Verloren liefde
Pas toen hij uit het raam keek, besefte John wat hij had
verloren. Hij veegde een traan weg en staarde nog wat langer over
het plein totdat hij zich sterk genoeg voelde om zich weer in het
gezelschap te begeven dat zijn best deed om zo goed mogelijk Engels
tegen hem te spreken.
'Is er iets?' vroeg Liesbeth, toen hij naast haar op de
bank ging zitten. 'Je kijkt zo wazig.'
'Ik moest ineens denken aan de vorige
keer dat ik hier was,' antwoordde hij.
'Ach, John. Doe niet zo sentimenteel.
Ik...'
'Wat kan
ik voor jullie inschenken?' vroeg Liesbeths vader, die uit de
achterkamer kwam aanlopen met zijn vrouw en
schoonzoon.
'Een
witte wijn,' zei John.
'Voor mij ook, pap,' zei Liesbeth.
'Goed dat je er bent,' zei Karel, die
al de hele middag zijn best deed om de jeugdliefde van zijn vrouw
op zijn gemak te stellen.
Toen ze even later op zijn komst hadden
getoost en Karel, druk als altijd, op hilarische toon over de
conflicten op zijn werk begon te vertellen, dwaalden Johns
gedachten af naar de dag waarop hij Liesbeth had leren
kennen.
Hij was
met vakantie op Kreta met zijn vriend Miles. Ze sliepen tegen hun
zin in slaapzakken op het strand, zo arm waren ze. Bovendien was de
hele vakantie niet zo'n succes omdat Miles amper zijn mond
opendeed. Totdat Liesbeth en haar vriendin Mirjam uit de branding
stapten.
Op het
vliegveld volgde tijdens het afscheid de belofte el-kaar snel terug
te zullen zien, in Londen of Amsterdam. En zo was het ook gegaan.
Nog geen twee maanden later zocht Liesbeth hem op en opnieuw
veranderde ze zijn leven en alles wat hij daarvan dacht te hebben
begrepen.
Hij had
nog niet eerder van iemand gehouden. Liefde en tederheid bestonden
niet in het grauwe, lompe milieu waarin hij was opgegroeid, een
milieu dat werd overheerst door de gin-tonics waarmee zijn ouders
de dag begonnen. Hij haatte die wereld, maar kon er tegelijkertijd
niet van loskomen omdat hij vond dat hij solidair moest zijn met de
afstammelingen van de onderdrukten.
Weer een maand later had hij in
Amsterdam kennisgemaakt met haar ouders. Hun mooie, grote huis aan
het chique plein vertegenwoordigde alles waar hij zich zijn hele
leven tegen had afgezet. En toch besefte hij onmiddellijk dat deze
vriendelijke mensen geen bedreiging voor hem vormden, dat ze hem
accepteerden zoals hij was, dat het hier anders was dan in Londen.
Ze deden aardig tegen hem en leken er op het eerste gezicht geen
enkele moeite mee te hebben als hun dochter bij hem in Engeland zou
gaan wonen.
Een
jaar verstreek waarin ze elkaar maandelijks een paar dagen zagen,
bij hem of bij haar. Het waren dagen van vertrouwen op een
gezamenlijke toekomst. Tot die ene avond in Londen. Liesbeth wilde
een restaurant binnengaan dat hij zelf nooit zou hebben uitgezocht.
Zo'n chique tent was nu eenmaal niets voor hem. Hij kon zich nog
goed de mannen in hun strakgesneden pakken herinneren die vol
zelfvertrouwen naar binnen liepen.
Liesbeth ergerde zich aan hem. Ze had
zich losgerukt en was de draaideur binnengestapt. Toen ze aan een
met wit damast gedekte tafel zaten, bestelde Liesbeth een fles
witte wijn. Hij koos voor bier. Witte wijn was verraad aan zijn
af-komst. Liesbeths irritatie was toegenomen en voor het eerst
sinds hij haar kende had hij zich onzeker gevoeld over hun
verhouding.
'Ik
kom uit een vis-met-patatgezin,' hoorde hij zichzelf nog ter
verdediging zeggen.
Toen de entrecote met Franse frietjes werd opgediend, had
hij de ober om tomatenketchup gevraagd. Hij had Lies-beth niet
erger kunnen beledigen. Ze had het flesje ketchup gepakt en het
leeggeschud over het mooie stuk vlees.
In de bus, op weg naar zijn kamer,
hadden ze niet met elkaar gesproken. En ook niet toen ze een half
uur later naast elkaar in bed lagen. Liesbeth hield haar ondergoed
aan en wilde niet dat hij haar aanraakte. De hele nacht had hij
naar het plafond gestaard en zich afgevraagd waarom hij zich maar
niet los kon maken van de vis-met-patat van zijn
ouders.
De
volgende dag was Liesbeth naar Nederland
vertrokken.
Toen
na een week de telefoon ging en Liesbeth met verstikte stem haar
excuses aanbood en bekende dat ze hem miste, had hij op de meest
kille toon gezegd dat ze elkaar maar beter niet meer konden zien.
Maar terwijl hij die woorden uitsprak verlangde hij al weer naar
haar en wilde hij haar mooie gezicht en haar naakte lichaam
aanraken.
Achttien jaar later had hij haar weer gebeld. Hij was met
zijn vrouw Jill en hun zoontje Bobbie op bezoek in Amsterdam en kon
zich nog steeds het telefoonnummer van Lies-beths ouders
herinneren. Via hen had hij haar weten te bereiken. Ze spraken af
op een terras in het Vondelpark. Hij had een uurtje voor zichzelf,
zei hij, 'Jill en Bobbie zijn in het Rijksmuseum op zoek naar de
Nachtwacht.'
'Jill stond erop dat ik je zou bellen, omdat ik het zo
vaak
over je
heb,' vervolgde hij toen Liesbeth hem vroeg waarom hij haar na al
die jaren had opgezocht.
Liesbeth vertelde hem over Karel, hoe lang ze al gelukkig
met hem was.
'Hij
is echt de fijnste man die ik ken,' zei ze. 'Ik zou het leuk vinden
als jullie elkaar eens zouden ontmoeten.'
'De volgende keer, als ik Jill en
Bobbie niet bij me heb.'
Ze keek hem verbaasd aan, wat hem deed beseffen dat hij
haar een verklaring schuldig was.
'Na jou is er lange tijd niemand
geweest,' vertelde hij haar even later. 'Pas toen ik was
afgestudeerd en ging werken, leerde ik Jill kennen. Ze werkte op
hetzelfde instituut als ik. Ze vond me leuk en zat net zolang
achter me aan tot ze me had.'
Hij aarzelde even en bestelde een glas
witte wijn.
'Wil
je geen bier?'
'Dat drink ik al achttien jaar niet
meer.'
'Jill
heeft een goede invloed op je gehad,' zei Liesbeth. 'Wat is ze
eigenlijk voor iemand?'
'Toen ik haar leerde kennen deed ze me sterk aan jou
denken,' zei hij. 'Dezelfde goede manieren, dezelfde
gratie.'
'Sukkeltje toch. Zo'n indruk kan ik toch niet op je hebben
gemaakt in die paar maanden?'
Hij staarde voor zich uit en dronk zijn
glas leeg.
'Nog
geen jaar later hadden we een kind,' vervolgde hij. 'Haar Bobbie,
zoals ze hem altijd noemt. Ze wilde een zoontje dat ze naar haar
vader kon vernoemen. Maar zodra ze Bobbie had, was het of alleen
hij nog voor haar bestond, alsof ik er niet meer toe
deed.'
'Ben je
wel gelukkig met haar?' vroeg Liesbeth.
Hij haalde zijn schouders op. 'Ik weet
het niet,' bekende hij.'We zijn door Bobbie een beetje uit elkaar
gegroeid. Eerlijk gezegd hebben we nog maar weinig intimiteit met
elkaar.'
'Karel
en ik hebben geen kinderen, dat maakt het leven een stuk
makkelijker.'
'Ik
vind het belangrijk dat Bobbie een betere jeugd heeft dan ikzelf
heb gehad. Hij is een fijne knul. Ik hou veel van
hem.'
John haalde
zijn portefeuille te voorschijn en liet een foto van zijn zoon
zien: een blozende puber met iets te veel
vet.
'Hij lijkt
op zijn vader,' zei Liesbeth.
'Hoe laat is het trouwens?' vroeg John
nu.
'Half
vier.'
'Ik moet
naar ze toe, anders worden ze nog ongerust. Ik ben tenslotte de
enige in de familie die de weg kent in
Amsterdam.'
'Kom
je gauw terug?'
'Ja,' zei hij.
Drie maanden later was het zover. Liesbeth haalde hem van
Schiphol en bracht hem naar haar huis aan de gracht in de
binnenstad. Daar trok Karel meteen een fles witte wijn open.
'Proost,' zei hij, toen hij drie glazen had ingeschonken. 'Het is
alsof ik je al jaren ken, zoveel heeft Liesbeth me over je
verteld.'
Karel
vertelde hem nu over zijn werk op de universiteit, waar hij
Russisch doceerde, over de boekwinkels die hij in Londen altijd
fileerde, over zijn vader die zich als metaalbewerker in een grote
fabriek had opgewerkt, en zijn moeder die al jong was overleden.
Liesbeth straalde terwijl hij aan het woord
was.
Dit is een
huwelijk zoals het moet zijn, dacht John, terwijl hij naar Liesbeth
en Karel keek.
Ineens moest hij aan Jill denken en ergerde hij zich
heviger aan haar dan anders. Hij nam het haar nog meer kwalijk dat
ze zich sinds Bobbies geboorte niets meer van hem aantrok. Met
spijt dacht hij terug aan de avond van hun kennismaking in de pub.
Na sluitingstijd had hij zich door haar laten meetronen naar haar
kamer om nog wat te drinken. Toen ze een paar glazen whisky op
hadden kuste ze hem en knoopte ze zijn overhemd open. Hij had
willen protesteren en zich uit haar omhelzing willen losmaken, maar
toen ze haar borsten voor hem had ontbloot had hij zich
overgegeven.
Jill hield van
hem, hoe vaak had ze dat niet gezegd. Of hij van haar hield had hij
zich nooit afgevraagd. Hij waardeerde haar omdat ze eerlijk was.
Maar toen Bobbie eenmaal was geboren had ze steeds minder aandacht
voor hem gehad. Eerst vond hij dat niet erg omdat hij het prettig
vond zijn eigen gang te gaan. Maar later merkte hij dat ze steeds
verder van elkaar afdwaalden. En op een dag ontdekte hij dat hij
niets meer voor haar voelde en Liesbeth de vrouw was van wie hij
hield.