Hoofdstuk 20

Plotseling hoorde Hannah de buitendeur open en dicht gaan. Ze sprong bij de bank vandaan toen Steffie en Lance de kamer binnenkwamen. Terwijl ze met een hand door haar haren streek, ving ze de veelbetekenende blik op die Lance haar toewierp. Ze voelde dat ze rood werd en ze keek gauw een andere kant op.

„We kunnen hem niet vinden. " Steffie ging bij het vuur staan en stak haar handen uit naar de vlammen. Er glinsterden tranen op haar gezicht. „We kunnen hem nergens vinden. Ik denk echt dat er wat met hem gebeurd is. "

Dat gehuil... misschien was het toch alleen maar de wind geweest...

„We vinden hem wel, " troostte Hannah haar zus. „Hij wil waarschijnlijk gewoon nog niet naar huis. "

„Maar we hebben op al zijn favoriete plekjes gekeken. " Steffies stem klonk terneergeslagen. „We hebben gezocht en gezocht... "

„We kunnen straks wel met z'n allen gaan zoeken, " zei Jonathon ineens. „Er moet een plek zijn waar we nog niet aan hebben gedacht. "

„Jij zoekt helemaal nergens naar, " snauwde Lance, maar Jonathon negeerde deze opmerking.

„We kunnen ons opsplitsen, " vervolgde hij. „Op die manier kunnen we een groter terrein beslaan. " Met zijn tanden op elkaar probeerde hij op te staan. Hij trok zich op totdat hij zat.

„Jij gaat nergens heen. " Lance duwde hem weer terug. „Ben je gek geworden?"

„En jij blijft ook hier, Steffie, " commandeerde Hannah toen haar zus naar de deur liep. „Je bent al half bevroren. "

„Maar ik móét mee! Sam komt naar me toe als ik hem roep. "

„Nee, Hannah heeft gelijk, " zei Lance ernstig. „Sam kan je toch niet horen roepen. En als hij terugkomt terwijl we weg zijn, moet er iemand hier zijn om hem binnen te laten en voor hem te zorgen. "

„Ik ga wel mee zoeken. " Opnieuw probeerde Jonathon op te staan en weer duwde Lance hem terug.

„Er moet iemand bij Steffie blijven, " bracht Hannah naar voren. Ze trok haar jack aan en gebaarde naar het raam. „Stel je voor dat Ray daar nog ergens is. Ik wil niet dat Steffie alleen in huis blijft. "

Lance en Jonathon wisselden een blik.

Ten slotte zuchtte Jonathon en liet zich voorzichtig weer op de bank zakken. „Oké, goed, natuurlijk, " gromde hij. „Ik blijf wel hier. "

„Nou, " zei Lance, terwijl hij zijn wenkbrauwen optrok naar Hannah. „Dan blijven jij en ik over. "

De manier waarop hij dat zei...

Heel even voelde Hannah een steek van angst. Ze zag Lance en Jonathon opnieuw een blik wisselen, waarna Lance de deur open deed.

Steffie liep naar hem toe en pakte hem bij zijn arm. „Alsjeblieft, " smeekte ze, „beloof me dat je Sam zult vinden. "

„Steffie... " Hannah zweeg even om haar jack dicht te ritsen. „Je weet dat hij dat niet kan beloven. "

„Ik zal hem vinden. " Lance knikte naar Steffie en liep de deur uit, terwijl Hannah hem met opengevallen mond van verbazing nakeek.

Haastig liep ze achter hem aan. „Dat had je niet moeten zeggen, " zei ze woedend. „Als we hem niet vinden, zal Steffie het ons nooit vergeven. "

„Neem jij het bos aan de overkant van de weg, " wees Lance. „Dan zoek ik op het hogere stuk achter het huis. We zien elkaar weer aan de voorkant. "

Hannah keek om naar de veranda. Ze zag Steffie achter het raam staan en wuifde naar haar.

Lance liep naar de rand van het bos. Even aarzelde hij, maar toen stapte hij door en verdween tussen de bomen.

Hannah bleef even staan kijken naar de plek waar hij was verdwenen. Als hij nou eens niet terugkwam? dacht ze rillend. Als hij net als Sam gewoon verdween?

Het hondenhok, schoot haar ineens te binnen. Had er wel iemand de moeite genomen om in het hondenhok te kijken? Hannah kon het hier vandaan zien, een kleine besneeuwde iglo achter in de tuin tussen een groepje eiken.

Ze rechtte haar schouders en ploeterde naar het hondenhok, en opeens moest ze eraan denken hoe grappig het zou zijn als ze Sam daar gewoon vond, diep in slaap en zich totaal niet bewust van alle tranen en problemen die hij had veroorzaakt...

Hannah bleef staan en fronste haar voorhoofd. De ingang van het hok was praktisch dichtgesneeuwd, maar er was toch iets doorheen gegaan, zodat er een soort tunnel door de sneeuw was ontstaan.

Hannah liep behoedzaam naar de opening en boog voorover. „Sam?"

Ze rook de kou en de dikke laag stro, die vochtig was van de sneeuw die naar binnen was gewaaid. „Sam? Ben je daar?"

En ze rook nog iets anders. Een scherpe, metaalachtige lucht waar ze misselijk van werd...

Ineens durfde Hannah niet meer in het hok te kijken, ze wilde niet zien wat daarbinnen was. Ze moest Lance gaan halen, hij zou wel in het hondenhok durven kijken...

Hannah ging op weg door de tuin. Ze riep Lance' s naam, maar hij gaf geen antwoord.

Aan de rand van het bos hield ze stil en riep nogmaals, maar er kwam weer geen antwoord. Heel even dacht ze dat ze iemand zag staan, naast het huis dichtbij de oprijlaan. Een lange, donkere figuur tegen de sneeuw, maar toen Hannah knipperde en nog eens keek, was de gedaante weg.

Met kloppend hart draaide Hannah zich om.

Was het Lance geweest?

Waarom had hij dan niet teruggeroepen?

Ze rende naar de weg aan de voorkant. Voor zover ze kon zien, waren er geen tekenen dat hier iemand was geweest. Buiten adem van het rennen bleef ze staan en probeerde zich weer in de hand te krijgen.

Ik zal het me wel verbeeld hebben.

Hannah draaide zich om en begon terug te lopen.

Ze had nog maar een paar stappen gezet toen ze het gegil hoorde. " Steffie!

Hannah rende naar het huis. Ze hoorde Steffie alsmaar gillen en er schoten honderden beelden door haar heen: de moordenaar... Ray... Sam dood... Toen ze eindelijk de treden van de veranda op vloog, kwam Steffie haar hysterisch huilend tegemoet.

„Wat is er?" riep Hannah.

Steffie liet zich in haar armen vallen. Ze brabbelde iets, maar het was zo onsamenhangend dat Hannah er niks van begreep.

„Wat is er?" Hannah schudde haar door elkaar. „Hou op met dat gejank en vertel nou wat er is!"

„Het raam, " jammerde Steffie. „Hij was er, hij was bij het raam!"

„Wie dan? Rustig nou. Zeg op, wié?"

„Een gezicht!" snikte Steffie. „Hij keek door het raam naar me en... en... hij had een bijl bij zich!"

Hannah wist Steffie het huis in te werken en deed de deur op slot. „Jonathon!" schreeuwde ze, terwijl ze de hal in rende. „Jonathon!"

„Hij is er niet, " jammerde Steffie.

„Is er niet? Wat bedoel je?"

„Hij hoorde een geluid buiten en is gaan kijken wat het was. "

„Jonathon!" Hannah vloog door de hal naar de keuken. De achterdeur stond half open, en toen ze er vlakbij was, duwde Jonathon er van buiten tegenaan. Hannah rukte de deur open, en Jonathon viel bijna op de grond.

„Hoe kun je Steffie nou alleen laten?" ging Hannah tegen hem tekeer. „Je zou bij haar blijven!"

Jonathon keek haar verbijsterd aan. „Ik bén toch bij haar gebleven? Ik ben hier met... "

„Je bent naar buiten gegaan, en terwijl je daar was, keek er iemand door het raam naar binnen!"

„Echt?" Hij klonk stomverbaasd. „Weet je dat zeker?"

Ze draaiden zich allebei om toen Steffie binnenkwam. „Ik weet het zeker!" zei Steffie half in tranen. „Hij was er. Ik heb hem gezien!"

„Hoe zag hij er uit?" vroeg Jonathon, maar Steffie schudde verward haar hoofd.

„Ik weet het niet. Ik bedoel, daar kan ik niets van zeggen. H... hij droeg een bivakmuts, dus ik kon zijn gezicht niet zien. "

Hannah's adem stokte. Even begon de keuken om haar heen te draaien, maar toen werd alles langzaam weer normaal.

„Een bivakmuts?" vroeg Jonathon, en Steffie knikte.

„Helemaal over zijn gezicht. Ik kon alleen zijn ogen zien. Die waren... vreselijk. "

„Maar verder zag je niets?" drong Jonathon aan. „Kon je de kleur van zijn ogen zien?"

„Donker. Alles was donker. "

„Was die bivakmuts ook donker?"

„Zwart, geloof ik. Ja, ik denk... zwart. "

Ray, dacht Hannah automatisch. Ray heeft een zwarte bivakmuts.

„Massa's mensen hebben een zwarte bivakmuts, " zei Jonathon alsof hij haar gedachten kon lezen. „Het kan iedereen zijn geweest. " Hij aarzelde, en zei toen voorzichtig: „Of niemand. Steffie kan een schaduw hebben gezien of zoiets. "

Hannah schudde haar hoofd. „Ze heeft geen schaduw gezien. Ik zag ook iemand op de oprijlaan toen ik buiten was. "

Jonathon was nu helemaal van zijn stuk gebracht. „Wat zag je dan?"

„Dat weet ik niet... Wat maakt het uit?" Hannah verhief haar stem. „Een gedaante!"

„Weet je dat zeker? Waar was hij?"

„Buiten op de oprijlaan, bij het huis. Het moet dezelfde persoon zijn geweest die Steffie achter het raam zag. "

„Kijk!" riep Steffie angstig.

Ze staarden alle drie naar de deur staarden en zagen dat de knop langzaam begon te draaien.

„Doe hem op slot, " fluisterde Steffie in paniek. „Op slot, snel... "

Hannah zag Jonathon zijn hand uitsteken. Zijn vingers reikten naar de grendel. Met een klap vloog de deur tegen de muur, en de meiden gilden van angst.