15
Maria Domenica schepte doorgerotte mest op het verheven stuk grond en spreidde die uit met haar spa. Het was hard, warm werk, en ze hanteerde de spa voorzichtig om niet te veel van de dikke, roze wormen te beschadigen die eronder kronkelden.
“Het is goed om veel wormen in je tuin te hebben,” riep Elena goedkeurend uit de oude canvas tuinstoel die ze in de schaduw van een boom had gezet. “Die maken de grond luchtig en helpen je groenten ademen, en die worden er alleen maar lekkerder van.”
Niet voor het eerst vroeg Maria Domenica zich af hoe ze het haar leven lang moest uithouden met de onnozele opmerkingen van die vrouw. Ze glimlachte, maar zei niets terug.
Ze pakte haar schoffel en begon de harde stukken rode aarde te bewerken. Marco had besloten dat hij een moestuin wilde, net als die van zijn moeder bij het grote huis. “Ik wil tomaten en basilicum en peterselie,” had hij tegen haar gezegd. “Misschien ook bonen en rucola. Allemaal hier buiten de keukendeur, dan kun je ze vers plukken als je voor me aan het koken bent.”
Gegrepen door plotseling enthousiasme had hij met zeldzame ijver een rechthoekig stuk grond ruw omgespit. “Kijk, ik heb een begin voor je gemaakt,” had hij toen gezegd terwijl hij het resultaat van zijn arbeid bewonderde.
Dus nu, terwijl de koelte van de vroege zondagochtend begon over te gaan in de hitte van het midden van de dag, maakte Maria Domenica het karwei af. Ze schoffelde geduldig stukje voor stukje de grond en mengde die zorgvuldig met de zwarte, verrotte mest. Als ze klaar was zou ze de bonen achteraan planten met bamboestokken om ze te steunen, dan de tomaten in het midden en de kruiden en sla helemaal vooraan.
“Het is natuurlijk eigenlijk veel te laat om nog te planten,” riep Elena alwetend. Haar dikke gezicht raakte bezweet, nu het steeds warmer begon te worden. “Dat had je weken geleden moeten doen. Volgend jaar moet je niet vergeten er veel eerder mee te beginnen.”
Maria Domenica hield even op en keek naar de buffels, die vredig op de wei achter het huisje liepen te grazen. “Volgend jaar?” vroeg ze.
“Ja, ja, je moet de mest al minstens een maand voor je gaat planten door de grond mengen, en je moet zaaien als de aarde warm is maar het nog steeds regent. Op die manier groeit alles het snelste.”
“O.”
“En je moet de basilicum tussen de tomaten planten, niet allemaal opzij in een eigen perk. Dat is beter voor de insecten.”
“Ja.”
“Ik kweek al groenten sinds ik kind was, Maria Domenica, ik weet waar ik het over heb. Jullie jongelui willen niet luisteren naar de raad van je ouders. Dat begrijp ik wel, maar af en toe kan het geen kwaad om je oren open te doen…Ik weet nog dat, toen ik zo oud was als jij…”
En zo ging ze maar door. Het leek net een radio op de achtergrond, met zo’n vervelende zender waar te veel gepraat werd en te weinig muziek werd gedraaid.
“In elk geval,” ratelde ze door, met trillende ronde wangen en gebiedend met haar korte vingers zwaaiend, “ben ik blij dat je hier een moestuin maakt. Werk er maar flink mest en compost door, dan zal de grond prima zijn tegen de tijd dat Marco’s vader en ik in het huisje trekken.”
“Wat?” Maria Domenica was verbaasd. “Waarom zouden jullie in het huisje willen trekken?”
“O, ik heb het over jaren later. Jij en Marco hebben dan meer kinderen en dan is dit veel te klein.” Elena leunde achterover in de tuinstoel en strekte haar harige, bruine benen zelfvoldaan voor zich uit. “Dat is het plan. We gaan van huis ruilen. En als wij dood zijn en jullie kinderen volwassen zijn en een eigen gezin hebben, verhuizen jullie terug naar het huisje en laat je hen in het grote huis. Zo gaat dat in de familie Manzoni, dat is de traditie. En ik vind het prettig om te weten hoe de toekomst zal zijn. Dan kom je niet voor verrassingen te staan.”
“Zijn verrassingen dan erg?”
“We hebben er de laatste tijd wel genoeg van gehad in de familie, vind je niet?” Elena wierp een blik op Chiara, die rustig in de kinderwagen naast haar lag te slapen. “Ik denk dat we de volgende vijftig jaar geen verrassingen meer hoeven.”
Heel even, terwijl ze met haar schoffel in de harde, rode aarde woelde, wist Maria Domenica precies hoe het zou zijn om er tot haar nek in begraven te zijn. Niet in staat je te bewegen en alleen maar kunnen denken. Het idee dat je leven van tevoren al helemaal vaststond, zonder veranderingen, zonder verrassingen…
“En als je eens gedwongen wordt tot veranderingen?” vroeg ze buiten adem aan haar schoonmoeder. “Gedwongen door omstandigheden?”
“Wat voor omstandigheden?” Er kwamen rimpels van verwarring op Elena’s brede voorhoofd. “Hier hoeft niets te veranderen, nooit. De mensen zullen altijd goede mozzarella willen eten, dus zullen we altijd buffels houden. Nee, niets in ons leven hoeft te veranderen. We kunnen hier op deze boerderij blijven doen wat we altijd hebben gedaan tot ze ons in onze kist wegdragen, en dan zullen onze kinderen het van ons overnemen. Zo gaat dat. Zo is het altijd geweest.”
“Je kunt niet in de toekomst kijken.” Maria Domenica transpireerde hevig, nu ze zo hard in de grond stond te steken.
Elena tuurde naar de zon. “Nou, ik kan in elk geval in de directe toekomst kijken,” antwoordde ze zelfgenoegzaam. “Als jij niet meteen naar huis gaat om je op te knappen, komen we allemaal te laat voor de zondaglunch bij je moeder.”
Deze keer kon Maria Domenica er niets tegen inbrengen. Ze borg haar gereedschap op in de geroeste ijzeren aanbouw naast het lelijke oude huisje, en ze probeerde zich wat vriendelijker op te stellen tegenover haar schoonmoeder. Dat viel niet mee. De vrouw was zo irritant. En ze had Marco werkelijk verpest. Je kon duidelijk zien waarom hij zo’n ijdel, lui mannetje was geworden dat nergens geschikt voor was. Elena had zijn hele leven voor hem gekookt en schoongemaakt, ze had zelfs ook zijn haren gewassen en zijn vinger- en teennagels voor hem geknipt. En nu verwachtte hij dezelfde diensten van zijn vrouw. Toen hij haar de eerste keer het nagelschaartje gaf en zijn voet op haar schoot legde, had Maria Domenica het bijna niet kunnen geloven.
“Knip ze recht af,” had Marco haar opgedragen. “En werk daarna de randen bij met de nagelvijl.”
Ze begreep niet hoe een man die elke dag lichamelijke arbeid deed op het land, zo pietluttig kon zijn over zijn uiterlijk. Terwijl ze gebogen over de wastafel in haar kleine badkamer het vuil en zweet afwaste, glimlachte Maria Domenica. Ze hoopte dat de buffels en de varkens zijn fraaie nagels op prijs stelden.
Ze hoorde Elena’s stem door de gang galmen dat ze zich moest haasten. Vlug kamde ze haar haren en trok het vormeloze roodgebloemde kledingstuk aan dat tegenwoordig haar beste jurk moest voorstellen. “Ik kom zo!” riep ze terug.
Lucia had gezegd dat ze wat make–up moest gaan dragen. Alleen wat lipstick en mascara, had ze aangedrongen, dan krijg je wat meer kleur. Maar het zag er vreemd uit op haar gezicht. Ze likte aan haar vingers en maakte haar haar nat om het glad te krijgen. Zo moest het maar, vond ze.
De rit naar het huis van haar ouders duurde goddank niet lang. Het bezorgde haar kippenvel om naast Elena in de kleine Fiat te moeten zitten. Elke keer als haar schoonmoeder van versnelling wisselde, streek een dikke, bruine hand langs haar knie. Elke keer als ze aan het stuur draaide, stootte een verrassend scherpe elleboog haar in de ribben. Ze kon het niet verdragen. Marco was uit het lichaam van deze vrouw gekomen, dacht ze vol walging terwijl ze zich zo dicht mogelijk tegen het portier drukte. Hij raakt me aan…zij raakt me aan…het lijkt wel of ik hun bezit ben.
Ze hield Chiara stevig vast toen haar schoonmoeder in het stof slipte omdat ze te snel een bocht nam. Nu was het niet ver meer. Alleen nog over de zandweg langs Francesca Maggio’s huis, de drukke hoofdweg over en dan waren ze thuis.
Toen ze de oprit indraaiden zag ze de familie al aan de lange houten tafel zitten die ze buiten onder de citroenboom hadden gezet. Erminio zat aan het hoofd van de tafel en keek verrukt naar het bord met lasagne voor zich. Naast hem zaten Marco en zijn vader Gino, die regelrecht van een illegaal kaartspel uit het stadje waren gekomen. Marco’s glas was al halfleeg, zag ze, en zijn gezicht begon rood aan te lopen.
Haar jongere zussen zaten op de hoge bank aan het andere uiteinde van de tafel, hun enige broertje Salvatore tussen hen in geklemd. Met hun gezichten dicht bij elkaar giechelden ze zachtjes over dingen die kleine meisjes bezighielden.
Rosaria was nergens te zien, maar nijdig gerammel van pannen in de keuken gaf aan waar ze zich bevond.
Erminio keek met een blik vol liefde in zijn zachte ogen naar zijn oudste dochter. Hij klopte op de stoel naast hem en riep haar. “Kom zitten. Laat me die baby van je zien. Laat me eens kijken hoe ze is gegroeid.”
Maria Domenica aarzelde. “Misschien kan ik beter gaan kijken of ik kan helpen,” zei ze met een hoofdknikje naar de keuken.
“Nee, nee. Je zus heeft alles onder controle. Vandaag werk jij niet, maar mag je rusten. Breng nu de bambina hier, dan kan ik haar een kus geven.”
Dankbaar liep Maria Domenica weg van haar schoonmoeder en liet zich in de oude stoel met de gescheurde vinylbekleding naast haar vader zakken. “Het is fijn om thuis te zijn,” zei ze tegen hem.
“Het is fijn om jou thuis te hebben,” antwoordde hij terwijl hij zachtjes met zijn duim en wijsvinger in Chiara’s mollige wangetje kneep. “Wat is ze toch mooi, mijn kleindochtertje. De mooiste baby ter wereld.”
Zijn woorden werden bijna overstemd door een harde klap in de keuken, gevolgd door een luid “merda!” Deze keer had Rosaria iets gebroken.
Elena sprong bijna uit haar stoel van schrik, maar niemand anders leek te merken dat er iets aan de hand was. Misschien begonnen de kleine meisjes iets harder te giechelen en sloeg Pepina, die transpirerend paprika’s boven het houtvuur roosterde, een paar keer haar ogen ten hemel.
Ten slotte kwam Rosaria uit de keuken, wankelend onder het gewicht van schalen. “Dat werd tijd,” zei Erminio goedgeluimd. “De lasagne wordt koud en we hebben allemaal honger.” Hij duwde een duim achter zijn te strakke broeksband. “Zie je wel, mijn kleren gaan met de minuut losser zitten.”
Rosaria’s ronde gezicht zag er strak en grimmig uit terwijl ze de borden uitdeelde alsof het speelkaarten waren. Erminio sloeg er geen acht op. Hij had het te druk met verzaligd kijken naar de grote schaal pasta, tomaten, mozzarella en romige bechamelsaus die voor hem stond. “Wie heeft er honger?” informeerde hij terwijl hij voorzichtig in de lasagne sneed. “Vergeet niet dat dit pas het voorgerecht is. We krijgen nog artisjokken, aubergines met parmezaanse kaas, kip alla cacdatora, geroosterde paling, de beste zoute pecorinokaas en ham van onze eigen varkens, en natuurlijk volop van het heerlijke brood dat mijn vrouw altijd bakt. En als dessert verse witte perziken die ik zelf in rode wijn heb gemarineerd.”
Hij kuste zijn vingertoppen en wierp iedereen een brede glimlach toe. Terwijl Rosaria volle borden bracht en lege borden wegdroeg naar de keuken, at Erminio gestadig door. Hij at eerst zijn eigen bord leeg en hielp Maria Domenica vervolgens de restjes op haar bord weg te werken. Intussen onderwierp hij haar aan een mild verhoor.
“Ben je gelukkig?”
“Ik ben niet ongelukkig.”
“Is Marco goed voor je?”
“Hij is niet slecht voor me.”
“Valt het werk in Caffè Angeli je niet te zwaar?”
“Nee. Franco eist niet veel van me.”
“Mis je Rome?”
“Ja, een beetje.”
“Wat mis je dan?”
“O, sommige plekken…en mensen.”
“Wat heb je daar al die tijd gedaan?”
Wat vreemd. Dit was voor het eerst dat iemand ook maar enige belangstelling toonde voor wat er in Rome was gebeurd, behalve dan voor de vader van haar kind. Daar ging het de meeste mensen om…behalve Franco natuurlijk, maar die hechtte zelf te veel aan zijn privacy om zijn neus in andermans zaken te steken.
Maar nu had haar vader de vraag gesteld. En wat moest ze hem zeggen? Hoeveel kon ze hem vertellen?
“Om te beginnen heb ik werk gezocht,” zei ze. “Ik kreeg een baan in een klein café-restaurant bij de Spaanse trappen. Heel anders dan Caffè Angeli, allemaal toeristen, elke dag nieuwe gezichten en mensen die in allerlei talen met elkaar aan het praten waren. Veel Engelsen…”
“Ja?”
“In het begin waren de eigenaren van het café aardig. Ik kon een kamer op de bovenste verdieping huren…al die trappen! Op sommige dagen, als het druk was geweest, kon ik het bijna niet meer opbrengen om naar boven te gaan.”
“Kreeg je wel vrije dagen?” Erminio prikte een stuk kip van haar bord en propte het in zijn mond.
“O, ja. Ik had twee dagen per week vrij, en dat was heerlijk. Meestal ging ik dan door de stad lopen om de gebouwen te bekijken. In Rome is het net alsof je om elke hoek een mooie fontein of plein kunt vinden. Ik had geen plattegrond. Ik ging gewoon lopen en kijken. Soms probeerde ik of ik de schilderijen kon vinden die ik me herinnerde van Caffè Angeli. Als ik er een zag, voelde ik me dichter bij huis.”
“En heb je er veel gevonden?”
“Een paar. Maar veel ervan zijn niet eens in Rome, maar in Florence. En het is me niet gelukt om daar te komen. Misschien op een dag, je weet nooit…” Maria Domenica zweeg. Ze zag dat Marco naar haar zat te kijken en ze vroeg zich af hoe lang hij al had meegeluisterd. Erminio keek op van zijn bord met kip, tomaten, uien en rozemarijn, en richtte zijn blik even op zijn schoonzoon. “Marco,” gelastte hij. “Ga even in de keuken kijken wat Rosaria aan het doen is met die ham. Zeg dat ik hem dungesneden wil. Misschien kan ze wel wat hulp gebruiken.”
Marco stond gehoorzaam op en Erminio wendde zich weer tot zijn oudste dochter. “Misschien ga je ooit een paar dagen naar Florence,” zei hij instemmend. “Waarom niet. Maar alleen voor een kort bezoek, en dan kom je weer terug naar San Giulio. Hier hoor je thuis.”
Maria Domenica knikte.
“Dit is je thuis, figlia.”
“Ja, dit is mijn thuis, papa. Niet dat huisje op het land van de Manzoni’s. Laat me alsjeblieft thuiskomen. Het zal Marco niets kunnen schelen. Hij zal me niet missen. En ik ben hier nodig.” Ze wierp een blik naar de keuken. “Rosaria kan het niet aan, en mamma ziet er zo moe uit. Laat me thuiskomen en helpen. Alsjeblieft.”
“Rosaria kan het wél aan,” zei haar vader streng. “Het wordt tijd dat ze zich hier nuttig maakt. Maak jij je maar niet druk over Rosaria. En je moeder? Ze is misschien wat moe. Maar ze zou niet willen dat je terugkomt. Ze weet dat je nu bij je man hoort. Dat weten we allemaal.”
“Hier zou ik gelukkiger zijn.”
Erminio zuchtte. “Gun het wat tijd. Ik weet dat het nu misschien raar klinkt, maar je went er wel aan. Ze zijn zo slecht nog niet.” Hij wierp een blik op Elena, die ingebeeld vet van haar vlees sneed, en op het glimmende kale hoofd van Gino, die gebogen over zijn bord zat te schransen. “Ze hebben het beste met je voor. Ze doen misschien niet alles op onze manier, maar…je went er wel aan.”
Toen stond hij moeizaam op uit zijn stoel en klopte op zijn harde, dikke buik. “Ik zit een beetje vol,” zei hij tegen haar. “Ik kan er beter iets uitgooien, anders heb ik geen plekje meer over voor de volgende gang—”