Op het land


Mammie is tegenwoordig dagelijks dronken. 's Ochtends voor tienen neemt ze al haar eerste glas gin, om tegen het middaguur in slaap te dommelen. Als een botanicus kun je haar gezicht dan onderzoeken zonder dat ze het merkt. De laatste keer dat we dit deden, zagen we tot ons genoegen dat haar schoonheid nu toch echt verwelkt was. Ze vormt dus geen bedreiging meer voor Happy en mij, al zorgen we er nog altijd voor dat we onze vriendjes bij haar uit de buurt houden.
Eerst dachten we nog dat Mammie dronk omdat Pappie zo onaardig tegen haar deed. Maar sinds hij geen ruzie meer met haar zoekt en haar volkomen vrijlaat, is ze blijven drinken, dus dat kan het niet zijn. Ook dachten we een tijdje dat het kwam doordat ze niets om handen had en zich verveelde. Ze was tenslotte opgeleid als onderwijzeres en had, voordat ze Pappie kende, jarenlang enthousiast op scholen in volksbuurten gewerkt. Dankbaar voor het feit dat haar ouders haar naar de kweekschool hadden gestuurd, probeerde ze zoveel mogelijk arbeiderskinderen door te laten leren. Toen ze met Pappie trouwde moest ze haar baan opgeven. 'Beschaving kun je arbeiderskinderen toch niet bijbrengen,' zei hij toen hij merkte dat Mammie haar werk miste. 'Waarom denk je trouwens dat onderwijzers zo slecht betaald krijgen? Omdat de overheid weet dat het toch niets uitmaakt wat ze doen. Het leven is survival of the fittest, niet meer dan dat.' Maar ook dit was geen reden om te gaan drinken.
Het begon allemaal twee zomers geleden. We brachten zoals gebruikelijk een deel van onze vakantie door in ons buitenhuis op de Veluwe. Het staat aan de voet van een heuvel op een open plek in het bos. Je komt er alleen via een slingerend weggetje vol kuilen. Aan het eind van die bosweg staat de grote houten villa met het mooie donkerrieten dak die mijn overgrootvader in 1900 heeft laten bouwen. We hebben altijd het gevoel alsof we verstoppertje spelen als we er zijn, omdat niemand op die plek een huis verwacht en we er bijna nooit bezoek krijgen. Verdwaalde wandelaars staan soms ineens verrast voor ons huis, omdat het van de ene op de andere stap tussen de bomen opdoemt als een vijandig oorlogsschip dat op de zandgronden is vastgelopen. We jagen ze nooit meteen weg, al bevinden ze zich op ons terrein en mogen we met ze doen wat we willen.
Pappie is chirurg in een ziekenhuis in Amsterdam, zoals ook grootvader dat is geweest. Alleen al op grond van zijn medische kennis geldt hij als de onbetwiste leidsman van onze familie. Als we ook maar iets mankeren, moeten we hem dat melden. Van andere artsen mogen we niets aannemen. Volgens Pappie deugen ze niet voor hun vak.
Mammie dronk in die tijd hoogstens een glaasje sherry voor het eten, maar alleen als er bezoek was. Dit veranderde toen mijn broer Day een studievriend meenam, een jongen met een vreselijk boerenaccent en een kapsel van stro. Niemand had bij die eerste ontmoeting verwacht dat hij zo'n beslissende rol in ons leven zou gaan spelen.

Toen hij die eerste keer het terras opliep dat uitkeek op de door Pappie aangelegde vijver en de sparrenbomen aan de bosrand, negeerden we hem zoals we dat altijd deden als we een vreemde op ons terrein zagen. Mijn zus Happy en ik hielden ieder een oud nummer van de Viva voor ons gezicht. Het was niet eens zo raar: de zon scheen tenslotte fel en waarom zouden we ons daar niet tegen beschermen.
Mammie, die haar jeugd in Indië heeft doorgebracht, waarschuwt ons altijd om niet zo lang in de zon te blijven liggen. 'Je huid verschrompelt er zo van,' zegt ze dan als een deskundige, waarbij ze naar de kraaienpootjes rond haar ogen wijst.
'Luitjes, dit is Marten,' zei Day. Hij nam zijn vriend als een verlegen meisje bij de hand en duwde hem naar voren.
'Goedemiddag,' zei Marten schuchter. Zijn wangen werden rood en hij boog zijn hoofd voorover om onze afkeurende blikken te ontlopen. Happy en ik legden de Viva's gelijktijdig neer en gingen rechtovereind zitten. 'Dag, Marten,' zeiden we speels.
'Zo,' zei Mammie, 'Day neemt eindelijk weer eens een vriend mee, dat is lang geleden.' Ze bestudeerde haar zoon en zijn vriend met een melancholieke blik, alsof ze verheugd was over hun bezoek.
Happy en ik stonden op uit onze ligstoelen en stelden ons aan hem voor. We sidderden bij het voelen van Martens eeltige hand en werden gesterkt in onze overtuiging dat hij een boer was.
'Pappie is nog in het ziekenhuis,' zei Mammie tegen Day. 'Dus je moet zelf maar bepalen welke kamers jullie nemen.'
'All right,' zei Day zonder haar aan te kijken. Hij zwaaide zijn weekendtas over zijn schouder en liep naar het huis. 'Ga je mee, Mart?'
Even later kwamen ze weer naar buiten. 'Ik wil Mart het bos laten zien,' zei Day. Pas aan het eind van de middag keerden ze terug.
Terwijl ze weg waren, kwam Pappie thuis. In zijn nieuwe donkerblauwe bmw golfde hij langzaam het terrein op, alsof hij zijn aankomst zolang mogelijk wilde uitstellen. Aan het dichtslaan van het portier konden we even later horen dat hij een slecht humeur had. 'Te veel doden,' zei hij toen we beleefd vroegen hoe zijn dag was geweest. Het was een antwoord dat we van hem kenden. Het verwees naar het aantal patiënten dat die dag was bezweken, onnodig bezweken, zoals hij zei, want het kwam door de fouten van zijn collega's. Na al die jaren voelde hij zich nog steeds verantwoordelijk voor de mensen die aan zijn zorg waren toevertrouwd. Maar Happy en ik wisten ook dat de dood van anderen hem confronteerde met het afnemen van zijn eigen krachten. Hij was tenslotte al een behoorlijk eind op weg naar de zestig, de leeftijd waarop zijn eigen vader aan een hartaanval was bezweken. 'Hartziekten zijn erfelijk,' zei Pappie, als wij hem te veel vermoeiden en hij een excuus zocht om zich terug te trekken in zijn studeerkamer.
Toen Marten hem een hand gaf en zich voorstelde, keek Pappie hem wantrouwend aan. Hij hield niet van mensen die met een plattelandsaccent spraken. 'Je moet het volk op een afstand houden, anders walsen ze over je heen,' mokte hij vaak als we onder elkaar waren. En al zei hij het nu niet, we konden zien dat hij het dacht.
Even later, toen we aan tafel zaten voor het avondeten, vroeg Pappie Marten wat zijn vader deed.
'Hij werkt in een fabriek,' zei Marten beschroomd alsof hij aanvoelde dat Pappie een reden zocht om op hem neer te kijken. 'Als controleur.'
'Interessant,' mompelde Pappie, terwijl hij naar het vlees op zijn bord staarde.
'Marten is de beste van ons jaar,' zei Day in een dappere reddingspoging. 'Hij doet al zijn examens cum laude.'
'Dat is meegenomen,' zei Pappie. 'Maar het gaat in de wereld om meer dan alleen hoge cijfers.'
'Zal ik jullie nog een keer opscheppen?' vroeg Mammie toen. 'Het vlees is voortreffelijk vandaag. Ik zal de slager complimenteren.'
'Dat doe je niet,' zei Pappie. 'Dan gaat hij alleen maar naast zijn schoenen lopen en dat gaat ten koste van de kwaliteit. Je moet die middenstanders klein houden, anders worden ze lui.'
Het viel me op dat Mammie met een blik die we niet van haar kenden naar Marten keek. Ze zat recht tegenover hem en begon hem ineens te ondervragen over zijn afstudeerscriptie, iets ingewikkelds uit het internationaal strafrecht, terwijl wij wisten dat het haar niet interesseerde. 'Je bent vast en zeker erg knap,' concludeerde ze tot onze grote ergernis.
Na het dessert ging Pappie naar zijn studeerkamer en dronken wij koffie op het terras. De maan drong zich door de wolken en het was een beetje afgekoeld, zodat Day truien voor ons haalde. Uit het bos klonk de roep van een uil. Happy had buikpijn en ging naar binnen om televisie te kijken.
Day bestudeerde het witte maanlicht dat langs de bomen streek. 'Wat is het toch heerlijk hier,' zei hij tevreden.
'En zo stil,' voegde Marten daaraan toe.
'Hou je van de natuur?' vroeg Mammie.
'Nee, niet echt,' antwoordde Marten. 'Ik kom er vandaan, zoals Day u misschien wel heeft verteld. Van het kale, vlakke polderland achter de duinen. In het huis waar ik ben opgegroeid was het altijd koud, door de zeewind die erdoorheen joeg. Het is de natuur zoals stadsbewoners die graag zien, maar die ik verafschuw. Hoewel ik toegeef dat het hier anders is.'
'Ja,' zei Mammie. 'Hier is het anders. Alles is hier anders.'
Marten lachte, alsof hij haar woorden daarmee bevestigde.
Achteraf zei ik tegen Happy dat het toen gebeurd moest zijn.
De volgende ochtend, toen ik de gordijnen van onze kamer openschoof, zaten Mammie en Marten al op het terras, alsof ze niet naar bed waren geweest. Mammie praatte erop los, we zagen haar mond bewegen als die van een jong vogeltje dat gevoerd wordt in zijn nest. En ook al verstonden we niets van wat ze zei, het kwam ons voor alsof ze Marten haar hele leven vertelde. Op zijn beurt knikte Marten alleen maar bij wat ze zei. Toen Happy en ik ons hadden aangekleed en naar buiten gingen, waren ze spoorloos verdwenen.
Pappie zat in de keuken en las de krant. 'Jullie moeder heeft een nieuw slachtoffer gevonden bij wie ze kan uithuilen,' zei hij droog zonder uit de nieuwskolommen op te kijken. 'En daarom zullen jullie zelf je ontbijt moeten maken, want ik vertik het.'
We smeerden een boterham en mengden wat cornflakes met melk. Toen we dat ophadden gingen we naar buiten. In de verte, aan de rand van het veld waar de bomen begonnen, zagen we Mammie en Marten tegenover elkaar staan.
Day was ook naar buiten gekomen en kwam naast ons op het terras staan. Hij inspecteerde de blauwe lucht.
'Vreemd,' zei hij alsof hij in zichzelf sprak.'Marten is volgens mij nog helemaal niet naar bed geweest.'
'Hij is bij Mammie,' zei Happy opgewonden, en ze wees naar de rand van het bos.
Day keek in de aangewezen richting en sloeg met zijn hand op de tuintafel. 'Mammie moet zich eens beperken tot haar eigen vrienden en van de mijne afblijven,' brieste hij, waarop hij naar binnen stoof.
Marten en Mammie merkten ons nu op en zwaaiden. Maar ze kwamen niet naar ons toe en liepen verder het bos in. Hun bewegingen kregen iets traags, alsof ze niet echt waren en Happy en ik naar een film keken.Verbaasd keek ik mijn zuster aan en toen we onze blikken weer op de bosrand richtten waren Mammie en Marten verdwenen.
'Ik ga kijken waar ze uithangen,' zei ik tegen Happy, die op het terras achterbleef en in een luie stoel plofte met een boek. Ik liep het veld over naar de bosrand. Op de plek beland waar Mammie en Marten zojuist hadden gestaan, ontdekte ik hun voetstappen in het zand. Ik volgde die sporen zo goed en zo kwaad als dit ging en na een kwartier zag ik ze eindelijk voor me uit lopen. Ze hielden elkaars hand vast en schrokken toen ik kuchte en hun aandacht op me vestigde. Ze waren duidelijk verrast. Rode meisjeskonen bloeiden op Mammies gezicht. Haar ogen glinsterden als sterren. Ik zag dat ze moeite deed om te doen alsof er niets aan de hand was en haatte haar op dat moment.
'Day is op zoek naar je,' zei ik vinnig tegen Marten.
Marten bloosde nu en zijn gezicht met het strohaar kreeg iets doms. Zonder iets terug te zeggen liep hij weg, mij en Mammie achterlatend.
'Je bent verliefd op die boer, ik zie het wel,' zei ik geïrriteerd.
'Doe niet zo belachelijk. We maakten alleen maar een ochtendwandeling.'
'Het is een vriend van Day,' zei ik. 'Niet van jou.'
Zwijgend liepen we terug naar het huis. Het rieten dak baadde in het zonlicht en was omlijst door de natuur. Het beloofde opnieuw een warme dag te worden.
Marten en Day vertrokken die ochtend met Pappies bmw naar Apeldoorn om boodschappen te doen. Happy en ik keken naar een Italiaanse film op video. We hadden besloten deze dag uit de zon te blijven. Als we uit het raam keken zagen we Mammie nerveus op het terras ronddrentelen. Ze liep kleine eindjes heen en weer als een jachthond in zijn kooi. Pappie had zich boven op de heuvel teruggetrokken in de uitkijktoren. Hij hield ervan om urenlang over de kruinen van de bomen te staren om, zoals hij zei, de betrekkelijkheid van het leven te laten verdampen.
Tegen twaalven keerden Day en Marten terug. Ze hadden de hele achterbak vol proviand gestort. Toen ze de auto voor de garage parkeerden, rende Mammie naar hen toe om te helpen met uitladen. Het viel ons op dat ze alleen Marten hielp met het naar binnen dragen van de dozen. Day accepteerde toch nooit de hulp van een ander en wilde altijd laten zien hoe sterk hij was.
Toen de achterbak leeg was, zette Mammie koffie die op het terras werd geserveerd. Mammie ging weer naast Marten zitten en richtte onafgebroken het woord tot hem. We hoorden dat ze het over haar tijd als onderwijzeres had. Happy en ik schonken geen aandacht meer aan hen en keken gezamenlijk in de Viva naar plaatjes van mooie bikini's. Day ging Pappie zijn koffie brengen in de uitkijktoren.
Marten begon zich steeds meer op zijn gemak voelen. Toen hij aan het eind van de middag met Day naar Amsterdam vertrok, was het Mammie die hem vroeg of hij gauw weer eens kwam logeren. Hij was altijd welkom, zei ze.
Twee weken later, toen Pappie een congres in Zürich bezocht, was het al zover. Alsof ze het zo hadden afgesproken. De dagen die aan Martens komst voorafgingen was Mammie zo vrolijk als we haar lang niet hadden gezien. Ze herwon zelfs iets van haar vroegere schoonheid, alsof behalve haar ogen ook haar huid en haar weer waren gaan glanzen en hun kracht en soepelheid hadden teruggekregen. Ook haar kraai-enpootjes waren minder geworden, maar dat kon door de make-up komen die ze op haar gezicht had gesmeerd.
Het idiote was dat Marten zonder Day was gekomen en alleen maar met Mammie bezig was. Hij deed net alsof Happy en ik er niet waren. Mammie en hij maakten opnieuw lange wandelingen en zaten urenlang op het terras te praten. Het was alsof ze elkaar al heel lang kenden. Happy en ik kregen er zo genoeg van dat we besloten binnen te blijven zolang Marten bij ons was. Bij het avondeten zaten we aan het andere eind van de tafel en keken met afkeurende blikken naar hen, maar ze trokken zich niets van ons aan.
Tegen elf uur ging iedereen naar bed. Happy viel al snel in slaap, maar ik lag urenlang te woelen in mijn bed. Op een gegeven moment hield ik het niet meer uit en wilde naar de woonkamer gaan om een video te kijken. Zodra ik de deur van onze kamer opendeed zag ik een streep licht uit de kamer van Marten komen. Ik schoot terug naar binnen, maar hield de deur op een kier zodat ik kon zien wat er gebeurde. En toen meende ik de schim van Mammie te zien die bij Marten naar binnen ging. Het was alsof het plafond naar beneden kwam, zo schrok ik.
Nadat de deur van Martens kamer gesloten was sloop ik de gang op. Ik hoefde alleen maar te luisteren, bedacht ik. Maar behalve wat gezucht hoorde ik niets. Ik voelde een tinteling in mijn onderbuik opkomen en begreep wat zich in Martens kamer afspeelde. Het was alsof ik door alle deuren en muren heen kon kijken en ik zag Mammie en Marten met elkaar vrijen. Mammie had een glimlach op haar gezicht en liet het gespierde lichaam van Marten over zich heen komen, terwijl ze hem overal kuste. Ze leek twintig jaar jonger en was ineens onze moeder niet meer. Pappie leek nooit te hebben bestaan. En misschien gold hetzelfde wel voor Day, Happy en mij. Ze was gelukkiger dan ze zich ooit bij ons had gevoeld. Ik raakte erdoor in paniek en begon te huilen.
Om mezelf niet te verraden beet ik op mijn vingers. Ik wilde om Mammie schreeuwen, maar besefte dat ze me niet zou horen als ik dat zou doen, dat ze me niet wilde horen, dat ze geen kinderen meer wilde hebben. Ik haastte me terug naar mijn kamer. Toen ik weer in bed lag deed ik mijn wijsvingers in mijn oren en herhaalde alsmaar in mezelf: 'Dit is een nachtmerrie, dit is een nachtmerrie. Dit gebeurt niet echt.'
En misschien heb ik het ook allemaal wel gedroomd. Want de volgende ochtend deden zowel Mammie als Marten alsof er niets aan de hand was. Na het ontbijt maakten ze opnieuw een lange wandeling en kwamen pas tegen lunchtijd terug. Mammies haar zat in de war en tussen het gele stro op Martens hoofd prijkten groene grassprietjes. Mammie zag er nog altijd zo stralend uit, al hadden haar ogen iets wanhopigs gekregen. Aan het eind van de middag vertrok Marten naar de stad. We hebben hem nooit meer teruggezien en Day heeft het nooit meer over hem gehad. Of Mammie Marten ooit nog ontmoet heeft weet ik niet, maar aan het einde van die zomer is ze gaan drinken.