8
De zon scheen toen Chiara haar ogen opende. Het zonlicht viel hard en fel tot in de meest stoffige hoeken van de kamer, op de vergeelde muren waar ooit posters hadden gehangen, en op de stapels oude schoenen en versleten kleren die daar waren opgeslagen sinds de kamer niet meer werd gebruikt. Net als alles in het huis maakte Maria Domenica’s vroegere slaapkamer een verwaarloosde indruk. Alles was in verval geraakt. Pepina en Erminio waren te oud om de boel te onderhouden, en Rosaria had er kennelijk geen zin in. Als er nog andere kinderen waren, dacht Chiara, dan waren die vertrokken en hadden zelf een gezin gesticht, want hier was geen spoor van hen te bekennen.
In de ruimte ernaast hoorde ze iemand lopen, een oud, langzaam iemand, die zich bewoog met een jarenlange routine. Chiara hoorde de grenen keukentafel kraken alsof er druk op werd uitgeoefend. Nieuwsgierig stond ze op uit het smalle bed, trok een spijkerbroek en een T–shirt aan en ging op onderzoek uit.
Pepina keek op en glimlachte toen Chiara in de keuken kwam. De zon scheen op haar gezicht en benadrukte genadeloos haar gerimpelde huid. De oude vrouw zag er uitgeput uit, vond Chiara, maar haar armen waren nog steeds gespierd en haar handen leken sterk toen ze het deeg ritmisch kneedde op de keukentafel.
“Il pane,” legde Pepina uit, en ze ging opzij om Chiara te laten kneden. De plank van de oude houten keukenkast ging nog steeds gebukt onder broden, maar haar grootmoeder verwachtte blijkbaar dat er nog meer nodig waren, want ze had nog een berg grof meel op de tafel gegoten en in het midden een kuil gemaakt om er gist en warm water in te doen.
Ze werkten naast elkaar en kneedden het deeg tot Pepina tevreden was over de samenhang. Chiara wist zonder dat het haar verteld hoefde te worden, dat haar moeder vroeger precies op deze plek had gestaan naast Pepina, om haar te helpen broodbakken. Opeens voelde ze zich heel verbonden met Maria Domenica, meer dan ooit tijdens haar leven. Ze begon haar moeder te begrijpen, een glimp op te vangen van wat haar had gevormd. De vorige avond had ze bijna spijt dat ze hier was gekomen, maar vanmorgen wist ze dat ze juist had gehandeld.
Erminio en Paolo werden pas wakker toen de geur van gebakken brood hun kamers bereikte. Rosaria liet zich helemaal niet zien. Erminio moest door de gang roepen. Toen kwam ze haastig haar kamer uit, haar grijzende haar los om haar schouders en haar gezicht dik van de slaap.
Ze wierp Chiara een sluwe blik toe en haar pruilmond verbreedde zich in een glimlachje. “Goedemorgen, ik hoop dat je goed geslapen hebt,” zei ze vlug.
Dat waren de vriendelijkste woorden die ze tot nu toe had gesproken, en Chiara was verbaasd maar dankbaar. Misschien was ze over de eerste schok heen en wilde ze toch dat haar nicht zich welkom voelde.
§
“Je moeder leek het vandaag niet zo erg te vinden om mij te zien,” zei ze naderhand tegen Paolo toen hij haar naar de stad reed.
“Ach, ik zei toch dat mijn moeder humeurig kan zijn. Gisteravond zag je haar op haar ergst, maar ik weet zeker dat het voortaan beter zal gaan. Ze is blij dat je er bent, dat kan ik zien.”
De twee oude mensen zaten tegen elkaar aan gepropt op de achterbank van Paolo’s kleine auto, en stonden erop dat hij een langere route nam zodat ze door de oudere gedeelten van de stad konden rijden, langs hoge gebouwen met de kleur van gewassen zand en schaduwrijke binnentuinen die achter hoge muren verscholen lagen.
“Volgens mijn grootouders zag het dorp er grotendeels zo uit toen je moeder nog jong was. Toen waren er nog niet zoveel flats. San Giulio was een klein dorp, omgeven door velden met buffels.”
“Jammer dat het moest veranderen,” zei Chiara weemoedig.
“O, verandering is zo erg niet,” zei Paolo luchtig. “Er heerste veel armoede in die tijd en veel mensen leefden onder vreselijke omstandigheden. Mijn grootvader vertelde dat sommige gezinnen zo arm waren dat ze één schaal spaghetti moesten delen. Nu is het beter, vind ik.”
Het lukte een parkeerplaats in een hoek van het plein te vinden, en Pepina leidde de boodschappenexpeditie met haar mand over haar arm. Het was markt, en kraampjes met verse groente, vlees en kaas stonden langs de hoofdstraat. Verkopers prezen luidkeels hun gladde aubergines, zoete courgettes en grote bossen artisjokken aan. Pepina was kritisch. Ze duwde en kneep in een product voor ze zich verwaardigde het te kopen, en ging afdingen als ze dacht dat het haar zou lukken. Ze leek iedereen te kennen, en ze kwamen slechts langzaam vooruit omdat ze om de paar meter bleven staan om Chiara voor te stellen aan weer een oude vriend of vriendin van de familie die haar moeder had gekend.
Een paar oude mensen werden emotioneel toen ze hoorden wie ze was. Ze omhelsden en kusten haar en boden haar kleinigheden aan. Beleefd dronk ze een glas troebele, bittere vloeistof die haar werd opgedrongen door de oude vrouw achter de limonadekraam. Een mooie pruim werd in haar hand gedrukt door een fruitverkoper, een hele salami door een andere kraamhouder. Pepina en Erminio leken heel trots op haar te zijn. “Onze kleindochter,” zeiden ze tegen alle voorbijgangers. “Maak kennis met onze mooie kleindochter. Chiara is eindelijk thuis na al die jaren.”
Toen ze terugkeerden naar de piazza, dacht Chiara aan de twee mannen in Caffè Angeli en ze besefte dat ze zich zouden afvragen wat er met haar was gebeurd.
“Zeg Paolo, kunnen we even naar de cafetaria voor we teruggaan naar de boerderij? Ik moet met Franco en Giovanni praten.”
Paolo keek ongemakkelijk. “Mijn grootouders gaan niet naar Caffè Angeli,” legde hij uit. “Ze zijn er niet meer geweest sinds je moeder is weggelopen. Ik denk dat ze Franco en Giovanni de schuld geven van wat er is gebeurd, maar ik weet niet waarom. En toen ze hoorden over die muurschildering van de Madonna met kind, was dat de laatste druppel.”
Ze fronste haar wenkbrauwen. “Dus het is geen goed idee.”
“Niet echt,” gaf hij toe. “Maar we kunnen even op een bank in de schaduw gaan zitten om mijn grootouders te laten uitrusten. Dan kun jij even naar binnen.”
“Ik ben zo terug,” beloofde ze.
Caffè Angeli zat stampvol. Het geroezemoes klonk uit boven het gesis van de Gaggia, en klanten hadden hun espressokopjes eerder leeg dan Giovanni ze kon vullen. Hoe druk hij het ook had, hij keek even op van zijn werk en knipoogde naar haar. “Ik zal mijn vader zeggen dat je er bent, dan kan hij die pizza maken die hij je heeft beloofd.”
Er was geen plaats aan de bar, dus baande ze zich een weg naar het uiteinde. “Ik kan niet lang blijven omdat mijn grootouders en Paolo zitten te wachten, maar ik wilde jullie laten weten dat alles in orde is.”
Hij trok zijn wenkbrauwen op. “Mooi.”
“Maar ik wil toch met jullie praten. Ik hoop dat jij en Franco wat vragen willen beantwoorden.”
Hij keek naar de wachtende rij en schudde zijn hoofd. “Je hebt gelijk, dit is niet het juiste moment, maar kom vanmiddag om een uur of halfzes. Dan is het rustig en dan kunnen we praten zo lang je wilt.”
§
De wijzers van de klok leken die middag extra snel rond te draaien. Chiara besefte met een schok dat zij en Pepina vijf uren lang hadden gebakken, gehakt en geroerd. Eerst hadden ze een marinara-saus gemaakt met tomaten, knoflook, kappertjes, olijven en ansjovis en er vervolgens dunne repen kalfsvlees in laten sudderen tot ze net gaar waren. Vervolgens waren de pizza’s aan de beurt, met een wafeldunne bodem en alleen tomaat, goede olijfolie en geurige basilicum uit de tuin erop.
Met restanten uit haar koelkast stelde Pepina een dikke, rijke minestronesoep samen. En ten slotte liet haar grootmoeder haar zien hoe ze moest frituren. Chiara dacht dat ze die kunst al jaren geleden onder de knie had gekregen, maar Pepina’s manier getuigde van een heel ander niveau.
Ze vulde een zwarte gietijzeren pan met zonnebloemolie en verhitte die tot precies de juiste temperatuur: niet zo heet dat de buitenkant van het eten verbrandde voor de binnenkant gaar was, maar heet genoeg zodat het eten geen olie absorbeerde en vet werd. Met de ene hand rolde ze haar heerlijke hapjes in bloem of doopte ze in beslag of broodkruimels en met in de andere hand een schuimspaan draaide ze de hapjes om en schepte ze er op het juiste moment uit.
Het gezin ging aan tafel zitten om haar fritti te proeven, nu ze nog heet waren. Er waren inktvisjes, inktvisringen en scampistaarten, knapperig gebakken en op smaak gemaakt met wat citroensap. Ze smolten op de tong.
Vervolgens kwamen er gefrituurde deeghapjes met zoute kabeljauw, olijven, kappertjes, pijnboompitten en rozijnen. Chiara kon bijna niet meer, maar ze proefde in beslag gedoopte, gefrituurde artisjokken met parmezaanse kaas, en ten slotte aspergepunten die haar grootmoeder had gewikkeld in ham, door bloem, ei en broodkruimels had gerold en met een paar tegelijk had gefrituurd.
Pepina ging niet zitten om te eten. Ze at van de hapjes terwijl ze frituurde, geleund over de gootsteen.
“Friggendo mangiando,” zei ze tegen Chiara, die naar Paolo keek voor de vertaling. “De kokkin kan niet zitten als ze fritti maakt,” legde hij uit. “De olie is heet en gevaarlijk. Die moet je in de gaten houden.”
Het eten dat ze samen hadden gemaakt, werd op schalen en in kommen geschept en op de tafel gezet, en Paolo, die een zwaar, ouderwets fototoestel om zijn hals had hangen, maakte foto’s uit alle mogelijke hoeken.
“Ik wist niet dat je fotografeerde, Paolo,” had Chiara gezegd toen hij met de oude camera kwam aanzetten.
“Zo af en toe,” had hij geantwoord, terwijl hij lachend naar het toestel keek. “Ik weet dat de camera niet veel zaaks is, maar ik heb er een goed oog voor. Ik wil wat foto’s maken als jij en Pepina samen aan het koken zijn, een paar zwart-wit en een paar in kleur, en, je weet maar nooit, misschien kun je ze voor je boek gebruiken!”
Ze was geroerd door zijn enthousiasme. “Wat een goed idee, Paolo. Als ze gebruikt worden, zal ik zorgen dat je ervoor betaald wordt.”
Hij had een hand opgestoken. “Nee, nee, dat is niet nodig. Ik wil graag helpen. Ik ben graag bij je, Chiara.” Zijn blik had de hare ontmoet en ze had een rilling over haar rug gevoeld en zich afgevraagd hoe het zou zijn om hem te kussen.
De hele middag had ze zich extra levendig gevoeld. Het feit dat hij verboden terrein was, maakte hem des te aantrekkelijker. En nu ze keek hoe hij zich bukte en een stap achteruit deed om de juiste hoek te krijgen terwijl hij zijn ogen samenkneep en mopperde op de lange schaduwen die de late middagzon wierp, kon Chiara niet ontkennen dat ze pure wellust voelde. Ze moest zich beheersen. Paolo kon wel haar halfbroer zijn en de laatste persoon ter wereld voor wie ze dergelijke gevoelens mocht koesteren. Ondanks het feit dat Rosaria haar verzekerde dat Marco haar vader niet was. Ze gedroeg zich schandalig. Toch wist ze zeker dat de aantrekkingskracht wederzijds was. Er was iets in de manier waarop hij haar elleboog aanraakte en haar lichaam in de juiste positie draaide voor zijn camera. Hij leek elke gelegenheid aan te grijpen om haar aan te raken of haar aan te kijken. Toen hij zich een keer over haar heen boog om haar advies te geven over de aantekeningen die ze maakte, voelde ze zijn warme adem in haar nek en ze begon bijna hardop te kreunen.
De klok was weer tien minuten verder, en Chiara wist dat ze te laat zou komen bij Giovanni.
“Mag ik je een gunst vragen, Paolo?” vroeg ze terwijl ze haar schort uittrok. “Wil je me een lift naar de stad geven? Ik had Giovanni beloofd dat ik er om halfzes zou zijn.”
Hij glimlachte loom naar haar. “Ga je dan eerst maar even opknappen. Ik kan wachten, en Giovanni vast ook wel.”
Chiara was ontzet toen ze zichzelf in de spiegel zag. Er zaten spetters eten op haar gezicht en in haar haren, haar neus glom en zag rood, en het beetje mascara was blijkbaar niet bestand geweest tegen de vijf minuten dat ze uien had staan snijden. Vlug waste ze haar gezicht, borstelde de onherkenbare spetters uit haar haren en keek in haar make–uptasje. De weinige cosmetica die ze bezat had daar al jaren gezeten. Ze nam zelden de moeite om make–up op te doen, en als ze het deed leek die van haar gezicht te glijden zodra ze een warme keuken binnenstapte. Maar nu deed ze haar best om zoveel lagen op te smeren als nodig leek om er goed uit te zien, om de kleur van haar huid egaal te maken, haar ogen groter te doen lijken en haar lippen voller te maken. Ze was zich er heel erg van bewust, al deed ze haar best om er niet aan te denken, dat zij en Paolo minstens vijf minuten alleen in de auto zouden zijn.
Hij reed langzaam, zijn blik net zo vaak op haar gezicht gericht als op de weg. “Je bent heel mooi, Chiara,” zei hij. “Was je moeder zelfs maar half zo mooi als jij?”
Ze lachte nerveus. “O, veel mooier, vind ik.”
“Maar je lijkt niet op haar, hè?”
“Nee, dat niet. Ze was donkerder dan ik, en veel slanker en ze had steil, zacht haar.” Chiara trok spijtig aan haar eigen ruwe plukken.
Hij grinnikte. “Daar ben ik blij om. Dat betekent dat je op je vader moet lijken.”
“Op Marco?”
“Nee, je lijkt totaal niet op Marco, geloof me. Ik denk dat je lijkt op de schilder in de cafetaria waar mijn moeder het over had, of op de vreemdeling in Rome of wie je echte vader dan ook mag zijn.” Hij stopte voor Caffè Angeli maar liet de motor draaien. “Ik denk niet dat je mijn zus bent, Chiara, ik denk dat je mijn nicht bent en daar ben ik blij om.”
Paolo boog zich naar haar toe en kuste haar op de mond. Ze bewoog zich niet. Eerst kuste hij haar voorzichtig, en toen met meer zelfvertrouwen. Toen trok hij zich terug en maakte haar autogordel voor haar los. “Je bent te laat, je kunt beter gaan,” zei hij kortaf. “Bel me als je opgehaald wilt worden.”
Het leek wel of haar lippen verschroeid waren, en met bevende handen duwde ze de deur van Caffè Angeli open. Ze kon niet geloven dat ze zich door Paolo had laten kussen. Hij mocht er dan zeker van zijn dat ze niet dezelfde vader hadden, maar dat was zij helemaal niet. Toch was er een moment geweest waarop ze hem zou hebben toegestaan om van alles met haar te doen.
Giovanni leek aan te voelen dat er iets mis was. Hij was, net als de vorige dag, de Gaggia aan het schoonmaken, maar hij liet zijn doek vallen zodra ze binnenkwam.
“Kom hier zitten,” zei hij terwijl hij haar meenam naar de rode versleten leren bank. “Gaat het? Je ziet eruit alsof je helemaal van slag bent.”
“Nee, nee.” Chiara wreef over haar brandende lippen. “Er is niets aan de hand. Alles is in orde.”
Hij wierp een blik door de grote glazen deur naar de straat. “Was dat Paolo die je heeft afgezet?” vroeg hij. “Heeft hij je van streek gemaakt?”
“Nee, integendeel. Hij is juist heel aardig geweest,” stelde ze hem gerust. Ze merkte dat ze het prettig vond dat deze best knappe oudere man zo beschermend deed.
Giovanni ging naast haar zitten en leunde met zijn ellebogen op tafel. Hij zag er vermoeider uit dan gisteren, de lijnen rond zijn ogen waren dieper en het zilver in zijn haar opvallender. “Tjonge, wat een dag,” kreunde hij. “Ik heb geen moment rust gehad. We kunnen wel zo’n harde werker gebruiken zoals je moeder was.”
“Werkte ze dan zo hard?”
“Ze stond geen moment stil. Ik leek er net een slak bij,” grapte hij. Toen werd hij weer serieus. “Mijn vader hield van haar alsof ze zijn dochter was, weet je. Hij heeft het in geen jaren over haar gehad, maar toen je gisteravond weg was, bleef hij maar praten. Vandaag is hij helemaal uitgeput. Ik heb hem naar huis moeten sturen.”
“O, wat jammer. Ik heb zo veel vragen en ik hoopte dat hij me kon helpen ze te beantwoorden.”
“Dan vraag je het toch aan mij? Ik zal je alles vertellen wat ik weet. Ik heb je moeder gekend en ik was erg op haar gesteld. We praatten wel eens met elkaar en ze nam me soms in vertrouwen.”
Ze flapte het er meteen uit. “Ben ik de dochter van Marco?”
Hij schudde zijn hoofd. “Ze heeft altijd gezegd dat je dat niet was, en mijn vader geloofde haar. Ze is alleen met hem getrouwd omdat ze ertoe gedwongen werd. In die tijd had niemand ooit gehoord van alleenstaande moeders. Een vrouw die zwanger raakte voor ze was getrouwd, was te gronde gericht…net als Rosaria.”
“Rosaria?”
“Ja. Een paar maanden nadat Maria Domenica was verdwenen, merkte iedereen dat Rosaria wel heel dik begon te worden, en toen verdween zij ook. Pepina probeerde te doen of de baby van haar was, maar de hele stad wist dat Paolo Rosaria’s kind was en dat Marco de vader was. Onder andere omstandigheden had ze misschien met hem moeten trouwen, maar dat kon natuurlijk niet omdat hij nog getrouwd was met je moeder.”
“Hadden ze dat huwelijk niet ongeldig kunnen verklaren of zo?”
Giovanni schudde zijn hoofd. “Na wat er met Maria Domenica was gebeurd, denk ik dat Erminio liever van schaamte was gestorven dan nog een van zijn andere dochters met Marco te laten trouwen. Nee, Rosaria werd thuisgehouden. Ze moest toezien hoe haar broer en zusters elk op hun beurt trouwden, maar geen enkele man wilde nog iets van haar weten.”
“Mijn god, geen wonder dat ze zo’n kreng is.”
Giovanni lachte en de jaren vielen weer van hem af. “Ze heeft de nodige teleurstellingen gehad,” gaf hij toe. “Maar als ik me goed herinner is ze altijd al een kreng geweest.”
De stukjes begonnen nu op hun plaats te vallen, maar Chiara had nog eeri heleboel vragen. Wat was er bijvoorbeeld met Marco gebeurd?
Giovanni schonk twee glazen campari met soda in en ging weer zitten om zijn verhaal af te maken. Hij was een man die graag met vrouwen praatte, en dat vond ze aardig aan hem.
“Marco’s ouders kwamen om bij een auto-ongeluk,” vertelde hij. “Ze hadden gedronken en ze raakten in het donker van de weg af. Marco erfde de boerderij en verkocht die bijna meteen voor een goede prijs aan een projectontwikkelaar die appartementen en huizen op het stuk grond wilde bouwen. Met het geld ging hij naar Rome, en volgens de laatste berichten heeft hij er een nachtclub. Als je hem wilt vinden zal dat niet moeilijk zijn. Tenslotte is hij de enige overlevende die echt weet of hij je vader is.”
Chiara nam een slokje van haar dieprode campari en knikte. Misschien was het niet zo’n gek idee. Maar er waren toch nog andere kandidaten die haar vader konden zijn?
Giovanni schoot in de lach toen ze hem vroeg naar de kunstenaar over wie Rosaria het had gehad. “Je bedoelt zeker Vincenzo? Die heeft hier een heleboel muurschilderingen gemaakt, ook die van je moeder. Maar hij is absoluut je vader niet. Je was al geboren toen Maria Domenica hem voor het eerst ontmoette. Nee, je moeder is waarschijnlijk op iemand verliefd geworden in het jaar dat ze in Rome was.”
Ze praatten verder en dronken nog een paar glazen campari. Giovanni probeerde zich alles van vroeger te herinneren. Het maakte niet uit hoe onbelangrijk het was, Chiara hoorde het allemaal dankbaar aan.
“Is er nog iemand met wie ik zou moeten praten, denk je?” vroeg ze ten slotte. “Iemand die mijn moeder goed genoeg heeft gekend om misschien iets meer te kunnen vertellen over mijn biologische vader?”
Hij dacht diep na. “Lucia, de zus van Pepina. Maar ze is zo dement dat ik niet weet of je nog een zinnig woord uit haar kan krijgen. Ze woont in een van de oude flatgebouwen aan de overkant van het plein. Ze heeft twee dochters, maar dat zijn allebei rare mensen en je moeder had nooit veel contact met hen.”
“Misschien kan ik Lucia opzoeken,” peinsde Chiara. “Maar ik denk dat Marco de juiste persoon is om mee te praten. Ik zal erachter moeten zien te komen waar hij is.”
“Cleopatra, zo heette die nachtclub,” zei Giovanni triomfantelijk. “Ik kon er zo-even niet opkomen. Vast een opzichtige tent, als Marco iets met de inrichting te maken heeft gehad.”