14

De twee mannen in Caffè Angeli waren dolblij Chiara weer te zien. Franco omhelsde en kuste haar terwijl klanten ongeduldig op hun espresso wachtten. Giovanni had niet breder kunnen glimlachen als hij de hoofdprijs in een loterij had gewonnen.

Ze kuste hen op de wangen, de ene gerimpeld en oud, de andere nog stevig en ruw van de stoppels.

Na de uitgebreide begroeting ging ze op haar oude plekje zitten onder de madonna met haar moeders gezicht, dronk sterke koffie en probeerde te ontcijferen wat er in de plaatselijke krant stond.

“Waar gaat dit artikel over?” vroeg ze aan Giovanni toen hij eindelijk tijd had om zijn schort af te doen en even bij haar te zitten.

Hij liet zich in de stoel tegenover haar vallen en schonk haar weer zijn aanstekelijke glimlach. “O, over het schandaal dat gebouwen die niet voldoen aan de richtlijnen van de gemeente, worden neergezet zonder officiële toestemming.”

“Wist je dat Paolo houten huisjes aan het bouwen is op hun terrein? Denk je dat hij toestemming heeft?”

Giovanni lachte. “Dat lijkt me niet. Maar hij zal de juiste persoon wel wat geld hebben toegestopt en dan komen er geen problemen.”

“Is het hier echt zo corrupt? Doet iedereen dat?”

Giovanni haalde zijn schouders op en lachte weer. “Sommige mensen doen dat, ja.”

Ze trok een grimas. “Ja, maar niet Paolo. Waarom zou hij dat doen?”

Giovanni keek even aandachtig naar haar. Hij wilde iets zeggen, maar bedacht zich.

“Wat is er?” wilde ze weten.

“Niets,” antwoordde hij.

“Je wilde toch iets zeggen?”

“Ja, maar het doet er niet toe. Ik zal een lekker gebakje voor je pakken. Gevuld met room en bedekt met amandelen.”

Hij bleef zwijgend zitten terwijl ze het gebak at. Toen ze het op had en met haar vingers het amandelschaafsel en de poedersuiker had opgedept, vroeg hij aarzelend: “Je vindt Paolo aardig, hè?”

“Ja, heel aardig.”

“Pas een beetje op. Misschien is hij niet de persoon die je denkt.”

“Wat bedoel je? Gaat het over de vete tussen jouw familie en die van hem? Ik dacht dat die over en vergeten was.”

“Vergeten niet, maar inderdaad verleden tijd.”

Door haar loyaliteit kwam er een scherpe klank in Chiara’s stem. “Waarom praat je zo negatief over Paolo?” wilde ze weten.

Giovanni wierp even een blik op zijn vader. “Ik wil me nergens mee bemoeien,” zei hij. “Ik had niets moeten zeggen.”

“Nee, ik wil dat je het uitlegt.”

Hij krabde ontwijkend aan zijn oor.

“Giovanni?” drong ze aan.

“Nou ja, het is gewoon een gevoel. Hij is de zoon van Rosaria en Marco, dus heeft hij hun genen. En die twee zijn de meest geslepen, meest oneerlijke en egoïstische personen die ik ooit heb meegemaakt, dus denk ik dat Paolo daar wel iets van geërfd moet hebben.”

“Nee, nee.” Chiara schudde haar hoofd. “Hij is alleen maar hartelijk en aardig voor me geweest. Hij heeft me zo geholpen met mijn onderzoek. Hij heeft prachtige foto’s gemaakt toen ik leerde koken bij Pepina. Zonder die foto’s had ik mijn uitgever nooit zover gekregen dat ze het idee voor mijn nieuwe boek zou accepteren.”

“Ik ben blij dat hij aardig voor je is, Chiara. Ik vraag alleen om een beetje op te passen. Ik heb gezien hoe Marco je moeder bijna tot de ondergang heeft gebracht. Ik wil niet dat zijn zoon hetzelfde met jou doet.”

Chiara boog zich naar hem toe en gaf een kus op zijn wang. Die voelde warm aan onder haar lippen. Een zonnestraal viel over de zilveren punten van zijn haar en heel even kreeg ze een opwelling om over zijn hoofd te aaien. Hij voelde gewoon vaderlijke bezorgdheid, dacht ze, en ze fantaseerde even door. Hij had bijna toegegeven dat hij ooit van haar moeder had gehouden. Was het niet een ideaal scenario als die lieve, hartelijke Giovanni haar vader bleek te zijn? Ze mocht hem zo graag.

Een grote, zwarte gestalte aan de andere kant van de glazen deur bracht haar weer terug tot de werkelijkheid. Wat deed Rosaria hier? vroeg ze zich af.

Ze was nog verbaasder toen Rosaria met een dienblad vol gebak en koffie met melk naar haar toe kwam.

Ciao, ciao iedereen,” zei ze terwijl Giovanni een stoel voor haar naar achteren schoof.

Ze at met stille vastberadenheid, zag Chiara, die niets durfde te zeggen over het dieet dat ze volgens Paolo volgde. Toen er alleen nog wat kruimels over waren, onderdrukte Rosaria een boer en glimlachte. “Wat een mooie dag,” merkte ze opgewekt op.

“Ja,” antwoordde Chiara.

“Er staat een hele rij, Giovanni.” Rosaria knikte naar de bar. “Die arme vader van je heeft het er maar druk mee.”

Giovanni sprong schuldbewust op. “Neem me niet kwalijk, Chiara, maar Rosaria heeft gelijk. Mijn vader is te oud om het nog alleen aan te kunnen.”

“Breng je me nog een gebakje als je tijd hebt?” riep Rosaria hem na, en toen wendde ze zich weer tot Chiara. “Dus je bent blij dat je weer in San Giulio bent,” zei ze liefjes.

Chiara knikte onzeker. Ze wist niet wat ze moest denken van deze nieuwe, vriendelijke Rosaria.

“Ik ben ook blij dat je terug bent,” vervolgde Rosaria, en ze klonk bijna alsof ze het meende. “Ik heb het al die jaren zo erg gevonden van Maria Domenica, dat ze is weggegaan zonder zelfs maar afscheid te nemen. We hoopten allemaal dat ze zou bellen of schrijven, maar dat heeft ze nooit gedaan en daar zal ze haar redenen wel voor hebben gehad. Maar nu ben je terug en daar zijn mijn ouders zo blij mee. Het is prachtig dat je hen op hun leeftijd nog zo gelukkig hebt gemaakt.”

Chiara legde een hand op die van Rosaria en de tranen sprongen in haar ogen. “O, dank je,” wist ze uit te brengen.

“Ja, en Paolo is helemaal enthousiast over het plan om toeristen in huis te nemen. Nu heeft hij iets om zich op te richten,” vervolgde Rosaria. “En we vinden het allemaal fantastisch dat je een paar foto’s van hem in je boek laat plaatsen.”

Dit is te mooi om waar te zijn, dacht Chiara. Haar tante Rosaria was eindelijk bereid haar als een lid van de familie te beschouwen.

Toen, als een fles wijn die er op het oog goed uitzag maar naar kurk bleek te smaken, kwam Rosaria terzake en Chiara bespeurde de eerste tekenen van bederf. “Maar Paolo en jij,” zei ze op zachte toon. “Je weet toch dat daar geen sprake van kan zijn?”

“Wat? Waarom niet?” Chiara was in de war.

“Blijf uit zijn buurt, meer zeg ik niet.”

Chiara verhief haar stem. “Maar ik heb Marco gesproken in Rome en hij heeft me uitdrukkelijk gezegd dat hij niet mijn vader is,” zei ze.

Giovanni zette een bord met gebak op de tafel, maar Rosaria had het te druk om het te merken. “Heb je Marco gesproken?” zei ze vlug. “Heeft hij naar me gevraagd?”

Het leek Chiara beter om nu niet de waarheid te zeggen. “Ja, natuurlijk. Ik heb hem verteld dat het heel goed ging met jou en Paolo.”

Rosaria’s hand dwaalde automatisch af naar het gebak. “Hoe zag hij eruit?” wilde ze weten.

“O, wel goed.” Chiara wist niet wat ze anders moest zeggen.

“Soms denk ik dat ik naar zijn nachtclub zou moeten gaan om hem zelf te spreken.”

“Misschien moet je dat doen,” zei Chiara voorzichtig.

Rosaria liet het gebak los en knikte. Als ze eenmaal slanker was en geld op zak had van de toeristen, dan zou ze naar Rome gaan.

“Ja, misschien wel,” peinsde ze. “Maar pas intussen op met Paolo. Het is absoluut niet zeker dat jullie geen broer en zus zijn, wat Marco je ook heeft verteld. Als ik eenmaal in Rome ben zal ik de hele toestand tot op de bodem uitzoeken, dat garandeer ik je. Maar blijf tot dan uit de buurt van mijn zoon, ja?” Haar toon was als parfum, dacht Chiara, met onder alle vriendelijkheid een basis van dreiging. Het was moeilijk om van deze vrouw te houden en Chiara vroeg zich af hoe haar moeder met haar was omgegaan. Zou ze zich tegen haar verzetten of kon ze zich beter overgeven?

“Marco was er nogal zeker van dat hij mijn vader niet is en ik geloofde hem,” probeerde ze, en toen ze de dreigende blik op Rosaria’s gezicht zag, voegde ze er haastig aan toe: “Maar Paolo en ik zullen niets ondoordachts doen, dat beloof ik. We wachten tot we zekerheid hebben. Je moet weten dat hij veel voor mij betekent. Hij is zo geweldig.”

Rosaria keek peinzend en er veranderde iets in haar gezicht. Alle hardheid leek eruit weg te trekken. “Mijn Paolo is geweldig,” zei ze zacht. “Hij is mijn alles.”

Bij de Gaggia was een klein meningsverschil aan de gang. Franco had zijn zoon met Chiara zien praten en vond dat ze van streek leek.

“Wat heb je tegen dat meisje gezegd?” beet hij Giovanni toe boven het lawaai van de koffiebonen uit die gemalen werden.

“Niets, papa.”

“We hadden toch afgesproken dat we ons niet meer zouden bemoeien met die familie?” vervolgde Franco. “Dat we de dingen op hun beloop zouden laten?”

“Ja, papa, dat hebben we afgesproken,” gaf Giovanni toe. “Maar er is zoveel ellende en zoveel pijn geweest. Die wil ik niet meer.”

Franco wierp een blik op de jonge vrouw met het piekerige haar en het openhartige gezicht, die in een diep gesprek was verwikkeld met haar tante Rosaria. “Je bemoeienissen hebben Maria Domenica toch ook niet geholpen? Je hebt haar gewoon ver weg laten gaan en we hebben haar nooit teruggezien. Laat haar dochter met rust, wil je? Ze lijkt me een slimme meid. Ze weet zelf wel haar zaakjes te regelen.”