Hoofdstuk 16
Florien was niet bijster
spraakzaam. Niet dat Alicia daar iets van merkte, want ze had het
er veel te druk mee hem over zichzelf te vertellen. Leonora viel
vanzelf terug in haar gebruikelijke rol; ze probeerde aardig te
zijn en hem op zijn gemak te stellen - ze was eraan gewend dat haar
zusje mensen imponeerde, tot hun tong dik en zwaar werd en amper
nog functioneerde. Ze besefte dat dat Florien nu ook overkomen was,
ook al had tante Cicely gezegd dat hij een stuurse jongen was. Hij
was alleen maar verlegen, dacht ze, en overdonderd.
Hij ging hun voor de woonwagen in
en keek zwijgend toe, amper in staat zijn ogen van Alicia af te
houden. Terwijl Leonora opgetogen was over de landelijke charme van
de handgeweven kleden en dekens, het stapelbed dat aan de muur was
bevestigd en de foto's en plaatjes die her en der grofweg over de
bladderende verf waren geplakt, was Alicia verbaasd over de geringe
afmetingen van hun onderkomen en op hooghartige toon riep ze uit
dat ze niet kon geloven dat echte mensen op zulke plekken konden
wonen. 'Ik bedoel, het is net een huisje uit een sprookje. Jullie
zouden wel een kabouterfamilie kunnen zijn. Het is heel popperig,
vind je niet, Leo?' kwinkeleerde ze, terwijl haar zus in elkaar
kromp en haar tactloosheid probeerde te compenseren.
'O, ik vind het schitterend. Ik
zou het enig vinden om in zo'n mooi huis te wonen, en je kunt het
ook nog eens overal mee naartoe nemen - veel leuker dan een stenen
huis.' Maar Florien nam er geen aanstoot aan, hij was te zeer onder
de indruk om ook maar te horen wat ze had gezegd.
'Laat me de boerderij eens zien,'
verzocht Alicia, en ze beende de woonwagen uit de zon in, die even
vanachter een dikke grijze wolk te voorschijn was gekomen. 'Hebben
jullie veel beesten?'
Florien knikte.
'Wat - koeien, varkens, geiten?'
'Wat - koeien, varkens, geiten?'
Florien knikte nogmaals en sloeg
de richting in van het hek waardoor ze waren binnengekomen. Alicia
draaide zich om naar Leonora en zei met opzet met luide stem:
'Volgens mij is hij zijn tong verloren.'
'Alicia...' protesteerde Leonora,
maar haar zusje wierp haar hoofd achterover en lachte.
'Of misschien heeft hij er wel
geen.' Dit hoorde Florien en hij voelde de hitte prikken op de huid
van zijn gezicht. Hij bleef voor hen uit lopen, zodat ze het niet
zouden merken. Ze volgden hem naar een grote ommuurde moestuin, die
oud en verwaarloosd was, hoewel sommige gedeelten kennelijk door
Panazel en Florien goed werden bijgehouden.
'Jullie moeten vast hard werken,'
zei Leonora, die zich haastte om hen in te halen. 'Wat een grote
tuin is dit.' Toen hij geen antwoord gaf, vervolgde ze,
vastbesloten haar zus te laten zien dat hij met een beetje
aanmoediging wel los zou komen en tegen hen zou gaan praten: 'In
Argentinië moeten we al onze groente kopen. Maar we hebben een
mooie tuin, en onze grootmoeder heeft een sinaasappelboomgaard,
waar het in de zomer heerlijk ruikt. Ik wil je graag helpen in de
tuin; als je maar met z'n tweeën bent is het een heleboel werk.'
Bij deze woorden keek Florien naar het gretige gezicht van dit
tamelijk alledaags uitziende meisje, en hij voelde zijn
zelfvertrouwen terugkeren.
'Drie mensen,' zei hij met
verrassend zachte stem, en hij deed het poortje in de muur open,
dat naar een erf leidde dat omgeven was met boerenschuren.
'O, helpt je moeder ook mee? Maar
drie is ook te weinig voor zo'n grote boerderij.'
'Alles staat op instorten,' zei
Alicia toen ze zich weer bij hen voegde. 'En waar zijn de beesten
nou?'
'Maar het is wel heel mooi,'
merkte Leonora met een zucht op. Alicia trok geërgerd haar neus op.
Ze begon een beetje moe te worden van haar zus en keek ernaar uit
om op school nieuwe vrienden te maken.
Florien slenterde naar een hek,
aan de andere kant waarvan zich een grazig omsloten landje bevond.
Tot Alicia's vreugde waren er een heleboel kippen, en één enorme
trotse haan die tussen hen door schreed en pikte naar hun veren om
ze eraan te herinneren wie hier de baas was. 'Hoe maak je ze dood?'
vroeg ze zonder de minste remming. Florien klom over het hek, waar
hij ging zitten en neerkeek op haar gebiedende gezicht. Op
deze hoogte voelde hij zich zelfverzekerder.
'We draaien ze de nek om,'
antwoordde hij nonchalant.
'Ah, dus de zigeunerjongen kan
toch praten!' zei ze. Leonora liepen de rillingen over de rug. Ze
wist dat ze weinig kon doen om hem te helpen, dus ging ze op weg om
in haar eentje de stoffige gebouwen te verkennen.
'Hoe doe je dat dan?' vervolgde
Alicia, die haar zus in een oude schuur zag verdwijnen. Florien
maakte een gebaar van draaien en trekken met zijn handen. Alicia's
ogen glinsterden in het licht dat vlak voor de zon achter een wolk
verdween.
'Laat eens zien,' zei ze.
Florien schudde zijn hoofd. 'Ik
dood alleen om te eten,' antwoordde hij.
'Nou, tante Cicely zei dat ze
morgen kip wil hebben.'
'Ik mag het niet doen.'
'Doe niet zo kinderachtig.'
'Ik kan het niet.'
'Schiet op!' drong ze aan. 'Leo
is hier nu toch niet om het te verklikken. Ik beloof je dat ik het
tegen niemand zal vertellen. Het wordt ons geheimpje.'
'Ik weet niet.' Florien schudde
zijn hoofd en zijn ogen werden donker toen er een dikke regenwolk
boven hen aan kwam drijven.
'Ik geloof niet dat je het kunt,'
hitste ze hem op. 'Je bent er veel te klein voor. Hoe oud ben
je?'
'Twaalf,' antwoordde hij bedaard,
en hij draaide zich om om naar de kippen te kijken. Alicia voelde
dat ze aan de winnende hand was en bleef hem bestoken.
'Ik ben tien, en als ik wist hoe
ik een kip moest doodmaken, zou ik niet bang zijn om het te doen.
Jij bent twee jaar ouder dan ik, en bovendien een jongen, en toch
ben je bang om in de problemen te komen. Wie zou het moeten
verklappen? Ik niet. We kunnen haar begraven in de tuin en dan
hoeft niemand ervan te weten. Wil je niet een geheimpje met mij
hebben?' Dat was bijna meer dan Florien kon verdragen. Alicia keek
toe hoe hij van het hek af sprong en even naar de kippen bleef
staan kijken die in het gras pikten zonder te beseffen dat de
jongen klaarstond om er een de nek om te draaien. Langzaam wreef
hij bij wijze van voorbereiding in zijn handen. Hij had al heel wat
kippennekken gebroken, maar nog nooit met zo'n verleidelijk
publiek, en hij wilde geen fout maken. Als de kip niet meteen dood
zou zijn, zou hij hebben gefaald en dit heerszuchtige meisje nooit
meer recht in de ogen kunnen kijken. Hij haatte haar, maar hij
verlangde desondanks naar haar bewondering. Hij kon haar ogen op
hem voelen rusten, ze drongen door zijn huid heen en zetten hem
vanbinnen in vuur en vlam, zodat hij zich scherp bewust was van
elke spier in zijn lichaam. Hij had nog nooit van zijn leven zo
graag indruk op iemand willen maken. Zelfs niet op zijn moeder, die
hij aanbad. Zo lenig als een kat kroop hij het erf over. Er vielen
een paar zware druppels regen op hem neer, maar daar liet hij zich
niet door van de wijs brengen. Hij moest zich concentreren. Hij
wilde zichzelf niet voor gek zetten door kippen achterna te moeten
rennen over het landje. Hij liet zijn blik rusten op een kip die
even haar kop ophief en verstijfde van angst, en toen sloeg hij
toe.
Alicia slaakte een kreet van
vreugde en klapte in haar handen. Florien voelde zijn hart zwellen
als een ballon en er verscheen een triomfantelijke glimlach op zijn
gezicht. Hij hield de kip omhoog aan de nek - en toen, met Alicia's
blik op zich gericht, brak hij met een snelle draaiende beweging de
nek.
Op dat moment opende de hemel
zich en brak los in een stortvloed van grote druppels. Alicia
slaakte een kreet en scheurde haar blik los van de dode vogel die
neerbungelde uit Floriens overwinnaarshand. 'Leo, laten we gaan!'
riep ze, en ze holde ervandoor naar het huis. Leonora kwam de
schuur uit en ging achter haar aan, lachend terwijl de regen op
haar hoofd en schouders spatte en over haar rug sijpelde. Florien
bleef verbijsterd in zijn eentje op het landje staan terwijl de
kippen ijlings beschutting zochten. Hij knipperde met zijn ogen de
waterstroom weg die over zijn gezicht liep en naarmate zijn gezond
verstand terugkeerde werd hij overspoeld door schaamte. Hij werd
bekropen door zelfhaat. Hij haatte dat snobistische kleine meisje.
Hij zou geen woord meer tegen haar zeggen. Kwaad beet hij op zijn
lip en hij liep het erf over naar de groentetuin, waar hij zich op
de grond liet zakken en met zijn blote handen een kuil groef. Hij
legde het warme kippenlijfje in de aarde en bedekte het zo goed hij
kon. Vervolgens veegde hij zijn handen af aan zijn broek en keerde
huiswaarts, somberder dan hij zich ooit had gevoeld.
'Florien heeft een kip voor me de nek omgedraaid,' zei Alicia tegen Leonora toen ze schuilden in een winderig stenen tuinhuisje onder een paraplu van bomen in een hoekje van de tuin.
Leonora toonde gepast afgrijzen.
'Nietes!' riep ze uit, ongelovig naar haar zusje starend.
'Doe niet zo kinderachtig,' snierde Alicia. 'Ik heb hem gezegd dat ik het niet tegen jou zou vertellen, dus je mag het niet verklikken.'
'Doe niet zo kinderachtig,' snierde Alicia. 'Ik heb hem gezegd dat ik het niet tegen jou zou vertellen, dus je mag het niet verklikken.'
'Dat zal ik niet doen. Dat beloof
ik.'
'Mooi zo.'
'Heeft de kip geleden?'
'Verschrikkelijk,' zei Alicia met
een triomfantelijke glimlach. 'Eerst moest hij haar achternazitten
over het erf. Ze rende en rende, tot haar kleine pootjes haar niet
langer konden dragen. Ze viel neer op het gras en toen Florien haar
oppakte dacht ik een angstig kreetje te horen. Toen sloeg hij zijn
handen om haar nek en kneep die heel langzaam dicht, zodat de kip
een langzame en pijnlijke dood stierf.' Alicia keek toe hoe de ogen
van haar zusje zich met tranen vulden. Ze wachtte tot ze over haar
wangen rolden, en toen verloste ze haar uit haar lijden. 'Doe niet
zo mal, hij maakte haar zo snel dood dat het stomme dier niets
heeft gevoeld.'
'O, wat een opluchting!'
fluisterde Leonora, en ze veegde snel haar gezicht af. 'Soms ben je
heel gemeen, Alicia.'
'En jij bent een dankbaar
slachtoffer, Leo.'
Leonora glimlachte zwakjes bij de
warme toon van haar zusje.
'Wat vind jij van Florien?' vroeg
ze. Alicia vond niets zo leuk als over zichzelf praten en over wat
ze van alles vond, en Leonora wilde haar maar al te graag
plezieren.
'Ik vind hem wel knap, maar
stom.'
'Je bedoelt omdat hij geen woord
zegt?'
'Nee, ik bedoel dom.'
'O.' Leonora vond haar zusje erg
onrechtvaardig, maar dat durfde ze niet te zeggen.
'In de vakantie is het vast leuk
om hem in de buurt te hebben,' vervolgde ze. 'Ik zou het maar saai
vinden om alleen met jou te zijn. Misschien kan hij een kamp voor
ons maken in het bos en kunnen we zonder zadel op die paarden
rijden.'
'Ik vind de woonwagens ontzettend
leuk. Daar kunnen we ook in spelen.'
'Misschien,' zei Alicia, wier
gedachten nu teruggingen naar het erf en naar Florien, die ze
alleen had gelaten met de dode kip. 'Ik vraag me af of hij haar
gaat begraven of dat hij bekent wat hij heeft gedaan,' zei ze
terwijl ze haar ogen tot spleetjes kneep.
'Hij eet hem natuurlijk
op.'
'Nee hoor, dat doet hij niet,'
zei Alicia, en ze lachte. 'Hij mocht geen kip doodmaken. Zijn vader
eet hém op als hij erachter komt. Ik geloof niet dat hij op
eigen houtje beesten mag doodmaken. Trouwens, ik heb gezegd dat het
als hij het deed ons geheimpje zou zijn.'
'Ah,' verzuchtte Leonora, die het
al begreep. Alicia had hem ertoe aangezet en hij was te zeer onder
de indruk geweest om de gelegenheid om zichzelf te bewijzen niet
aan te grijpen.
'Hij is nu vast woedend op me,'
giechelde ze. 'Maar hij kan niets zeggen zonder door de mand te
vallen.'
'Arme Florien,' zei Leonora, en
ze keek uit over het grasveld en stelde zich voor dat ze op warme
zomerdagen hem en zijn vader zou helpen met de bloembedden. Maar
waarschijnlijk wilde hij nu niet meer dat ze hem hielp.
'Je moet je een beetje vermannen,
Leo. Straks vindt niemand op school je leuk als je al te aardig
bent.' Leonora wierp haar zusje een blik toe en wist dat ze zich
vergiste. Maar toch kon ze er niets aan doen dat ze haar
bewonderde. Alicia was alles wat zij niet was. En alsof de natuur
haar gedachten had gelezen, trok de regenwolk weg en kwam de zon te
voorschijn, die Alicia's knappe jonge gezicht deed baden in een
hemels gouden licht.
Toen Barley de golden retriever de salon in kwam stormen, zat Audrey op de bank met Leonora te luisteren naar hoe Alicia de Mondschein-sonate speelde. 'Lieve hemel!' riep tante Cicely uit. 'Wat kun jij mooi spelen.' Alicia grimaste. Ze hield er helemaal niet van als mensen haar onderbraken. Maar omdat ze tante Cicely nog niet zo goed kende, dwong ze zichzelf ertoe te glimlachen en speelde ze door, ook al praatten ze er nu allemaal doorheen. 'Die schat van een Barley komt er weer helemaal bovenop. Er was helemaal niets met hem aan de hand. Hij is in feite nog nooit zo fit geweest. Hij heeft op de boerderij zeker iets verkeerds gegeten.' Barley snuffelde aan Leonora's voeten en ging toen zonder enige waarschuwing voor haar zitten en legde zijn twee grote poten op haar schoot.
'O, mama, kijk!' riep ze verrukt
uit, en ze krauwde zijn oren. Wat is hij lief, hè?' Alicia trapte
met een voet het pedaal in en speelde de noten zo hard als ze
kon.
'Hij is een schat,' antwoordde
Audrey, terwijl ze haar hand over zijn gele rug liet gaan. 'Hij
heeft net zulke krullen als Alicia.' Bij die woorden stopte Alicia
met spelen en kwam naar hen toe om de hond een klopje te
geven.
'Hij heeft net zulk haar als ik,
hè?' zei ze, en ze voelde zich beter nu zij het middelpunt van de
aandacht was. 'Ik wil dat hij zijn poten op mijn knieën legt,'
drensde ze; ze trok de hond weg bij haar zusje en sleepte hem naar
de andere bank. Leonora protesteerde niet en Audrey keek alleen
maar toe met een toegeeflijke glimlach op haar gezicht. Alicia ging
zitten en commandeerde de hond dat ook te doen; hij deed het
probleemloos en na even aaien legde hij zijn dichtbehaarde poten op
haar schoot en hijgde haar met zijn zoete hondenadem in het
gezicht. Cicely trok haar wenkbrauwen op, verrast dat Audrey haar
dochter toestond om zo eigenzinnig te zijn. Alicia had iets heel
onaangenaams over zich. Cicely hoopte maar dat haar arrogantie er
op Colehurst House uit geslagen zou worden.
's Nachts was het stikdonker op het platteland. Geen straatlantaarns waarvan het licht in de kamers viel, dat door de kieren in de gordijnen kroop en geruststellende banen goud over de vloer en muur wierp. Het was een dichte en zware duisternis die alles aan het oog onttrok, zodat Audrey alleen bleef met haar gedachten en een verstikkende eenzaamheid die haar bang maakte. Niet in staat te slapen in een huis waar nog steeds de echo's van Louis' aanwezigheid weerklonken knipte ze het licht aan, ging rechtop in bed zitten en haalde scherp en oppervlakkig adem. Leonora en Alicia sliepen samen in een slaapkamer verderop in de gang. Ze hoopte maar dat ze niet bang waren in het donker. Cicely had alle lampen uitgedaan toen ze naar bed gingen, zodat er geen elektriciteit werd verspild. 'Ik moet zo zuinig mogelijk doen, want anders raak ik het huis kwijt aan een of andere vulgaire miljonair met meer geld dan smaak,' had ze gezegd. Maar Audrey vreesde voor Leonora, omdat ze vermoedde dat ze het in stilte vervelend vond en er grote moeite mee had, dus liep ze zachtjes over de plankenvloer naar de slaapkamer van de tweeling; elke keer dat haar voet neerkwam kromp ze in elkaar, want de vloer protesteerde met luid gekraak dat het hele huis wakker dreigde te maken. Er waren een heleboel kamers en alle deuren zagen er hetzelfde uit. Omdat ze niet precies wist welke die van de kamer van haar dochters was, bleef ze zwetend staan nadenken. Haar ogen schoten heen en weer van de ene deur naar de andere, want ze was bang om per ongeluk Cicely of Marcel wakker te maken. Ten slotte gaf ze het op en liep op haar tenen terug naar haar kamer. Maar toen kreeg ze een ander idee. Het licht van haar eigen kamer verlichtte de trap, die naar de hal leidde - en naar de salon, waar de foto van Louis vanaf de vleugel naar haar fluisterde. Ze zou niet hoeven te spelen, ze kon gewoon doen alsof. Ze zou haar ogen sluiten en het in gedachten doen. Ze zou hem dicht bij zich voelen en zou dan niet meer zo eenzaam zijn. Het zou tijdelijk soelaas bieden.
Met een steek van nostalgie werd
ze herinnerd aan die keren dat ze de trap af was geslopen in het
huis van haar ouders in Canning Street om met Louis naar Palermo te
rijden. Zoveel geheimen, bedacht ze, dat niemand zich het van haar
zou kunnen voorstellen. Ze stapte op het uiterste randje van de
treden, zodat de vloer minder gerucht zou maken. Ze had overdag
niet gemerkt dat hij zo kraakte.
Er was net genoeg licht om haar
weg te vinden naar de salon en toen ze bij de foto kwam kon ze
Louis' gezicht nog net onderscheiden. Ze pakte hem op en streek met
haar duim over het glas. In de stilte van de nacht dacht ze terug
aan hoe ze hadden gedanst en gedroomd, hoe ze elkaar hadden bemind
en hadden gelachen voordat Isla was gestorven en de fantasie in
duigen was gevallen. Ze waren zo gelukkig geweest en ze hadden
gemeend dat dat geluk eeuwig zou duren. Dat zou ook hebben gekund.
Als ze maar dapperder was geweest, sterker, moediger. In plaats
daarvan was ze beproefd en had ze gefaald. Ze verdiende hem niet.
Na al die jaren met Cecil, die goede en vriendelijke Cecil,
zachtaardig en genereus, begon ze nu te beseffen dat ze een
verschrikkelijke fout had gemaakt. De gedachte dat ze de rest van
haar leven zou moeten doorbrengen met een man van wie ze niet
hield, van wie ze nooit echt had gehouden, was als haar ziel
overgeven aan een lange winter. Ze kon geen kant op. Ze moest leven
met haar keuze en zou bij elke stap die ze deed aan haar
beoordelingsfout worden herinnerd. Maar wat had ze om voor te leven
als haar kinderen er niet waren? Ze liet haar gedachten de oceaan
over gaan, naar de zonnige straten van haar thuis, maar zonder de
liefde waren het kale straten en rammelde er een ijzige wind door
de grote en lege ruimtes.
Ze zette het lijstje neer, nam
plaats op de pianokruk en liet haar vingers wederom op de toetsen
rusten. Aanvankelijk langzaam, maar toen met steeds meer
helderheid, hoorde ze de bekende melodie van Louis' zachtaardige
ziel naar haar reiken vanaf een plek ver weg waar ze elkaar nog
steeds konden ontmoeten en die momenten van overgrote tederheid
opnieuw konden doorleven.
Opeens scheen er een fel licht in
haar gezicht. Ze opende haar ogen. 'O, jij bent het,' zei Marcel,
die de zaklamp uitknipte. Audrey knipperde met haar ogen in het
donker. 'Sorry, dat wist ik niet. Ik dacht dat je een dief was,'
vervolgde hij ernstig. Zijn accent leek zwaarder dan tevoren.
Ze bracht een hand naar haar hart, dat tekeerging als een
opgeschrikte muis. Ze had het gevoel dat ze op iets was
betrapt.
'Het geeft niet,' fluisterde ze.
'Ik kon niet slapen.'
'Het is donker, n'est-ce pas?'
zei hij, tegen de vleugel leunend. Toen haar ogen zich aanpasten,
kon ze zien dat hij een lang nachthemd en pantoffels droeg. Omdat
ze zich kwetsbaar voelde alleen in haar katoenen nachtpon en vestje
sloeg ze haar armen over elkaar.
'Ja,' antwoordde ze,
omlaagstarend naar de toetsen.
'Toen ik in het begin hier op het
platteland was, waren de nachten zo donker, en Cicely wilde geen
licht aan laten, dat ik dacht dat ik aan het einde van de wereld
was beland.'
'Ik weet hoe het voelt,'
antwoordde ze, en ze grinnikte ongemakkelijk.
'Als ik niet kan slapen, ga ik
schilderen.'
'In het donker?'
'Ik steek een kaars aan.
Kaarslicht is trouwens altijd romantischer.'
'Wat schilder je?'
Marcel haalde zijn schouders op
zoals Fransen dat doen, tuitte zijn lippen en stak zijn handpalmen
naar het plafond. 'Alles wat me raakt.'
'Cicely?'
Hij keek haar met vaste blik aan
en toen deed een glimlach zijn mondhoeken krullen.
'Voor wie speel je?'
'Voor mezelf,' antwoordde ze
zorgvuldig.
'Je speelt met emotie,' vond
hij.
'Je hebt me niet horen spelen,'
zei ze met een nerveus lachje.
'O, jawel hoor. Vanmiddag steeg
de muziek op naar mijn atelier op zolder en ik ben even gestopt om
te luisteren. Ik herkende de melodie, maar kon me niet herinneren
waar ik die eerder had gehoord.'
Audrey hield haar adem in. 'Het
is laat en ik ben moe,' zei ze, en ze stond op. 'Ik geloof dat ik
maar naar bed ga.'
'Natuurlijk. En ik ben te moe om
te schilderen,' antwoordde hij fluisterend. 'Ik zal je naar je
kamer brengen, zodat je niet struikelt.'
'Graag,' zei ze, achter hem aan
lopend toen hij haar met de zaklamp voorging.
'Je raakt wel aan het donker
gewend. Na een poosje vind je het niet meer eng, maar
vertroostend. In het daglicht kun je immers geen geheimen
verbergen.'
Audrey deed de deur van haar
kamer achter zich dicht en leunde er met haar rug tegenaan. Ze vond
Marcel een beetje griezelig, alsof hij haar gedachten kon lezen. Ze
beet zorgelijk op haar lip. Als hij haar die middag had horen
spelen, moest hij de melodie hebben herkend die Louis had gespeeld,
want volgens Cicely had hij hen er allemaal hoorndol mee gemaakt.
Ze wist dat de manier waarop ze speelde haar gevoelens verraadde,
en Marcel was niet achterlijk. Hij leek het in één middag allemaal
te hebben uitgevogeld. Ze slaakte een vermoeide zucht en liep naar
het bed. Voordat ze erin stapte merkte ze een kleine bult onder de
lakens op. Die bewoog, rekte zich uit en rolde zich toen om.
Leonora deed dromerig haar ogen open. 'Waar was je?' vroeg ze
zachtjes, zonder haar hoofd van het kussen op te heffen.
'Lieverd, ben je bang in het
donker?' vroeg Audrey, die naast haar stapte en haar in haar armen
nam.
'Ja,' antwoordde het kind. 'En ik
ben bang om naar kostschool te gaan. Ik wil hier blijven met jou en
tante Cicely. Ik vind tante Cicely en Barley aardig.'
'Ik weet het, lieverd, en ik zou
ook willen dat je hier kon blijven. Maar je moet een grote meid
zijn. Als je er eenmaal bent, vind je het vast leuk.'
'Ik weet het, ik stel me alleen
maar aan.'
'Nee, je stelt je niet aan. Ik
begrijp het heel goed. Je zult heel dapper moeten zijn, en ik ook,
omdat ik jou ook zal missen. Maar nu moet je gaan slapen, lieverd,
en dan zijn je angsten morgenochtend voorbij.'
Leonora nestelde zich tegen haar
moeder en Flappie aan, en Audrey knipte het licht uit. Ze vond het
warme gevoel van het lichaam van haar dochter dat zich tegen het
hare drukte aangenaam en dacht terug aan Leonora als baby, toen
zich een naadloze toekomst voor hen had uitgestrekt, voordat die
werd ontsierd door de draad van de verwijdering. Maar nu kon ze er
geen getuige meer van zijn hoe ze opgroeide. Ze zou de kleine
veranderingen die zich van dag tot dag voltrokken niet zien. Ze zou
er niet zijn om te helpen met huiswerk, om haar armen om haar heen
te slaan als ze bang was of zich onheus bejegend voelde. Ze
luisterde naar haar ademhaling en snoof de lichte zeepgeur op die
zich vermengde met het aroma van de jeugd. Haar gezichtje was warm
en zacht, en elke keer dat ze er een kus op drukte kwam Leonora
dichter tegen haar aan liggen in haar slaap, veilig in haar
moeders armen. Maar Audrey bleef wakker. Eerst dacht ze aan Isla,
hoe vaak zij samen als twee jonge hondjes hadden liggen slapen, hun
armen en benen losjes om elkaar heen geslagen. Toen dacht ze aan
Louis, maar ze was niet in staat haar bizarre ontmoeting met Marcel
van zich af te zetten. Ze knipperde met haar ogen in de nacht en
overdacht nog eens wat hij had gezegd. Hij kon niet echt hebben
geloofd dat ze een dief was, want hij moest het licht in haar kamer
hebben gezien. Hij moest opzettelijk naar haar toe zijn gegaan
omdat hij haar wilde spreken.