15

De ramen in Chiara’s kamer stonden wijdopen om de welkome bries toe te laten. Ze zat gebogen over haar laptop en probeerde zich te concentreren, en zich precies voor de geest te halen hoe ze zich voelde toen ze op zoek ging naar haar familie en lekkere recepten. Haar scherm bleef leeg en haar vingers bewogen zich niet, want ze wilde alleen maar de juiste woorden zien te vinden. Ten slotte begon ze te typen:

Vlak buiten het Italiaanse stadje San Giulio ligt een huis, omgeven door perzikbomen. En in dat huis is een keuken. Niets bijzonders, geen magnetron, geen moderne voorzieningen, alleen pannen die op het fornuis staan te pruttelen, en een oude vrouw die deeg aan het kneden is op een oude, grenenhouten tafel. Dit verhaal gaat over hoe ik dat huis heb gevonden en de geheimen uit die keuken heb ontrafeld. Maar het verhaal gaat ook over bedrog, ontrouw en verlies, over familievetes en een liefde die gedoemd was te mislukken. En de kern van mijn verhaal is een zoektocht die nog lang niet voorbij is…

Toen Chiara die eerste alinea eenmaal had geschreven, leek het of de sluizen opengingen. Woorden stroomden uit haar brein en vloeiden door haar vingers. De buitenwereld vervaagde en het enige wat er nog toe deed, was wat ze op haar scherm zag.

Paolo stond met ontbloot bovenlijf op een ladder spijkers te hameren in het frame van weer een houten huisje. Het zweet parelde tussen zijn schouderbladen. Giacomo Salerni stond naast hem veel langzamer te werken, omdat hij er met zijn gedachten niet bij was.

“Giacomo, word eens wakker,” snauwde Paolo geërgerd.

“Ik werk zo snel ik kan,” antwoordde Giacomo met zijn lelijke, toonloze stem.

“Ik zou wel eens willen weten hoe snel je kan werken als het tijd is om je rekening te schrijven.” Paolo kon het niet laten om die opmerking te maken.

Giacomo liet zijn hamer vallen en stak dramatisch zijn armen in de lucht. “Als je me hier niet wilt, dan ga ik, Paolo. In de stad worden allerlei appartementen gebouwd. Ik zit echt niet om werk verlegen.”

Paolo klom naar beneden, raapte de hamer op en gaf die terug aan Giacomo. “Houd nu maar je mond en ga door,” zei hij kortaf. Toen ging hij zelfverder en hamerde de spijkers gehaast en vol energie in het hout.

§

Rosaria liep heen en weer tussen de perzikbomen zonder dat haar zoon haar zag. Het zweet stroomde van haar voorhoofd, maar ze bleef lopen.

Ze kon Paolo woest horen timmeren en als hij even ophield, hoorde ze Chiara’s vingers op het toetsenbord van haar laptop tikken. Iedereen had het druk.

Ze ging sneller lopen. Haar vormeloze zwarte rok wapperde om haar benen. “O, waarom heb ik al dat gebak gegeten,” vloekte ze binnensmonds terwijl ze zich bij de omheining omdraaide en terug naar het huis liep.

Ze zag haar ouders in hun rieten stoelen zitten in de schaduw van de wingerd die zich over het hekwerk buiten hun slaapkamerdeur slingerde. Ze waren aan het verschrompelen, als herfstbladeren. Erminio’s stem galmde niet meer als vroeger uit zijn brede borstkas, en Pepina schuifelde meer rond in haar keuken dan dat ze liep. Hun opwinding over Chiara’s komst leek al hun energie te hebben opgezogen.

Rosaria draaide zich om en liep langs het overschaduwde pad naar de achterkant van het huis. Haar dikke dijen schuurden tegen elkaar en ze wist dat ze er rood en geschaafd uitzagen. Ze veegde met haar zakdoek het zweet van haar voorhoofd en slaakte vermoeid een zucht. Nog één rondje, besloot ze, dan was het tijd voor de lunch.

§

Erminio en Pepina zaten zwijgend naast elkaar en sloegen zonder veel belangstelling de bedrijvigheid in de boomgaard gade. Hun oude lijven zaten onderuitgezakt in de kussens, kranten lagen ongelezen op hun schoot en op het lage tafeltje tussen hen in stond een karaf ijskoude, eigengemaakte limonade. Af en toe, als Paolo’s getimmer te luid klonk, legde Pepina haar handen over haar oren, maar voor de rest zat ze dagdromend in het niets te staren.

Erminio wierp een blik op haar. Hij was te doof om gestoord te worden door het lawaai van het getimmer, en te vermoeid om enige belangstelling te hebben voor wat zijn kleinzoon aan het doen was. Hij vond het een opluchting om de verantwoordelijkheid voor de boerderij over te dragen en niet langer het hoofd van het gezin te hoeven zijn. Hij zou blij zijn als hij nog een paar jaar in zijn rieten stoel kon zitten, smullen van de lekkere maaltijden die zijn vrouw klaarmaakte en genieten van de kleindochter die door het lot weer thuis was gebracht, lang nadat hij alle hoop had opgegeven dat hij haar ooit terug zou zien.

§

In Caffè Angeli zat Giovanni naar de krant te staren. Het was een warme dag en het was rustig in de zaak. Af en toe kwam alleen een kind binnen om een ijsje te kopen. Hij was al twintig minuten dezelfde alinea aan het lezen. Naast hem stond een kop koffie met melk koud te worden, en er lag al een vel op.

Met zijn kin in zijn hand slaakte Giovanni een zucht en hij zei in zichzelf: “Het kan niet.”

Hij was van slag sinds het meisje in San Giulio was aangekomen. Knappe Chiara met haar lachende, openhartige gezicht was zich niet bewust van de verwarring die ze teweeg had gebracht. Sinds ze hier binnen was komen vallen met haar rugzak was alles veranderd voor Giovanni. Het verleden was weer even naar boven gekomen en hij zat met de restanten.

Hij vond haar aardig, nee, hij hield van haar. Hij was zich er pijnlijk van bewust dat ze hem als een broer beschouwde, of nog erger, misschien als een vaderfiguur. Giovanni was ijdel genoeg om te denken dat hij er jong uitzag voor zijn leeftijd, maar het viel niet te ontkennen dat hij een man van achter in de veertig was, slechts enkele jaren jonger dan haar moeder zou zijn geweest. Chiara was pas halverwege de dertig. Ze zou een jongere, sterkere man dan hem willen.

“Het kan gewoon niet,” zei hij weer. Het geluid van de holle echo van zijn stem in de lege ruimte ergerde hem. Hij stond op en liep naar de jukebox om de stilte te doorbreken. Terwijl de oude liedjes weerklonken, ging hij weer zitten en keek om zich heen. De muurschilderingen waar Vincenzo zo hard aan had gewerkt, zagen er oud en verbleekt uit, en de Gaggia met de houten hendels was bijna antiek, maar zijn vader piekerde er niet over om die te vervangen door een apparaat met handige drukknoppen.

“De koffie zou niet meer hetzelfde smaken,” wierp hij tegen als Giovanni voorstelde dat het tijd werd om de Gaggia te vervangen.

Misschien zou hij net als Franco worden als hij die leeftijd bereikte, en niets willen veranderen aan de zaak waar hij zijn hele leven in had gewerkt. Het was een deprimerende gedachte.

Giovanni’s gedachten dwaalden weer af naar Chiara, en hoe hij met een paar woorden voorgoed hun leven kon veranderen. Dapper in gedachten, schuchter in werkelijkheid. Hij wist diep vanbinnen dat hij zou zwijgen.