Hoofdstuk 27
„Het laatste dat ik me herinner, " vertelde Jonathon fronsend, „was dat ik in de keuken stond. En toen hoorde ik een geluid achter me, voetstappen, en ik draaide me om. Heel even dacht ik... " Hij sloeg zijn ogen neer en staarde in het vuur, maar Lance keek naar hem terug, onbewogen.
„Je dacht dat ik het was, " zei Lance.
Jonathon nam een grote slok koffie. Zijn handen rond zijn kopje trilden. Zijn gezicht was grauw en kleurloos; alle kracht leek uit hem te zijn verdwenen.
„Hij had die muts op, " voegde Jonathon er zacht aan toe. Zijn blik ging naar de handdoek die om zijn been gewikkeld zat, een nieuwe handdoek die nu al onder de bloedvlekken zat.
Hij heeft een dokter nodig, dacht Hannah bezorgd. Hij heeft te veel bloed verloren, veel te veel...
„Die vent probeerde Jonathon te vermoorden, " fluisterde Steffie.
Drie paar ogen richtten zich op haar. Haar stem was zo zacht, dat ze zich moesten inspannen om haar te verstaan.
„Toen ik de keuken inrende, zag ik de bivakmuts en begon ik te gillen. Ik dacht dat het Ray was. Jonathon riep steeds naar me dat ik weg moest rennen, en die vent sloeg met de bijl naar Jonathons been. "
Hannah huiverde en deed haar handen voor haar oren, maar Steffie ging door. „Hij duwde Jonathon de keldertrap af. Ik probeerde de achterdeur open te maken, maar die vent schoof me opzij en deed hem op slot. "
Er rolden tranen over Hannah's wangen. Haar schouder brandde onder het verband, en ze staarde omlaag naar het bloed op haar kleren. Ze voelde zich vreemd geïsoleerd van het gesprek om haar heen, van de andere mensen in de kamer.
Ray... Ze sloot haar ogen, leunde weer achterover in haar stoel en probeerde zijn gezicht uit haar geest te bannen.
„Ik denk dat hij op dat moment niet had verwacht dat iemand Steffie te hulp kwam, " zei Lance. „Hij dacht dat Hannah en ik in de garage opgesloten zaten en dat Jonathon uitgeschakeld was.. " Hij zweeg even en keek toen naar Steffie. „Steffie zou zijn volgende slachtoffer zijn. "
Met moeite vermande Hannah zich en schudde haar hoofd. „Maar ik snap het nog steeds niet. Waarom... "
„Hij heet Martin Jessup, " zei Lance toonloos. „Hij heeft twintig jaar geleden zijn hele gezin vermoord in dit huis. "
Jonathon keek verrast op. „Hoe weet je dat?"
„Ik werk op het Fairway Instituut. Ik heb hem die moord steeds opnieuw horen beleven. Voor hem is de tijd stil blijven staan sinds die avond. Hij is net een machine die geprogrammeerd is om te moorden. Ik heb altijd geweten dat hij terug zou gaan als hij ooit de kans zou krijgen. "
De andere drie keken Lance verbijsterd aan.
„Je... je wist het?" barstte Jonathon uit. „Je wist al die tijd dat hij het was?"
Lance hield zijn ogen op de vlammen gericht. „Ik was echt aan het kamperen toen ik het nieuwsbericht hoorde, " zei hij ten slotte. „Iemand reed me van de weg af en toen zat mijn auto vast in de sneeuw. " Hij keek nauwelijks naar Hannah. „Het was Ray. Hij bood me een lift aan. Hij was zo dronken, dat ik normaal niet mee zou zijn gegaan, maar ik moest bij een telefoon zien te komen, om naar het ziekenhuis te bellen en te vertellen dat ik in de buurt was. Maar we kregen dat ongeluk. En toen ik bijkwam, wist ik niet waar ik was. " Hij sloot zijn ogen en zweeg.
„Ik besefte niet dat dit het bewuste huis was, " ging Lance verder. „Tot Hannah jou de geschiedenis ervan vertelde. "
Het werd stil. Steffie legde haar hand op de schouder van Lance. „Waarom ben je gebleven?" fluisterde ze.
Lance schudde langzaam zijn hoofd. „Ik kon jullie twee niet alleen laten. Ik wist niet wat er zou gaan gebeuren, waar Jessup werkelijk was, of ze hem te pakken hadden gekregen. En toen kwam Ray ook nog en hij bedreigde Hannah... "
Hij zweeg. Hannah sloeg haar armen om zich heen en hield zichzelf stevig vast in een poging de pijn terug te dringen.
„Ray moet dus die nacht zijn gekomen, " veronderstelde Jonathon, en Lance knikte.
„Hij legde die trui in de stationcar. Maar wat er daarna is gebeurd, zullen we wel nooit te weten komen. " Lance boog zich voorover, pakte de pook en begon er lusteloos mee in het "uur te porren. „Ik denk dat Ray die nacht al werd vermoord. Misschien heeft Jessup hem verborgen, dat weet ik niet. De houtstapel? Het hondenhok? Maar er kwamen steeds dingen tussen Jessups plan... "
„Sam, " zei Jonathon zacht, „en de buschauffeur. "
„Het is de angst waar hij op kickt, " ging Lance zacht verder. „Altijd de angst. Hij heeft ze niet meteen vermoord, twintig jaar geleden. Hij heeft het uitgesmeerd. Hij zorgde ervoor dat ze allemaal wisten wat er met hen zou gebeuren. "
Hannah wendde haar hoofd af.
„En waar zou Jessup zich al die tijd verstopt hebben?" Jonathon keek Lance vragend aan. „De garage? Het bos? Misschien zelfs het hondenhok... "
„De voorraadkamer, " antwoordde Lance, en Steffies adem stokte van schrik.
„Was hij hier in huis?"
Hannah hoorde haar door een dichte mist. Voetstappen in huis... eten dat verdween... Steffies beer... schaduwen in de hal... Allemachtig, hij is hier al die tijd in huis geweest...
„Die geluiden die we hoorden, " zei Jonathon. „Dat was hij zeker, hè? Hij speelde met ons. We gingen naar buiten om te kijken, maar we vonden nooit iets. "
Toen Lance knikte, ging Jonathon verder. „We waren bang om jullie alleen te laten in huis. Dus ik hield de wacht bij de veranda, terwijl Lance op onderzoek uitging. Ik dacht dat het Ray was. "
„Ik wilde niet dat jullie in paniek zouden raken. "
Lance klonk haast verdedigend. „Vooral omdat Hannah zo overstuur was over die ontsnapte moordenaar. "
Het werd weer stil. Vlammen schoten knetterend de schoorsteen in, en houtblokken vielen langzaam tot as uiteen. Hannah keek naar het raam waar Lance planken voor het gebroken glas had getimmerd. Iemand had de gordijnen weer dicht gedaan. Ze kon ze zachtjes zien bewegen als de wind door de kieren blies.
„En... wat doen we nu?" vroeg Steffie met trillende stem.
„Ik denk dat we gewoon moeten wachten, " zei Jonathon. „Tot er hulp komt. "
Hannah liet zich dieper in haar stoel zakken. Buiten huilde de wind droefgeestig, en de nacht viel, diep en zwart.
„Het sneeuwt weer harder, " merkte Steffie op.
Hannah vroeg zich af wat de ochtend zou brengen. Ray zou hem niet meemaken. Ernie evenmin... of Martin Jessup die in de garage lag...
Ze zag Jonathon van de bank opstaan. Hij liep door de kamer en liet zich naast haar op de armleuning van haar stoel glijden. Steffie sloeg haar handen voor haar gezicht. Lance staarde strak in het vuur.
Naast de open haard hief Sam zijn kop op en jankte zacht.
De vlammen wakkerden aan toen een koude luchtstroom door de kamer blies.
„Wat is dat?" fluisterde Steffie, en Hannah voelde dat Jonathon verstijfde.
Lance aarzelde even, en glipte toen geruisloos de hal in.
„Niets aan de hand, " zei Jonathon, „niets aan de hand... " Hij probeerde haar te kalmeren, zelfs toen Lance weer de kamer inkwam.
„Horen jullie dat?" mompelde hij. „Er staat iemand voor de deur. "