgens mij al een kwartier,' klaagde ze.
Toen keek ze op naar haar nieuwe vriendin. 'Zeg, waarom gebruik jij
deze wc niet? De bril is lekker warm en ik vraag me af of Mattie
nog wel komt. Misschien is ze wel weer in slaap gevallen. Dat
gebeurt wel vaker. Ik heb hier soms wel uren op haar zitten
wachten.' Ze stond op en maakte plaats voor Leonora. 'Ik zie je
morgen wel weer,' zei ze voordat ze wegliep.
Leonora zag haar gaan en vroeg
zich af wat Mattie voor meisje was dat ze een ander meisje vooruit
kon sturen om midden in de nacht de bril voor haar op te warmen. Ze
ging zitten. Elizabeth had haar taak naar behoren verricht.
Toen om zeven uur de gong luidde
voor de grote zaal, was Leonora maar al te blij om op te staan. In
bed liggen maakte haar alleen maar angstig. Ze had toen ze wakker
was geworden dat holle gevoel van heimwee weer gekregen,
waardoor ze zó weer in tranen kon uitbarsten. Dus kleedde ze zich
ijlings aan en volgde de andere meisjes naar beneden om te gaan
ontbijten. Bij elke zitplaats was een appel neergelegd en de geur
van toast en pap kwam aandrijven vanuit de keuken.
Alicia had goed geslapen en was
wakker geworden met een huivering van opwinding om alle uitdagingen
die voor haar in het verschiet lagen. Toen ze haar zusje zag, was
ze opgelucht dat ze, hoewel ze bleek was, zich niet langer gênant
gedroeg door als een baby te gaan jammeren. Ze zwaaide even naar
haar, waarna ze aan een andere tafel plaatsnam op een van de lange
banken. 'Hier kun je niet gaan zitten,' zei een lang meisje met
glanzend zwart haar dat in de vorm van een helm was gekamd. 'Jij
bent een nieuw meisje. Je moet aan het eind van de tafel zitten. We
zitten hier in volgorde van anciënniteit.'
'Maar ik zit in de tweede klas,'
antwoordde Alicia, en ze keek het meisje met vaste blik aan.
Zij keek knipperend omlaag naar
Alicia en fronste. 'Bedaar een beetje, mensen houden er niet van
als je vrijpostig bent,' waarschuwde ze. 'Ik zal het je niet
kwalijk nemen, omdat je nieuw bent.' Maar de waarheid was dat ze
haar excuseerde omdat Alicia's schoonheid fascinerend was en iets
om veel bewondering voor te hebben. Alicia ging met tegenzin naar
de andere kant van de tafel, waar ze bleef staan naast een dik,
roodharig kind, tegenover een leuk uitziende blondine met een
wipneusje en donkerbruine ogen, die haar zonder een glimlach van
top tot teen opnamen.
'Jij bent nieuw,' stelde de
blonde vast.
'Ja, inderdaad,' antwoordde
Alicia. 'Ik ben Alicia.'
'Dat is een ongebruikelijke
naam.'
'Het is Spaans voor Alice.'
'Dat weet ik. Je komt zeker uit
Argentinië?' zei ze. 'Elizabeth kwam vannacht je zus tegen bij de
toiletten, hè, Elizabeth? Ze zat de bril voor me op te warmen. Ik
heb een hekel aan koude wc-brillen, jij niet?'
'Daar heb ik nog nooit over
nagedacht. Maar ik neem aan van wel. Hoe heet jij?'
'Zij heetMattie, een verkorting
van Mathilda. Ze is een Hon,' ze: het roodharige meisje.
'Wat is een Hon?' vroeg ze.
Mattie lachte. 'Mijn vader is een
burggraaf. Maar je zult ook we niet weten wat dat is.' Ze zuchtte.
'Elizabeth zal je wel alles leren over het klassestelsel dat
we hier kennen; het is heel belangrijk dat je daarvan op de hoogte
bent.'
'Daar weet ik alles van. Mijn
vader is een senor,' kaatste Alicia terug, in de wetenschap dat
noch Mattie noch Elizabeth zou weten dat dat niet meer betekende
dan 'meneer'.
'Mooi,' zei Mattie, die op
gepaste wijze onder de indruk was. 'Is hij een belangrijk
man?'
'Heel erg. Hij komt vlak na de
president,' loog ze. Vervolgens glimlachte ze zelfverzekerd en
fluisterde: 'De president zet geen stap zonder mijn vaders
goedkeuring.' Elizabeth gniffelde en Mattie grijnsde. Alicia was
niet alleen leuk om te zien, ze was ook nog eens belangrijk. Mattie
was zich maar al te goed bewust van het gebrek aan Hons op de
school; het was fijn om eindelijk iemand tegen te komen die op
hetzelfde plan stond. Op dat moment kwam juffrouw Reid binnenlopen.
Ze nam haar vaste plaats in aan de hoofdtafel en de hele zaal viel
stil voor het gebed. Leonora deed mee en sloot haar ogen, terwijl
Alicia rusteloos de zaal door keek.
'Moge de Heer ons dankbaar maken
voor wat wij zullen ontvangen. Amen.' Ze herhaalden allemaal het
'amen' en namen vervolgens met veel geschraap van stoelpoten over
de vloer en gekletter van bestek plaats terwijl de toezichthouders
dampende pap uit grote pannen begonnen rond te delen.
'Ik haat pap,' klaagde
Mattie.
'Ik eet de jouwe wel op,' zei
Elizabeth gretig.
'Mooi. Dan neem ik jouw toast,'
zei ze. Elizabeths gezicht betrok even van spijt, want ze hield
meer van toast met marmelade dan van wat ook, maar ze kreeg haar
gezicht weer in bedwang voordat Mattie het opmerkte.
'In Argentinië eten we croissants
en brioches aan het ontbijt,' zei Alicia, en ze trok een vies
gezicht toen er een kom grauwe pap voor haar werd neergezet.
'Wij eten thuis eieren en bacon,'
voegde Mattie eraan toe. 'Die maakt juffrouw Bruton elke ochtend.
Niemand kan dat zo goed als zij.'
'In Argentinië hebben we een hulp
in de huishouding die Mercedes heet...'
'Net als de auto?' vroeg
Elizabeth. Ze ving Matties blik en giechelde achter haar
hand.
'Ja, omdat ze in zo'n auto
rijdt,' zei Alicia snel, die er alles aan wilde doen om niet dwaas
over te komen.
'De meisjes moeten wel rijk zijn
waar jij vandaan komt. Juffrouw Bruton rijdt in een kleine
Morris,' zei Mattie.
'O, dat zijn ze ook. Papa betaalt
ze heel goed,' voegde ze eraan toe terwijl ze suiker over haar pap
strooide.
'Hoor eens,' zei Mattie, die zich
naar voren boog en haar nieuwe vriendin met tot spleetjes geknepen
ogen aankeek. 'Ik wil je die woorden niet steeds weer horen
zeggen.'
'Welke woorden?' vroeg Alicia
verbijsterd.
'"In Argentinië,'" zei ze. 'Ik
weet heus wel dat je daarvandaan komt, dus dat hoef je niet steeds
te zeggen. Dat begint vervelend te worden.' Even zat Alicia met een
mond vol tanden. Ze deed haar mond open om iets te zeggen, maar ze
kon niets bedenken. Ze keek Mattie uitdagend in de ogen. Elizabeth
giechelde weer. Ze was eraan gewend dat Mattie de andere meisjes
terroriseerde. Maar Alicia was het niet gewend dat iemand zo'n toon
tegen haar aansloeg. Ze boog zich voorover en keek haar
tegenstandster met haar hooghartige blauwe kijkers strak aan.
'Waar kom jij vandaan?' vroeg ze
doodkalm.
'Hertfordshire,' antwoordde
Mattie.
'Ah, dan snap ik het,' zei ze, en
terwijl ze achterover ging zitten glimlachte ze veelbetekenend. Dit
ergerde Mattie, die nijdig haar voorhoofd fronste en haar onderlip
naar voren stak.
'Wat snap je?' vroeg ze.
Elizabeths lach doofde uit.
'Nee, laat maar. Ik wil je niet
beledigen.'
'Dat doe je niet. Zeg het nou
maar,' zei Mattie ongeduldig.
'Nou, niemand zal onder de indruk
raken van Hertfordsbire, of wel soms? Ik ben in Hertfordshire
geweest en het is daar op z'n zachtst gezegd grauw en akelig.'
Alicia was in de verste verte nog nooit in de buurt van
Hertfordshire geweest.
'Niet waar!' riep Mattie
uit.
'Merchi zegt altijd dat jaloezie
het toppunt van vleierij is. In Argentinië is het warm, zonnig en
aanlokkelijk, dus ik voel me gevleid,' zei ze, en ze lepelde de pap
in haar mond. Mattie wierp een blik op Elizabeth, die alleen maar
haar schouders ophaalde. 'Wat een smerige pap. Om te beginnen is
hij koud. Elizabeth, wil je de mijne ook hebben?' Elizabeth schudde
haar hoofd, niet goed wetend wat ze moest zeggen. Het succes steeg
Alicia naar het hoofd.
'Laat maar staan, niemand hier
dwingt je ertoe hem op te eten,' mompelde Mattie. Ze keek toe hoe
Alicia haar kom opzijschoof en zich bediende uit het mandje met
toast. Ze bewonderde haar. Ze was niet alleen knap om te zien, maar
ze was ook nog eens slim er onbevreesd. 'Als je wilt, mag je wel
een keer een weekend komen logeren,' zei ze terwijl ze Alicia de
boter aangaf. 'In Hertfordshire is het echt heerlijk.'
'Wie weet,' antwoordde Alicia.
'Maar vertel eens: hebben jullie een hut in Kastanjedorp?'
Leonora trof haar zusje na het ontbijt in Milton aan, waar ze op een bed zat met het dikke roodharige meisje dat ze midden in de nacht op de toiletten had ontmoet en een mooi blond meisje. 'Ah,' zei Alicia met een brede grijns. 'Daar heb je mijn zus, Leo.'
'Hai, Leo,' zei Elizabeth. 'Wij
kennen elkaar al.'
'O, ja, jullie middernachtelijke
rendez-vous,' zei Alicia onwillig. Ze haatte het wanneer haar zusje
zich op haar terrein begaf.
'Ja, het was fijn om gezelschap
te hebben,' zei Elizabeth.
'Mattie hier heeft een supergrote
hut in Kastanjedorp, en ik ga er met haar heen,' riep Alicia uit.
'Sorry, Leo, maar je mag alleen met ons mee als je het wachtwoord
kent.'
'Het geeft niet,' zei Leonora
goedmoedig.
'Hoe kunnen jullie allebei in
dezelfde klas zitten?' vroeg Mattie, die van de een naar de ander
keek.
'We zijn een tweeling,' zei
Leonora. Matties ogen werden groot en haar mond viel open als die
van een vis.
'Een tweeling?' herhaalde ze
langzaam. Leonora knikte.
'Kun je je niet beter klaarmaken
voor de kapel?' zei Alicia bazig. 'Alle nieuwe meisjes moeten over
vijf minuten in de zaal zijn.'
'En jij dan?'
'Ik ben al klaar,' antwoordde ze,
en vervolgens keek ze haar zusje verwachtingsvol aan. Leonora bleef
even dralen, maar de drie paar ogen staarden haar kil aan. Ten
slotte slikte ze haar trots in en ging de kamer uit, maar bij de
deur hield iets haar tegen en móést ze blijven staan luisteren.
Mercedes zei altijd dat je als je luistervinkje speelt nooit iets
goed over jezelf te horen krijgt, maar Leonora kon er niets aan
doen. Er moest een reden voor zijn dat Alicia haar zomaar had
weggestuurd.
Zodra ze de deur uit was, barstte
Mattie los. 'Een tweeling!' riep ze vol verbazing uit. 'Ik kan het
niet geloven. Jij bent zo knap en zij is zo gewoontjes. Hoe kan dat
nou?'
'Nou, ik heb kennelijk toen we in
de buik van mijn moeder zaten alle goede eigenschappen opgebruikt
en de rest voor Leo laten liggen,' zei ze. 'Die arme Leo.' Ze
lachten allemaal gemeen.
Verblind door tranen rende
Leonora de toiletten in, en ze deed de deur achter zich dicht. Ze
legde haar handen op de wasbak om zichzelf te ondersteunen en
staarde naar haar vertrokken gezicht in de spiegel terwijl haar
lichaam schokte van ellende. Ik wil naar mama, dacht ze in haar
verdriet. Ik wil naar mama en ik wil naar huis. Het was kenmerkend
voor Leonora dat ze Alicia nooit iets kwalijk nam. Ze gaf de schuld
aan het meisje met die valse mond en dunne lippen dat zoiets
akeligs had gezegd. Met trillende vingers veegde ze haar ogen af en
ze keek vol afschuw naar haar nu vlekkerig rode gezicht. Ze was
gewoontjes. Ze was ontzettend gewoontjes. Maar haar moeder vond
haar mooi. 'Lieverd, jij bent een van de mooiste wezens die God
geschapen heeft,' had ze vaak gezegd, en Leonora wist dat ze het
meende, want haar moeder keek haar dan aan met een gezicht dat een
en al diepe en tedere liefde uitstraalde. Ze dacht weer aan haar
lieve blik en verlangde daar zo erg naar dat het pijn deed.
Er werd op de deur geklopt. 'Wie
is daar binnen?' Het was de kordate, maar vriendelijke stem van
juffrouw Reid.
'Leonora,' antwoordde ze gedwee,
en ze snufte. Juffrouw Reid deed de deur open en stak haar hoofd om
het hoekje.
'Precies degene die ik zoek,' zei
ze, zonder aandacht te besteden aan Leonora's betraande gezicht. Ze
had haar horen snikken. 'Zeg, ik wilde je om een gunst
vragen.'
'O,' zei Leonora, en ze probeerde
tot zichzelf te komen.
'Kom maar met me mee.'
Leonora liep achter het
schoolhoofd aan de slaapzalen en de gang door, tot aan de trap aan
de voorkant. Bovenaan bleef ze aarzelend staan, zich ervan bewust
dat ze hier nog niet lang genoeg was om hem te mogen gebruiken.
'Kom maar, blijf daar niet staan dralen,' zei juffrouw Reid in haar
half-ingeslikte Engels dat een gistend vat van emoties verhulde.
'Ik heb een meisje nodig met veel verantwoordelijkheidsgevoel en
gezond verstand om me te helpen met de gebeden. Zie je, Midge hier
voelt zich niet zo lekker.' Ze aaide het hondje met haar lange,
gerimpelde vingers over zijn kop. 'Ik kan hem niet hier laten en ik
kan hem ook niet meenemen naar de kapel, want ik moet de dienst
leiden. Ik weet dat hij op jou gesteld is. Dus zou je namens mij
voor hem willen zorgen?' Ze keek omlaag naar Leonora met de wijze,
oude ogen van een vrouw die bijna veertig jaar met kinderen had
gewerkt en samengewoond. Aangezien ze niet getrouwd was en zelf
geen kinderen had, had ze haar hele leven aan hen gewijd, en
ondanks haar pogingen om afstandelijk te blijven was zij ook maar
een mens en raakten sommige kinderen haar recht in haar hart.
Leonora was er daar een van.
'Heel graag,' zei Leonora, en ze
pakte het hondje van haar aan. Ze bracht hem naar haar gezicht en
drukte een kus op zijn snuit. Midge had er nog nooit zo kiplekker
uitgezien, maar dat wist Leo-nora niet. Ze kwamen onder aan de
trap, waar de andere nieuwe meisjes in de grote zaal stonden te
wachten.
'Ga nu maar naar hen toe. Ik kom
Midge na de gebedsdienst wel weer ophalen,' zei juffrouw Reid, en
ze duwde het kind zachtjes in de richting van de anderen.
Leonora voelde zich een stuk
beter. Het hondje was een bron van grote troost en juffrouw Reid
had haar een goed gevoel gegeven. Ze besloot zo snel mogelijk aan
haar moeder te schrijven om haar te vertellen over Midge en
juffrouw Reid. Ze zou haar niet vertellen over Mattie, want daar
zou ze door van streek raken, en Leo-nora was te gevoelig om dat
haar moeder aan te willen doen. Ze gaf Midge nog een kus en zocht
Cazzie op, die haar vrolijk toegrijnsde.
'Waar zat jij nou? Ik heb je
overal gezocht,' klaagde ze.
'Niets aan de hand, ik ben er
nu,' antwoordde ze resoluut. 'En alles is in orde.' Ze grijnsde
terug naar Cazzie, dankbaar voor haar vriendschap. Wat kon het
schelen dat ze gewoontjes was, dacht ze. Zij was mooi vanbinnen, en
daar ging het om. Zoals Mercedes altijd zei: 'Je kunt een lelijk
karakter niet verbergen achter een knap gezicht.'
In de daaropvolgende weken vonden Leonora en Alicia hun weg op hun nieuwe school. Terwijl Leonora onmiddellijk geliefd was bij alle meisjes in haar klas, evenals in de klas erboven en eronder, werd Alicia bewonderd en gevreesd als een lieftallige demon die iedereen die bij haar in de buurt kwam met haar charme en charisma betoverde. Maar niemand was meer onder de indruk dan Mattie.
Diana Reid hield Alicia goed in
de gaten. Ze bezat de arrogantie die wel vaker voorkwam bij
kinderen die geregeld te horen kregen hoe knap ze waren, en dat
charisma verdiende ze niet. Alicia zocht bij anderen naar hun
zwakke plek, en wanneer ze die gevonden had, zette ze er met het
raffinement van een veel ouder kind haar tanden in, met de trage
maar niet-aflatende wreedheid van iemand die anderen graag ziet
lijden. Door andere kinderen te slim af te zijn voelde ze zich
verheven, en Alicia was daar zo ambitieus in dat ze zich om niemand
anders druk maakte dan om zichzelf. Ze had vele vriendinnen, maar
dat waren geen echte vriendinnen, want ware vriendschap is niet
gestoeld op angst maar op affectie en onzelfzuchtigheid. Alicia had
een lesje te leren wat onzelfzuchtigheid betrof. Geen gemakkelijke
taak voor iemand met haar karakter.
Op een avond gaf Alicia juffrouw
Reid een schot voor open doel.
'Mattie, laten we zonder zadel op
de pony's over het veld gaan rijden,' stelde ze haar vriendin voor.
Mattie zat in de hoek van hun blokhut in Kastanjedorp. Het was een
vrij ruim optrekje dat was gebouwd met de restanten van oude bomen
die door de storm van het voorgaande jaar waren geveld. Mattie en
Elizabeth hadden twee kamers gemaakt, en de kieren tussen de
blokken hadden ze dichtge-stopt met gras van de berg met
zomermaaisel achter de ommuurde moestuin. Het dak bestond uit
stokken en bebladerde takken die van struiken en bomen waren
gerukt. Het was het gezelligste hutje van de hele laan en alle
andere meisjes waren er jaloers op. Daarom vond Alicia het niet
meer dan gepast dat het nu ook haar toebehoorde.
Mattie voelde zich niet op haar
gemak bij Alicia's voorstel. Hadden ze al niet genoeg kattenkwaad
uitgehaald? Ze zaten amper twee weken op school. Ze waren midden in
de nacht het huis uit geslopen via de nooduitgang om in het licht
van de maan te gaan dansen; ze hadden koekjes gestolen uit de
provisieruimte en ze opgegeten op de toiletten van de bibliotheek,
en ze hadden 's middags na het korfballen naakt door de buxustuin
gerend. Ze hadden zelfs Elizabeth gepest door haar tot in de kleine
uurtjes niet één, maar twee toiletbrillen te laten opwarmen. Maar
ponyrijden op het veld zonder dat er iemand bij was om toezicht te
houden gold als een zware overtreding.
'Ik geloof niet dat dat een goed
idee is, Alicia,' zei ze hoofdschuddend. 'Laten we iets anders gaan
doen.'
'Ik wil niets anders.'
'We kunnen erdoor van school
gestuurd worden,' protesteerde Mattie, en toen ze zich voorstelde
hoe kwaad haar vader dan zot worden, huiverde ze. Ze was tot
vrijwel alles bereid, want straf betekende weinig voor haar, maar
ze wilde niet van school gestuurc worden.
'Dat kan me niet schelen. Ik ben
al een keer van school ge stuurd.' Alicia lachte, wierp haar hoofd
achterover en toonde d< sierlijke welving van haar lange blanke
hals. 'Wat kunnen ze nu he lemaal doen?'
'Mijn vader vermoordt me.'
'Natuurlijk niet,' zei Alicia,
die haar vriendin met ijzige blik uit dagend aankeek.
'Nou, hij wordt woedend en zal
flink tegen me tekeergaan.'
'Maar vermoorden doet hij je
niet.' Mattie dacht daar even over na. 'Woorden kunnen niet doden,
Mattie. En van school gestuurd worden ook niet. In feite kunnen ze
niets doen. Ik vind het niks erg om honderd strafregels te
schrijven of in de klas in de hoek te moeten staan. Dat soort
straffen doet geen pijn.'
'Goed dan, laten we het doen,'
zei Mattie, die opeens aangestoken werd door Alicia's
zorgeloosheid. 'Maar we moeten wel wachten tot na het eten, als het
bijna donker is. Dan lopen we minder kans om betrapt te
worden.'
'Mooi, ik wist wel dat je het een
goed idee zou vinden.'
'We kunnen het beter niet tegen
Elizabeth zeggen, anders wil ze mee, en dan valt ze of doet
zichzelf pijn of zoiets.'
'Ja, ze is een hopeloos
geval.'
'Maar wel gehoorzaam.'
'O, we kunnen geen van allen
buiten Elizabeth. Zoals Merchi zegt: als iedereen zo slim was als
ik, zouden er geen bedienden meer zijn om voor ons te zorgen.
Godzijdank zijn er Elizabeths.' Ze moesten allebei hartelijk
lachen.
'Laten we naar de pony's gaan
kijken en uitkiezen op welke we willen rijden,' stelde Mattie voor,
en ze ging voor de hut uit. Ze slenterden naar het veld en leunden
op het hek. Daar, te midden van het lange, weelderige gras, stonden
vijf weldoorvoede pony's, zo dociel als koeien.
'Ik neem die witte daar,' zei
Alicia, wijzend.
'Die is grijs,' corrigeerde
Mattie haar.
'Grijs dan. Hoe heet hij?'
'Mister Snow.'
'Nou, dan rijd ik op Mister Snow.
Welke neem jij?'
Mattie dacht er even over na en
wees naar de grijsgespikkelde pony die zo klein en rond was dat
zijn buik de grond bijna raakte.
'Lucky.'
'Passend hoor. Laten we hopen dat
zijn geluk overslaat op ons!'
'Hij is klein, dus is het niet zo
moeilijk om op zijn rug te springen.'
'Mooi zo. Ah, ik hoor de
etensbel. Niets zeggen, hè, tegen niemand,' instrueerde Alicia, en
ze liepen de laan af naar het huis.
Na het eten slopen ze in de
schemering naar buiten. Het had enige moeite gekost om Elizabeth af
te schudden, die met hen mee wilde. Ze waren genoodzaakt geweest
een vals trefpunt te noemen, waar ze nu op hen wachtte, terwijl ze
op haar horloge keek en zich afvroeg waar ze bleven.
Maar Alicia en Mattie klommen
over het hek, keken om zich heen met de heimelijkheid van rovers,
deden wat niet mocht en zetten alles op het spel. De opwinding van
dergelijk kattenkwaad was bedwelmend en hun ogen glansden in het
halfduister. 'Je moet drie minuten op de pony rijden, want anders
telt het niet,' fluisterde Alicia terwijl ze gebukt over het veld
renden. Mattie giechelde toen ze op Lucky af stapte, die zijn hoofd
ophief en stopte met grazen. Mister Snow dacht dat hij wat noten
aangeboden zou krijgen en kwam zachtjes naderbij toen Alicia zich
naar hem toe haastte. 'Ssst, anders verraad je ons nog!' siste ze
ontstemd. Ze wierp een blik op Mattie, die Lucky's hoofd al stond
te strelen, klaar om op te stijgen. Alicia werd aangespoord door
een plotselinge opwelling van competitiedrift en nam niet de moeite
het dier klopjes te geven, maar liet zich met een grote sprong
pardoes neerkomen op zijn rug. Ze zuchtte van opluchting: zij was
de eerste. Mattie slaakte een kreetje en zwaaide haar been over
Lucky's rug, waarna ze zich naar voren boog en haar gezicht in zijn
manen verborg. Maar Alicia was nu triomfantelijk, en zoals altijd
wilde ze nog een stapje verdergaan. Ze was er niet tevreden mee
alleen maar te zitten en zich schuil te houden zoals Mattie, dus
trapte ze tegen Misters Snows ronde buik om hem aan te sporen tot
een draf. 'Kom op, ouwe sufkop, vooruit jij!' Maar Mister Snow boog
zijn hoofd en begon weer te grazen alsof Alicia er niet was. Mattie
wierp haar een blik toe en gebaarde met haar pols om aan te geven
dat hun drie minuten voorbij waren. Maar Alicia schudde haar hoofd,
grijnsde en gaf de pony een nog hardere trap. Mister Snow snoof
vermoeid, alsof ze een lastige zomervlieg was die om zijn hoofd
gonsde. 'In godsnaam, luie pad, vooruit!', en ze trapte hem weer,
dit keer met meer kracht. Opeens hief de pony met een ruk zijn
hoofd op en hinnikte kwaad, waarna hij er in galop vandoor ging zo
snel als zijn korte beentjes hem konden dragen Alicia vond het
prachtig, ook al schrok ze er even van. Ze zag niet de
chocoladebruine Lurcher, de stropershond, van tussen zijn hoeven
wegschieten, en Mister Snow zag hem ook niet. Maar voorda ze de
tijd had gekregen om van de rit te gaan genieten, merkte z< dat
ze omlaaggleed langs zijn rug. Ze probeerde zich vast te hou den,
maar zijn vacht was zo zacht en glad dat ze zich alleen maar vas
kon grijpen aan zijn manen, die weg leken te glijden in haar handen
Hij rende kwaad voort, alsof hij wist dat een strakke draf de zeker
ste manier was om haar kwijt te raken, en ze gleed over zijn rug to
niets anders dan een ritje in handgalop haar kon redden en ze me
een nijdige plof op het gras viel. Met niet meer kwetsuren dan
ge
2 39
krenkte trots en een rood gezicht
van woede stond ze op en veegde haar modderige handen af aan haar
rok. Ze draaide zich om om te kijken naar de stropershond, die
enthousiast naar het hek draafde, waar Mattie nu stond met haar
armen over elkaar geslagen en Alicia ontzet aanstaarde. Naast haar
stond juffrouw Reid, ziedend van woede, met een gezicht dat strak
stond van de meest kille vastberadenheid, terwijl haar vingers met
lange, bedachtzame bewegingen over Mdges rug streken.
Toen Alicia naar hen toe kwam,
met hangende schouders omdat ze verwachtte dat het schoolhoofd
tegen haar tekeer zou gaan, was ze verrast, zo niet enigszins
opgelucht toen juffrouw Reid weinig te zeggen bleek te hebben: 'In
mijn werkkamer, morgenochtend om halfacht.' Vervolgens beende ze de
weg over naar het huis, gevolgd door haar entourage van vierbenige
detectives. 'Geen paniek, Mattie,' zei Alicia, die haar best deed
zelfverzekerd te klinken en haar kin in de lucht stak. 'Van
strafregels schrijven is nog nooit iemand doodgegaan, en ze zou ons
nooit van school durven sturen.' Ze slenterden zwijgend terug naar
het huis, allebei alleen met hun angsten.
De volgende ochtend stonden ze
precies op tijd voor de deur van juffrouw Reids kamer. Ze hoopten
allebei dat, wat de straf ook zou zijn, ze die in het geheim zouden
kunnen volbrengen. Niemand wist iets van hun nachtelijke avontuur
en ze hadden er zelfs Elizabeth of Leonora niets over verteld.
Juffrouw Reid liet hen allebei wachten om hen nog wat langer in
angst te laten zitten. Toen, een paar minuten voordat ze naar de
kapel moesten, kwam ze te voorschijn in een tweedrok en een truitje
met een parelsnoer losjes om haar hals. 'Kom maar mee,' gebood ze,
en ze ging hen voor naar de grote zaal en de voordeur. Verbijsterd
liepen de twee meisjes achter haar aan het gravel naar de kapel op.
Ze bleef staan voor het bordesje en draaide zich om om hen aan te
kijken. 'Nu worden jullie menselijke hordes,' verklaarde ze. 'Ik
wil dat jullie op de grond gaan liggen, zodat alle meisjes die gaan
bidden over jullie heen kunnen lopen. Ze weten wat jullie allebei
hebben uitgehaald en dat jij, Alicia, er niet eens in geslaagd bent
te rijden zoals het hoort, maar van je pony bent gevallen. De hele
dag lang zal er niemand met jullie praten. Verder staan jullie elke
ochtend om vijf uur op om te helpen de stallen schoon te maken.
Niet voor een of twee dagen, maar het hele semester. Totdat jullie
hebben geleerd dat regels niet voor niets zijn. De veiligheid van
mijn pupillen en van mijn dieren staat bij mij hoog in het vaandel.
Jullie hadden je gisteravond ernstig kunnen bezeren en die
arme pony's letsel kannen toebrengen. Wat jullie hebben gedaan,
gaat alle perken te buiten. Het zal niet nog eens gebeuren. Als het
wel gebeurt, zal ik niet meer zo zachtzinnig zijn. Alicia, jij bent
hier nog maar tien dagen en je hebt al laten zien dat je een
slechte inborst hebt. Misschien zou je de gelegenheid van het
ochtendgebed moeten aangrijpen om God om vergeving te vragen. Zoals
Jezus zei: "Heb uw naaste lief zoals uzelf." Je hebt nog veel te
leren.' Alicia slikte moeizaam. Het idee om een menselijke horde te
worden waar alle andere meisjes overheen zouden lopen stond haar
helemaal niet aan, evenmin als de gedachte om elke ochtend om vijf
uur op te staan om de stallen schoon te maken. Juffrouw Reid wist
dat en was tevreden. Alicia was een bijzonder geval en moest op een
bijzondere manier gestraft worden. Ze liep de bordestreden op om de
gebedsdienst te gaan leiden, terwijl de andere meisjes in rijen hun
klaslokalen uit kwamen naar de kapel. Ze kon tevreden zijn en
dankte God in stilte voor Zijn inspiratie.