Proloog

Streng beveiligde strafkolonie 13, Nizjni Tagil, Rusland / Campione d'Italia, Zwitserland

 

Terwijl de vier gedetineerden op de komst van Borja Maks wachtten, leunden ze tegen vuile muren waarvan de kou hun niet meer deerde. Ze stonden op de binnenplaats van de gevangenis, waar ze dure sigaretten van de zwarte markt rookten, gemaakt van scherpe, zwarte Turkse tabak, en maar wat praatten alsof ze niets beters te doen hadden dan de bittere rook in hun longen te zuigen en vervolgens weer uit te blazen in wolkjes die in de ijskoude lucht leken te bevriezen. In het glitterlicht van de sterren veranderde de wolkeloze hemel in een diepteloze schelp van email. Grote Beer, Lynx, Jachthonden, Perseus - dezelfde sterrenbeelden schitterden in de hemel boven Moskou, duizend kilometer naar het zuidwesten, maar hoe anders was het leven hier dan in de opzichtige, oververhitte clubs aan Trehgorni Val en de Sadovnisjeskajastraat.

Overdag maakten de gevangenen van kolonie 13 onderdelen voor de T -90, de vervaarlijke Russische gevechtstank. Maar waarover praatten mannen zonder geweten of emotie 's avonds met elkaar? Vreemd genoeg over hun gezin. De stabiliteit van vrouw en kinderen was bepalend geweest voor hun vorige leven, zoals de dikke muren van de streng beveiligde strafkolonie bepalend waren voor het leven dat ze nu leidden. Wat ze deden om aan geld te komen - liegen, bedriegen, stelen, afpersen, chanteren, martelen en moorden -was het enige wat ze kenden. Het stond vast dat ze die dingen goed deden, want anders zouden ze dood zijn geweest. Ze leidden hun leven buiten de beschaving zoals de meeste mensen die kenden. Het idee van thuiskomen bij de warmte van hun eigen vrouw, met de knusse geur van rode bieten, gekookte kool, gebraden vlees, met het vuur van pittige wodka, riep bij hen allen nostalgische gevoelens op. Die nostalgie verbond hen net zo goed met elkaar als de tatoeages van hun schimmige beroep.

Door de ijskoude avondlucht sneed een zachte fluittoon die hun herinneringen liet vervliegen als de terpentijn uit olieverf. Toen Borja Maks verscheen, verloor de avond zijn gefantaseerde kleuren en keerde hij terug tot blauw en zwart. Maks was een grote man - iemand die elke dag sinds hij hier was binnengekomen een uur lang met gewichten trainde, gevolgd door anderhalf uur touwtjespringen. Als huurmoordenaar van de Kazanskaja, een afdeling van de

Russische grupperovka die in drugs en gestolen auto's handelde, bezat hij onder de vijftienhonderd gedetineerden van kolonie 13 een zekere status. De bewakers vreesden en verachtten hem. Zijn reputatie was hem voorafgegaan als een schaduw bij zonsondergang. Hij was te vergelijken met het oog van een orkaan waaromheen de huilende winden van geweld en dood kolkten. Hij was de vijfde man van de groep die nu uit vier personen bestond. Kazanskaja of geen Kazanskaja, Maks moest worden gestraft, anders wisten ze allemaal dat hun dagen in kolonie 13 geteld waren.

Ze glimlachten naar Maks. Een van hen bood hem een sigaret aan, een ander stak hem voor Maks aan terwijl hij zich naar voren boog en maakte een kom van zijn hand om het vlammetje tegen de wind te beschermen. De twee anderen grepen ieder een van Maks' armen vast, terwijl de man die de sigaret had aangeboden een geïmproviseerd mes dat hij ijverig in de gevangenisfabriek had scherpgeslepen in de richting van Maks' maag dreef. Op het laatste moment sloeg Maks het met een welgemikte snelle handbeweging opzij. Onmiddellijk gaf de man met de opgebrande lucifer een venijnige uppercut tegen de punt van Maks' kin.

Maks wankelde achterover tegen de twee mannen die zijn armen vasthielden, maar tegelijk stampte hij met de hak van zijn linkerlaars op de wreef van een van die mannen. Hij schudde zijn linkerarm vrij, bewoog zijn lichaam in een scherpe boog en dreef zijn kromme elleboog in de ribbenkast van de man die zijn rechterarm vasthield. Nu hij los was, drukte hij zijn rug tegen de muur, die in diepe schaduw gehuld was. De vier sloten zich aaneen en kwamen naar hem toe om hem af te maken. De man met het mes kwam naar voren en een tweede liet een krom stuk metaal over zijn knokkels glijden.

Het gevecht kwam nu echt op gang, met gekreun van pijn en inspanning, stromend zweet en vegen bloed. Maks was sterk en sluw; zijn reputatie was verdiend, maar hoewel hij evenveel slagen uitdeelde als incasseerde, stond hij tegenover vier vastberaden vijanden. Als Maks een van hen op de knieën kreeg, nam een ander zijn plaats in, zodat er altijd twee op hem in sloegen terwijl de anderen zich zo goed mogelijk herstelden om weer in de aanval te gaan. De vier mannen maakten zich geen illusies over de taak die hun te wachten stond. Ze wisten dat ze het nooit met de eerste of zelfs de tweede aanval van Maks konden winnen. Ze waren van plan hem een voor een te lijf te gaan; terwijl zij steeds pauzes namen, gunden ze hem die niet.

En blijkbaar werkte het. Bebloed en gekneusd gingen ze door met hun meedogenloze aanval, totdat Maks de zijkant van zijn hand in de keel van een van de vier mannen dreef - die met het zelfgemaakte mes - en het kraakbeen van zijn strottenhoofd verbrijzelde. Terwijl de man in de armen van zijn kameraden viel, zijn mond wijd open als een aan de haak geslagen vis, greep Maks het mes uit zijn hand. Toen rolden de ogen van de man omhoog en werd hij dood gewicht. Verblind van razernij en bloeddorst gingen de drie anderen Maks te lijf.

Met hun aanval braken ze bijna door Maks' verdediging heen, maar hij rekende kalm en efficiënt met hen af. Terwijl zijn armspieren opbolden, keerde hij hun zijn linkerzij toe om een kleiner doelwit te vormen, en tegelijk haalde hij telkens snel en kort met zijn mes uit om een aantal steekwonden te maken die weliswaar niet diep waren maar toch een enorme hoeveelheid bloed produceerden. Dat was opzettelijk. Het was Maks' verweer tegen hun afmattingstactiek. Vermoeidheid was tot daar aan toe; bloedverlies was veel erger.

Een van zijn belagers dook naar voren, gleed uit over zijn eigen bloed, en Maks beukte hem neer. Zo ontstond er een opening, en de man met de geïmproviseerde boksbeugel kwam naar voren en sloeg met het metaal tegen de zijkant van Maks' hals. Maks kreeg meteen geen lucht meer en was zijn kracht kwijt. De resterende mannen roffelden genadeloos op hem in en stonden op het punt hem onder te ploegen toen een bewaker uit de schemering opdook en hen systematisch terugdreef met een massief houten knuppel waarvan de kracht veel vernietigender was dan die van welk stuk schrootmetaal ook.

Een schouder kraakte onder de bekwaam gehanteerde knuppel; van een andere man werd de zijkant van de schedel ingeslagen. De derde, die zich omdraaide om te vluchten, werd midden op zijn derde staartwervel geslagen, die op slag verbrijzelde, zodat zijn rug brak.

'Wat doe je?' zei Maks tegen de bewaker, tussen zijn pogingen om op adem te komen door. 'Ik dacht dat die schoften alle bewakers hadden omgekocht.'

'Dat hebben ze ook.' De bewaker greep Maks' elleboog vast. 'Deze kant op.' Hij wees met het glanzende uiteinde van de knuppel.

Maks kneep zijn ogen samen. 'Dat is niet richting cellen.'

'Wil je hier weg of niet?' zei de bewaker.

Maks knikte met enig voorbehoud, en de twee mannen liepen met grote stappen over de verlaten binnenplaats. De bewaker liep dicht langs de muur en Maks volgde zijn voorbeeld. Hun bewegingen, zag hij, waren erop ingesteld dat ze buiten de lichtbundels van de heen en weer zwaaiende schijnwerpers bleven. Hij zou zich hebben afgevraagd wie deze bewaker was, maar daar was geen tijd voor. Trouwens, in zijn achterhoofd had hij wel zoiets verwacht. Hij wist dat zijn baas, het hoofd van de Kazanskaja, hem niet voor de rest van zijn leven in kolonie 13 liet wegrotten, al was het alleen maar omdat hij daar te waardevol voor was. Wie zou de grote Borja Maks ooit kunnen vervangen? Misschien maar één persoon: Leonid Arkadin. Maar Arkadin - wie hij ook mocht zijn, want niemand die Maks kende had hem ooit ontmoet of zijn gezicht gezien - wilde niet voor de Kazanskaja of een van de families werken; hij was een freelancer, de laatste van een uitstervend ras. Als hij al bestond, iets wat Maks eerlijk gezegd betwijfelde. Maks was opgegroeid met verhalen over boemannen die over ongelooflijke krachten beschikten. Om de een of andere absurde reden schiepen Russen er behagen in hun kinderen bang te maken. Maar het was nu eenmaal zo dat Maks niet in boemannen geloofde en nooit bang was. Hij had ook geen reden om bang te zijn voor het spookbeeld van Leonid Arkadin.

Inmiddels had de bewaker een deur halverwege de muur opengetrokken. Ze doken naar binnen op het moment dat de lichtbundel van een schijnwerper over de stenen gleed waar zij enkele ogenblikken geleden nog tegenaan hadden gestaan.

Via verscheidene gangen kwamen ze in de gang die naar de gemeenschappelijke mannendouche leidde. Hij wist dat dit een van de twee toegangen tot de vleugel van de gevangenis was. Het was een raadsel hoe deze bewaker hen langs de controleposten zou krijgen, maar Maks zou er niets mee opschieten als hij daarnaar probeerde te raden. Tot nu toe had de bewaker precies geweten wat hij moest doen en hoe hij het moest doen. Waarom zou het nu anders gaan? De man was duidelijk een professional. Hij had een grondige studie van de gevangenis gemaakt en het was duidelijk dat hij machtige figuren achter zich had: ten eerste omdat hij hier was binnengekomen, en ten tweede omdat hij blijkbaar kon gaan en staan waar hij wilde. Hier was Maks' baas aan het werk.

Toen ze naar de doorgang van de douches liepen, vroeg Maks: 'Wie ben jij?'

'Mijn naam is onbelangrijk,' zei de bewaker. 'Wie me gestuurd heeft niet.'

Max nam alles in de onnatuurlijke stilte van de gevangenisavond in zich op. De bewaker sprak onberispelijk Russisch, maar met zijn geoefende oog zag Maks dat hij er niet Russisch uitzag, en trouwens ook niet Georgisch, Tsjetsjeens, Oekraïens of Azerbeidzjaans. Hij was klein voor Maks' begrippen, maar ja, vergeleken met hem was bijna iedereen klein. Zijn lichaam was gespierd en zijn bewegingen waren goed getraind. Hij bezat de bovennatuurlijke onbeweeglijkheid van volkomen beheerste energie. Hij maakte geen beweging tenzij het echt moest en gebruikte dan alleen de hoeveelheid energie die nodig was en niet meer dan dat. Maks was zelf ook zo, en hij zag dan ook gemakkelijk de subtiele tekenen die anderen ontgingen. De ogen van de bewaker waren flets, zijn gezicht stond grimmig, bijna afstandelijk, als dat van een chirurg in een operatiekamer. Hij had dicht, lichtgekleurd haar op de bovenkant van zijn hoofd, met uitlopers in een stijl die Maks niet zou hebben gekend als hij geen liefhebber van internationale tijdschriften en buitenlandse films was geweest. Sterker nog: als Maks niet beter wist, zou hij zeggen dat de bewaker een Amerikaan was. Maar dat kon niet. Maks' baas nam geen Amerikanen in dienst; hij lijfde ze in.

'Dus Maslov heeft je gestuurd,' zei Maks. Dimitri Maslov was het hoofd van de Kazanskaja. 'Dat werd verdomme tijd. Als je hier vijftien maanden zit, lijkt het wel vijftien jaar.'

Op dat moment, toen ze ter hoogte van de douches waren gekomen, sloeg de bewaker, zonder zich helemaal om te draaien, met de knuppel tegen de zijkant van Maks' hoofd. Maks, volledig verrast, zakte in elkaar op de kale betonnen vloer van de doucheruimte. Die vloer rook naar schimmel, desinfecterende middelen en onhygiënisch levende mannen.

De bewaker kwam zo nonchalant op hem af alsof hij een avondje uit was met een meisje aan zijn arm. Hij zwaaide bijna loom met de knuppel. Hij trof Maks op zijn linkerbiceps, net hard genoeg om hem achteruit te drijven naar de rij douchekoppen, die uit de vochtige achtermuur staken. Maar Maks liet zich niet dirigeren, niet door deze bewaker en niet door iemand anders. Toen de knuppel over het hoogste punt van zijn boog heen was en met een fluitend geluid naar beneden kwam, ging Maks een stap naar voren en brak de neergaande beweging met een klap van zijn gespierde onderarm. Nu hij binnen de verdedigingslinie van de bewaker was gekomen, kon hij doen wat de situatie vereiste.

Hij had het zelfgemaakte mes in zijn linkerhand en stak het met de punt naar voren. Toen de bewaker in actie kwam om het tegen te houden, haalde Maks ermee uit om door de huid van de bewaker te snijden. Hij had op de onderkant van de pols gemikt, het knooppunt van aderen dat, indien doorgesneden, de hand onbruikbaar zou maken. Maar de reflexen van de bewaker waren even snel als die van hemzelf, en het mes kraste over de mouw van het leren jasje en drong niet door het leer heen, zoals de bedoeling was. Maks had nog net de tijd om te beseffen dat het jasje gevoerd moest zijn met kevlar of een ander ondoordringbaar materiaal, voordat de bewaker het mes met de eeltige zijkant van zijn hand wegsloeg.

Een volgende klap liet Maks achteroverwankelen. Hij struikelde over een van de afvoerputjes, zijn hak zakte erin weg, en de bewaker stampte met de zool van zijn laars tegen de zijkant van Maks' knie. Met het afschuwelijke geluid van bot dat over bot knarst zakte Maks' rechterbeen onder hem weg.

Toen de bewaker dichterbij kwam, zei hij: 'Ik ben niet door Dimitri Maslov gestuurd, maar door Pjotr Zilber.'

Max probeerde zijn hak uit het afvoerputje te trekken. 'Ik weet niet over wie je het hebt.'

De bewaker greep de voorkant van zijn overhemd vast. 'Je hebt zijn broer Aleksei vermoord. Eén schot in zijn achterhoofd. Hij dreef op zijn buik in de Moskwa.'

'Dat was zakelijk,' zei Maks. 'Puur zakelijk.'

'Ja, nou, dit is persoonlijk,' zei de bewaker terwijl hij zijn knie in Maks' kruis dreef.

Maks klapte dubbel. Toen de bewaker zich bukte om hem overeind te hijsen, sloeg Maks met de kruin van zijn hoofd tegen de kin van de bewaker. Diens tanden sneden in zijn tong en het bloed spoot tussen zijn lippen vandaan.

Maks maakte van de gelegenheid gebruik om zijn vuist in de zij van de andere man te pompen, net boven de nier. De ogen van de bewaker gingen wijd open - het enige teken dat hij pijn voelde - en hij schopte tegen Maks' verwoeste knie. Maks zakte in elkaar en bleef liggen. De pijn stroomde als een rivier door hem heen. Terwijl hij zijn best deed om de pijn tot een bepaald deel van zijn lichaam terug te dringen, schopte de bewaker hem opnieuw. Maks voelde dat zijn ribben bezweken en zijn wang drukte tegen de stinkende betonvloer. Hij bleef verdoofd liggen en kon niet overeind komen.

De bewaker hurkte bij hem neer. Toen hij zag dat de bewaker een grimas trok, beleefde Maks daar een zekere voldoening aan, maar meer troost zou hij niet krijgen.

'Ik heb geld,' bracht Maks zwakjes uit. 'Het ligt begraven op een veilige plaats waar niemand het vindt. Als je me hieruit haalt, breng ik je erheen. Je mag de helft hebben. Dat is meer dan vijfhonderdduizend Amerikaanse dollars.'

Dat maakte de bewaker alleen maar kwaad. Hij sloeg Maks hard op zijn oor, zodat hij sterretjes zag. Zijn hoofd galmde van een pijn die voor ieder ander ondraaglijk zou zijn geweest. 'Denk je dat ik zo ben als jij? Dat ik geen trouw ken?' Hij spuwde in Maks' gezicht.

'Arme Maks, de moord op die jongen was een grote fout van je. Mensen als Pjotr Zilber vergeten zoiets niet. En ze kunnen hemel en aarde bewegen om hun zin te krijgen.'

'Goed,' fluisterde Maks. 'Je mag het allemaal hebben. Meer dan een miljoen dollar.'

'Pjotr Zilber wil je dood hebben, Maks. Ik ben hierheen gekomen om je dat te vertellen. En om je te doden.' Er kwam een subtiele verandering op zijn gezicht. 'Maar eerst...'

Hij trok Maks' linkerarm opzij, trapte op de pols en drukte hem hard tegen het ruwe beton. Vervolgens haalde hij een snoeischaar met dikke bladen tevoorschijn.

Dat wekte Maks uit zijn staat van verdoving. 'Wat doe je?'

De bewaker pakte Maks' duim, waarop een tatoeage van een schedel prijkte; diezelfde afbeelding had hij in groter formaat op zijn borst. Het was een symbool van Maks' verheven status in zijn moorddadige beroep.

'Pjotr Zilber wilde niet alleen dat je wist wie tot je dood heeft bevolen. Hij wilde ook het bewijs dat je dood was, Maks.'

De bewaker zette de schaar op de onderkant van Maks' duim en drukte de handgrepen naar elkaar toe. Maks maakte een gorgelend geluid als een baby.

Zoals een slager zou doen, verpakte de bewaker de duim in een stukje waspapier. Hij deed er een elastiekje omheen en stopte hem in een plastic zak.

'Wie ben jij?' kon Maks nog uitbrengen.

Ik heet Arkadin,' zei de bewaker. Hij maakte zijn overhemd open en liet een tatoeage van twee kandelaars op zijn borst zien. 'Of in jouw geval: Dood.'

Met een beweging vol gratie brak hij Maks' nek.

 

De heldere alpiene zon verlichtte Campione d'Italia, een kleine exquise Italiaanse enclave van anderhalve vierkante kilometer in het volmaakte Zwitserse landschap. Dankzij zijn prachtige ligging aan de oostelijke rand van het Meer van Lugano was het zowel verbazingwekkend schilderachtig als een uitstekende plek om domicilie te kiezen. Net als Monaco was het een belastingparadijs voor rijken, die hier schitterende villa's bezaten en de tijd verdreven door te gaan gokken in het Casino di Campione. Geld en kostbaarheden konden worden opgeslagen in Zwitserse banken, die terecht de reputatie genoten een discrete service te verlenen, volledig afgeschermd van de nieuwsgierige ogen van internationale politiediensten.

Pjotr Zilber had deze weinig bekende, idyllische omgeving uitgekozen voor zijn eerste persoonlijke ontmoeting met Leonid Arkadin. Hij had via een tussenpersoon contact met Arkadin opgenomen, want om allerlei veiligheidsredenen had hij niet rechtstreeks met de huurmoordenaar in verbinding willen treden. Al van jongs af had Pjotr geleerd dat er niet zoiets als te veel veiligheidsmaatregelen bestond. Als je in een familie met geheimen was geboren, drukte er een zware verantwoordelijkheid op je schouders.

Vanaf zijn hoge plek op het uitzichtpunt bij de Via Totone had Pjotr een adembenemend zicht op de roodbruine pannendaken van de chalets en appartementengebouwen, de met palmen omzoomde pleinen van het stadje, het hemelsblauwe water van het meer en de bergen waarvan de flanken in mantels van mist waren gehuld. Terwijl hij daar in zijn grijze BMW zat, drong het verre ronken tot hem door van de speedboten die een kielzog van schuimige kromzwaarden achterlieten. Met een deel van zijn gedachten was hij al bij de reis die hij zou maken. Nadat hij het gestolen document in handen had gekregen, had hij het de lange reis door zijn netwerk naar zijn uiteindelijke doel laten maken.

Hij vond het bijzonder opwindend om hier te zijn. De verwachting van wat zou komen, van de lofprijzingen die zijn deel zouden zijn, vooral van de kant van zijn vader, joeg een elektrische lading door hem heen. Hij stond op het punt een onvoorstelbare overwinning te behalen. Arkadin had hem vanaf het vliegveld van Moskou gebeld om te zeggen dat de operatie succesvol was verlopen en dat hij in het bezit was van het fysieke bewijs waarom Pjotr had gevraagd.

Pjotr had een risico genomen toen hij tot Maks' dood had bevolen, maar de man had zijn broer vermoord. Moest hij hem nu zijn andere wang toekeren en vergeten wat er was gebeurd? Beter dan wie ook kende hij het strikte bevel van zijn vader om in de schaduw te blijven, in het verborgene, maar deze ene daad van wraak leek hem het risico waard. Trouwens, hij had de zaak via tussenpersonen afgehandeld, zoals zijn vader zou hebben gedaan.

Toen hij het diepe grommen van een automotor hoorde, draaide hij zich om. Hij zag een donkerblauwe Mercedes de helling naar het uitzichtpunt opkomen.

Het enige echte risico nam hij op dit moment, en daar was niets aan te doen. Als Leonid Arkadin in kolonie 13 in Nizjni Tagil kon binnendringen en Borja Maks kon doden, was hij de man voor het volgende karwei dat Pjotr in gedachten had. Een karwei dat zijn vader al jaren geleden had moeten ondernemen. Nu kreeg hij de kans om af te maken wat zijn vader niet had durven proberen. De brutalen hebben de halve wereld. Het document dat hij in handen had gekregen, bewees dat de tijd van al te grote voorzichtigheid voorbij was.

De Mercedes kwam naast zijn BMW tot stilstand, en een man met licht haar en nog lichtere ogen stapte met de soepelheid van een tijger uit de auto. Hij was geen bijzonder grote man, en hij was niet overdreven gespierd, zoals veel Russische grupperovka-mannen. Niettemin straalde iets in hem een stille dreiging uit die Pjotr indrukwekkend vond. Al van jeugdige leeftijd af had Pjotr met gevaarlijke mannen te maken gehad. Toen hij elf was, had hij een man gedood die zijn moeder had bedreigd. Hij had geen moment geaarzeld. Zou hij dat wel hebben gedaan, dan zou zijn moeder die middag in de Azerbeidzjaanse bazaar door een huurmoordenaar met een mes zijn vermoord. Die huurmoordenaar was, evenals anderen in de loop van de jaren, gestuurd door Semion Ikoepov, de onverzoenlijke vijand van Pjotrs vader. Op dit moment zat Ikoepov veilig verschanst in zijn villa aan de Viale Marco Campione, amper een kilometer van de plaats waar Leonid Arkadin en Pjotr nu stonden.

De twee mannen begroetten elkaar niet en spraken elkaar ook niet bij de naam aan. Arkadin haalde het roestvrijstalen koffertje tevoorschijn dat Pjotr hem had gestuurd. Pjotr reikte naar net zo'n koffertje in de BMW . De uitwisseling kwam op de motorkap van de Mercedes tot stand. De mannen legden de koffertjes naast elkaar en maakten ze open. In dat van Arkadin zat Maks' afgeknipte duim, verpakt in een zakje. In dat van Pjotr zat voor dertigduizend dollar aan diamanten, het enige betaalmiddel dat Arkadin accepteerde.

Arkadin wachtte geduldig af. Terwijl Pjotr de duim uitpakte, keek hij naar het meer. Misschien wenste hij dat hij in een van de speedboten zat die een pad door het water sneden. Maks' duim was tijdens de reis vanuit Rusland een beetje verschrompeld. Er kwam ook een zekere geur van af die Pjotr Zilber wel kende. Hij had zijn portie familieleden en landgenoten begraven. Hij hield de tatoeage in het zonlicht en haalde een klein vergrootglas tevoorschijn om naar de figuur te kijken.

Ten slotte stopte hij het vergrootglas weg. 'Was het moeilijk?'

Arkadin keek hem aan. Enkele momenten staarde hij onverzoenlijk in Pjotrs ogen. 'Niet heel erg.'

Pjotr knikte. Hij gooide de duim over het hekje van het uitzichtpunt en wierp de verpakking erachteraan. Arkadin, die daaruit afleidde dat hun transactie tot stand was gekomen, stak zijn hand uit naar het pakje met diamanten. Hij maakte het open, nam een juweliersloep, pakte er een willekeurige diamant uit en bestudeerde hem met het aplomb van een expert.

Toen hij knikte, tevreden over helderheid en kleur, zei Pjotr: 'Wat zou je ervan denken om drie keer zoveel te verdienen als wat ik je hiervoor heb betaald?'

'Ik ben drukbezet,' zei Arkadin zonder iets te laten blijken.

Pjotr boog zijn hoofd met respect. 'Ongetwijfeld.'

'Ik neem alleen opdrachten aan die me interesseren.'

'Zou Semion Ikoepov je interesseren?'

Arkadin vertrok geen spier. Er kwamen twee sportwagens voorbij. Ze reden alsof ze op het circuit van Le Mans zaten. In de echo van hun schorre uitlaten zei Arkadin: 'Wat een toeval dat we hier in het vorstendommetje zijn waar Semion Ikoepov woont.'

'Zie je wel?' Pjotr grijnsde. 'Ik weet precies hoe drukbezet je bent.'

'Tweehonderdduizend,' zei Arkadin. 'De gebruikelijke condities.'

Pjotr, die dit honorarium had verwacht, knikte instemmend. 'Bij onmiddellijke levering.'

'Akkoord.'

Pjotr maakte de kofferbak van de BMW open. Er lagen nog twee koffertjes in. Uit een daarvan bracht hij voor honderdduizend dollar aan diamanten naar het koffertje op de motorkap van de Mercedes over. Uit het andere koffertje gaf hij Arkadin een pakje papieren, waaronder een satellietkaart met de exacte locatie van Ikoepovs villa, een lijst van Ikoepovs lijfwachten en een stel blauwdrukken van de villa, inclusief de elektrische circuits, het noodstroomsysteem en details van de aangebrachte beveiligingsapparatuur.

'Ikoepov is momenteel thuis,' zei Pjotr. 'Je moet zelf zien hoe je in zijn huis komt.'

'Ik neem contact op.' Nadat Arkadin de papieren had doorgebladerd en hier en daar een vraag had gesteld, legde hij ze op de diamanten in het koffertje. Hij klapte het deksel dicht en zwaaide

het koffertje zo gemakkelijk op de passagiersplaats van de Mercedes alsof het gevuld was met ballonnen.

'Morgen, zelfde tijd, zelfde plaats,' zei Pjotr toen Arkadin achter het stuur ging zitten.

De Mercedes startte; de motor zoemde. Arkadin zette hem in de versnelling. Toen hij de weg op reed, draaide Pjotr zich om naar de voorkant van de BMW . Hij hoorde piepende remmen, een auto die om een bocht gierde en draaide zich om. De Mercedes kwam recht op hem af. Een ogenblik was hij verlamd. Wat nou? Hij zette het op een lopen, maar het was te laat: de Mercedes had hem al te pakken. De radiateur drukte tegen hem aan en zette hem klem tegen de zijkant van de BMW .

In een waas van pijn zag hij Arkadin uit zijn auto stappen en naar hem toe komen lopen. Toen bezweek er iets in hem en raakte hij buiten bewustzijn.

 

Hij kwam bij bewustzijn in een gelambriseerde studeerkamer met glanzende koperen ornamenten en weelderige kleden uit Isfahan, gekleurd als juwelen. In zijn gezichtsveld stonden een walnotenhouten bureau en dito stoel, en hij zag ook een enorm raam dat uitkeek op het fonkelende water van het Meer van Lugano en de versluierde bergen daarachter. De zon stond laag in het westen en wierp lange schaduwen met de kleur van een verse kneuzing over het water tot aan de witte muren van Campione d'Italia.

Hij zat vastgebonden op een eenvoudige houten stoel die helemaal niet op zijn plaats leek in deze kamer van rijkdom en macht. Hij probeerde diep adem te halen en kromp ineen van een verlammende pijn. Toen hij omlaagkeek, zag hij dat er verband strak om zijn borst was gewikkeld en hij besefte dat hij minstens één gebarsten rib had.

'Je bent tenminste teruggekeerd uit het rijk der doden. Ik heb me een tijdje zorgen over je gemaakt.'

Het was pijnlijk voor Pjotr om zijn hoofd opzij te draaien. Elke spier in zijn lichaam voelde aan alsof hij in brand stond. Aan de andere kant was hij nieuwsgierig, en dus beet hij op zijn lip en bleef hij met zijn hoofd draaien tot er een man in zicht kwam. Het was een nogal kleine man met kromme schouders. Voor zijn grote, waterige ogen zaten ronde brillenglazen. Zijn gebronsde hoofdhuid, doorgroefd als een landkaart, bevatte geen enkele haar, maar alsof ze de kaalheid van zijn kruin wilden compenseren, staken zijn wenkbrauwen verbijsterend dik boven zijn oogkassen naar voren. Hij leek net een van die sluwe Turkse kooplieden uit de Levant.

'Semion Ikoepov,' zei Pjotr. Hij hoestte. Zijn mond voelde stijf aan, alsof er watten in waren gepropt. Hij proefde de zilte kopersmaak van zijn eigen bloed en slikte langdurig.

Ikoepov had van plaats kunnen veranderen, zodat Pjotr zijn nek niet zover hoefde te verdraaien om hem in zicht te houden, maar dat deed hij niet. In plaats daarvan sloeg hij zijn blik neer naar het vel dik papier dat hij had opengerold. 'Weet je, deze blauwdrukken van mijn villa zijn zo uitgebreid dat ik dingen over het gebouw te weten kom die ik nooit heb geweten. Bijvoorbeeld dat er een extra kelder onder de kelder is.' Hij streek met zijn dikke wijsvinger over de plattegrond. 'Het zal wel een heel werk zijn om in die kelder te komen, maar wie weet is het de moeite waard.'

Hij keek abrupt op en richtte zijn blik strak op Pjotr. 'Het zou bijvoorbeeld een ideale plek zijn om jou gevangen te houden. Zelfs mijn naaste buur zou je niet horen schreeuwen.' Hij glimlachte, een teken dat hij zijn energie op een verschrikkelijke manier ging concentreren. 'En je zült schreeuwen, Pjotr. Dat verzeker ik je.' Hij draaide zijn hoofd opzij. Zijn felle ogen zochten naar iemand anders. 'Nietwaar, Leonid?'

Nu verscheen Arkadin in Pjotrs gezichtsveld. Plotseling greep hij met zijn ene hand Pjotrs hoofd vast en groef hij met zijn andere hand in het scharnier van zijn kaak. Pjotr kon niets anders doen dan zijn mond opendoen. Arkadin bekeek zijn kiezen een voor een. Pjotr wist dat hij op zoek was naar een valse kies die gevuld was met vloeibare cyanide. Een zelfmoordpil.

'Allemaal van hemzelf,' zei Arkadin nadat hij Pjotr had losgelaten.

'Ik ben nieuwsgierig,' zei Ikoepov. 'Hoe ben je in godsnaam aan deze blauwdrukken gekomen, Pjotr?'

Pjotr, die elk moment een klap verwachtte, zei niets, maar plotseling trilde hij zo onbedaarlijk dat zijn tanden ervan klapperden.

Ikoepov gaf een teken aan Arkadin, die een dikke deken om Pjotrs bovenlichaam heen sloeg. Ikoepov zette een kersenhouten stoel met veel beeldsnijwerk tegenover Pjotr en ging erop zitten.

Hij ging gewoon verder, alsof hij geen antwoord had verwacht. 'Ik moet toegeven dat het blijk geeft van vrij veel initiatief van jouw kant. Dus de slimme jongen is een slimme jongeman geworden.' Ikoepov haalde zijn schouders op. 'Het verbaast me niet. Maar nu moet je naar me luisteren. Ik weet wie je werkelijk bent - dacht je dat je me kon misleiden door steeds weer je naam te veranderen? Je hebt een wespennest opengetrokken en dus moet je nu niet verbaasd zijn dat je wordt gestoken. En gestoken en gestoken en gestoken.'

Hij boog zijn bovenlichaam naar Pjotr toe. 'Hoezeer je vader en ik ook een hekel aan elkaar hadden, we zijn met elkaar opgegroeid. Ooit hadden we zo'n nauwe band met elkaar als broers. Dus uit respect voor hem zal ik niet tegen je liegen, Pjotr. Deze drieste actie van jou loopt niet goed af. Sterker nog, van het begin af kon het niet goed gaan. En wil je weten waarom? Je hoeft geen antwoord te geven; natuurlijk wil je het weten. Je aardse lusten hebben je verraden, Pjotr. Dat verrukkelijke meisje met wie je de afgelopen zes maanden naar bed gaat is van mij. Ik weet dat je dat niet zult geloven. Ik weet dat je haar grondig hebt doorgelicht; dat is je werkwijze. Ik was op al je vragen voorbereid; ik zorgde ervoor dat je de antwoorden kreeg die je moest horen.'

Pjotr keek Ikoepov aan en merkte dat zijn tanden weer klapperden, hoe hij zijn kaken ook op elkaar klemde.

'Thee, alsjeblieft, Philippe,' zei Ikoepov tegen een onzichtbare persoon. Even later zette een slanke jongeman een zilveren Engels theeservies op een tafeltje bij Ikoepovs rechterhand. Als een aardige oom schonk Ikoepov de thee in en deed hij er suiker bij. Hij hield het porseleinen kopje tegen Pjotrs blauwige lippen en zei: 'Toe dan, drink, Pjotr. Het is voor je eigen bestwil.'

Pjotr keek hem onverzoenlijk aan, tot Ikoepov zei: 'O ja, ik begrijp het.'

Hij nam zelf een slokje uit het kopje om Pjotr te bewijzen dat het alleen maar thee was en hield het hem toen weer voor. De rand sloeg tegen Pjotrs tanden, maar uiteindelijk dronk Pjotr van de thee, eerst langzaam en toen gretiger. Toen het kopje leeg was, zette Ikoepov het op zijn schoteltje terug. Inmiddels trilde Pjotr niet zo erg meer.

'Voel je je beter?'

'Ik voel me beter,' zei Pjotr, 'als ik hier weg ben.'

'Tja, dat zit er voorlopig niet in,' zei Ikoepov. 'Als je hier al ooit weg komt. Tenzij je me vertelt wat ik wil weten.'

Hij schoof zijn stoel dichterbij; de gelaatsuitdrukking van een vriendelijke oom was nu helemaal verdwenen. 'Je hebt iets gestolen wat van mij is,' zei hij. 'Ik wil het terug.'

'Het was niet van jou. Jij had het ook gestolen.'

Pjotr antwoordde met zoveel venijn dat Ikoepov zei: 'Jij haat mij net zo erg als je van je vader houdt. Dat is jouw grote probleem, Pjotr. Je hebt nooit geleerd dat haat en liefde in wezen hetzelfde zijn en dat iemand die liefheeft even gemakkelijk te manipuleren is als iemand die haat.'

Pjotr trok zijn mond samen, alsof Ikoepovs woorden daar een bittere smaak in achterlieten. 'Trouwens, het is te laat. Het document is al onderweg.'

Onmiddellijk veranderde Ikoepovs gezicht. Het werd zo gesloten als een vuist. Door de spanning leek zijn kleine lichaam een wapen dat op het punt stond gelanceerd te worden. 'Waar heb je het heen gestuurd?'

Pjotr haalde zijn schouders op, maar zei niets meer.

Ikoepovs gezicht werd duister van woede. 'Denk je dat ik niets weet van het systeem van informatie en materieel dat je in de afgelopen drie jaar hebt opgebouwd? Op die manier stuur je informatie die je van mij hebt gestolen naar je vader toe, waar hij ook mag zijn.'

Voor het eerst sinds hij was bijgekomen glimlachte Pjotr. 'Als jij iets belangrijks over dat systeem wist, had je het al opgerold.'

Nu kreeg Ikoepov zijn emoties weer ijzig in bedwang.

'Ik zei toch dat het geen zin had om met hem te praten?' zei Arkadin vanaf zijn plaats recht achter Pjotrs stoel.

'Evengoed,' zei Ikoepov, 'moeten we bepaalde protocollen in acht nemen. Ik ben geen beest.'

Pjotr snoof.

Ikoepov keek naar zijn gevangene. Hij leunde achterover, trok zorgvuldig zijn broekspijp op, sloeg zijn benen over elkaar en vouwde zijn kleine dikke handen op zijn onderbuik samen.

'Ik geef je één laatste kans om dit gesprek voort te zetten.'

Pas toen de stilte bijna ondraaglijk lang had geduurd, keek Ikoepov naar Arkadin op.

'Pjotr, waarom doe je me dit aan?' zei hij berustend. En tegen Arkadin: 'Begin.'

Hoewel het hem pijn deed en in ademnood bracht, draaide Pjotr zijn hoofd zover als hij kon, maar hij kon niet zien wat Arkadin deed. Hij hoorde het geluid van voorwerpen op een metalen wagentje dat over de vloerbedekking werd gereden.

Pjotr keek weer naar voren. 'Je maakt mij niet bang.'

'Ik wil je niet bang maken, Pjotr,' zei Ikoepov. 'Ik wil je pijn doen, heel, heel erg pijn.'

 

Met een pijnlijke kramp trok Pjotrs wereld zich samen tot de speldenknop van een ster in de nachtelijke hemel. Hij zat gevangen in zijn eigen geest, maar ondanks al zijn training, al zijn moed, kon hij de pijn niet tot één zone terugdringen. Over zijn hoofd zat een kap die strak om zijn hals was aangetrokken. Dat maakte de pijn honderd keer zo erg, want ondanks zijn grote moed leed Pjotr aan claustrofobie. Voor iemand die zich nooit in grotten, kleine ruimten of zelfs onder water begaf was zo'n kap het ergste wat er bestond. Zijn zintuigen mochten hem dan vertellen dat hij in werkelijkheid helemaal niet opgesloten zat, zijn geest wilde dat niet accepteren - die verkeerde in grote paniek. De pijn die Arkadin hem toebracht was tot daar aan toe, maar de vergroting daarvan door de kap was meer dan Pjotr kon verdragen. Zijn geest wervelde in het rond. Hij voelde dat er iets wilds in hem kwam - de wolf die in een val beklemd zat en koortsachtig zijn eigen poot afknaagde. Maar de geest was geen arm of been; hij kon hem niet wegknagen.

Vaag hoorde hij dat iemand hem een vraag stelde waarop hij het antwoord wist. Hij wilde het antwoord niet geven, maar hij wist dat hij het zou doen, want de stem zei dat de kap van zijn hoofd af zou gaan als hij antwoord gaf. Zijn dolgedraaide geest wist alleen dat de kap eraf moest. Zijn geest kon geen onderscheid meer maken tussen goed en kwaad, juist en verkeerd, leugen en waarheid, en reageerde op maar één bevel: de noodzaak om in leven te blijven. Hij probeerde zijn vingers te bewegen, maar blijkbaar drukte de ondervrager, die zich over hem heen boog, daar met de muizen van zijn handen op.

Pjotr hield het niet meer uit. Hij gaf antwoord op de vraag.

De kap ging niet af. Hij schreeuwde het uit van verontwaardiging en angst. Natuurlijk ging de kap niet af, dacht hij in een klein moment van helderheid. Als dat gebeurde, zou hij geen reden hebben om de volgende vraag te beantwoorden, en de volgende en de volgende.

En hij zou ze beantwoorden - allemaal. Hij wist dat met huiveringwekkende zekerheid. Al vermoedde een deel van hem dat de kap nooit meer af zou gaan, zijn opgesloten geest zou het risico nemen. Die had geen andere keuze.

Maar nu hij zijn vingers kon bewegen, was er wel een andere keus. Kort voordat de wervelwind van waanzinnige paniek hem weer meesleepte, maakte Pjotr die keuze. Er was één uitweg, en nadat hij een stil gebed tot Allah had gezegd, koos hij daarvoor.

 

Ikoepov en Arkadin stonden bij Pjotrs lichaam. Pjotrs hoofd lag opzij; zijn lippen waren erg blauw en er kwam een vaag maar onmiskenbaar schuim uit zijn halfopen mond. Ikoepov bukte zich en snoof de geur van bittere amandelen op.

'Ik wilde hem niet dood hebben, Leonid. Dat heb ik je heel duidelijk gezegd.' Ikoepov keek geërgerd. 'Hoe is hij aan cyanide gekomen?'

'Ze hebben een variant gebruikt die ik nooit eerder heb meegemaakt.' Arkadin keek zelf ook niet erg blij. 'Hij had een valse vingernagel.'

'Hij zou hebben gepraat.'

'Natuurlijk zou hij hebben gepraat,' zei Arkadin. 'Hij was al begonnen.'

'Dus hij besloot zijn eigen mond voorgoed te sluiten.' Ikoepov schudde vol walging zijn hoofd. 'Dit zal grote gevolgen hebben. Hij heeft gevaarlijke vrienden.'

'Ik zal ze vinden,' zei Arkadin. 'Ik zal ze doden.'

Ikoepov schudde zijn hoofd. 'Zelfs jij kunt ze niet allemaal op tijd doden.'

'Ik kan contact opnemen met Misja.'

'En het risico lopen alles te verliezen? Nee. Ik weet wat hij voor je betekent. Hij is je beste vriend en mentor. Ik begrijp dat je met hem wilt praten, hem wilt ontmoeten. Maar dat kun je niet doen, niet voordat dit afgelopen is en Misja naar huis komt. Dat is definitief.'

'Ik begrijp het.'

Ikoepov liep naar het raam en keek met zijn hand op zijn rug naar de vallende duisternis. Langs het meer fonkelden lichtjes op de helling van Campione d'Italia. Er volgde een lange stilte waarin hij naar de veranderende omgeving keek. 'We moeten het tijdschema naar voren verschuiven; dat is alles. En jij begint in Sebastopol. Je gebruikt de enige naam die je uit Pjotr hebt gekregen voordat hij zelfmoord pleegde.'

Hij draaide zich om en keek Arkadin aan. 'Alles draait nu om jou, Leonid. Deze aanval zit al drie jaar in de planningfase. Het is de bedoeling dat de Amerikaanse economie wordt lamgelegd. We hebben nog maar amper twee weken de tijd voor het zover is.' Hij liep geluidloos over de vloerbedekking. 'Philippe zal je voorzien van geld, papieren, wapens die aan elektronische detectie ontsnappen, alles wat je nodig hebt. Vind die man in Sebastopol. Haal het document op, en als je het hebt, volg dan het informatienetwerk terug en rol het op, zodat het nooit meer kan worden gebruikt om onze plannen in gevaar te brengen.'