Rijk
Na afloop van de training in de acht besloot Peter
IJsbrands met een voldaan gevoel in zijn gespierde lichaam een kop
koffie te gaan drinken op het terras van de roeivereniging. Het
terras gold als een van de mooiste van de stad, omdat het een
magnifiek uitzicht bood op zowel de rivier als de bloeiende bomen
aan de andere oever. Toen hij de kantine inliep en een espresso
bestelde bij de barman, zag hij buiten een keurig meisje zitten dat
hij niet eerder had opgemerkt. Hij hield van keurige meisjes. Hun
gereserveerde gedrag en geaffecteerde stem wonden hem op. Daarom
nam hij nonchalant plaats op het lege stoeltje naast haar zonder
toestemming te vragen.
Hij was een knappe, slanke man, die succes bij de vrouwen
had. Het enige zwakke punt in zijn karakter was een zekere neiging
tot luiheid en achteloos gedrag.
'Peter IJsbrands,' zei hij
zelfverzekerd tegen het meisje, terwijl hij een hand naar haar
uitstak.
'Anitra
Kretschmar de Vries,' zei ze met een hooghartig knikje van haar
donkerblonde hoofdje, waarin twee kattige ogen
flonkerden.
'Vreemde voornaam, Kretschmar,' merkte hij plagerig
op.
'Flauw
hoor.'
'Je roeit
waarschijnlijk nog niet zo lang? Je gezicht komt me niet bekend
voor.'
'Ik ben
anders Nederlands studentenkampioen in de skiff geweest,' zei ze
kribbig.
'Dat is
dan heel wat jaren geleden, want je naam zegt me niets.' Hij lachte
gemeen, omdat hij zin had haar nog meer te plagen. Keurige meisjes
houden ervan om uitgedaagd te worden, dacht
hij.
'Ach, wat
weet jij er nou van.'
'Wil je ook koffie?' vroeg hij.
'Ja, maar niet van jou.' Lenig veerde
ze op uit haar stoel en liep de trap af naar het botenhuis. Even
later zag hij haar gracieus en parmantig wegvaren in een
skiff.
Peter
bleef op het terras achter. Terwijl hij haar boot langzaam zag
wegglijden en het meisje in een stipje aan de horizon veranderde,
bleef hij aan haar denken.
Een klein uur later zag hij haar in de
verte aan komen varen. Zonder zich te hoeven bedenken haastte hij
zich naar de steiger om haar te helpen met
aanmeren.
'Ik kan
het zelf wel,' zei ze. Op haar voorhoofd waren aandoenlijke
zweetpareltjes verschenen. Haar T-shirt kleefde aan haar boezem en
rug.
'Je hebt een
mooie techniek,' zei Peter bij wijze van
goed-makertje.
Ze
keek hem schalks aan. 'Ik vertelde je toch dat ik het
kon.'
Toen ze
samen de skiff in het rek in de botenloods legden, raakte hij per
ongeluk haar arm aan, die zacht was als fluweel. Het sterkte hem in
zijn verlangen haar te verleiden.
'Zullen we als je hebt gedoucht nog
iets drinken?' vroeg hij op zijn charmantste
toon.
'Alleen als
je me niet meer in de maling neemt,' zei ze.
En zo was het begonnen, als een spel
ter verstrooiing dat hem de dagelijkse sleur van zijn werk als
jurist op een papierfabriek deed vergeten.
Nog diezelfde avond hadden ze met
elkaar gevreeën, bij hem thuis op de bank, alsof hij daarmee wilde
zeggen dat het maar voor één nacht was en zij niet moest denken dat
ze nu een verhouding hadden. Toen hij haar probeerde te kussen had
ze hem eerst hooghartig afgeweerd. 'Wie denk je wel dat je bent,'
zei ze verontwaardigd, maar met een speels lachje op haar lippen.
Het wond hem nog meer op en sterkte hem in zijn verlangen haar te
beminnen. Toen hij even later toch zijn zin kreeg, was zij het die
de condities bepaalde, wat hij niet eerder met een vrouw had
meegemaakt. Hij genoot zo van haar atletische, gulzige lichaam met
de mooie appelborsten en de lange, sterke benen, dat hij het de
volgende ochtend niet kon laten opnieuw met haar af te spreken. Na
een week constateerde hij dat Anitra misschien wel de ideale vrouw
voor hem was.
Drie maanden later, hij was inmiddels zowel aan haar
lichaam als aan haar kattige gedrag verslaafd, stelde ze hem aan
haar ouders voor. Toen hij de oprijlaan van de grote villa in
Blaricum opreed, drong tot hem door dat Anitra de erfgenaam moest
zijn van een aanzienlijk familievermogen en dat hij door met haar
te trouwen zijn leven een belangrijke wending kon geven. Hij was zo
onder de indruk van het kostbare antiek en de schilderijen van
plechtig kijkende voorouders, dat zijn verliefdheid op Anitra in
een paar uur tijd in kracht verdubbelde en de contouren van
serieuze liefde begon te vertonen. Van zijn aanvankelijke
aarzelingen over hun verhouding was niets meer te
bekennen.
Een
jaar later trouwden ze, in grote luister, zoals bij de Kretschmars
de Vries gebruikelijk was. Peter was blij dat zijn ouders niet meer
leefden, omdat zij zich nooit op hun gemak zouden hebben gevoeld
temidden van al die chique mensen. Ongetwijfeld zouden ze hem
hebben gezegd dat Anitra geen geschikte vrouw voor hem was. Maar
gelukkig waren ze dood en kon hij zich volledig overgeven aan het
feest en de nieuwe wereld waarin hij als bij toeval was
terechtgekomen.
Nadat ze hun huwelijksreis in Amalfi hadden doorgebracht,
in hetzelfde hotel waar Anitra's ouders vijfendertig jaar eerder
waren geweest, betrokken Peter en Anitra een appartement in een
landhuis in Bloemendaal, dat al generaties in bezit was van de
familie.
'Mijn
vader is hier opgegroeid,' zei Anitra toen ze voor het eerst samen
door de lege vertrekken zwierven, die ze door een
binnenhuisarchitect zouden laten inrichten.
'Pappie en mammie woonden hier in het
begin van hun huwelijk, toen ze mij nog niet hadden. Maar ze vonden
het veel te groot en zijn naar Blaricum verhuisd. Daarna is het
opgesplitst in appartementen.'
Twee jaar na hun huwelijk gaf Peter
zijn baan op. Niet omdat Anitra dit van hem verlangde, maar om de
eenvoudige reden dat hij er genoeg van had om dagelijks vroeg op te
staan. Van de toelage die Anitra maandelijks van haar ouders kreeg,
konden ze tenslotte ruimschoots leven.
In het vervolg hield hij zich bezig met
het beheer van Anitra's vermogen en stortte hij zich als een echte
landeigenaar op de houtvesting in de enorme tuin rondom het huis.
Na afloop van die activiteiten was hij vaak zo aangenaam moe dat
hij met een glas whisky op het terras ging zitten en aan helemaal
niets dacht. De weekends vulde hij met golfen, uit eten gaan in
restaurants met een ster, strandwandelingen en het bijwonen van
feestjes, waarvan Bloemendaal er nogal wat
kende.
Anitra
werkte een dag per week bij een uitgeverij van kinderboeken en
bracht de rest van de week door met winkelen en sociale
activiteiten. Ze ging regelmatig met vriendinnen op stap en zat in
het bestuur van diverse verenigingen die met haar deftige
achternaam goede sier hoopten te maken. Roeien deed ze sinds ze
Peter kende niet meer, alsof de roeivereniging haar had opgeleverd
waarnaar ze op zoek was geweest.
Toen hun linkerbuurman John, een
vrijgezelle Philips-directeur, vijftig jaar oud werd, gaf hij een
groot tuinfeest. Er werden meer dan tweehonderd mensen uitgenodigd.
Peter en Anitra kenden ze bijna allemaal. Dagenlang was Peter bezig
met het versieren van de tuin - John had meteen aan hem gedacht
omdat hij 'toch niet zoveel te doen had'.
Het organiseren van het feest werd een
dagtaak voor Peter. Hij reisde het halve land af op zoek naar een
band die muziek uit de jaren zestig en zeventig kon spelen, huurde
een enorme feesttent voor in de tuin en onderhandelde met diverse
cateringbedrijven. In een overmoedige bui kocht hij ook nog eens
tien grote vuurkorven, die de tuin 's avonds de allure van een
Engels kasteel moesten geven.
Op het feest voelde Peter zich als
vanouds tevreden met het leven. Hij werd in een toespraak uitvoerig
door de jubilaris geprezen en danste met enkele aantrekkelijke
vrouwen uit diens kennissenkring. Toen hij moe werd en het gazon op
liep om de gasten van een afstand te kunnen gadeslaan, zag hij bij
een van de vuurkorven een sjofel geklede man op een bankje zitten.
Hij was in een klein schetsboekje aan het tekenen. Peter liep naar
hem toe.
'Wij
kennen elkaar geloof ik niet,' zei hij
joviaal.
'Ik ben
Johns broer,' antwoordde de man al even
hartelijk.
'Oh.'
'Je
zou het niet zeggen als je ons naast elkaar ziet, hè?' ging de man
verder. 'En toch is het zo. Wat geld niet met een mens kan doen.'
Hij lachte en boog zich over zijn
schetsboek.
'Wat
bent u aan het doen?' vroeg Peter, terwijl hij probeerde te zien
wat de man tekende.
'Ik portretteer de wereld om me heen,' zei hij. 'Het is een
hobby van me. Zoveel mensen ken ik hier niet en dat geklets over
beurskoersen, nieuwe auto's, zeezeilen en tweede huizen in Toscane
interesseert me niet zo. Ik kom alleen voor John. Hij is tenslotte
mijn broer. Mijn vrouw heb ik thuis-gelaten. Ze houdt niet zo van
al die poespas.' Hierop liet hij een paar van zijn tekeningen zien,
waarin Peter meteen enkele gasten herkende, neergezet als poenige
haantjes met hoge borst en geheven glas. In een van die haantjes
meende hij zichzelf te herkennen.
'Ik heb voor John een boek van
Kierkegaard gekocht,' zei de man. 'Misschien brengt dat hem tot het
inzicht dat er meer is om naar te streven dan alleen luxe en
comfort. Liefde bijvoorbeeld.'
Peter moest lachen, maar werd
tegelijkertijd overvallen door een vreemd schaamtegevoel. 'Hé, daar
gaat John,' zei de man naast hem ineens. 'Hij heeft het alweer dik
voor elkaar.'
Peter keek op en zag enkele tientallen meters verderop John
over het gazon lopen, met aan zijn arm een slanke vrouw in een rode
avondjurk. Aan haar sensuele pas herkende hij meteen
Anitra.
'Altijd
een mooie vrouw aan zijn zijde, hè,' zei de man. 'Hij is ook niets
veranderd. Het zal me trouwens niet verbazen als het weer eens de
vrouw van een ander is.'
John en Anitra liepen naar de rand van het bos, waar ze
elkaar innig omhelsden en elkaar een hartstochtelijke kus gaven.
Het schoot hem nu te binnen dat Anitra en hij John de volgende dag
zouden meenemen naar hun golfclub om hem voor te dragen als lid.
Bij wijze van cadeau. Het was een idee van
Anitra.
Hij
besefte ineens waarom hij met Anitra was getrouwd. Niet om haar
opwindende, hooghartige kattigheid, haar blonde schoonheid of de
nog altijd spannende seks waarmee ze zijn regelmatig terugkerende
twijfels over de kwaliteit van hun relatie wegnam. Nee, dat was het
niet. Hij had zich daarentegen aan haar uitgeleverd, omdat hij bang
was dat het leven anders met hem op de loop zou zijn gegaan, omdat
Anitra hem met haar geld in staat stelde zijn comfortabele bestaan
zo lang mogelijk te rekken en hij niet meer hoefde te doen wat hij
onbelangrijk vond, zoals vroeg opstaan en hard
werken.
De
septemberlucht geurde subtiel als altijd in Bloemen-daal. Maar
Peter kon er niet meer van genieten. In zijn wanhoop bedacht hij nu
hoe fijn hij het zou vinden om weer in de stad te wonen. Hoe
gelukkig zou hij niet zijn als hij weer zijn eigen boodschappen op
de markt kon doen en op zondagochtend met een vriend wat kon
rondhangen op het terras van de roeivereniging in de hoop een leuke
vrouw tegen te komen om mee uit te gaan, een vrouw voor een nacht
die het helemaal niet erg vond als hij haar de volgende dag haar
congé gaf.
De platvloersheid
van zijn conclusies bedrukte hem. Maar het enige dat hij nog kon
bedenken om zijn leven een beslissende wending te geven was een
terugkeer naar zijn werkkamer, waar hij iedere ochtend iets voor
half negen weer zou binnenstappen om zich tot half zes in zijn
stukken te verdiepen en adviezen aan de directie te geven. Met dat
bijna vergeten werk zou hij de magere rest van zijn bestaan moeten
vullen.