9
Quarry stapte in zijn auto en sloot Geoffrey Kernans navigatiesysteem aan. Het duurde even voordat het apparaat opgestart was en toen klonk er een assertieve vrouwenstem: ‘Keer zo snel mogelijk om.’ Hij lachte grimmig. Weer een afkeurende vrouw die hem vertelde wat hij moest doen. Maar hij volgde gehoorzaam haar instructies op en belandde achtereenvolgens ten noorden van Londen bij een enorme badkamershowroom in de buitenwijken van Maldon, een lagere school in Ingatestone, een Travelodge vlak bij luchthaven Stansted, twee pubs, het tuincentrum waar Kernans echtgenote werkte, een nieuw complex dat nog in aanbouw was, een meubelzaak en een opticien. Bijna iedereen herkende Geoffrey Kernan van de foto en wist dat hij was vermoord en ze vertelden allemaal dat hij bij hen was geweest in de week voor zijn verdwijning. Soms was het nodig dat Quarry op meerdere plekken aanbelde, zijn legitimatie toonde en de foto liet zien voordat hij het juiste adres had gevonden: een vrouw bij wie een nieuwe badkamer werd geïnstalleerd, of een echtpaar dat hem een bijna-nieuwe magnetron had verkocht via eBay.
Een aantal adressen was veel verder weg, bijna in Coventry, Bristol of Norwich. Kernan had een hoop kilometers gemaakt. Quarry maakte een aantekening dat hij dat moest checken bij zijn werkgever. Er was een huis in West Ham, vlak bij een voetbalveld, waar niemand opendeed. Hij noteerde dat hij later terug moest gaan. Er was een park in Beckton; waarschijnlijk had Kernan er een ommetje gemaakt. Had hij een hond? Quarry wist bijna zeker van niet. De meest recente bestemming was het dichtst bij Kernans huis. Op de ring werd hij een afslag naar een industrieterrein op gestuurd. Het schermpje van de navigatie gaf aan dat hij vlak bij een rivier was, maar daar viel geen spoor van te bekennen. Hij reed langs bouwterreinen, een busremise, een houthandel, een autosloperij met hoge stapels autowrakken. Er stond een caravan waar je koffie kon krijgen, er was een opslag voor zware werktuigen en een enorm afvalverwerkingsbedrijf. De bazige stem kondigde aan dat de bestemming was bereikt. Hij zette de auto in de berm naast de weg. Tot zijn verbazing stonden er drie rijtjeshuizen. Een ervan was dichtgetimmerd. Het leek een vergeten overblijfsel – waarschijnlijk hadden deze woningen als enige de bombardementen overleefd die het hele terrein in vuur en vlam hadden gezet.
Toen Quarry uitstapte, werd hij overvallen door de herrie van vrachtwagens en graafmachines. Er hing een stank van rottend afval die hij bijna lijfelijk kon voelen. Het was niet één smerige geur, maar een stank die uit vele lagen was opgebouwd: industrieel en organisch, zuur en zoet, bitter en scherp.
Hij liep naar het vreemde restant dat nog overeind stond van een blok rijtjeshuizen. De eerste woning stond duidelijk leeg, dus liep hij naar de middelste. Er was geen bel, dus bonkte hij een paar keer met zijn vuist op de voordeur, die even later werd geopend door een man die nauwelijks wakker leek. Hij droeg een bestofte spijkerbroek vol vlekken en een groezelig T-shirt. Zijn armen zaten onder de tatoeages en hij had piercings in zijn oren, neus en lippen. Quarry hield zijn legitimatie op. ‘Kent u ene Geoffrey Kernan?’
‘Nee.’
‘Dat zegt u wel heel snel. Denkt u alstublieft goed na. Geoffrey Kernan. Geoff, misschien.’
‘Nooit van gehoord.’
Hij pakte de foto uit zijn zak en liet die zien. ‘Dit is Kernan.’
De man schudde zijn hoofd.
‘Wonen hier nog meer mensen?’
‘Een paar. Als ze moeten werken, slapen ze hier.’
‘Kan ik die spreken?’
‘Ze zijn er niet.’
‘Enig idee wanneer ze terugkomen?’
‘Nee. Misschien over een uurtje, of zo.’
Quarry liep naar de caravan en bestelde een kop thee. De vrouw achter de toonbank had donker haar, een bleek gezicht en een Oost-Europees accent – Quarry vermoedde dat ze Tsjechisch was. Ze maakten een praatje, maar toen Quarry vroeg naar de bewoners van het huis aan de overkant, wie dat waren en wat ze deden, had ze niets te zeggen. Hij was eraan gewend dat mensen plotseling stilvielen. Meestal waren ze bang dat hij van de gemeente of de immigratiedienst was. Even overwoog hij te zeggen dat het hem niet interesseerde of ze hier legaal waren of niet, maar hij nam niet de moeite. Ze zou hem toch niet geloven.
Toen zijn thee op was, wandelde hij doelloos een beetje rond. Hij vond een pad dat naar de rivier leidde en keek naar Thamesmead aan de overkant en de enorme stormvloedkering in de bocht rechts van hem. Hij woonde al zijn hele leven in Londen, maar hier was hij nog nooit geweest. Het was allemaal nieuw voor hem. Uiteindelijk liep hij weer terug naar het huis. Er bleken twee mannen net terug te zijn van hun werk, allebei in gele fluorescerende jacks. Wantrouwend en onwillig bekeken ze de foto van Kernan. Ze beweerden allebei dat ze hem niet kenden. Quarry wist niet of ze hem echt nog nooit hadden gezien, hem wel kenden maar logen, of sowieso altijd onwetend en onschuldig zeiden te zijn om niet in de problemen te komen.
Terug in de auto nam hij met een ontevreden gevoel over de dag zijn aantekeningen door. Soms was niets vinden net zo nuttig als wél iets vinden. Maar niet in dit geval.