15

 

 

Bij het begin van de dagelijkse briefing blikte Dugdale de ruimte rond. ‘We beginnen met de stand van zaken wat betreft Lee Samuels.’ Hij keerde zich naar de jonge rechercheur die net bij het team was gevoegd. ‘Malik. Zeg het maar.’

Malik wierp een blik op zijn aantekeningen en kuchte zacht. ‘Ik heb zijn vriendin gesproken en zij vertelde dat hij de laatste tijd nogal gedeprimeerd was. Hij had geen werk en dronk wat te veel. Dan werd hij vaak woedend op haar.’

Even flikkerde er interesse in Dugdale op. ‘Hoe erg?’

Malik schudde zijn hoofd. ‘Erg genoeg om hem te vermoorden, naar Hampstead Heath te brengen en op een vuurstapel te leggen? Nou nee, daar leek ze me het type niet voor. Te klein, om te beginnen.’

‘Je weet het nooit. Maar ga verder.’

‘Zijn ouders wonen in Derby. Ze weten niet veel over zijn leven sinds hij naar Londen is verhuisd. Op 26 september is hij het laatst gesignaleerd, toen hij met vrienden een biertje dronk in een café in Royal Oak. Hij is al op de 29ste als vermist opgegeven, dus moet hij vermoord zijn, of op z’n minst ontvoerd, tussen die twee data.’

‘Nog meer?’

‘Uit het autopsierapport blijkt dat Samuels is gewurgd,’ vervolgde hij. ‘Net zoals Kernan. Waarschijnlijk met een stuk dun ijzerdraad. Het lijk was niet merkbaar aan het ontbinden voordat het op de houtstapel werd gezet. Het terrein daar is erg modderig en toen de forensische dienst er aankwam…’

‘Ja ja, ik weet het,’ onderbrak Dugdale hem. ‘Een ramp. Zijn er überhaupt nog sporen gevonden?’

Malik keek opnieuw op zijn notitieblok. ‘Er waren bandensporen vlakbij, maar de parkwachter die verantwoordelijk was voor het gedeelte waar die vuurstapel werd gebouwd, bevestigt dat veel van het hout op een kruiwagen daarheen is gebracht, dus zijn die sporen waarschijnlijk daarvan.’

‘Nog iets van de beveiligingscamera’s, Kevin?’ vroeg Dugdale aan de man links van hem.

‘We hebben de beelden van alle camera’s in het gebied bekeken en er is niets bijzonders op te zien – maar we weten natuurlijk niet waarnaar we moeten zoeken. Er staan honderden auto’s op, maar we missen criteria om het gerichter te beoordelen.’

‘Verder nog?’

Niemand zei iets. Dugdale slaakte een zucht, krabde aan de zijkant van zijn gezicht en zei: ‘Goed. We gaan uit van de hypothese dat Kernan en Samuels door dezelfde persoon zijn vermoord. Over naar Kernan, dus. Dan, wat heb je?’

‘Ik heb alle spullen die we hebben meegenomen uit zijn huis bekeken en er is niets wat eruit springt. Hij had geen geldproblemen, geen geheimen.’

‘Je bedoelt dat je die niet hebt gevonden.’

‘Niks wat opvalt, zoals ik al zei.’

‘Het enige vreemde wat we hebben ontdekt is dus zijn zoekopdracht op internet naar Karlsson,’ merkte Dugdale op.

‘Ja, maar Karlsson was stomverbaasd,’ merkte Quarry op. ‘Hij had nog nooit van Geoffrey Kernan gehoord. Hij en zijn collega zullen nog checken of er echt geen connectie is, maar dat verwachten ze niet.’

Hij dacht terug aan de stuurse afkeuring waarmee Yvette Long naar hem had gekeken en voelde een steek van schaamte vanwege zijn deal met Liz Barron. Maar het was maar tijdelijk. Alleen om hem uit zijn netelige situatie met Maggie te helpen.

‘Laat het me maar weten als je nog iets van hem hoort. En wat betreft de navigatie uit zijn auto: ik ga ervan uit dat je het wel had gemeld als daar iets uit was gekomen.’

Quarry schudde spijtig zijn hoofd en zei: ‘Ik ben overal geweest waar hij in de week voor zijn dood naartoe is gereden. Of in ieder geval op elke plek die hij heeft ingevoerd op zijn navigatie. Dat is natuurlijk niet hetzelfde.’

‘Heb je echt elk adres geëlimineerd?’ vroeg Dugdale scherp.

Quarry kreeg een kleur. Hij had het gevoel dat Dugdale strenger voor hem was dan voor de anderen. ‘Ik heb gedaan wat ik kon. Niet iedereen was thuis. En soms is het lastig het exacte adres te bepalen.’

‘Lastig?’ vroeg Dugdale. ‘Dan wil ik bewijzen hebben dat die adressen niets van doen hebben met dit onderzoek!’

‘Ja, chef,’ zei Quarry zachtjes.

Dugdale staarde somber naar het groepje voor zich. ‘Dus wat hebben we tot nu toe? Een man die is gewurgd en daarna in een auto is gezet die een heuvel af is gerold. Nog een man, ook gewurgd, die op een vuurstapel is gezet en in de fik is gestoken. Maar hij was gekleed in brandwerend materiaal zodat hij niet verteerd zou worden door de vlammen. Allebei de mannen zijn neergezet op plekken waar veel mensen komen. Het kan zijn dat de lijken ergens zijn bewaard nadat ze waren vermoord. Er zijn geen bruikbare getuigen, we hebben geen bloed of sporen of vingerafdrukken om iets uit af te leiden. Het enige wat we hebben gevonden is dat Kernan meerdere keren naar hoofdinspecteur Karlsson heeft gezocht op internet. Dat moet iets te betekenen hebben.’

Hij stond op en trok zijn sjofele overjas aan. ‘Op naar de persconferentie,’ zei hij met een sombere blik op een scheur in zijn jaszak.

 

‘Ik doe er altijd meer boter in,’ zei Lola.

Frieda negeerde haar. Ze brak drie eieren in de pan en roerde ze met een houten lepel.

‘Roerei moet zacht en boterig zijn,’ babbelde Lola verder. ‘En er moet heel veel zwarte peper over. Daar kun je nooit te veel van gebruiken. Vind je ook niet? Soms strooi ik het zelfs over aardbeien. Dat smaakt verrassend goed. Aardbeien zonder iets erop zijn soms nogal saai, vind ik. Zal ik boter op de toast smeren?’ Ze trok de deur van de koelkast open en keek erin. Met een teleurgesteld gezicht haalde ze er een pakje boter uit dat bijna op was. ‘Nou, daar staat ook maar weinig in! Jess, mijn vriendin, zegt altijd dat geluk een volle koelkast is. Maar dat geldt niet voor jou, dat is duidelijk.’ Ze schraapte het laatste restje boter uit het pakje en smeerde dat op twee geroosterde boterhammen. ‘Als ik bij een psychotherapeut zat, zou ik constant doorratelen, alleen maar om de stilte te vullen. Gebeurt dat vaak?’

‘Soms kunnen mensen niet ophouden met praten en soms kunnen ze niet beginnen. Ik heb sessies meegemaakt waarin geen woord werd gezegd.’

Lola trok een gezicht. ‘Daar zou ik niet tegen kunnen. En niet alleen bij een therapeut – ik zeg altijd gewoon wat in me opkomt tegen wie er maar wil luisteren. Mijn moeder zei al dat er geen verschil is tussen wat ik denk en wat ik zeg. Mijn vader drukt het een stuk rotter uit.’

‘Er zijn vast ook dingen waar je nooit over praat.’

‘Ik denk van niet. Als ik bij jou op de bank zou liggen, zou ik gewoon liegen en maar doorkletsen. Heb je een bank, eigenlijk?’

‘Nee, ik heb geen bank. Misschien zouden we dan moeten nadenken over wat er achter al dat geratel ligt, wat je probeert te verbergen.’

‘Stel nou dat er niks is?’

‘Bijvoorbeeld…’ zei Frieda, ‘ … dat je het, als je over je ouders praat, altijd hebt over de kritiek die ze op je hebben.’

Lola fronste haar wenkbrauwen. ‘Ze vinden me nogal oppervlakkig. Een warhoofd.’

‘En ben je dat?’

‘Dat is gewoon mijn manier van doen.’

‘Precies. En een manier van doen verhult hoe je echt bent. Dat deed je ook toen je me uitlegde waarom je vrienden je waarschijnlijk niet zouden missen.’

‘Ik overdreef waarschijnlijk een beetje,’ zei Lola met een ongemakkelijk lachje. ‘We hadden een hele rare dag achter de rug.’

‘In mijn oren klonk het niet alsof je overdreef. Het klonk meer alsof het je pijn deed.’

‘Nou, dat weet ik niet, hoor. Je moet niet al te veel zoeken achter wat ik zeg.’

‘Dat is mijn werk.’

Frieda verdeelde het roerei over de twee boterhammen en ze gingen aan de kleine tafel zitten.

‘Je hebt er geen zwarte peper op gedaan. Waarom noem je jezelf Ursula Edmunds?’ vroeg Lola.

‘Om mezelf geen Frieda Klein te noemen.’

‘Ja, natuurlijk. Dat is duidelijk. Je hebt je haar geknipt en zilvergrijs geverfd. En je draagt een bril. Je ziet er trouwens niet slecht uit zo.’

‘Dank je,’ reageerde Frieda droogjes.

‘Hoewel je er als jezelf waarschijnlijk beter uitziet. Maar dat heb ik natuurlijk alleen op foto’s gezien. Voel je je anders als je eruitziet als Ursula? Vanbinnen, bedoel ik. Zoals ik me bijvoorbeeld heel Italiaans voel als ik in Italië ben en met drukke gebaren praat. Dan komt de Italiaan in me naar boven.’

‘Oké,’ zei Frieda. ‘Ik zal je vertellen wat je daarover moet weten.’

Lola leunde verwachtingsvol naar haar toe.

‘Ik moest verdwijnen. Niet omdat ik gevaar liep vanwege Dean Reeve, maar omdat iedereen uit mijn kringetje gevaar liep. Ik was vervloekt, net als iemand die de pest heeft, en moest uit mijn eigen omgeving verdwijnen.’

‘Maar hoe? Dat is heel moeilijk, toch? Hoe moet je dat doen, zonder bankpas en dat soort dingen?’

‘Ik heb een bankpas – of Ursula Edmunds heeft die. Ze heeft ook een geboortebewijs, een paspoort, een zorgverzekeringspasje, een bankrekening, een telefoon. En een sleutel van dit appartement.’

‘Hoe heb je dat kunnen regelen?’

‘Dat heb ik niet gedaan, dat heeft iemand anders voor me gedaan.’ Frieda fronste haar voorhoofd en dacht aan Walter Levin met zijn streepjespak, gerafelde das, vriendelijke lach en altijd die kille, waakzame blik in zijn ogen. ‘Ik heb met hem gewerkt. Hij is goed in dat soort dingen.’

‘Hij klinkt als een spion.’

‘Ja, inderdaad.’

‘Waarom Ursula Edmunds?’

‘Het is een naam.’

‘Ik zou hem niet kiezen. Ik zou mezelf een dramatische naam geven. Scarlett Savonarola, of zo.’

‘Ik wilde geen aandacht op mezelf vestigen,’ zei Frieda.

‘Dus je bent een soort schim.’

‘Interessant dat je dat zegt. Ik heb Dean altijd beschouwd als een soort schim.’

‘Twee schimmen dan. En wat doen die?’

‘Ze zoeken naar elkaar.’

‘Hoe zoek je dan?’

‘Misschien is zoeken het verkeerde woord. Ik wacht op een teken.’

‘Wat voor teken?’

‘Dat kan ik je vertellen als ik het zie.’

‘En kan ik je daarbij helpen?’

‘Het belangrijkste is dat je me niet in de weg loopt.’