HOOFDSTUK 7

Waarom heb je ze dat verteld?" Hannah was zo woedend dat ze nauwelijks uit haar woorden kon komen. Steffie zat met grote, bange ogen op het voeteneind van het bed.

„En wat deed je daar alleen met Lance?" tierde Hannah verder. „Ik had toch gezegd dat je naar mij lor moest komen... "

Nee, dat heb je niet gezegd. Je zei dat ik niet in de slaapkamer moest blijven hangen. En jij was met Jonathon alleen in de keuken, dus wat maakt het nou uit?" zei Steffie op hoge toon. „En trouwens, Lance is naar de kelder gegaan om naar de verwarmingsketel te kijken. Het is hopeloos, volgens hem. En daarna is hij naar buiten gegaan om hout te halen en heeft hij het vuur aangemaakt om het huis warm te krijgen. Hij hielp alleen maar!"

„We hadden zelf ook wel de haard aan kunnen steken. We hebben zijn hulp niet nodig, " wierp Hannah tegen. Ze ijsbeerde door de slaapkamer. „Ik kan met geloven dat je hem over die moordenaar hebt verteld... ik kan het gewoon niet geloven! Hoe haal je het in je hoofd?"

„Nou... " Steffies onderlip trilde. „Nou, ja... ik weet het niet... ik dacht er niet bij na. Het was er uit voordat ik het wist. Ik snap trouwens niet waarom je je zo druk maakt. Het is hartstikke aardig van ze dat ze willen blijven en... "

„Ik had ze net zo ver gekregen dat ze weg zouden gaan!" riep Hannah uit.

„Weg zouden gaan?" herhaalde Steffie verontwaardigd. „Met dit weer? Wou je ze nu naar buiten sturen?"

Hannah wendde zich af en beet op haar onderlip. Nu was Steffie ook nog kwaad op haar, terwijl ze alleen maar probeerde om te doen wat het beste was, het verstandigste. Alles kwam op haar neer, wist Hannah. Zij moest beslissen wat ze zouden doen. Maar wat moest ze in vredesnaam beslissen?

Nadat ze Steffie op haar hart had gedrukt dat ze de deur op slot moest doen, ging ze naar beneden. Jonathon en Lance waren nog steeds in de huiskamer. Ze stonden druk te praten naast de open haard, maar Hannah negeerde hen en liep door naar de keuken. Ze griste haar jack van een stoel en ging de veranda op. Toen ze de treden afliep, kwam ze meteen in een meter sneeuw terecht.

Hannah spartelde even rond voordat ze eindelijk vaste grond onder haar voeten voelde. Ze hees zich overeind, greep de rand van de veranda vast en schuifelde zijdelings voort tot ze rechtop kon staan. Met de nodige moeite manoeuvreerde ze om de sneeuwhopen heen die tegen de veranda waren opgewaaid, en slaagde er uiteindelijk in een begaanbare route naar de garage te vinden. Jongens of geen jongens, ze moest ervoor zorgen dat het huis warm bleef, dus dat hield in dat ze die stomme kachels moest vinden.

De wind was scherp en guur en prikte op haar wangen. Hannah voelde haar voeten bevriezen en vervloekte zichzelf dat ze niet de tijd had genomen sneeuwlaarzen aan te trekken. Het enige waar ze aan had gedacht was dat ze weg wilde, bij Steffie vandaan, en die...

Die... Ja, wat waren het eigenlijk? Ontsnapte moordenaars? Waarschijnlijk niet, moest Hannah toegeven. Maar het was ook niet uitgesloten. Ze moest op haar hoede blijven.

, Kachels, Hannah, " zei ze met opeengeklemde kalm tegen zichzelf. „Kachels, weet je nog? Eén ding tegelijk. "

Ze moest die kachels vinden. Als ze ze niet vond, zou de kou in huis vanavond ondraaglijk worden.

Ze ploeterde voort, haar schouders gebogen tegen dewind. De vertrouwde achtertuin was vandaag een vreemde plek. Alles was verwrongen en vervormd door de sneeuw. Het oude gereedschapshok... de barbecue... Plotseling drong het tot Hannah door dat ze er allemaal uitzagen als enorme grafstenen, scheefhangend in een of ander gigantisch verlaten kerkhof. Ze rilde en probeerde sneller te lopen. Haar adem brandde in haar longen. Eindelijk was ze op gelijke hoogte met de houtstapel. Ze keek er nauwelijks naar in het voorbijgaan, maar ineens bleef ze slaan en trok haar wenkbrauwen op.

Er was iets veranderd.

Hannah liep een stukje terug. Langzaam gleden haar ogen over de enorme stapel hout... de besneeuwde contouren van de boomstronk ernaast... de dode bladeren en dennennaalden die hier en daar uit de sneeuw staken.

Iets of iemand was hier pas geweest, zag ze, de sneeuw was aangestampt. Er liepen sporen langs de hele lengte van de houtstapel.

Hannah boog zich voorover om beter te kijken. Het waren geen voetsporen, maar de sneeuw was ook niet onaangeroerd. Het leek alsof er iemand had gelopen, en daarna had geprobeerd de sneeuw weer glad te strijken... Alsof er iets overheen was gesleept...

Hannah probeerde het griezelige gevoel van zich af te schudden.

Ze ging weer rechtop staan. Ze was nu vlak bij de oprijlaan en de garage was niet ver meer. Streng sprak ze zichzelf toe dat ze niet zo schrikachtig moest zijn en vervolgde haar weg, maar weer bleef ze abrupt staan toen ze achter zich iets hoorde.

Hannah draaide zich bliksemsnel om. Ze kneep haar ogen half dicht tegen de kou en keek.

Er was een houtblok boven aan de stapel losgeraakt en naar beneden gevallen. Hannah zag het blok tot stilstand komen in de sneeuw.

Alles was stil.

En toch was er iets. Ze voelde het!

Ze liet haar blik opnieuw over de houtstapel glijden... de boomstronk... het blok dat half onder de sneeuw was bedolven.

Er was iets mis... Maar wat?

Zenuwachtig keek Hannah over haar schouder. Ze wilde net verder lopen toen ze iets aan de rand van de houtstapel zag, dicht bij de plek waar ze stond. Op die plek vormden de blokken een soort afdakje, waaronder niet veel sneeuw lag.

Hannah keek omlaag naar wat haar aandacht had getrokken. Wat ze daar zag was donker en vlekkerig... uitgespat over het pure, schone wit...

Haar hart stond stil. Langzaam bewoog ze zich naar voren, steeds dichterbij.

Ze kon het nu veel beter zien... De grote, rode vlek... de rode klodders die over de grond waren gespetterd...

Ze vervaagden... langzaam vervaagden ze en werden bedolven onder een nieuwe laag sneeuw...

Doodsbang draaide Hannah zich om en rende weg.

Ze rende zonder te stoppen, en toen ze eindelijk vlak bij de veranda was, struikelde ze en viel. Terwijl ze weer overeind krabbelde, zocht ze met haar ogen de achterkant van het huis af.

Ineens zag ze achter het raam op de eerste verdieping een gezicht dat naar buiten tuurde, half verborgen achter de gordijnen.

Maar het was niet Steffie die vanuit haar slaapkamer naar haar keek.

Het was Lance.