Hoofdstuk 17

Op het eerste gezicht zag Colehurst House er kil en meedo-genloos uit. Het was een groot gebouw van grijs steen te midden van een weids, goed onderhouden park, omgeven door fluweel-groene heuvels. Cicely zei dat het ooit de particuliere woning van een deftige familie was geweest, wier portretten nog steeds aan de gelambriseerde muren hingen te verstoffen. Aan het eind van de negentiende eeuw was het een school geworden, toen het laatste familielid zonder erfgenaam was gestorven. Audrey herinnerde zich het pand uit de brochure en het zag er in werkelijkheid niet minder imposant uit. Hoge schuiframen weerspiegelden het licht en een grote deur in de overwelfde toegangspoort gaapte als een tandeloze oude man. Aan de linkerkant, waar het grasveld opliep tot een heuveltje, stond een kleine kerk, met daarnaast een reusachtige ceder, die hem nog kleiner deed lijken. De lange oprijlaan werd geflankeerd door weelderige velden met weldoorvoede pony's, en treurwilgen drapeerden hun takken boven een siervijver. De oprijlaan eindigde in een met gravel bedekte halvemaan voor het landhuis en die stond nu vol auto's. Vaders in tweed en V-halspullovers tilden zware koffers uit de laadruimtes en moeders kletsten met andere moeders terwijl hun labradors met hun snuit over de grond kwispelend rondrenden, opgewonden door alle nieuwe geuren.
Audreys schouders werden neergedrukt door de spanning toen ze naar buiten keek naar deze vreemde wereld waarin iedereen behalve zij en haar kinderen thuis leek te horen. Ze wierp een bezorgde blik achterom naar de tweeling, die op de achterbank met grote ogen nieuwsgierig uit het raam zat te kijken. Leonora was doodsbang. Haar gezicht was bleek, en met witte knokkels hield ze Flap-pie stijf tegen zich aan. Alicia glimlachte gretig terwijl ze vol zelfvertrouwen het te overwinnen terrein dat zich voor haar uitstrekte in ogenschouw nam. Ze liet zich niet van de wijs brengen door de sensatie van vervreemding die haar moeder en zusje in zijn greep had. Integendeel, ze had het gevoel dat het feit dat zij anders was een troefkaart was die ze op het juiste moment zou uitspelen.
'Moet je al die leuke honden zien,' zei Audrey, wetend hoeveel Leonora van dieren hield.
'Daar staat de boom waar Caroline het over had,' zei Alicia, wijzend naar de ceder. 'Ik klim er hoger in dan wie ook.'
'Ik ben er een keer uit gevallen bij Dead Man's Drop,' zei Cicely lachend, 'maar in die tijd was ik gelukkig zo tonnetje rond dat ik vanzelf terugstuiterde.'
'En al die pony's om op te rijden,' vervolgde Audrey. 'Jij vindt pony's toch leuk, Leonora?'
'Ze zien er heel lief uit,' antwoordde ze. 'Wat een groot pand,' voegde ze eraan toe, en Audrey kromp in elkaar bij de nerveuze huivering in haar stem.
'In het zomersemester nemen ze je vroeg in de ochtend mee naar de heuvels. Het is verrukkelijk om 's ochtends vroeg in galop op hun rug te rijden. Daar boven is de ruïne van een oud kasteel en daar reden wij altijd doorheen. Ontzettend romantisch,' riep Cicely, die zich liet meeslepen door haar herinneringen.
'Ik hoop dat het binnen spookt,' zei Alicia toen ze dichter naar de ingang reden. 'Zodra ik een spook zie, schrijf ik het aan Merchi.'
Alicia haastte zich de auto uit en bleef op het gravel opgewonden naar de andere meisjes en hun ouders staan kijken. Leonora bleef naast haar moeder staan en vroeg zich af hoe ze in 's hemelsnaam hun koffers op eigen kracht naar binnen moesten krijgen. Ze zag geen andere moeder die alleen was; alle meisjes waren met allebei hun ouders gekomen. Leonora zou willen dat haar vader hier was, gekleed in tweed en corduroy net als de andere vaders. Ze merkte dat een paar meisjes vol verachting naar haar keken; ze knepen hun ogen tot spleetjes en namen haar van top tot teen op. Ze wendde zich tot haar moeder en tante. Ze voelde zich helemaal niet op haar gemak bij al die anderen en verlangde naar huis. Maar er was geen weg terug. Ze voelde dat haar keel werd dichtgeknepen van angst en als ze niet zo bang was geweest dat de andere meisjes haar zouden uitlachen om haar kinderachtigheid, zou ze haar moeders hand hebben gepakt.
'Goeie god!' riep Cicely luidkeels uit, en ze zwaaide verwoed. 'Dotty Hollinghoe, nota bene!' Audrey herkende de vrouw in een Husky en met een sjaal om haar hoofd als degene die ze bij Deben-ham & Freebody had ontmoet. Leonora herkende Caroline en kwam weer tot leven. 'Audrey, kom eens kennismaken met Dotty, we hebben samen in de klas gezeten. Goeie help, dat is eeuwen geleden!' De vrouw glimlachte haar vele tanden bloot en schoof haar dochter naar voren.
'Cicely Forrester! Wat een aangename verrassing. Hoewel ik nu Stainton-Hughes heet.'
'En ik Weatherby,' antwoordde Cicely terwijl ze haar kuste.
'We hebben elkaar al ontmoet,' zei Audrey, en ze stak haar hand uit. Hoewel ze niet warmliep voor Dorothy Stainton-Hughes, was ze enorm opgelucht dat ze iemand kenden en zich konden mengen onder alle anderen, die allemaal blij leken elkaar na de lange zomervakantie terug te zien. Ze keek toe hoe Caroline op Leonora af stapte en was het meisje diepdankbaar dat ze vriendschap wilde sluiten met haar dochter. Toen ze om zich heen keek, zag ze Alicia nergens meer.

Alicia was eraan gewend dat mensen haar aanstaarden. Ze was een knap meisje en was zich - wat ongebruikelijk was voor een kind van tien - scherp bewust van haar eigen allure en de macht die ze daardoor had. Ze beende de hal in en snoof de geur van boenwas en oud hout op als een hond die zijn nieuwe terrein verkent. Een groepje meisjes dromde samen voor een plakkaat dat bij de ingang van de grote zaal was opgehangen, waar lange tafels in een groot vierkant waren gerangschikt, al gedekt voor de maaltijd. Er dreef een geur-golf van gekookte kool naar binnen toen de deuren naar de gang en de keuken opengingen en een dikke kokkin in een wit schort en met een koksmuts op met een houten lepel in haar hand wegwaggelde de schaduwen in. Alicia voegde zich bij het groepje meisjes en zag dat ze naar een lijst namen keken die onder de met een kleur gemarkeerde namen van schrijvers stonden, zoals Shakespeare en Marlowe, Milton en Shaw. Ze zocht haar eigen naam en zag dat die onder Dickens stond vermeld. Ze wilde Leonora gaan zoeken, maar een licht tikje op haar schouder weerhield haar en ze draaide zich om.
'En wie mag jij wel zijn?' zei een lange, magere vrouw met kort zilverkleurig haar en diepliggende bruine ogen. Haar toon was gebiedend, maar vriendelijk, en Alicia besefte meteen dat dit een heel belangrijk iemand was.
'Alicia Forrester,' antwoordde ze. De dame trok haar wenkbrauwen op en knikte.
'Ah, een van de tweeling. Ik ben Diana Reid, het schoolhoofd,' zei ze, met een accent waarbij ze lettergrepen inslikte.
'Hallo,' zei Alicia brutaalweg, en ze keek haar met vaste blik aan. De hoofdonderwijzeres werd ontwapend door de zelfverzekerdheid van het kind. Dit meisje gaat nogproblemen opleveren, dacht ze bij zichzelf.
'Jij bent in Dickens ondergebracht en je zusje in Milne. Die liggen naast elkaar.'
'Zijn het slaapkamers?'
'Slaapzalen. Tien bedden in Dickens en acht in Milne. Ze kijken uit op de buxustuin. Uiterst aangenaam. Zo, en waar is je moeder?'
Alicia ging juffrouw Reid voor naar buiten, waar Audrey stond te luisteren hoe Dorothy Stainton-Hughes en Cicely herinneringen ophaalden aan hun schooltijd. Toen ze juffrouw Reid zagen, waren ze als soldaten opeens een en al aandacht en zetten ze hun beste beentje voor.
'Dotty en Cicely, jullie hebben in dezelfde klas gezeten, is het niet?' zei juffrouw Reid, en ze keek hen aan alsof ze nog steeds haar leerlingen waren. Ze lachten en knikten. 'Rijd je nog steeds paard, Cicely?'
'Niet echt nee,' antwoordde Cicely verontschuldigend.
'Wat jammer. Als ik me goed herinner, was je veelbelovend.' Vervolgens keek ze omlaag naar Alicia. 'Ik heb dit verdwaalde meisje in de hal gevonden. Bij wie hoort ze?' Audrey glimlachte en knikte.
'Bij mij. Audrey Forrester, aangenaam kennis met u te maken, juffrouw Reid,' zei Audrey, die het schoolhoofd herkende van de foto in de brochure.
'Noem me alsjeblieft Diana.' Ze bukte zich stijfjes om een smerig uitziende terriër op te pakken die met zijn nagels over haar kousen kraste. 'Dit is Midge,' zei ze. 'Midge raakt helemaal opgewonden door al die andere honden en stort straks in elkaar van uitputting. Volgens mij heeft hij nu wel genoeg gehad, is het niet, Midge?' Midge likte de neus van zijn bazinnetje en kwispelde met zijn dikke staartje.
'Dit is Leonora,' zei Audrey, die haar arm om haar dochters schouders sloeg. Leonora's wangen bloosden roze, maar het gezicht van juffrouw Reid verzachtte zich tot een vriendelijke glimlach. Ze was gewend aan nieuwe meisjes en kon zich wel iets voorstellen bij hun angst. Onder haar ijzige manier van doen schuilde een gevoelig hart.
'Ah, de andere helft van de tweeling. Waarom komen jullie niet allemaal met me mee? Dan laat ik jullie de slaapzalen zien.'
'In welke slaapzaal zijn ze ondergebracht, juffrouw Reid?' vroeg Cicely met een knipoog naar Dotty.
'Dickens en Milne.'
'O, ik heb ook in Milne gezeten!' riep Dotty opgetogen uit. 'Weet je nog, Shoddy Hambro, die verstopte haar snoepgoed altijd in het geheime holletje. Doen ze dat nog steeds?'
'Vast wel. Je moet af en toe een oogje dichtknijpen,' antwoordde het schoolhoofd terwijl ze de tandeloze grijns van de poort door stapte.
Ze volgden haar de trap aan de voorkant op, en de glanzend geboende eikenhouten treden kraakten als oude botten. Cicely vertelde dat ze vroeger altijd in de problemen kwam als ze over deze trap omhoog sloop in plaats van over de achtertrap, die voor de kinderen was. 'Van deze portretten kregen we altijd de bibbers,' zei ze lachend, 'vooral van dit.' Ze wees naar een donker schilderij van een bisschop op leeftijd wiens kille ogen hen strak aanstaarden. 'Waar je ook staat, zijn ogen kijken je altijd aan.' Toen ze de overloop op liepen, wierp Audrey een blik achterom op het schilderij en ze zag dat Cicely gelijk had: zijn blik volgde haar, zodat ze, toen ze zich omdraaide, zijn ogen nog steeds in haar rug voelde.
Diana Reid voerde hen door een reeks grote slaapzalen die ooit elegante ontvangstruimtes moesten zijn geweest met versierde marmeren schoorsteenmantels en zwaar lijstwerk aan de plafonds. De ene zaal was nog mooier dan de andere. Audrey keek naar de rijen ijzeren bedden en probeerde zich voor te stellen hoe het eruit moest hebben gezien toen het gebouw nog een particulier woonhuis was. Diana Reid bleef van tijd tot tijd staan om een ouder of een kind te begroeten en met haar resolute maar vriendelijke stem een opmerking te maken over een teddybeer die liefdevol op een kussen was gezet of om een groepje al te opgewonden meisjes die blij waren om na de lange vakantie weer terug te zijn tot bedaren te brengen. Leonora bleef dicht bij haar moeder, terwijl haar zusje vooruitstapte en zonder gewetensbezwaren vragen stelde.
Ten slotte kwamen ze in een vertrek met witte muren en hoge schuiframen die uitzagen op de buxustuin. Alicia ging op de vensterbank staan en keek omlaag naar de doolhof van buxusheggetje; die baadde in het gouden avondlicht. In het midden stond een dikke fazant in het gras te pikken. Ze dacht aan Florien en de kip ei glimlachte. Ze vroeg zich af of hij fazanten doodschoot of dat hij zi de nek omdraaide. 'Je kunt kiezen welk bed je wilt, Alicia,' zei juffrouw Reid, die nog steeds Midge onder haar arm hield.
'Dit,' antwoordde ze, en ze liet zich neer op het bed het dichtst bij het raam. 'Zo kan ik naar buiten springen als er brand is.'
'Laten we hopen dat dat niet nodig is,' zei juffrouw Reid. Ze draaide zich om naar Leonora en haar gezicht verzachtte zich. Instinctief begreep ze hoe de relatie tussen de twee meisjes in elkaar zat en ze was blij dat ze zo'n vooruitziende blik had gehad om hen op twee verschillende slaapzalen onder te brengen. Leonora stond duidelijk in de schaduw van haar zusje, die veel te veel aandacht naar zich toe trok. 'Zo, Leonora, jij slaapt hiernaast. Kom maar met me mee.' Het kind stapte naar voren en liet haar moeder bij Alicia en haar tante achter om het uitzicht te bewonderen. Juffrouw Reid liet haar Milne zien, waar de muren diep donkerbruin waren, donker van ouderdom en geurend naar de eeuwenlange invloed van de tand des tijds. 'Caroline Stainton-Hughes slaapt ook in deze slaapzaal,' zei ze terwijl ze toekeek hoe Leonora's timide gezichtje opbloeide tot een glimlachje. 'Zij kent het klappen van de zweep al, omdat ze hier twee zussen heeft. Zij zal wel op je letten, dat weet ik zeker.' Leonora mocht juffrouw Reid; ze was het soort vrouw dat respect afdwong maar wel eerlijk en vriendelijk was. Ze bezat dat zeldzame vermogen dat leraressen soms bezitten om de kinderen ertoe aan te zetten hun best voor haar te doen. Leonora wilde nu al indruk op haar maken.
Toen Audrey binnenkwam met Alicia en Cicely, deed het haar goed haar meer teerhartige dochter blij naast haar bed te zien staan praten met juffrouw Reid. 'Ziezo,' gebood het schoolhoofd, 'Bob en John zullen jullie koffers naar boven brengen en dan stel ik voor, mevrouw Forrester, dat u de meisjes hier laat om zich te installeren.' Ze trok haar wenkbrauwen naar Audrey op, waarna ze via Dickens kwiek terugliep. Cicely glimlachte bemoedigend naar haar schoonzuster. Audrey voelde dat er tranen opwelden in haar ogen en haar borst trok zich in paniek samen. Dit was het moment waar ze de afgelopen drie jaar bang voor was geweest. Ze had hiernaartoe geleefd, ze had er plannen voor gemaakt, maar ze had geen moment stilgestaan bij hoe het daarna zou zijn. Er was geen 'daarna' geweest. Ze had de moed niet gehad om het onder ogen te zien. Toen ze langs Alicia's bed liep, wierp ze een blik uit het raam. Het was nu donker en leeg, net als haar hart. Morgen zou Alicia wakker worden van het ochtendgloren aan de andere kant van ditzelfde raam. Morgen zou ze een heel nieuwe wereld te zien krijgen. Als ze heimwee had of bang was, zou ze dat alleen moeten zien te doorstaan. Toen Leonora haar hand in die van haar moeder liet glijden, dacht Audrey dat ze zou stikken van verdriet. Maar ze dwong zichzelf ertoe vrolijk te zijn. Ze kon haar kinderen niet laten merken hoe ellendig ze zich voelde, want als zij instortte, zouden zij vast volgen. 'Goed,' zei ze, en ze imiteerde de manier van spreken van het schoolhoofd. 'Laten we Bob en John gaan zoeken.' Audrey keek glimlachend omlaag naar Leonora, maar die was te verbijsterd om terug te glimlachen. De werkelijkheid van haar situatie begon langzaam tot haar door te dringen: haar moeder liet haar hier achter te midden van al die vreemde mensen in dit angstaanjagende oude gebouw. Ze verstevigde haar greep en liep zwijgend de trap af.
Toen ze weer buiten kwamen, was het koud geworden. Juffrouw Reid was nergens meer te zien, maar bij de auto stonden twee stevig gebouwde mannen in overalls te wachten. Leonora zag een paar ouders wegrijden over de oprijlaan, het licht van de koplampen verzwolg het donker van de avond. Ze onderdrukte haar angst door met haar ogen te knipperen en bleef op haar nagels staan bijten terwijl haar moeder de kofferbak openmaakte en Bob en John de koffers liet zien. 'De eerste nacht is de ergste,' zei tante Cicely vriendelijk tegen Leonora. 'Maar morgen zul je het allemaal zo opwindend vinden dat je nog amper tijd hebt om aan thuis te denken. Je gaat paardrijden, korfballen en hutten bouwen in de laan met kastanjebomen die ze Kastanjedorp noemen. Er valt genoeg te doen. Je krijgt het nog druk. Maar vergeet alleen niet ons te schrijven, wil je? Je moeder zal willen weten hoe jullie het maken. Wij schrijven ook naar jullie.' Ze legde niet haar arm om de schouder van haar nichtje, omdat ze instinctief aanvoelde dat ze dan zou bezwijken. Ze wierp een blik op Alicia, die ongeduldig van de ene voet op de andere hipte, alsof ze graag wilde dat haar moeder en tante vertrokken. Cicely hoopte dat Audrey het afscheid niet zou rekken. Dat zou het alleen maar erger maken.
'Nou, lieverds, we moesten maar eens gaan,' zei Audrey in een verwoede poging te verhullen hoe ellendig ze zich voelde. Maar Leonora liet zich niets wijsmaken; ze hoorde het trillen in haar moeders stem en barstte in tranen uit.
'Ik wil niet dat je me hier achterlaat,' snikte ze, en ze klemde Flappie tegen haar borst. Haar schouders gingen op en neer terwij] haar ademhaling overging in gehijg. 'Laat me hier niet achter, mama.'
Audrey trok het kind in haar armen en hield haar zo stijf vast dal ze bang was dat ze haar zou smoren. 'Als je gewend bent, komt het wel in orde. Afscheid nemen is het moeilijkste onderdeel,' troostte ze, en ze veegde haar eigen tranen af die op haar dochters jas vielen. Leonora voelde zich wanhopig klein en kwetsbaar in haar omhelzing, en Audrey kon zich er met moeite van weerhouden haar de auto in te trekken en mee naar huis te nemen.
'Maak je maar geen zorgen, mama, ik let wel op haar,' zei Alicia, met een ondertoon van ongeduld in haar stem. 'Als jullie weg zijn, komt het wel goed.' Audrey probeerde zich los te maken, maar Leonora hield zich uit alle macht aan haar vast.
'Ik vind het niet leuk, mama. Neem me alsjeblieft mee naar huis!' smeekte ze met een stem die hees was van angst. 'Neem me mee naar huis!'
'Over twee weken komen jullie een weekend logeren. Dat duurt niet lang meer, toch?' Maar niets kon Leonora troosten, en ze huilde nu zo heftig dat ze geen woord meer kon uitbrengen.
'Je moet haar laten gaan,' zei Cicely, die Audreys arm aanraakte. 'Zo maak je het alleen maar erger.' Audrey wrong de armen van haar dochter los, maar hield nog steeds haar kleine hand vast terwijl ze Alicia kuste.
'Zorg maar goed voor haar,' zei ze op wanhopige toon. 'Ze heeft je nu harder nodig dan ooit.'
'Dat zal ik doen,' antwoordde Alicia, zoekend naar Leonora's andere hand, waarmee ze Flappie nog steeds stijf vasthield. 'Kom, Leo, zo erg is het niet. Het wordt hartstikke leuk.'
Audrey maakte zich uit de voeten zonder nog om te kijken. Als ze dat had gedaan, zou ze hebben gezien hoe Leonora's verloren gezichtje haar ongelovig aankeek toen de auto wegreed over het gravel. In plaats daarvan wierp ze haar hoofd achterover tegen de stoelleuning en huilde. 'Hoe heb ik mijn dochter zo'n pijn kunnen doen? Ik ben een monster,' jammerde ze. Cicely's ogen vulden zich met tranen en ze herinnerde zich haar eerste nacht in Colehurst House. De eenzaamheid en leegheid waren dingen die ze haar leven lang niet zou vergeten. Hoewel ze na verloop van tijd veel van deze plek was gaan houden, was niets te vergelijken met die eerste nacht.

Alicia sloeg haar arm om haar zusje heen en leidde haar naar binnen. De oudere meisjes keken haar nieuwsgierig en gefascineerd aan, terwijl de jongere op hun lip beten om zich niet in haar ellende te laten meeslepen. Ook zij misten hun ouders en zouden het liefst willen huilen. Leonora sloeg hen allemaal met angst en beven gade, met een blik die was omfloerst door tranen.
In het huis was het een drukte van belang vanwege alle kinderen. Het weergalmde van gelach, maar toch had Leonora zich nog nooit van haar leven zo eenzaam gevoeld. Het was net een nachtmerrie, maar alleen was ze wakker en was haar moeder nu ver weg. Ze wilde zich oprollen tot een strakke bal, net als een egel, en iedereen prikken die te dicht bij haar kwam. Alicia probeerde haar te troosten, maar haar woorden konden haar moeder niet terugbrengen, en ze konden ook niet het diepe gevoel van afwijzing verzachten dat stak als een verse wond. Ze liep als een slaapwandelaar achter Alicia aan de trappen op en hield haar hand stijf vast uit angst dat zij, als ze haar zou loslaten, ook zou verdwijnen, en dan zou ze pas echt alleen zijn - een lammetje op een veld vol met leeuwen.
Toen ze in Milne kwamen, stond een grote groep meisjes hen op te wachten naast Leonora's bed. Ze vielen stil zodra de tweeling binnenkwam, en zelfs Alicia's hart sloeg op dat moment een slag over. Omdat ze nu in het tweede jaar zaten, kenden alle meisjes van hun leeftijd elkaar. Leonora en Alicia huiverden, omdat ze vijandigheid verwachtten. Maar tot hun verrassing glimlachten de meisjes en haastten zich naar hen toe met gezichten die een en al medeleven uitstraalden. Juffrouw Reid had uitgelegd dat Alicia en Leono-ra uit een land heel ver weg waren gekomen en dat er goed voor hen gezorgd moest worden. Dus verslonden de meisjes hen met hun blikken alsof ze wezens uit een andere wereld waren, en ze overstelpten hen met vragen, en omdat Leonora klein was en trilde, namen de oudere meisjes haar apart van haar zusje en bemoederden haar. Alicia vond het maar wat prettig en verdween opgelucht naar de belendende zaal.
Een meisje met een langgerekt gezicht en sproeten ging naast Leonora op haar bed zitten en sloeg haar arm om haar schouders. 'Ik ben Toadie Martin - Victoria, eigenlijk, maar iedereen noemt me Toadie,' zei ze. 'Ik ben je schaduw, en ik slaap vlakbij in de slaapzaal verderop in de gang die Byron heet. Dus als je ergens mee zit, kun je daar naar me toe komen. Ik zit een klas boger dan jij.' Ze sloeg de snuffende Leonora gade en klopte haar op haar rug. 'Arme meid. De eerste keer hebben we ons allemaal zo gevoeld, maar het wordt wel beter. Elke dag wordt het iets gemakkelijker, en je bent niet alleen, want wij zijn hier ook allemaal en we zullen voor je zorgen.' Leonora snufte en droogde haar tranen aan Flappies zachte vacht. Heel langzaam begon ze zich een beetje beter te voelen.
Alicia kwam terug uit Dickens met een grote pot in haar handen en een brede grijns op haar gezicht. 'Wie heeft er zin in een lepel dulce de leche?'

Omdat het donker was en de weg naar huis lang was, en omdat ze zich zo ellendig voelde, nam Audrey Cicely in vertrouwen. 'Ik heb hier met Cecil woorden over gehad,' legde ze uit. Uit loyaliteit en plichtsgevoel had ze nog nooit aan iemand verteld hoeveel wrok ze jegens haar echtgenoot voelde, zelfs niet aan haar moeder of aan tante Edna, die het begrepen zouden hebben. Maar nu Cecil ver weg was en ze de kostschool met eigen ogen had gezien, voelde ze die loyaliteit wankelen als een verzwakte eikenboom in een woeste wind. 'Alicia moest van school omdat haar leraren haar niet aankonden. Het was niet zo heel erg, want er zijn ook andere goede scholen in Buenos Aires. Leonora vond het er heerlijk; ze was er dolgelukkig. Toen kwam Cecil opeens op het idee om hen hier op school te doen. Ik bestierf het bijna. Stel je maar voor. Wat heb ik nu nog om voor naar huis te gaan?'
'Je man,' antwoordde Cicely ferm. 'Je kunt je hierdoor niet uit het veld laten slaan, Audrey. Je kunt je leven niet helemaal aan je kinderen wijden, want op een dag trouwen ze en hebben ze zelf kinderen, en wat moet jij dan beginnen?'
'Dan zou ik oma zijn,' merkte ze eenvoudigweg op.
'Dat bedoel ik niet.'
'Ik heb nog amper een relatie met hem. Hoe kan ik van iemand houden die zo ongevoelig en zo wreed is? Hij heeft me mijn kinderen ontnomen.'
'Zo zit het niet,' zei Cicely, om haar broer te verdedigen. 'Je vindt het moeilijk te begrijpen omdat jij hier niet bent opgegroeid. Maar wij Engelsen geloven echt dat kostschool de beste vorming biedt die je je maar kunt voorstellen. Het hoort bij de cultuur hier, dus niemand zet er vraagtekens bij. Natuurlijk miste ik op de eerste dag mijn ouders ook, net als Leonora. Maar daarna ging ik het heerlijk vinden en dacht ik nog amper aan hen. Cecil heeft op Eton gezeten, en ik betwijfel of hij ooit heimwee heeft gehad. Hij denkt aan zijn dochters, en is van mening, dat weet ik zeker, dat hij hun hiermee de best mogelijke start in het leven geeft.'
'Hij kan niet van hen houden zoals ik van hen hou.' Audrey keek opzij naar Cicely's profiel en wist zeker dat ze gevoelig genoeg was om de situatie van twee kanten te kunnen bekijken.
'Cecil is heel Engels,' zei ze na een korte stilte. 'Hij is net zo rechtschapen en correct als papa. Hij is niet opgevoed om zijn emoties te tonen. Maar dat betekent niet dat hij niet in staat is liefde te voelen. Ik wil wedden dat hij net zoveel van zijn dochters houdt als jij. Hij is alleen bereid zijn vreugde op te offeren voor hun toekomst. Snap je dat dan niet? Hij is een Engelsman, en dat zal hij altijd blijven.'
'En Louis? Is hij ook een Engelsman?'
Cicely's mond vertrok terwijl ze haar blik liet rusten op de weg die voor hen lag. 'Die bevindt zich in een cultureel niemandsland,' antwoordde ze, en ze grinnikte.
'Dus als hij kinderen zou hebben...'
'Hij krijgt nooit kinderen,' onderbrak ze Audrey strak. 'Die lieve Louis zal zich nooit settelen en een gezin beginnen. Hij is een wezen van de natuur, net als de bomen en de wind. Stormachtig, impulsief, irrationeel. Je weet nooit wat hij het volgende moment gaat doen, en dat heeft ook nog nooit iemand geweten. Als Cecil te koud is, dan is Louis te warm, maar dat is...' - ze zocht even naar een passende vergelijking -'... hetzelfde als een paard met een ezel vergelijken.'
'Hoe kun je nou zo over Louis praten?' Audrey hapte verbijsterd naar adem. 'Hij heeft tien keer zoveel talent als Cecil,' barstte ze hartstochtelijk uit. Nu was het Cicely's beurt om verbijsterd te zijn. Audrey remde zichzelf af en voegde er snel aan toe: 'Cecil kan geen noot spelen - en trouwens, hij is heel wat eleganter dan een paard. Hij lijkt meer op een Deense dog.' Het was een niet geheel geslaagde poging om de balans in het voordeel van haar man te laten doorslaan, maar Cicely was niet gek. Ze bleef naar de weg die voor hen lag staren.
'Ik weet niet waar Louis zijn gave vandaan heeft, maar in elk geval niet van deze aarde,' zei ze, hopend dat Audreys heftigheid zou zijn ingegeven door gedachten aan haar zusje. Toen reikte ze over de versnellingspook heen en raakte Audreys hand aan. 'Neem het Cecil niet kwalijk, Audrey. Hij geeft de tweeling een toekomst. Jouw toekomst is met hém samen, vergeet dat niet.'
Audrey staarde somber voor zich uit en stelde zich voor hoe Ce-cils gezicht eruit zou zien als het ouder werd. Opeens leek het leven pijnlijk lang, met weinig respijt. Ze dacht aan haar dochters, die nu naar bed gingen in dat knarsende oude huis, en haar maag draaide zich om.
Waarom werd iedereen van wie ze hield toch van haar afgenomen? Eerst Isla, toen Louis, en nu haar dochters. Ze voelde zich alleen en stuurloos, en niet in staat de loop van haar eigen levenslot om te buigen.