Geluk
Maud en Pieter Elferink behoorden tot die bevoorrechte
groep Nederlanders die in het NOS-Journaal altijd als
'tweeverdieners' werd aangeduid. Ze bewoonden een riant dubbel
benedenhuis met grote tuin dicht bij het Vondelpark, hadden twee
snoezige kinderen - een meisje van zeven en een jongen van vijf-,
een zomerhuisje in Frankrijk, en twee auto's: een kleine
parelmoerkleurige Alfa Romeo en een dikke zwarte Audi-stationcar.
Elke zaterdagavond huurden ze een oppas voor de kinderen en gingen
naar de film, de opera of een concert. Van de film genoten ze, hoe
banaal het verhaal ook was. Het concert en de opera waren meer een
verplichting, omdat ze nu eenmaal van die dure abonnementen hadden.
Ook vreeën ze op zo'n zaterdagavond nog wel eens, maar vaak waren
ze zo moe van de afgelopen week dat ze tijdens het voorspel al in
slaap vielen zonder daar de volgende ochtend gefrustreerd over te
zijn.
Sinds haar
afstuderen werkte Maud twee dagen per week als juriste bij de
gemeente. Ze deed haar werk zonder enige betrokkenheid of
interesse. Die bewaarde ze voor haar vrije dagen, waarin ze bezig
was met de intendance van haar gezin. Het heen en weer draven
maakte haar moe en gelukkig tegelijk. Vooral als ze in de
supermarkt haar winkelwagentje volstouwde met de lekkerste
proviand, besefte ze hoe goed ze het had. Ook hield ze van kleren
kopen in de P.C. Hooftstraat. Haar garderobe telde tientallen
pronkstukken van Italiaanse ontwerpers.
Ze kon het zich allemaal veroorloven
dankzij Pieter, die als consultant in dienst was bij een
internationaal bedrijf.
Pieters baan voerde hem over de hele wereld. Hij genoot
aanvankelijk van dat reizen. Meestal had hij tijdens zo'n reis
altijd wel een paar dagen vrij om erop uit te trekken. Hij
beschouwde zichzelf als een avontuurlijk
mens.
Toch was
het buitenland na een paar jaar een verplichting voor Pieter
geworden. De gedachte dat hij de wereld al een aantal keren was
rondgevlogen en er niet meer zoveel landen bestonden die hij niet
had bezocht, bezorgde hem, vooral als hij te veel gedronken had,
met enige regelmaat een existentiële minicrisis. Toen de wereld in
zijn fantasie echt eindig werd, verloor hij iedere zin om te
reizen. Vanaf dat moment was hij lui geworden en schoof hij zoveel
mogelijk buitenlandse opdrachten naar zijn collega's
door.
Zijn gedrag
was de afdeling carrièreplanning niet ontgaan en toen hij op een
zonnige maandagmorgen in januari het hoofdkantoor binnenliep en in
de grote hal op de prestatiebarometer naar zijn naam zocht, zag hij
dat hij in een weekend tijd zeker veertig plaatsen was gezakt. Uit
schaamte dook hij de lift in. Angstzweet sijpelde uit zijn poriën
en trok in zijn nieuwe Stephens Brothers overhemd. Pas op de vierde
verdieping waande hij zich weer veilig. Hij glipte de lift uit en
haastte zich naar zijn kamer aan het eind van de lange gang.
Gelukkig kwam hij geen collega's tegen.
Toen hij de deur van zijn kamer
opendeed zag hij dat zijn secretaresse er nog niet was. Het
verontrustte hem, omdat dit sinds hij bij de firma werkte niet was
gebeurd. Hij voelde zijn hart kloppen en liet zich in zijn
bureaustoel vallen, die vanzelf in de luierstand schoot. Zo staarde
hij zeker een half uur naar de tl-verlichting aan het plafond. Hij
overwoog Maud te bellen, die vandaag thuis was, maar zag ervan af
omdat hij geen onnodige paniek wilde zaaien. Maar toen zijn
secretaresse er om half tien nog niet was, draaide hij toch zijn
eigen telefoonnummer. 'Met Maud Elferink,' hoorde hij zijn vrouw
aan de andere kant van de lijn zeggen.
'Maud, ik ben het,' fluisterde hij.
'Heeft Petra zich bij jou afgemeld?'
'Wat praat je idioot zacht,' zei Maud
met iets van spot in haar stem. 'Is er
iets?'
'Ik vroeg
of je iets van Petra hebt gehoord. Ze is nog niet op kantoor. Ik
maak me ongerust.'
'Sorry Pieter,' zei Maud. 'Maar ik heb geen tijd. Ik sta op
het punt naar de PC te gaan. Het is opruiming, had ik je dat niet
verteld? En dit is mijn enige vrije ochtend deze week. Morgen moet
ik werken en woensdag heb ik een afspraak bij de kapper. Die Petra
van jou komt heus wel opdagen. Ze zal wel naar de tandarts zijn. Je
hebt me laatst zelf verteld dat ze zulke problemen met haar gebit
heeft.'
'Maud,
ik....'
'Ik hoor
het vanavond wel, beertje,' zei ze troostend en ze hing
op.
Terwijl
Pieter zich vooroverboog om de hoorn neer te leggen, zag hij de
langwerpige enveloppe op het vloeiblad van zijn bureau liggen. Hij
las onmiddellijk zijn eigen naam, die er met de hand op was
geschreven. Alleen zijn naam, niet zijn adres, wat erop duidde dat
de enveloppe van binnen het gebouw kwam. Hij verstijfde en pakte
zijn briefopener, een benen mes dat hij uit Ghana had meegenomen.
Toen scheurde hij de enveloppe voorzichtig open en haalde er een
brief van de directie uit, waarin hem in omslachtige, met veel
excuses gepolijste zinnen werd medegedeeld dat hij wegens 'ernstig
tegenvallende resultaten' was ontslagen. Weliswaar met een half
jaar salaris als afkoopsom, maar toch.
Zijn wereld werd nu nog kleiner en het
scheelde niet veel of hij was uit zijn stoel getuimeld. 'Petra,'
riep hij verbaasd, alsof hij ineens besefte waarom zijn
secretaresse vandaag helemaal niet meer zou komen
opdagen.
Hij
stond op en liep naar de ronde vergadertafel met acht stoelen die
in een andere hoek van de kamer stond. Hij spreidde zijn armen en
pootte ze op het houten blad. In die houding drong tot hem door dat
hij de afgelopen weken blind was geweest voor de machinaties van
zijn collega's. Waarom was hem anders niet opgevallen dat ze hem al
weken hadden gemeden, hem voor geen enkele stafvergadering hadden
uitgenodigd en hij geen nieuwe opdrachten had gekregen? Zijn uren
had hij weliswaar besteed aan het uitwerken van een rapport over de
reorganisatie van een papierfabriek in Brabant, maar hij had er
veel langer over gedaan dan normaal, alsof hij zonder het zelf te
beseffen al veel eerder in een lagere versnelling was beland en had
toegewerkt naar het onafwendbare moment van zijn eigen ontslag in
plaats van dat van de vijftienhonderd werknemers van de
fabriek.
Hij was
ervaren genoeg om te weten dat het te laat was om bij zijn directe
chef aan te kloppen, omdat ieder verzet tegen het besluit van de
directie tevergeefs zou zijn. Het zou de afkoopsom alleen maar in
gevaar kunnen brengen, dacht hij. Wezenloos staarde hij nu enkele
uren voor zich uit, alsof het leven uit niets anders meer bestond.
Toen stopte hij als een afgepeigerde muilezel zijn persoonlijke
bezittingen in zijn koffertje en verliet voor het laatst zijn
kamer. Op de gang was het nog altijd stil, zodat hij net zo
onopgemerkt kon vertrekken als hij gekomen was. Beneden in de grote
hal keek hij nog een keer naar de knipperende rode lampjes van de
prestatiebarometer om vast te stellen dat hij niet had gedroomd en
toen liep hij zonder de portier te groeten het gebouw
uit.
In sloom
tempo reed hij naar huis, waarbij het hem twee keer bijna toch nog
lukte een overstekende voetganger te overrijden. Het kon hem niets
schelen. Alleen de verantwoordelijkheid voor zijn gezin weerhield
hem ervan om plankgas te geven als er weer eens een bejaarde met
een rol-later voor hem opdoemde.
De Audi parkeerde hij niet voor de
deur, alsof hij het fatale nieuws voor zijn buren verborgen wilde
houden. Sinds hij werkte was hij op een doordeweekse dag nog nooit
voor zessen thuisgekomen. Ook lette hij erop dat niemand zijn
rampspoed aan zijn houding zou kunnen aflezen. Met een militaire
pas liep hij de straat in, waardoor hij het zelfverzekerde aura had
van iemand die zojuist gepromoveerd was.
Zodra hij de zware voordeur achter zich
had dichtgedaan en merkte dat Maud nog niet thuis was, stortte hij
in. Hij trok zijn zwarte kasjmieren jas uit, wierp hem over de
trapleuning en ging de woonkamer binnen. Daar keek hij om zich
heen, alsof hij in een vreemd huis was beland. Hij aanschouwde de
schilderijen die Maud de afgelopen jaren had verzameld en
constateerde bijna opgelucht dat hij ze altijd al lelijk had
gevonden, al zou hij dat een dag eerder niet aan zichzelf hebben
toegegeven. Ook ergerde hij zich aan de dure oosterse tapijten op
de eiken parketvloer en haatte hij ineens de strakke designmeubels
die Maud en hij een paar jaar eerder vol enthousiasme hadden
gekocht. In plaats van op de Minotti-bank te zitten, wilde hij
wegduiken in de diepe kussens van hun oude sofa die nog uit zijn
studententijd dateerde en nu op zolder stond weg te
rotten.
Hij liet
zich in de leren relaxfauteuil bij de haard vallen. Wat moest hij
Maud straks zeggen? Of beter: hoe zou ze reageren als hij het haar
vertelde? Maar voordat hij verder kon filosoferen over de koers die
zijn leven onverwacht was ingeslagen, hoorde hij de voordeur
opengaan. Hij sprong overeind en liep de gang
op.
'Wat doe jij
hier?' vroeg Maud op een bijna verontwaardigde toon. Aan haar beide
handen bungelden plastic en papieren tassen van de duurdere
kledingzaken in de PC.
'Ik voelde me niet lekker,' zei hij.
'Dat is volgens mij nog nooit gebeurd,'
zei ze, waarop ze de tassen op de traptreden zette en
ongeïnteresseerd haar zwartleren mantel uittrok. 'Maak jij dan even
koffie, zodat ik boven mijn nieuwe kleren kan uitpakken voordat ze
gaan kreuken?'
Pieter slofte naar de keuken en zette het espressoapparaat
aan. Toen Maud een paar minuten later weer beneden kwam, stonden er
twee kopjes cappuccino op de lavastenen
keukentafel.
'Ik
ben zo blij dat ik weer thuis ben,' zei Maud. 'Het was zo
krankzinnig druk in de stad. Bij Pauw en Strater was het
uitverkoop, dus ik ben stevig tekeergegaan, zoals je begrijpt. En
daarna heb ik met Anneke koffiegedronken in de PC en zijn we samen
nog even naar schoenen gaan kijken bij
Pan-ara.'
Pieter
staarde naar het opgeklopte laagje melk in zijn kopje en roerde het
net zolang om tot het oploste. Terwijl hij dat deed, schoot hem te
binnen dat zijn banksaldo door het halve jaarsalaris weer in een
solide positief bedrag zou veranderen dat hun welvaart op korte
termijn zou garanderen.
'Luister je eigenlijk wel naar wat ik zeg?' vroeg Maud toen
geïrriteerd.
'Ja,
ja,'zei hij.
'Wat
ben je afwezig, schat. Is er soms iets gebeurd? Je weet dat ik het
niet leuk vind als je iets voor me verborgen
houdt.'
'Nee,'
zei hij zonder van zijn melk op te kijken. 'Of eigenlijk ja. Ik ben
vanmorgen ontslagen.'
'Wat?' riep Maud uit. 'Ontslagen? Jij?' Ze pakte hem bij
zijn arm en trok hem naar zich toe, als een strenge schooljuf die
een leerling tot de orde roept. Toch dacht hij een ogenblik dat ze
hem wilde troosten en aan haar boezem zou sluiten, maar ze keek hem
met zulke kille ogen aan dat zijn hoop meteen vervloog. 'Vertel
op,' brieste ze. 'Ik wil tot in detail weten wat er is
gebeurd.'
Pieter
maakte zich los uit haar dwingende greep en deed verslag van wat
hij had meegemaakt, op een toon alsof het allemaal nog wel
meeviel.
'Maar
besef je wel wat dit betekent?' zei Maud toen hij klaar was. 'We
staan al maanden rood. Je begrijpt toch zeker wel dat we van mijn
salaris niet kunnen leven? Dat we het huis zullen moeten verkopen?
Dat we niet meer op wintersport kunnen?'
'Ja, ja. Je hoeft me niet uit te leggen
wat er aan de hand is. Ik weet heus wel wat dit voor ons
inhoudt.'
'Als je
maar niet denkt dat ik ga verhuizen. Mijn hele leven heb ik
gedroomd van een huis als dit en dat geef ik niet zomaar
op.'
'Alsof ik er
wat aan kan doen dat ik ontslagen ben.'
'Ach jij,' zei ze nu geïrriteerd. Ze
stond op en liep de keuken uit. Het woeste dichtslaan van de
voordeur verried haar boosheid. Hij keek op de keukenklok en
besefte dat ze naar school was gegaan om de kinderen op te
halen.
Pieter
schrok van Mauds reactie. Zo kende hij haar niet. Het
verontwaardigde gezicht dat ze opzette terwijl hij zijn verhaal
deed veranderde haar in het type vrouw dat hij altijd had
verafschuwd. Maar wat hem nog het meest van slag had gebracht, was
dat ze in haar egoïsme geen enkele rekening met hem
hield.
Toen Maud
een half uur later terugkwam met de kinderen, was er genoeg
afleiding om niet meer aan de dramatische gebeurtenissen van die
ochtend te hoeven denken. Als een overtuigde vader hielp hij
Wendela met haar huiswerk en speelde tafelvoetbal met Sjoerd, zoals
hij wel vaker deed als hij voor etenstijd thuiskwam. Tijdens het
eten - Maud had pasta met zalmsnippers gemaakt omdat ze geen zin
had uitvoerig te koken - werd er alleen over school gesproken,
alsof er niets aan de hand was. Nadat de kinderen naar bed waren
gebracht keken ze samen nog een uur televisie. Zwijgend als altijd,
zodat zijn ontslag leek te zijn ingetrokken.
Van opzij keek hij Maud aan en zag een
diepe rimpel op haar voorhoofd die hem niet eerder was opgevallen
en er dus ook niet kon zijn geweest. Ze had tenslotte net een
nieuwe Botox-injectie gehaald. Het is een rimpel van
verontwaardiging, dacht hij, omdat ze boos is dat ik over een paar
maanden niet meer in staat ben ons gezin te onderhouden. Hij wilde
er iets over zeggen, maar toen hij een aanloop nam naar zijn
openingswoorden, zei Maud geïrriteerd: 'Ssst, laat me nou toch eens
rustig kijken. Je kletst er altijd tussendoor als er iets
interessants te zien is.'
Hierna zweeg hij. Om half elf ging Maud
naar bed, omdat ze de volgende dag vroeg naar haar werk moest.
Pieter bleef alleen achter in de woonkamer. Hij schonk zichzelf een
glas whisky in en zapte de televisiekanalen af. Toen hij op CNN de
Dow Jones-index zag dalen, drong tot hem door hoe moeilijk het zou
worden een nieuwe baan te vinden. Gauw zapte hij verder en belandde
midden in een softpornofilm. De blonde vrouw met het ordinaire
gezicht die zichzelf bevredigde liet hem niet onverschillig. Wel
schoot hem nu te binnen hoe armoedig de seks met Maud de afgelopen
jaren was geweest. Haar mooie, zorgvuldig onderhouden lichaam, dat
hem in het begin van hun verhouding zo opwond, deed hem niets meer.
En hij was ervan overtuigd dat zij op haar beurt een vergelijkbare
onverschilligheid ten opzichte van hem ervoer. Ze waren aan elkaar
gewend geraakt op een manier die naar vervreemding smaakte. Alleen
dat kon het beschroomde gelach verklaren dat de slaapkamer vulde
als ze halverwege het vrijen ineens ophielden en elkaars lichaam
met rust lieten. 'Morgen een nieuwe kans,' zei Maud dan, terwijl ze
zich omdraaide en als een blok in slaap viel. Hij werd er ineens
boos om, maar besefte dat hij daar geen recht toe had omdat hij
nooit eerder tegen die onderbreking van zijn lustverlangens had
geprotesteerd.
Hij voelde zich steeds ellendiger worden en besloot ook te
gaan slapen. Nadat hij de televisie had uitgeschakeld en het licht
had uitgedaan, ging hij naar boven. In de slaapkamer kleedde hij
zich voorzichtig uit, bang om Maud wakker te maken.Als een
gewichtloos mens kroop hij naast haar in het zachte, met zijden
lakens opgemaakte bed.
'Je hebt toch niet gedronken, hè?' zei Maud op
halfslape-rige toon, zonder zich naar hem om te
draaien.
'Eén
glaasje whisky maar,' fluisterde hij.
'Als je maar geen probleemdrinker
wordt,' zei ze sloom, waarna ze het dekbed verder over zich heen
trok. Even later klonk haar vertrouwde gepiep en lichte
gesnurk.
Pieter
lag op zijn rug met zijn armen onder zijn hoofd gevouwen en staarde
in het donker naar het plafond. Hij moest terugdenken aan de dag
waarop hij Maud voor het eerst had ontmoet. Het was een sombere
herfstdag geweest. Hij zat achter haar in de collegebanken en was
meteen verliefd op haar geworden. Alleen al door de wijze waarop ze
haar haar droeg, in een dikke zwarte vlecht, had ze hem verleid.
Haar gezicht had hij toen nog niet eens goed gezien. En toch wist
hij vanaf dat moment dat hij haar wilde hebben. Ze straalde klasse
uit. En juist daar was hij naar op zoek. Klasse, stijl,
wereldwijsheid, die hem weg konden voeren uit het benauwende milieu
waar hij vandaan kwam. Zij had hem geleerd hoe hij zich moest
kleden, wat hij wel en wat hij niet kon zeggen tegen zijn meerderen
om hen te blijven behagen, hoe hij zijn bestek moest vasthouden om
te laten zien dat hij niet zomaar iemand was. Na twintig jaar was
hij Maud er nog altijd dankbaar voor. Morgen zal ze van de schrik
bekomen zijn, dacht hij, dan zal ze weer lief tegen me doen.
Gerustgesteld door die gedachte sliep hij even later
in.
Op haar beurt
was Maud niet met Pieter getrouwd omdat ze hem leuk en
aantrekkelijk vond, maar omdat hij de beste student van hun jaar
was en hun docenten met hem wegliepen. Zodra hij haar na afloop van
een college had gevraagd iets met hem te gaan drinken aarzelde ze
dan ook niet en was ze met hem meegegaan. Nog diezelfde avond was
ze bij hem blijven slapen. Iedere keer als hij weer een tien voor
een tentamen had gehaald, vree ze met hem als een waanzinnige, bij
wijze van beloning. 'Mijn professortje, mijn goudhaantje,' noemde
ze hem terwijl ze zich door hem liet uitkleden en op het bed
duwen.
Mauds
bewondering voor Pieter kwam pas echt tot bloei toen hij kort na
zijn afstuderen werd aangenomen bij een internationaal
consultancybureau. Nog geen maand later trouwden ze en kochten hun
eerste huis, op de gracht, precies op dat gedeelte waar zij altijd
al had willen wonen. Het huis was duur geweest, te duur eigenlijk
voor hen. Ze konden het maar net betalen. Toen de kinderen werden
geboren en Pieters carrière als een raket de ruimte in schoot,
trokken ze naar het grotere en nog duurdere huis in Zuid.
Maandenlang was ze bezig met de inrichting. Maud hield van mooie
spullen en kon het als geen ander ergens gezellig maken. Even had
ze nog overwogen ontslag te nemen bij de gemeente en fulltime
huisvrouw te worden, maar omdat ze bang was zich te gaan vervelen
hield ze haar werk aan. Een eigen inkomen is tenslotte meegenomen,
zei ze om zichzelf te troosten als ze weer eens genoeg had van haar
chef.
Toen Maud
de middag daarop van het gemeentehuis thuiskwam, was haar grauwe
humeur nog altijd niet opgeklaard. Ze hield nu eenmaal niet van
nederlagen, zeker niet als die zich in haar nabije omgeving
voltrokken. Pieter zat onderuitgezakt op de bank, wat haar in een
spottende schaterlach deed schieten, alsof ze de wending die hun
lot de afgelopen vierentwintig uur had genomen ineens was gaan
relativeren.
'Lig
je er de hele dag al zo bij?' vroeg ze hem, terwijl haar mondhoeken
misprijzend naar beneden trokken.
'Natuurlijk niet,' zei hij. 'Denk je
soms dat ik klassiek werklozengedrag ga vertonen nu ik niets meer
om handen heb?'
'Ben je nog naar het arbeidsbureau
geweest?'
'Krijg
ik geen kus?'
'Ik
vroeg je wat.'
'Nee,' zei hij enigszins schuldig. 'Ik had er gewoon geen
zin in. Dat kun je je toch wel enigszins
voorstellen.'
'Wat heb je dan gedaan?' vroeg ze op verontwaardigde
toon.
'Mijn
bureau opgeruimd, wat rekeningen betaald, een wandelingetje
gemaakt,' zei hij in een nonchalante poging zijn wanhoop te
verbergen.
'Ik
heb er de hele ochtend aan zitten denken,' zei ze
toen.
'Ik vind
dat je echt snel ander werk moet vinden. Je weet hoe bedrijven
denken als er een sollicitant voor ze verschijnt met een hiaat in
zijn carrière. Anders zijn we straks echt gedwongen te verhuizen.
Dat kun je de kinderen niet aandoen.'
'Kinderen wennen gauw aan een andere
omgeving,' zei Pieter. 'Zeker als ze jong
zijn.'
'Laat ik
het dan anders zeggen: dat kun je mij niet aandoen. Ik wil trouwens
geen loser als man.'
'Ik zal er morgen heen gaan,' zei hij, om van haar gezeur
af te zijn. En hij voegde er geïrriteerd aan toe: 'Om me in te
schrijven, zodat ik straks een uitkering kan
aanvragen.'
Maud
keek hem vol minachting aan en liep toen zonder iets terug te
zeggen de kamer uit.
Naarmate Pieter langer nadacht over haar eenzijdige
opstelling waaruit geen enkel mededogen bleek, was het alsof hij
een andere wereld binnenstapte, waarin hij zich niet meer thuis
voelde. Gelukkig kwam toen de oppas binnen met Wendela en Sjoerd.
Haar zullen we binnenkort ook niet meer kunnen betalen, dacht
Pieter, die opstond om zijn kinderen te verwelkomen en met de oppas
af te rekenen.
De
volgende ochtend begaf Pieter zich op de fiets naar het
arbeidsbureau, in het westelijk deel van de stad. De ambtenaar die
hem ondervroeg, een dikkige man in een zelfgebreide trui, vulde een
formulier voor hem in, zodat hij aanspraak kon maken op een
WW-uitkering. 'Het zijn moeilijke tijden in uw branche,' zei de
ambtenaar toen hij het formulier afstempelde. 'U zou natuurlijk
voor uzelf kunnen beginnen, maar daar is wel durf voor nodig. En
het is natuurlijk niet zo dat u allerlei klanten van uw vroegere
werkgever kunt wegkapen.'
Pieter knikte ongeïnteresseerd en ging
naar buiten. Het was mooi weer, wat de omgeving van het
arbeidsbureau iets fris en opgewekts gaf. De witte, monotone
gebouwen in de straat kregen zelfs iets vrolijks door het
winterlicht dat hen bescheen. Hij besloot daarom een omweg te maken
en wat door de buurt te fietsen, die hij goed kende omdat hij er
was opgegroeid. Maud had altijd afgegeven op dit deel van de stad,
maar toen hij de vriendelijke plantsoentjes tussen de flats zag
waarin Marokkaanse moeders met hun kinderen zaten, drong zich
onverwacht een verlangen naar zijn jeugd aan hem
op.
Hij
herinnerde zich de verdieping in de straat waar hij was opgegroeid
en waar zijn moeder tot aan haar dood was blijven wonen. Hij
fietste er heen, belde aan op nummer 64 en vroeg de Turkse vrouw die
opendeed of hij even mocht rondkijken in het huis van zijn jeugd.
De vrouw liet hem zonder enige argwaan binnen. In de kleine
huiskamer zat haar man op de bank met een kop koffie. Pieter liep
op hem af en gaf hem een hand. De vrouw toonde hem vol trots de
drie kleine kamers, waarvan de muren met oosterse snuisterijen
waren volgehangen. Hier ben ik gelukkig geweest, dacht hij met
enige weemoed. Hij liep zijn voormalige kamer binnen en kon zich
nog net herinneren hoe hij er als kind met zijn vriendje Freek had
gespeeld. Hij was hem uit het oog verloren toen hij als enige uit
zijn klas naar het gymnasium ging en Freek naar de
lts.
Zijn
herinneringen flakkerden nu zo hevig op dat hij begon terug te
verlangen naar die onbezorgde tijd, waarin hij nog voor alles
enthousiast kon worden en zijn nieuwsgierigheid naar de wereld om
hem heen nog niet verdrongen werd door zijn ambities. Ook schaamde
hij zich er nu voor dat hij naar Maud had geluisterd toen zij hem
had verzocht zijn moeder niet meer bij hen uit te nodigen omdat ze
zo ongemanierd at. 'Je gaat op zondagochtend maar met de kinderen
naar haar toe,' zei ze. 'Dan blijf ik wel
thuis.'
Hij
schrok van zichzelf toen hij merkte hoezeer die herinneringen hem
raakten. Alsof ze het bewijs vormden van het andere, misschien wel
rijkere leven dat hij had kunnen leiden, een leven waarin Mauds
adviezen overbodig waren en alleen zijn eigen instincten van belang
waren.
Vanaf die
dag werd Pieter humeurig en begon hij zich om het minste geringste
aan zijn vrouw en kinderen te ergeren. Hij maakte zich wijs dat hij
nooit een gezin had willen hebben en zich het meest op zijn gemak
voelde als hij alleen was. In het vervolg zweeg hij als hij met
zijn gezin aan tafel zat. Maud dacht dat het vooral te maken had
met hun steeds penibeler wordende financiële situatie. Ze werd er
zo zenuwachtig van dat ze uiteindelijk ziekteverlof opnam. Voor
Pieter was dat een reden om zo weinig mogelijk thuis te zijn. 'Ik
ga op zoek naar werk,' zei hij tegen Maud als hij in de loop van de
ochtend de deur uitging om wat door de stad te dolen en in de
openbare bibliotheek op de Prinsengracht de kranten te
lezen.
Naarmate
de tijd voortschreed en hij langer zonder werk zat, voelde hij zich
steeds tevredener over zijn lot. Zijn ontslag leek een beter mens
van hem te hebben gemaakt. Maar echt gelukkig was hij pas als hij
op zijn fiets stapte en naar het westelijk stadsdeel reed.
Eindeloos lang toerde hij door de straten en droomde van een flat
voor zich alleen, met een televisieschotel op het balkon om de hele
wereld te kunnen ontvangen. Hij stelde zich voor dat hij een baan
zou zoeken op het stadsdeelkantoor, met een salaris dat
ongetwijfeld nog geen vijfde was van wat hij als consultant
verdiende. Van Maud was hij in die fantasie gescheiden. Ze wilde
hem nooit meer zien en hij verbaasde zich erover dat het hem niets
kon schelen. Hij moest hardop lachen toen hij haar
in
gedachten in bed zag liggen
bij een van zijn voormalige directeuren, degene die
verantwoordelijk was voor het besluit hem te
ontslaan.