Hoofdstuk 26

Toen Cecil die avond thuiskwam en naar de whiskykaraf reikte, kuste hij zijn vrouw op haar koele wang zonder te weten dat hij haar bijna kwijt was geraakt. 'Waar is Louis?' vroeg hij, want hij was eraan gewend geraakt dat Louis als hij thuiskwam piano zat te spelen, en dat de wangen van zijn vrouw gloeiden van nauwverholen enthousiasme. Nu pas merkte Audrey de bitterheid in zijn stem
'Hij is vertrokken,' antwoordde ze, en ze pakte een tijdschrift op en liep naar de deur die uitkwam op de tuin. Cecil kwam achter haar aan.
'Hoe bedoel je, vertrokken?' vroeg hij, met het idee dat hij naar de club was gegaan om daar te verblijven.
'Hij is teruggegaan naar Engeland.' Ze slikte en haalde diep adem. Ze had de hele dag gehuild. Had gehoopt eerst dat hij naar haar terug zou komen, was vervolgens van gedachten veranderd en had gehoopt dat hij in het vliegtuig was gestapt en was vertrokken. Pas na een lang bad had ze zichzelf weer in de hand gekregen, klaar om haar man tegemoet te treden, en de eerste dag van de rest van haar leven.
'Hij heeft niet eens afscheid genomen,' stamelde hij. De alcohol was al begonnen de welsprekendheid aan te tasten waarom hij ooit zo was bewonderd.
'O, jawel hoor. Ik heb hem Flappie gegeven om die naar Leonora te brengen,' antwoordde ze terwijl ze probeerde nonchalant te klinken - probeerde de wanhoopskreet in haar stem te smoren. Ze liep de zonneschijn in en begon dode bloemhoofdjes af te knijpen en draaide haar gezicht zo dat hij het niet kon zien.
'Ah, die heb je dus gevonden. Dat is fijn om te horen.'
'Ja, Leonora zal wel dolblij zijn.'
'Ik vraag me af waarom hij er zo plotseling vandoor is gegaan,' zei Cecil peinzend terwijl hij plaatsnam op het terras.
'Jij kent je broer beter dan ik,' antwoordde ze. 'De vorige keer was hij ook opeens weg.' Cecil verstrakte en vernauwde zijn ogen tot spleetjes terwijl hij toekeek hoe ze treurig als een schim door de tuin dwaalde.
'Ik begrijp het,' zei hij. Zijn stem was een diepe grom. Hij dronk zijn glas leeg. 'Ik ga er maar van uit dat we hem een poos niet zullen zien.' Audrey knipperde een traan weg. Ze was nu niet in staat een woord uit te brengen. Om te vermijden dat ze verder nog iets moest zeggen, liep ze van hem weg naar de overkant van de tuin, waar ze bleef staan om dode bloemen weg te halen op een plek waar helemaal geen bloemen waren, alleen maar varens en altijdgroene struiken. Cecil was opgestaan en had zich teruggetrokken in huis. Ze was opgelucht dat hij haar alleen had gelaten.
Het was geen toeval; door zijn waas van dronkenschap heen besefte Cecil dat hij een heleboel had om dankbaar voor te zijn.

Tante Edna was de eerste die langskwam toen het nieuws van Louis' plotselinge vertrek zich ook dit keer door de gemeenschap had verspreid. Het was laat op de avond en Audrey maakte zich klaar om vroeg naar bed te gaan. Haar tantes plotselinge verschijning verraste haar evenzeer als Cecil. 'Waaraan hebben we het genoegen te danken?' vroeg hij, en zijn rode gezicht plooide zich in een losse glimlach.
'Waar is Audrey?' vroeg ze hees, omdat ze uit Cecils staat van dronkenschap opmaakte dat ze er zoals ze had gedreigd met Louis vandoor moest zijn gegaan.
'Boven, ze maakt zich klaar om te gaan slapen. Ze is moe en mist de tweeling,' verklaarde hij vlak.
'Aha.' Opgelucht ademde ze diep in. 'Dan ga ik maar eens bij haar kijken.'
'Zoals u wilt. Ze zal vanavond wel niet erg mededeelzaam zijn, vrees ik. Ze heeft het helemaal gehad voor vandaag.' Tante Edna merkte de ondertoon van woede in zijn stem op en vroeg zich af hoeveel hij wist.
Ze trof Audrey in haar kamer, zittend op de vensterbank terwijl ze met lege ogen uitstaarde over de tuin. Ze haastte zich naar haar toe en trok haar trillende nichtje in haar armen. 'Lieve kind,' zei ze zachtjes, en ze drukte haar dicht tegen zich aan. 'Ik weet hoeveel pijn het doet, maar je hebt gedaan wat goed was. Je bent heel, heel dapper. Niemand anders dan ik weet hoe moedig en dapper je bent geweest.' Audrey begroef haar gezicht tegen haar tantes boezem en snikte. 'Het zal nog wel een poosje pijn blijven doen, maar mettertijd gaat die pijn wel over en voel je er niet meer van dan doffe steken. Mijn hart hunkert nog steeds naar Harry. Maar ik lijd er niet langer onder.'
'Wat heeft het voor zin om te leven zonder liefde?' vroeg ze fluisterend. 'Wat heeft het allemaal voor zin?'
'Je hebt je kinderen om van te houden.'
'Maar die zijn niet hier.' Haar stem was amper verstaanbaar.
'Je gaat hen opzoeken.'
'Ach, een paar weken hier en een paar weken daar? Tot wie moeten ze zich wenden als ze zich ongelukkig voelen? Met wie moeten ze praten over hun angsten en zorgen? Iemand zal mijn plaats in hun leven innemen. Wat heb je eraan om kinderen te hebben als je hen niet kunt koesteren?'
'Audrey, dit is mallepraat. Je moet je vermannen.' Tante Edna pakte haar bij haar armen vast en keek haar strak aan.
'Dat kan ik niet.' Audrey keek in haar tantes meelevende oude ogen. 'Ik kan het gewoon niet.'
'Ik weet dat je nog steeds om Cecil geeft. Ook al realiseer je het je niet. Lieve kind, hij houdt zoveel van je. Moet je hem zien. Moet je zien wat je hem hebt aangedaan. Hij drinkt te veel. Hij raakt zijn zelfvertrouwen kwijt. Hij was vroeger zo'n levenslustige jongeman. Hij heeft je nodig. Snap je dat dan niet?'
'Hij heeft me van zich af geduwd.'
'Je moet er je best voor doen. Jullie zijn voor het leven bij elkaar.' Audrey kreunde en liet haar hoofd hangen. 'Vergeet niet het aloude cliché "Het is beter te hebben liefgehad en te hebben verloren dan helemaal nooit te hebben liefgehad". Ik had liever acht jaar gekregen om van Harry te houden dan een heel leven zonder dat er een speciaal iemand zou zijn geweest. Jij hebt iets unieks meegemaakt en je hebt volop liefgehad. We kunnen niet altijd alles hebben. Wees dankbaar voor je kinderen; sommige vrouwen kunnen niet eens kinderen krijgen, andere verliezen ze, zoals je moeder Isla. Richt je niet op wat je bent kwijtgeraakt, maar onthoud wat je hebt en hou je daaraan vast.' Haar gezicht verzachtte zich in een meelevende glimlach. 'Je kunt je ofwel ellendig gaan zitten voelen, ofwel het beste zien te maken van wat je is toebedeeld. De keus is aan jou. Vandaag heb je gedaan wat goed was, en mettertijd zul je daarvan overtuigd raken. Morgen moet je er een begin mee maken je huwelijk weer op de rails te krijgen en Louis achter je te laten.'
Maar Audreys emoties waren te rauw om over haar huwelijk na te kunnen denken, en het was nog te vroeg om Louis achter zich te laten. Toen haar tante was weggegaan, kroop ze weg onder de lakens en viel in slaap.

Het was donker toen Cecil zijn kleedkamer in kwam. Hij knipte het licht aan en deed de deur zachtjes achter zich dicht om zijn vrouw niet wakker te maken, die in de belendende kamer sliep. Hij liep naar de kast. Toen hij zichzelf zag in de grote ovale spiegel, wreef hij ontzet over zijn kin. Hij zag er oud en sjofel uit. Zijn oogleden hingen en het wit was dof en gelig geworden. Zijn huid was grof en voelde stug aan en zijn mond was vertrokken in een permanente grimas. Hij zag er niet best uit. Hij zuchtte en pakte de in leer gebonden bijbel op waartoe hij de laatste tijd zijn toevlucht nam. Vervolgens opende hij een van de laden onder de spiegel en haalde er een kleine sleutel uit. Cecil was verschrikkelijk netjes en alles had zijn vaste plaats. Ten slotte pakte hij het notenhouten kistje waarin hij belangrijke spulletjes bewaarde en hij liep naar de fauteuil, waarin hij ging zitten. Hij sloeg de bijbel open op de plek die gemarkeerd was met een goudkleurig leeslint en begon te lezen. Hij las tot in de kleine uurtjes, en bij elk vers klaarde zijn stemming verder op en voelde hij zich meer gesterkt. Maar er was één vers in het bijzonder dat hem peinzend over zijn kin deed wrijven, diep deed zuchten en hem ertoe bracht de afgelopen tien jaar van zijn leven objectief te beschouwen. Dat vers sprak hem meer dan alle andere aan en bleef hem bij, zodat het een mantra werd die hij bij zichzelf stilletjes keer op keer herhaalde. Toen de dageraad de hemel kleurde en het gezang van vogels door de lucht danste ten teken dat er een nieuwe dag aanbrak, draaide hij het sleuteltje van het notenhouten kistje om en haalde er een opgevouwen vel papier uit. Hij vouwde het open en zijn ogen gleden over wat erop geschreven stond. De inkt van Louis' pen was in de loop der jaren een beetje verbleekt, maar zijn woorden hadden niets van hun kracht verloren. Cecil pakte een pen en schreef het bijbelvers over; hij schreef het onder aan het blad. Hij bleef er even naar zitten kijken, waarna hij het vel opvouwde en het weer in het notenhouten kistje opborg. Hij sloot het af en legde de sleutel op zijn plek.

De daaropvolgende weken gingen langzaam voorbij. Audrey vond troost in de dagelijkse routine van het huiselijk leven. Ze bedacht allerlei karweitjes om de lege uren door te komen. De tijd sleepte zich voort alsof de wijzers van de klok waren verzwaard met verdriet, en de hemel werd grauw en stormachtig, en overgoot de vlakte eronder met een stortvloed van regen. De vochtigheid was drukkend. Ze zweette haar pijn en frustratie uit toen ze al haar energie aanwendde om het zilver en koper te poetsen, oude kasten leeg te halen en alle kleren die ze in de loop der jaren had vergaard maar nooit droeg in dozen met het opschrift leger des heils te doen. Vervolgens ging ze naar de kapper en liet haar weelderige krullen kortknippen.
Ten slotte speelde ze De Vergeet mij niet-sonate voor de laatste keer. Met de plechtigheid van een ritueel dat alleen zij kende, trok ze de pianokruk naar achteren, ging zitten, deed het pianodeksel omhoog en liet haar vingers licht op de toetsen rusten. Ze sloot haar ogen en haalde drie keer diep adem. Bij elke uitademing voelde ze dat de spanning zijn ketenen losser maakte en haar althans van de lichamelijke symptomen van een gebroken geest bevrijdde. De emotionele wonden zouden echter nooit helen. Langzaam begonnen haar vingers over de toetsen te bewegen.
Voor haar geestesoog zag ze zichzelf als jong meisje, toen de liefde zijn honingzoete hechtranken om haar hart had gewikkeld en haar voor de eerste en laatste keer had verstrikt. Ze zag Louis' knappe gezicht voor zich, en de kwetsbaarheid achter zijn ogen die in tegenspraak was met het zelfvertrouwen dat zijn gezicht uitstraalde. Ze stelde zich zijn brede en hartveroverende glimlach voor, voordat teleurstelling zijn vreugde en zijn hoop had uitgewist, en gaf zich weer over aan zijn kus, die de materiële wereld deed wegsmelten en haar meevoerde naar een onstoffelijk rijk van gedeelde dromen. Toen ze weer was ontwaakt uit haar plechtige meditatie sloot ze de pianoklep. 'Laat hem nu maar verstoffen,' zei ze bij zichzelf. 'Want ik zal nooit meer spelen.'

Net toen Audrey geloofde dat ze nooit meer te voorschijn zou komen uit haar donkere tunnel van wanhoop, wierp het lot haar een geschenk in de schoot dat ze nooit had kunnen voorzien: Louis' kind. Toen ze ontdekte dat ze zwanger was, legde ze haar hand op haar buik en met een schaamteloosheid die helemaal niets voor haar was, opende haar gezicht zich tot een brede en tedere glimlach, en haar geest, die tevoren zo doods was geweest, kwam weer tot leven en huiverde van opwinding. Er groeide een stukje van Louis in haar. Een deel van hem zou altijd bij haar zijn, en als het God behaagde zou niets het van haar af kunnen nemen. Dit kind zou niet de oceaan over worden gestuurd om gevormd te worden. Dat lesje had ze wel geleerd. Ze zou het niet toestaan. Dit kind, dat was geconcipieerd vanuit de allerzuiverste liefde die op aarde mogelijk was, zou speciaal zijn. God was zo genadig geweest haar weer een toekomst te geven. Een toekomst die overvloeide van vreugde. Ze staarde niet langer in een afgrond, maar naar een weidse horizon van eindeloze mogelijkheden. Het zal een meisje worden, zei ze bij zichzelf, en ik zal haar Grace noemen.
Pas nadat ze zich enige tijd had overgegeven aan een overpeinzing van de wonderlijke wegen van het lot, dacht ze aan haar echtgenoot. Haar glimlachende gezicht vertrok zich tot een bezorgde frons toen ze probeerde te bedenken wat ze tegen hem zou gaan zeggen. Ze zou hem de volle waarheid moeten vertellen; daar viel niet aan te ontkomen. Hij zou weten dat het kind niet van hem was, en ze kon het niet aan onbevlekte ontvangenis toeschrijven. Ze was doodsbang. Niet voor zijn afwijzing of zijn toorn, maar omdat ze hem niet wilde kwetsen.
Het was laat toen Cecil thuiskwam. Hij was moe en zijn schouders hingen toen hij het pad naar de voordeur op liep. Audrey was zo opgegaan in haar eigen zorgen dat ze geen aandacht had gehad voor de zijne. Hij zag er doodmoe en terneergeslagen uit, en haar hart ging naar hem uit. Ze stond in de hal op haar nagels te bijten toen hij binnenkwam. Zijn gezicht veranderde niet van uitdrukking. Hij keek haar alleen maar onbewogen aan, alsof hij er genoeg van had haar te beminnen en niet op zijn beurt bemind te worden. Alsof hij er genoeg van had om pogingen te wagen.
'We moeten praten,' zei ze.
'Goed,' antwoordde hij op berustende toon. Als ze zou gaan aankondigen dat ze bij hem weg zou gaan, zou dat hem niets verbazen. Hij liep achter haar aan naar de zitkamer en reikte zoals elke avond naar de whisky, zich amper bewust van wat hij deed, en zeer zeker niet in staat om, als hij het al had gewild, die gewoonte te veranderen. Hij zonk neer in een fauteuil en nam een slok uit zijn glas. 'En, waar wilde je het over hebben?' Audrey zuchtte. Ze wist niet hoe ze het op een leuke manier moest brengen, hoe ze zo'n zware klap kon verzachten.
'Ik verwacht een kind,' verklaarde ze emotieloos. Hij bleef haar een hele poos aankijken en liet niets van zijn gevoelens blijken, behalve dat zijn wangen rood kleurden alsof ze door een insect waren gestoken.
'Zo.. .' zei hij uiteindelijk.
'Ik ben je een verklaring schuldig,' begon ze.
'Er valt niets te verklaren, Audrey.' Hij stak zijn hand op en gebaarde haar te zwijgen. Ze gehoorzaamde zonder te protesteren en keek toe toen hij opstond en tegen de schoorsteenmantel leunde, boven de lege haard. Hij staarde in de schaduwen, herinnerde zich het bijbelvers en dat hij daar kracht uit had geput. Nu stond hij tegenover de onvermijdelijke realiteit van Audreys verhouding met zijn broer. Zijn verdenkingen waren al die tijd gegrond geweest. Maar ze was niet bij hem weggegaan; om de een of andere reden had ze Louis laten gaan. Met een huivering dacht hij terug aan die ochtend jaren geleden, toen hij had ontdekt dat Louis met de noorderzon was vertrokken, en het briefje dat hij had geschreven. Dit was dé gelegenheid om goed te maken wat hij zelf verkeerd had gedaan en het schuldgevoel te verzachten dat al die tijd aan hem had geknaagd. Audrey had hem op een tweesprong geplaatst. Hij kon het huidige pad blijven volgen met haar en de baby, of hij kon bij haar weggaan en alleen verdergaan. Hij had een keus. Maar er viel geen beslissing te nemen, want Cecils nobele inborst liet zich nu gelden. Hij maakte zich los van de schoorsteenmantel en trok zijn schouders naar achteren. Hij voelde zich krachtig - zoals je je krachtig voelt wanneer je daden onzelfzuchtig en barmhartig zijn. 'Wij verwachten weer een kind. We zijn waarlijk gezegend,' zei hij ten slotte, en hij draaide zich naar haar om met ogen die straalden van vastberadenheid. Terwijl Audrey hem met haar ogen knipperend in verwarring aankeek, liep hij naar haar toe, bukte zich en gaf haar een zoen. Ze kromp in elkaar en hield haar adem in; de hele tijd staarde ze hem verbijsterd aan en ze wist niet hoe ze moest reageren. 'Heb je je moeder al gebeld?' Ze slikte moeizaam en probeerde zichzelf in de hand te krijgen. Maar opeens werd ze overspoeld door schaamte en ze barstte in snikken uit. Ze schudde haar hoofd. 'Maak je maar niet druk, Audrey, een kind is een geschenk. Dit is geen moment voor tranen, maar voor vreugde.'
'Neem me niet kwalijk,' stamelde ze. Maar hij deed alsof hij haar niet had gehoord.
'Ik stel voor dat je meteen je moeder belt, zodat we haar het goede nieuws kunnen vertellen.'
'Maar, Cecil...' Ze deed een hernieuwde poging om het hem uit te leggen.
'En we moeten de tweeling laten weten dat ze een broertje of zusje krijgen. Ik weet zeker dat ze dat enig zullen vinden, of althans Leonora.' Audrey wist dat het geen zin had om tegen hem in te gaan, dus leunde ze achterover tegen de kussens en veegde met de mouw van haar blouse haar tranen af. 'Hoe voel je je?' vroeg hij.
'Verschrikkelijk,' antwoordde ze, en ze snufte.
'Ik bedoel lichamelijk.'
'Ik ben niet misselijk, Cecil. Alleen mijn ziel is misselijk.'
'Waarom ga je niet vroeg naar bed? Dan slaap ik in mijn kleedkamer. Morgen voel je wel weer beter.' Hij liep naar de deur, draaide zich toen om en keek haar met zijn doffe ogen, die ooit hadden gesprankeld van liefde, aan. 'Sommige dingen zijn te pijnlijk om onder ogen te zien, Audrey. Dus als iedereen maar hard genoeg zijn best doet om te doen alsof, zou je jezelf kunnen laten wijsmaken dat ze nooit gebeurd zijn.' Hij hief zijn kin en vervolgde op heel kalme toon: 'Je draagt mijn kind, Audrey. Verder is er niets te bespreken. Het is óns kind, en we zullen het samen grootbrengen. Ik wil het hier nooit meer over hebben, nooit meer. En ik wil mijn broer nooit meer zien, noch in deze wereld noch in die hierna.' Audrey zag hem de deur uit lopen en herinnerde zich opeens dat ze moest ademen.
Ze wist niet of ze ooit van haar man zou houden, maar vanaf dat moment had ze wel heel veel bewondering voor hem. Hij moest al die tijd van haar verhouding hebben geweten. Hij had haar er nooit op aangesproken. Hij had zijn broer altijd hoffelijk behandeld. Nu had hij het nobelste gedaan wat wie dan ook ooit had gedaan: hij had ervoor gekozen het kind van Louis groot te brengen als zijn eigen kind. Audrey moest weer huilen, maar dit keer was het van dankbaarheid.

Grace werd geboren in het ziekenhuis van de Kleine Congregatie van Maria in de stad, evenals haar zusjes en haar moeder vóór haar. Maar anders dan alle andere baby's die de dokter ooit had gezien, kwam Grace ter wereld met een glimlach om haar mooie roze lipjes en een wetende blik in haar wijze ogen - de ogen van een oude vrouw die alles heeft gezien wat de wereld te bieden heeft. Ze zette geen keel op zoals Alicia, of jammerde niet zoals Leonora; ze keek slechts haar moeder nieuwsgierig aan en bracht haar witte handje omhoog om haar gezicht aan te raken. Audrey nam het handje in de hare en kuste het terwijl de tranen haar over de wangen stroomden en van haar kin op het lijfje van haar pasgeboren baby drupten. 'Zal ik uw man binnenroepen?' vroeg de dokter. Maar Audrey schudde haar hoofd.
'Ik wil graag even met Grace alleen zijn,' zei ze. 'Een paar minuutjes maar, en dan kunt u hem roepen.' De dokter liet haar achter zittend in haar bed, en ze was als betoverd door de trekken van haar kind, die een volmaakte weerspiegeling waren van die van de man van wie ze hield. 'Je bent specialer voor me dan wie ook ter wereld,' fluisterde ze, en het kind keek tevreden met haar oogjes knipperend naar haar op. 'Je zult nooit weten wie je echte vader is, maar dat doet er niet toe, want je lieve geest maakt deel uit van de zijne en dat zal altijd zo zijn. Je zult de nagedachtenis aan hem meedragen in je glimlach en in je ogen, die zo op de zijne lijken, en je zult gelukkig worden, want ik zal uit ons beider naam van je houden. Uit ons beider naam, lieveling. En Cecil zal ook van je houden, op zijn eigen manier. Ik zal je nooit teleurstellen, Grace, of je in de steek laten zoals ik je vader en je halfzusjes in de steek heb gelaten. Dat beloof ik je.'
Toen Cecil de baby zag, merkte hij onmiddellijk op dat ze sterk op Louis leek, en hij besefte ook dat de kleine Grace altijd een vreemde voor hem zou blijven, evenals haar vader. Grace had dezelfde verre blik in haar ogen, en nog iets anders, iets wat Louis nooit had bezeten: een wetende blik die tamelijk onthutsend was, alsof ze regelrecht in zijn ziel keek. Cecil schudde zijn hoofd en grinnikte luid. Hoe kon een baby die nog maar amper twintig minuten oud was, met zoveel bewustzijn zijn begiftigd? Dat was onmogelijk, hij leek wel gek om zoiets te denken. Hij trok zich van haar terug en keek naar zijn vrouw. Ze glimlachte hem aarzelend toe, maar Cecil beantwoordde haar glimlach niet. Hij vroeg haar hoe ze zich voelde en ging haar moeder bellen. Hij hield nog steeds zielsveel van Audrey, maar ze had zijn vertrouwen geheel en al beschaamd en had de spot gedreven met zijn genegenheid voor haar. Wat hem het meest dwarszat was de vraag die nu knaagde aan zijn hart: had ze ooit wel van hem gehouden? Hij durfde het haar niet te vragen, voor het geval ze hem zou bekennen dat dat nooit het geval was geweest.

Grace was inderdaad een bijzonder meisje. Alicia en Leonora keerden maar eenmaal per jaar naar Argentinië terug om Kerstmis te vieren, zodat hun kleine zusje vrijwel als enig kind opgroeide, verwend en aanbeden door haar moeder en getolereerd door haar vader, verwend door haar grootmoeder en oudtante Edna, die dolblij waren dat ze weer een kind hadden om van te houden. Naarmate Grace opgroeide tot een bevallig, etherisch meisje, met het lange witte haar van een engel en de lichtvoetige tred van een tuingeest, raakte Alicia steeds meer gepikeerd over haar charme en koeioneerde ze haar, maar anders dan Leonora reageerde Grace met veerkracht op haar gehoon. Ze schonk haar zusje eenvoudigweg een meelijwekkende glimlach, alsof ze in de donkere hoekjes van haar geest kon kijken en de problemen die voor hen lagen kon voorzien. Leonora wilde van haar houden, maar Grace was afstandelijk. Ze had geen vriendschap nodig, alleen maar de lucht om in te ademen en de tuin om in te spelen, want ze vertelde dat het daar wemelde van de elfjes. Leonora was ook niet immuun voor jaloezie en had het zwaar als ze zag hoe haar kleine zusje in de armen werd genomen van haar dierbare moeder, die voorheen altijd alleen maar oog voor haar had gehad. Wanneer ze aan het eind van de vakantie terugkeerde naar Engeland, dacht ze aan haar moeder en had ze last van een ander soort heimwee. Thuis was niet langer meer hetzelfde, want haar moeders aandacht was niet meer uitsluitend voorbehouden aan haarzelf en Alicia. Grace was anders, en die verschillen leken wel zo groot als de zee, want hoe Leonora ook haar best deed, ze was niet in staat haar te bereiken.
En zo groeide Grace op in de exclusieve atmosfeer van Hurling-ham, waar haar moeder haar meenam uit picknicken onder de geurige eucalyptusbomen, rijtochtjes met haar maakte over de vlakten en achter struisvogels aan joeg op Gaitano's ranch, La Magdalena. Ze vertelde haar over de wilde prairiehazen en de planten en bloemen die op de vruchtbare pampa groeiden, en luisterde terwijl haar dochter haar vertelde over de geesten die haar begeleidden op haar levenspad. 'We hebben allemaal een engel die voor ons zorgt,' liet ze haar moeder weten. 'De mijne is lang en heeft een bruine huid en veren in zijn haar. Hij heet Totum. Ik heb een heleboel vrienden in de geestenwereld en ik ben nooit eenzaam.' Audrey geloofde haar, want als ze in huis iets was kwijtgeraakt, hoefde ze Grace maar te raadplegen, die het dan aan haar engel vroeg en het vermiste voorwerp was meteen weer terecht. Nadat ze in bed was gestopt hoorde ze haar praten; haar stem vertelde over de gebeurtenissen van de dag en wat ze daar allemaal bij dacht, alsof ze de kamer deelde met een vriendinnetje. Maar Grace had geen vrienden of vriendinnen, alleen haar moeder en de geesten die haar verbeelding zo sterk bezig leken te houden.
Wat pianospelen betreft was Grace een natuurtalent, en ze jaagde de lerares die elke maandagavond kwam tegen zich in het harnas, omdat ze zich als ze aan een stuk begon eerst nauwgezet aan de noten hield en daar vervolgens ineens van begon af te wijken en haar vingers liet wegdwalen alsof ze een eigen leven leidden. Ze had de gave te kunnen naspelen wat ze hoorde, en het duurde even voordat de lerares zich realiseerde dat Grace al voortgaand improviseerde, maar wel in dezelfde toonsoort en stijl als het origineel. Ze kon uitstekend Mozart imiteren, Bach en Beethoven, en even gemakkelijk overstappen op iets wat helemaal van haar was - 'de muziek van de geesten', zoals zij het noemde, want ze beweerde dat die terwijl zij speelde door de zitkamer dansten. De lerares schudde ongeduldig haar hoofd en zei dat geesten niet bestonden, waarop Grace dan antwoordde: 'Dat, juffrouw Horner, zegt u alleen maar omdat u ze niet kunt zien.' En dan wierp ze haar hoofd achterover en lachte tot afgrijzen van juffrouw Horner, die haar ongewone leerlinge gewoon niet begreep. 'Er zit daar in de hoek nu een wezentje naar me te grijnzen omdat ik zo brutaal ben. Laten we dit in een wat sneller tempo doen, zodat zijn kleine voetjes gaan dansen!'. Juffrouw Horner bleef maar een paar maanden, en toen de volgende lerares arriveerde, nam Audrey de voorzorgsmaatregel haar dochtertje te zeggen dat ze haar 'kleine vriendjes' voor zichzelf moest houden, omdat niet iedereen haar zo goed begreep als haar moeder.
Grace was een opgewekt kind. Ze lachte veel, want niets leek haar bang te maken. Ze voelde intuïtief aan dat onvriendelijke mensen ongelukkige mensen waren - of ze nou verbitterd of jaloers waren, of vervuld van haat, deze emoties tierden meestal welig in ellende en zelfverwijt - en op agressie reageerde ze niet door zich terug te trekken, maar door compassie te tonen, wat ongebruikelijk was voor een klein kind. Ze werd niet bestormd door de gebruikelijke twijfels die kinderen plagen, want ze kon altijd haar engelenvrienden vragen hoe het zat, en Audrey was er altijd. Ze was zelfverzekerd en onafhankelijk, en ze kon zich uren niet laten zien, net als haar moeder in haar jeugd had gedaan, en keerde dan terug naar huis met een glimlach en een zorgeloos hoofdgebaar om haar lange krullen achterover te werpen.
's Avonds, nadat haar moeder haar in bed had ingestopt en haar een nachtzoen had gegeven, kwam er altijd een lieftallige geest naar haar toe, met lange, dansende krullen en een glimlach die tegelijkertijd teder en schalks was. Ze ging op de rand van het bed zitten en streelde Graces gezichtje, terwijl ze de hele tijd liefdevol op haar neerkeek. Grace was dol op deze momenten; ze vertelde wat ze voelde en wat ze dacht, en de geest luisterde altijd geduldig, waarna ze haar met een zachte kus op het voorhoofd in slaap bracht.
Cecil gedroeg zich tegenover Grace omzichtig, want ze leek dwars door hem heen te kijken. Hij maakte er een gewoonte van zijn flessen sterkedrank te verstoppen en wodka te drinken, die niet aan zijn adem te ruiken was, omdat ze hem met die grote alziende ogen van haar zo doordringend kon opnemen en dan zei: 'Papa, als je wat vaker glimlachte, zou je dat medicijn dat je altijd neemt niet meer nodig hebben. Een glimlach maakt alles beter.' Cecil had nooit het gevoel dat hij Grace na stond, want ze leek hem niet nodig te hebben. En in zijn dronkemansogen deed ze hem voortdurend aan Louis denken.
Audrey dacht ook aan Louis elke keer dat ze haar blik op haar dochtertje liet rusten. Ze wenste dat hij het goddelijke wezen dat ze samen hadden voortgebracht zou kunnen zien, en ze moest zichzelf er steeds aan herinneren dat ze dankbaar moest zijn met het kleine deel van hem dat ze had mogen behouden en dat ze niet meer moest wensen. Ze huilde wanneer ze alleen was en wanneer ze in het theater was, want in het donker, wanneer niemand het zag, stroomden haar tranen vrijelijk. Als het orkest begon te spelen, dacht ze weer aan Louis en aan zijn liefde voor de muziek die Grace had geërfd, en ze voelde zich daar dicht bij hem, ondanks het feit dat ze nooit samen het Colón hadden bezocht. Ze kocht platen voor zichzelf van droevige tangoliederen, die ze draaide als Cecil niet thuis was en Mercedes lag te slapen. Dan trok ze de gordijnen dicht en danste ze door de kamer, terwijl ze zich voorstelde dat ze in Louis' armen lag onder de violette jacarandabomen in de dagen dat hun liefde pas was ontloken.
Grace raakte in haar vroege jeugd gewend aan de plotselinge melancholieke buien van haar moeder. Dan verstopte ze zich op de gang en sloeg haar door de kier van de deur gade, of als die dicht was door het sleutelgat. Ze mocht graag toekijken hoe ze in haar eentje danste. Het feit dat het zo geheimzinnig gebeurde, had iets duisters en verlokkends - ze ging altijd eerst goed na of ze wel alleen was -en de romantiek ervan trof haar diep, want haar moeder huilde vaak tijdens het dansen en haar tranen waren raadselachtig, want hoe vaak Grace haar geestenvrienden ook vroeg wat de oorzaak was van zoveel leed, op die vraag hadden ze geen antwoord.
Audrey wist niet dat ze werd gadegeslagen en ze realiseerde zich niet hoeveel indruk haar gedans maakte op haar jonge dochter. Grace vroeg haar nooit waarom ze zo danste, want ze wist dat, als ze liet blijken dat ze het had gezien, haar moeder er dan helemaal mee zou stoppen, en intuïtief wist ze dat ze móést dansen. Het was een kwestie van leven en dood.
Maar het meest fascinerende van alles was nog wel het in zijde gebonden boekje dat haar moeder in haar la met ondergoed verborgen hield. Als ze het eruit haalde en het opensloeg, haar pen in de aanslag boven het papier, spande Grace zich in om te lezen wat ze daar opschreef. Haar moeders gezicht werd bleek en geregeld glinsterden haar ogen van de tranen, zoals ook tijdens haar dansen. Dan bleef ze een hele poos zitten peinzen en keek Grace naar haar tot ze haar nieuwsgierigheid nog maar nauwelijks kon bedwingen.
Op een dag, toen haar moeder de deur uit was en Mercedes in de keuken bezig was een cake te bakken, sloop ze haar slaapkamer binnen en opende de la die het geheime boekje bevatte. Daar lag het, onder satijnen hemdjes en kousen. Met trillende vingers pakte Grace het op. Ze voelde onmiddellijk de zware vibraties van droefenis en teleurstelling die eromheen hingen en die haar eigen geest in een neerwaartse spiraal dreigden mee te trekken. Ze haalde diep adem en probeerde zich los te maken; soms ging haar gave met zichzelf op de loop. Het was een schitterend boekje. De weelderige rood-groene zijde was tot bloemmotieven geweven die als engelenhaar schitterden in het licht. Het voelde zacht aan en was omwonden met een groen koord met knoopjes aan de uiteinden, die uitwaaierden in zijden kwastjes. Ze ging op de vensterbank zitten om het los te maken. Heel even verloor ze bijna de moed. Ze besefte dat ze niet zou moeten rondsnuffelen in haar moeders spulletjes. Als ze had gewild dat Grace het boekje zou zien, zou ze het haar zelf wel hebben getoond. Maar haar nieuwsgierigheid kreeg de overhand. Ze sloeg het boekje open en zag dat er op de eerste pagina een vreemde titel stond die ze niet goed begreep: De Vergeet mij niet-sonate. Ze fronste haar wenkbrauwen en staarde naar de woorden in het keurige handschrift van haar moeder, maar nog steeds zeiden ze haar niets. Natuurlijk wist ze wel dat een vergeet-mij-nietje een bloempje was en dat de bloemmotieven die in de zijde van het omslag waren geweven heel goed vergeet-mij-nietjes hadden kunnen zijn. Maar ze voelde aan dat hier sprake was van een diepere betekenis, die haar ontging. Ze sloeg de bladzijde om, in de hoop dat de volgende woorden haar op weg zouden helpen, maar het enige wat ze zag waren de stippen op de piekwaar haar moeder herhaalde malen had geprobeerd een zin te beginnen, en een veeg van een traan. Teleurgesteld slaakte ze een zucht, en ze keerde terug naar de vreemdsoortige titel: 'De Vergeet mij niet-sonatë, las ze. Wat betekende dat?