Hoofdstuk 23

Op Isla's begrafenis had Louis helemaal achterin de kerk gezeten. Twaalf jaar later, bij haar gedenkdienst, zat hij helemaal vooraan. Zowel hij als Audrey was zich ervan bewust dat het aan hun leugens te danken was dat deze viering van Isla's leven überhaupt plaatsvond, en ze voelden zich daar allebei bepaald ongemakkelijk onder. Audrey probeerde zichzelf ervan te overtuigen dat haar moeder maar heel weinig excuus nodig had om haar jongste dochter op deze manier te gedenken. Als Louis niet ten tonele was verschenen, zou ze wel iets anders hebben gevonden om de plechtigheid aan op te hangen, maar ze wist hoe slecht iedereen over hen zou denken als de waarheid ooit aan het licht zou komen. Liegen over een stiekeme verhouding was al erg genoeg, maar Isla was dood en kon niet voor zichzelf spreken. Audrey staarde naar het crucifix dat op het altaar stond en baadde in het zonlicht dat door het glas-in-loodraam naar binnen viel, en bedacht met enige vertroosting dat ze nog geen over¬spel had gepleegd, hoewel dat slechts een kwestie van tijd was. Ze was zonder meer onderweg naar de hel, maar die weg was lang en ze was bereid nu van Louis te genieten en daar later voor te boeten op welke manier God haar maar wilde straffen.
Ze zat tussen Louis en haar man in, op dezelfde rij als haar ouders en broers. Ze zaten dicht op elkaar geperst, want de jongens waren geen kinderen meer, maar het kon haar niet schelen, want het betekende dat ze discreet haar lichaam tegen dat van Louis aan kon drukken zonder dat iemand de stilzwijgende boodschappen op-merkte die tussen hen werden uitgewisseld. Ze keek naar het knappe gezicht van haar broer Albert. Hij was nu een man, en leek nog amper op het magere kind dat altijd kaartenhuisjes bouwde die Isla met één zwaai van haar ondeugende hand kon laten instorten. Ze liet haar blik langs de rij gaan naar haar andere broers, en aan het feit dat ze volwassen waren merkte ze beter dan ooit hoe snel de tijd voorbijging. Vroeger toen ze klein was hadden de jaren lang geleken, maar nu waren ze voorbij voor je de tijd had gekregen ervan te genieten.
Cynthia Klein was de vorige herfst overleden, en was in de stad begraven naast haar vriendin Phyllida Bates. Alleen Diana Lewis en Charlo Blythe waren nog over, als twee breekbare snaren in een ooit zo formidabel kwartet, en ze waren nu gekrompen versies van hun vroegere zelf. Diana was hardhorend, maar was te trots om dat toe te geven, dus ze kletste iedereen de oren van het hoofd, zodat niemand de kans kreeg om iets te zeggen en zij niet hoefde te luisteren. Haar mond was vrijwel geheel opgegaan in een ontevreden trek van desillusie, want als je nooit glimlacht vergeet je hoe dat moet, en als je alleen maar negatieve dingen denkt zie je er altijd zuur uit. Charlo daarentegen had haar zilveren waardigheid behouden en had tenminste iets om gelukkig om te zijn. Hoewel de geest van de oude kolonel af en toe bleef steken in het verleden, als een plaat met een kras die telkens dezelfde muziek laat horen, vormde hij toch gezelschap, en Charlo voelde zich nooit alleen. Diana en zij spraken elkaar tegenwoordig zelden, want Charlo was niet meer zo geïnteresseerd in roddels als vroeger. Ze had het geluk gevonden, en gelukkige mensen zijn aangename mensen. Diana had dat niet.
Diana nam plaats achter tante Hilda en haar vier dochters, en mompelde in zichzelf dat niemand met haar wilde praten. Ze merkte op dat Nelly's gezicht bleker zag dan anders en dat de neerwaartse curve van haar mond op die van haar moeder begon te lijken. Diana vroeg zich af of haar chagrijn iets te maken had met Louis. Ondanks wat iedereen tegenwoordig over hem zei, had zij nog steeds even weinig met hem op als toen hij de eerste keer naar Hurlingham was gekomen. Er een geheime verhouding met Isla op na houden was geen gedrag dat een heer betaamde. Ze boog zich voorover en keek over de hoofden heen naar waar Cecil naast zijn echtgenote zat. Dat is nog eens een keurig jong stel, dacht ze. Audrey was altijd boven alle kritiek verheven geweest, terwijl Isla alleen in de dood tot die gelukkige positie opsteeg. God mocht weten wat er van haar terecht zou zijn gekomen als ze was blijven leven. Ze snoof en sloeg het papier voor de dienst open. Louis droeg een tekst voor. 'Wat verschrikkelijk ongepast,' bromde ze binnensmonds. Toen merkte ze haar rode vingers op, en ze kromp in elkaar van afgrijzen. Overal zat bloed. Ze was de dood nabij. Ze viel bijna flauw toen ze zich herinnerde dat ze die ochtend had zitten schilderen. Godzijdank!' riep ze luidkeels uit. 'Ik ben nog niet dood.' Nelly draaide zich om en keek haar onderzoekend aan. Hilda porde met haar elleboog in haar zij en Nelly draaide zich weer terug.
'Ze is niet wijs, Nelly. Zo gek als een deur. Besteed maar geen aandacht aan haar, of ze begint weer,' siste ze. Diana wapperde zichzelf koelte toe. De dood joeg haar angst aan, en hoe dichter ze die naderde, hoe banger ze werd.
Toen de dienst begon, ving Audrey de blik van Emma Letton, die met haar man en drie kinderen was gekomen. Ze voelde een steek van pijn toen ze aan haar eigen kinderen dacht die zo ver weg waren en glimlachte haar vriendin verdrietig toe. Emma glimlachte terug, een glimlach vol medeleven, want ze begreep Audreys wanhoop. De gedenkdienst was bedoeld voor haar zuster, een herinnering aan haar dood, hoe goedbedoeld ook, en ze had Alicia en Leonora niet bij zich. Emma verplaatste haar blik naar Louis, die kaarsrecht en trots naast haar stond, en kon er niets aan doen dat ze zich afvroeg of hij de druk die op de schouders van haar dierbare vriendin lag niet alleen maar vergrootte.
Audrey probeerde uit alle macht de aanwezigheid van haar zuster te voelen in de lentezonneschijn en de geurige bries, en keek naar de kaarsen op het altaar voor het geval die zichzelf weer op mysterieuze wijze zouden doven. Maar als Isla daar al als geest aanwezig was, liet ze zich niet zien - alleen de herinnering van alle aanwezigen, die door middel van woord en gezang het uitbundige kind herdachten dat hun allemaal had geraakt en dat toen zo plotseling was vertrokken dat ze er twaalf jaar later nog de rimpelingen van voelden. 
Toen Louis onder het schip ging staan om een gedicht voor te dragen dat Rose had uitgezocht, voelde Audrey een zacht geroezemoes van bewondering door de congregatie gaan, en het bereikte haar op haar plaats voor in de kerk als een golf en maakte haar lichaam warm van verontwaardiging. Wat zijn mensen toch wispelturig, dacht ze weer, en wat was ik wispelturig. Had ik maar de moed gehad om te doen wat mijn hart me ingaf. Ze sloeg hem vastberaden gade. Zijn handen trilden terwijl hij voorlas, en hij keek niet één keer op van het boek, voor het geval hij niet meer terug zou kunnen vinden waar hij gebleven was, of misschien uit angst dat ze de leugens die hij had verzonnen in zijn ogen zouden kunnen zien. Audrey voelde haar hele wezen zwellen van liefde en de onwankelbare overtuiging dat ze, wat er ook zou gebeuren, samen een toekomst zouden hebben. Toen hij klaar was, keerde hij terug naar zijn plaats, en hij keek vanonder zijn verwarde pony naar de rijen mensen. Audrey glimlachte hem teder toe toen hij ging zitten, en Cecil knikte broederlijk, maar zijn gezicht stond ernstig. Vervolgens keken de twee mannen elkaar zo lang in de ogen dat Audrey zich afvroeg welke stille boodschap ze aan elkaar doorgaven. Opeens bloosde Louis en hij sloeg schuldbewust zijn ogen neer; zijn zelfvertrouwen werd door de uitdagende blik van zijn broer plotseling ondermijnd. Maar zijn gêne duurde niet lang, want hij kon Audreys warme lichaam tegen het zijne voelen, en zijn gedachten werden afgeleid van de dreiging waarmee zijn broer hem onderzoekend aankeek. Toen werd er gebeden, en ze knielden met gesloten ogen neer en probeerden zich te concentreren op wat de dominee zei, maar in het donker zagen ze alleen maar elkaar.
Aan het eind van de dienst, toen ze de kerk uit liepen, viel Audreys oog op de stoelen helemaal achterin, waarop nu geen mensen zaten en die helemaal in de schaduw stonden, want de zon reikte niet zo ver. Haar keel werd dichtgeknepen bij de herinnering aan dat laatste rampzalige gesprek dat ze daar met Louis had gevoerd. Ze kon er niet aan terugdenken zonder in elkaar te krimpen. Plotseling werd haar zicht door tranen vertroebeld en zonder zich erom te bekommeren of Cecil naast of ver achter haar was, sloeg ze haar armen om Louis heen. Ze voelde hem verstrakken, want hij besefte dat ze zich in het openbaar bevonden en dat zijn broer, achter hen, gelijk had. 'Ik wil je niet nog eens verliezen,' fluisterde ze in zijn oor. 'Hier op deze plek heb ik je twaalf jaar geleden verloren, en ik heb er al die tijd spijt van gehad. Laat me alsjeblieft niet weer in de steek, dit keer zou ik het niet overleven.'
Louis drukte haar tegen zich aan en fluisterde terug: 'Ik ga nergens heen zonder jou. Als het moet, wacht ik op je tot mijn dood.' Ze snoof en maakte zich van hem los. Toen merkte ze op dat zijn ogen zich op iets achter haar richtten. Ze draaide zich om en zag dat Cecil naar hen toe kwam, terwijl hij zachtjes met Rose en Henry praatte. Hij wierp haar een onderzoekende blik toe en ze produceerde in antwoord daarop een flauw glimlachje om aan te geven dat alles goed met haar was, dat ze weliswaar huilde, maar in orde was. Hij wendde zich af en vervolgde zijn gesprek met haar ouders. Maar zijn gezicht betrok toen hij wederom werd bekropen door een verdenking.
Na de dienst was iedereen uitgenodigd om in Canning Street iets te komen drinken, en het huis weergalmde van de feestvreugde in plaats van van het verdriet dat de afgelopen twaalf jaar de lucht had verduisterd. Tante Hilda sloeg Louis wrokkig gade, terwijl Nelly hem, ook al bevond ze zich aan de andere kant van de kamer, geen moment uit het oog verloor. Tante Edna's goedmoedige aanwezig-heid amuseerde iedereen, ondanks de afmattende misselijkheid die ze elke keer voelde als ze aan Audrey en Louis dacht, en aan de mogelijke vulkaan waar ze allebei op zaten, en ze kon er niets aan doen dat ze zag hoe Cecils handen trilden toen hij onmatige hoeveelheden alcohol naar binnen goot. Hij was altijd zo 'n zelfverzekerde, innemende jongeman, bedacht ze verdrietig. Waar is Cecil Forrester gebleven?
Emma Letton voegde zich bij Audrey op de bank, terwijl haar kinderen rondrenden, de restjes uit lege wijnglazen dronken en alle empanadas verorberden. 'Je mist hen verschrikkelijk, hè?' zei ze, en ze legde haar hand op Audreys arm om haar medeleven te betuigen.
'Inderdaad,' antwoordde ze. 'Hoe ik ook mijn best doe om afleiding te zoeken, ik denk de hele tijd aan hen. Wat moet ik doen? Mijn kinderen waren mijn leven, en nu heb ik niets meer.'
'Ik weet wel hoe ik me zou voelen als Thomas onze kinderen naar het buitenland zou sturen: ik zou er kapot van zijn.'
'Het is zo stil. Zo verschrikkelijk stil. Ik voel me zo alleen.'
'Waarom neem je niet nog een kind?' 'Hè?'
'Ja. Je bent nog jong. Als je eens een zoon probeerde te krijgen?'
'Zodat Cecil die ook weg kan sturen? Ik geloof niet dat ik het allemaal nog eens door kan maken.'
'Natuurlijk wel.'
'Ik zou geen vervanging willen voor Alicia en Leonora. Dan zouden zij het gevoel krijgen dat ik hen verwaarloos.'
'Ik denk dat ze het leuk zouden vinden.'
'Dan ken je Alicia minder goed dan ik dacht!' Audrey lachte. 'Ze zou woedend zijn, en Leonora zou zich gekwetst voelen. Dat zou ik hun niet aan kunnen doen.' Trouwens, wilde ze eraan toevoegen, Cecil en ik zijn niet eens twee schepen in de nacht. We komen in de verste verte zelfs niet bij elkaar in de buurt.
Opeens steeg het geluid van muziek op boven het geroezemoes van stemmen. 'Wie speelt daar?' vroeg Emma, want ze zaten en konden de piano niet zien.
'Louis,' antwoordde Audrey.
Emma slaakte verbaasd een zucht. 'Hij speelt prachtig,' fluisterde ze. De stemmen verstomden eerbiedig naarmate de muziek de kamer vulde en de laatste stem tot zwijgen bracht die er nog steeds geen aandacht aan besteedde.
'Wat is er aan de hand?' riep Diana Lewis. 'Is er iemand gestorven?' Charlo haastte zich naar haar toe en bracht haar naar de hal. 'Waarom staart iedereen me in 's hemelsnaam zo aan?'
Voor de eerste keer hoorde Audrey Louis iets traditioneels spelen: Mozarts 'Requiem'. Hij speelde het zo intens dat na een poosje alle aanwezigen ergens waren gaan zitten en zich door de muziek lieten meevoeren naar plekken waar ze nog nooit waren geweest en zich lieten inspireren door gevoelens die ze nog nooit hadden gehad. Iedereen werd geraakt door het wonder van Mozart en Louis' diepdoorvoelde vertolking, behalve Diana Lewis, die stond te stomen in de hal en niets anders hoorde dan een irritant gegons. 'Waarom speelde hij dat soort stukken niet in de Hurlingham Club?' vroeg Charlo haar echtgenoot op luide fluistertoon.
De oude kolonel haalde zijn schouders op. 'Een fantastische jonge kerel, dat staat buiten kijf,' siste hij iets te luid terug, en Charlo kon niet anders dan het daarmee eens zijn. Hij was niet meer de-zelfde man die hen in de nadagen van Isla's overlijden had verlaten. Hij was minder getroebleerd. Audreys ogen vingen die van Cecil, die toekeek hoe zij naar Louis keek. Maar ze keek weg. Het zou niet lang meer duren voor haar overspel een feit zou zijn, en haar schuldgevoel maakte het bijna te angstig om naar hem te kijken. Hij verlegde zijn blik naar zijn broer en zijn schouders zakten berustend. 
Het was laat toen Audrey door de schaduwen sloop met dezelfde stille stappen die ze had gezet op de nachten waarop Louis haar onder de kersenboom in de boomgaard had opgewacht. Maar dit keer had ze veel meer te verliezen. Aangespoord door de duistere herinnering aan dat noodlottige gesprek in de kerk liep ze zo stilletjes om haar man niet wakker te maken en klopte vervolgens zachtjes op de deur van Louis' slaapkamer. Ze moest haar oren spitsen, want haar hart bonkte op de stille overloop in haar oren en ze kon niets anders horen. Ze herinnerde zich die dag op het platteland toen ze alleer waren geweest om van elkaar te genieten, en haar verlegenheid vanwege het feit dat ze zich in zo'n positie bevond. Maar vanavond leel het goed - ondanks Cecil, die lag te slapen zonder zich ervan bewust te zijn dat zijn vrouw de eerste beslissende stappen zette oir van hem weg te gaan. Ze bleef dralen bij de deur in het besef dat ze iets deed wat niet mocht en probeerde niet te denken aan haar man of aan haar kinderen, maar haalde zich Isla's bemoedigende grijns voor de geest. Heb de moed om je hart te volgen, Audrey, had ze gezegd, en haar stem weerklonk over de jaren heen om Audrey eraan te herinneren dat het leven vluchtig en kostbaar was, en dat de liefde het grootste geschenk was dat er bestond. Ze zou haar leven niet meer leiden voor anderen, maar voor zichzelf. Verdiende ze dat soms niet na zoveel pijn?
Langzaam ging, zonder te kraken, de deur open en ze glipte naar binnen. 'Ik wil niet meer alleen zijn. Ik heb je nodig,' fluisterde ze.
'Ik wist dat je vannacht zou komen.' Louis sloeg zijn armen om haar heen en kuste haar voorhoofd.
'Hoe wist je dat, terwijl ik het zelf niet eens wist?'
'Door wat je zei in de kerk. Ik wil ook niet langer alleen zijn.'
'Dat meende ik, Louis. Ik zal je dit keer niet verliezen. Ik heb geen idee hoe we het moeten aanpakken, maar ik kan niet zonder je. Dat kan ik gewoon niet.'
Ze klauterden het bed in en bleven verstrengeld liggen. Ze dacht dat ze nerveus zou zijn, want ze had alleen nog maar met haar echtgenoot gevreeën, maar Louis' aanraking was zo bekend dat ze het gevoel had alsof ze al honderden keren zo intiem met hem was geweest en dat het elke keer alleen maar liefdevoller werd.
Zijn kus was vurig, maar teder, en al die tijd keek hij haar aan met die verre blik in zijn ogen die voor haar niet langer ver weg was, want de dromenwereld waarin hij woonde had haar ook verwelkomd. Haar zintuigen raakten bedwelmd door de kruidige geur van zijn huid, de ruwe sensatie van zijn gezicht en het gevoel van zijn lichaam dat stijf tegen het hare werd gedrukt, alsof het zich via haar en in haar wilde oplossen, zodat hun zielen één zouden worden. Naderhand besefte ze dat ze nog nooit tevoren werkelijk de liefde had bedreven. Ze had vaak op een kameraadschappelijke manier genoegen geschept in de lichamelijke nabijheid van Cecil, maar dat had nooit iets met liefde te maken gehad. De liefde was later gekomen, toen haar kinderen waren geboren. Maar met Louis bedreef ze de liefde, ze baadde zich erin, rook hem, wikkelde hem om zich heen, zodat ze liefde wérd. Ze had zich nog nooit van haar leven zo aanbeden gevoeld. Seks was niet langer iets seksueels, maar iets spiritueels, en ze voelde zich gezegend dat ze de lichamelijke liefde in haar zuiverste vorm had leren kennen. 'Zo zou het altijd kunnen zijn,' zei ze toen ze tegen hem aan lag, terwijl haar gloeiende lichaam werd gekoeld door het briesje dat naar binnen waaide en dat getuige was van hun vereniging.
'En dat gaat ook gebeuren, dat beloof ik je,' antwoordde hij, en zijn vingers speelden met de krullen die over haar schouders vielen.
In de verheven sfeer van hun liefde meenden ze allebei dat dat mogelijk was.
In de weken die volgden stalen ze momenten samen wanneer Cecil op zijn werk was of in zijn bed lag te slapen. Ze reden over de pampa terwijl Gaitano toekeek vanaf het terras. Ze dansten in de zitkamer toen Mercedes te druk bezig was met Oscar om er iets van te merken of zich er druk om te maken, en ze speelden piano wanneer de schaduwen van de avond de schemering verzwolgen en hen wederom vervulden van die zoete melancholie, waar ze nu zo bekend mee waren als met een oude, vertrouwde vriend.
Maar hoezeer de liefde Audrey ook het hoofd op hol bracht, ze werd er niet door verblind. Ze was zich ervan bewust dat haar man te veel dronk. Als hij 's avonds thuiskwam, rook zijn adem naar al-cohol, en voor hij ook maar een woord zei had hij al een karaf in zijn handen. Hij bleef niet langer dralen bij haar slaapkamerdeur en keek haar niet langer hoopvol aan, klaar om de barsten in hun huwelijk te repareren, of althans in het donker te vergeten dat die er waren. Na het eten trok hij zich terug in zijn werkkamer en liet zijn broer en zijn vrouw samen achter om piano te spelen, alsof hij wisl dat hij verraden werd maar niet de wil had hen daarop aan te spreken. En Audrey liet het maar begaan, omdat ze wist dat hun huwelijk zodra ze iets zou zeggen voorbij zou zijn. Ze verlangde ernaar weg te lopen met Louis, maar de tweeling zou over een paar weker thuiskomen voor de vakantie. Ze zou moeten wachten tot ze weer naar school waren voordat ze een beslissing nam. Louis zette haar niet onder druk en vroeg haar zelfs niet eens over hun toekomst te praten.
'Laten we gewoon bij de dag leven,' zei hij. Audrey gaf daar maai al te graag gehoor aan.