Zes 57 uur, 17 minuten
Helder, stralend daglicht.
Sam en Astrid liepen door het winkelcentrum. Ze waren er zo doorheen. Er stond een viskraampje, dat nu al bijna helemaal leeg was en waarop alleen nog twee kleine inktvissen lagen, plus een stuk of tien schelpdieren en een klein visje dat er zo afstotelijk uitzag dat niemand vooralsnog de moed had gehad het te kopen.
Het viskraampje was gemaakt van een lange klaptafel die ze uit de schoolkantine hadden gesleept. Er stonden grote plastic bakken op, van die grijze waar normaal gesproken de vuile vaat in werd gezet. Aan de voorkant van de tafel was met plakband een slap kartonnen bordje opgehangen met daarop QUINNS VINTASTISCHE VIS. Daaronder stond met kleinere letters: EEN ALBERCO-ONDERNEMING.
‘Wat is dat voor vis, denk je?’ vroeg Sam aan Astrid. Die tuurde onderzoekend naar het beest in kwestie. ‘Volgens mij behoort die tot de soort Pisces Noneetbarus,’ zei ze.
‘O ja?’ Sam trok een grimas. ‘Denk je dat we die kunnen eten?’
Astrid slaakte een overdreven zucht. ‘Pisces Noneetbarus? Oneetbaar? Grapje, hallo. Je moet wel je best blijven doen, Sam. Die was echt te simpel.’
Sam glimlachte. ‘Maar een echt genie zou geweten hebben dat ik het niet zou snappen. Ergo: je bent geen echt genie. Ja, je hoort het goed: ik gooide er even een “ergo” tussendoor.’
Ze keek hem medelijdend aan. ‘Heel indrukwekkend, Sam. Vooral voor een jongen die tweeëntwintig verschillende betekenissen voor het woord “gast” heeft.’
Sam bleef staan, pakte haar arm en draaide haar naar zich toe. Hij trok haar dicht tegen zich aan. ‘Gast,’ fluisterde hij in haar oor.
‘Goed dan, drieëntwintig,’ verbeterde Astrid. Ze duwde hem weg. ‘Ik moet boodschappen doen. Wil je eten of wil je… gasten?’
‘Gasten. Altijd.’
Ze keek hem streng aan. ‘Ga je me nog vertellen waarom je vanochtend onder de modder zat?’
‘Ik struikelde en toen ben ik gevallen. Ik ben in het donker over mijn eigen voeten gestruikeld toen ik opeens dat meisje zag, Jill.’ Het was niet echt gelogen. Het was een deel van de waarheid. En hij zou haar de hele waarheid vertellen zodra hij de kans had gekregen om alles op een rijtje te zetten. Het was een vreemde, onrustige nacht geweest en hij had tijd nodig om na te denken en een plan te verzinnen. Je kon altijd veel beter pas naar de raad gaan als je een goed plan had uitgedacht, dan hoefden ze het alleen nog maar goed te keuren en kon hij daarna zijn gang gaan.
Het winkelcentrum stond op het speelplein van de school, want dan konden de jongere kinderen op de toestellen spelen terwijl de oudere kinderen boodschappen deden. Of roddelden. Of elkaar bekeken. Sam merkte dat hij net iets langer naar alle gezichten staarde. Hij verwachtte niet dat Brittney hier echt rondliep. Dat was natuurlijk onzin. Er moest een andere verklaring zijn. Maar toch hield hij alles scherp in de gaten.
Hij moest nog eens goed nadenken over wat hij zou doen als hij echt een dood meisje zou zien lopen. Met dat probleem had hij nog nooit te maken gehad, hoe vreemd het leven in de FAKZ soms ook was.
Het winkelcentrum bestond, in willekeurige volgorde, uit Quinns Vintastische Vis, de groentekraam Gaven van de Worm, een boekenstalletje dat De Gebroken Rug werd genoemd, het met vliegen overdekte Vreemde Vleeswaren, Het Zonnetje in Huis, opgericht door twee ondernemende kinderen die een stuk of zes zonnepanelen hadden opgeduikeld waar ze nu batterijen mee oplaadden, en De Vuilbeurs, waar speelgoed, kleding en allerhande troep werden geruild en verkocht.
In een apart hoekje was een met hout gestookte barbecue neergezet. Daar kon je voor een klein bedrag je vis, vlees of groenten laten grillen. Zodra het op de houtkooltjes had gelegen, smaakte alles – hertenvlees, wasbeer, duif, rat, coyote – vrijwel hetzelfde: rokerig en aangebrand. Maar de ovens en magnetrons deden het niet meer en de bakolie was op, om over de boter nog maar te zwijgen, dus zelfs de kinderen die ervoor kozen om hun eigen eten klaar te maken, kwamen uiteindelijk op deze methode uit. Het enige alternatief was koken, en de twee meisjes die de barbecue beheerden hadden altijd een grote pan kokend water klaarstaan. Maar iedereen was het erover eens dat gegrilde rat veel en veel lekkerder was dan gekookte.
Het ‘restaurant’ veranderde om de paar dagen van naam. Het had al Smokey Sue’s geheten, Was-Perdido-Beach-maar-een-Pizza-Hut, de Smakbar, Opvreten en Wegwezen, Smokey Tom’s en Le Grand Barbecue. Vandaag stond er WTF op het bordje, met daaronder in kleinere letters: WHAT THE FOOD?
Rond de paar wankele eettafeltjes had een aantal kinderen het zich gemakkelijk gemaakt, met hun voeten omhoog en hun stoelen naar achteren gekanteld. Sommigen zaten te eten, anderen waren gewoon een beetje aan het hangen. Niet voor het eerst bedacht Sam dat ze eruitzagen als een kindervariant op zo’n rampenfilm waarin de wereld vergaat. Ze waren gewapend en droegen absurde kledingcombinaties met vreemde hoofddeksels, mannenkleren, vrouwenkleren en capes van tafelkleden, en ze waren op blote voeten of hadden slecht passende schoenen aan.
Drinkwater moest tegenwoordig met een vrachtwagen vanuit het halflege spaarbekken in de heuvels buiten de stad worden gehaald. Benzine werd streng gerantsoeneerd, zodat de waterwagens zo lang mogelijk konden blijven rijden. De raad had al een plan voor als ook het laatste restje benzine op was: dan moest iedereen naar het spaarbekken verhuizen. Als daar dan nog water in zat. Ze hadden berekend dat ze nog een halfjaar met het water toe konden.
Net als de meeste raadsbesluiten klonk ook dit Sam als flauwekul in de oren. De raad besteedde minstens de helft van zijn tijd aan het beramen van allerlei plannen waar ze dan uren over discussieerden zonder ooit tot een besluit te komen. Zo waren ze ook zolang ze bestonden al bezig met het ontwerpen van een serie wetten. Sam had zijn best gedaan om zijn geduld niet te verliezen, maar terwijl zij zaten te teuten en te vergaderen moest híj nog altijd de orde bewaren. Zij hadden hun regels en hij had de zijne. En de meeste kinderen hielden zich aan de zijne.
Het winkelcentrum was opgesteld langs de westmuur van het gymlokaal, zodat ze optimaal van de schaduw konden profiteren. Later op de dag, als de zon steeds hoger kwam, raakte het eten in de stalletjes op en werden ze gesloten. Op sommige dagen was er heel weinig eten. Maar er was nog niemand écht doodgegaan van de honger.
Het water werd vervoerd in plastic tonnen van zeventienenhalve liter en gratis uitgedeeld – drieënhalve liter per persoon per dag. Er stonden driehonderdzes namen op de waterlijst.
Er gingen geruchten over een stel kinderen dat buiten de stad op een boerderij zou wonen, maar daar had Sam nooit bewijzen van gezien. En fantasiekinderen waren zijn probleem niet.
De overige zestien kinderen van wie bekend was dat ze in de FAKZ woonden, zaten op de heuvel in de Coates Academie: de laatste leden van Caines afgezonderde bende. Sam kon zich niet druk maken over wat zij aten en dronken.
Een eindje bij de schoolmuur vandaan, in het kleinere stukje schaduw van een noodgebouw, was een ander soort groep aan het werk. Een meisje legde tarotkaarten voor één berto. De ‘berto’ was een afkorting van ‘Albert’. Albert had een nieuwe munteenheid ontworpen, gebaseerd op gouden kogels en speelkaartjes van de McDonald’s. Hij had het geld eigenlijk een andere naam willen geven, maar die kon niemand zich meer herinneren. En dus waren het berto’s geworden, naar een idee van Howard natuurlijk, die ook de uitdrukking ‘FAKZ’ had bedacht om hun rare, beperkte wereld mee aan te duiden.
Sam had Albert in eerste instantie voor gek verklaard vanwege de obsessieve manier waarop hij naar een nieuwe vorm van geld had gezocht. Maar het was bewezen: Alberts systeem zorgde voor net genoeg eten om iedereen in leven te houden. En er waren veel meer kinderen aan het werk, terwijl ze eerst allemaal maar een beetje rond hadden gelummeld. Het was geen onmogelijke op-gave meer om de kinderen op de velden het slopende oogstwerk te laten doen. Ze werkten voor berto’s en ze gaven die berto’s ook weer uit, en voorlopig waren de tijden waarin ze verhongerden nog slechts een akelige herinnering uit het verleden.
Iedereen liep de tarotlezeres straal voorbij. Niemand had geld genoeg om het aan dat soort dingen te kunnen verspillen. Een jongen speelde op een krakkemikkige gitaar terwijl zijn kleine zusje achter een professioneel drumstel zat dat ze uit iemands huis hadden gejat. Het klonk bagger, maar ze maakten muziek, en in een Perdido Beach zonder elektriciteit, zonder opgenomen muziek, zonder iPods of stereo-installaties, een Perdido Beach waar een laagje stof verscheen op de harde schijven van computers en dvdspelers onaangeroerd bleven, werd zelfs een deerniswekkende vorm van entertainment als deze enthousiast onthaald.
Sam zag hoe een meisje een kwart meloen in de fooienschaal van de muzikanten legde. Ze hielden onmiddellijk op met spelen, braken de meloen in stukken en schrokten hem naar binnen.
Sam wist dat er nóg een markt was, enigszins verborgen maar o zo makkelijk te vinden voor wie erin geïnteresseerd was. Op die markt werden alcohol, wiet en diverse andere verboden middelen verkocht. Sam had geprobeerd om het drugs- en alcoholgebruik een halt toe te roepen, maar erg veel had hij niet bereikt. Hij had belangrijker dingen aan zijn hoofd.
‘Nieuwe graffiti,’ zei Astrid terwijl ze naar de muur achter de vleeskraam keek.
Het zwart met rode logo bestond uit een grove M en C. Mensenclub. De haatgroep van Zil Sperry.
‘Ja, dat logo zie je overal in de stad,’ zei Sam. Hij wist dat hij beter zijn mond kon houden, maar hij praatte toch door. ‘Als ik niet zo strak aan de lijn gehouden werd, kon ik naar die zogenaamde “zone” van Zil gaan om hier eens en voor altijd een eind aan te maken.’
‘Hoe bedoel je? Wou je hem vermoorden?’ vroeg Astrid – ze hield zich expres van de domme.
‘Nee, Astrid. Ik wil hem aan zijn haren naar het stadhuis sleuren, hem daar ergens in een kantoor zetten en de deur op slot doen tot-ie dat kinderachtige gedrag heeft afgeleerd.’
‘Oftewel, je wilt hem in de cel stoppen. Omdat jij dat zo besloten hebt. En jij besluit ook hoe lang hij daar moet blijven zitten,’ zei Astrid. ‘Jíj zei altijd dat je geen leider wilde zijn, maar met dictatorschap heb je blijkbaar een stuk minder moeite.’
Sam zuchtte. ‘Oké, laat ook maar. Het zal allemaal wel. Ik heb geen zin in ruzie.’
‘Hoe is het eigenlijk met dat meisje van vannacht?’ vroeg Astrid om van onderwerp te veranderen.
‘Ik heb haar naar Maria op de crèche gebracht.’ Hij aarzelde even en keek over zijn schouder om zeker te weten dat niemand hen kon horen. ‘Maria heeft gevraagd of ze wilde zingen. Ze zei dat de wereld stilstaat als Jill zingt. Niemand praat, niemand beweegt – de hele dagopvang verstijfde zo ongeveer. Maria zei dat het klinkt alsof er een engeltje voor je zingt. Alleen voor jou.’
‘Een engeltje?’ vroeg Astrid sceptisch.
‘Zeg, ik dacht dat jij in engeltjes geloofde.’
‘Dat is ook zo. Ik denk alleen niet dat dit meisje er een is.’ Ze zuchtte. ‘Eerder een soort sirene.’
Sam staarde haar wezenloos aan.
‘Nee,’ zei Astrid. ‘Geen politiesirene. Net als in de Odyssee. Odysseus. De sirenen. Aan wie geen man weerstand kon bieden als ze zongen?’
‘Wist ik heus wel.’
‘Aha.’
‘Echt wel! Bij The Simpsons hebben ze er een keer een persiflage op gedaan.’
Astrid zuchtte. ‘Waarom heb ik ook alweer verkering met jou?’
‘Omdat ik zo woest aantrekkelijk ben?’
‘Je bent inderdaad licht aantrekkelijk, dat is waar,’ zei Astrid plagerig.
‘Dus ik ben eigenlijk een soort onwijs sexy dictator?’
‘Ik kan me niet herinneren dat ik de woorden “onwijs sexy” in de mond heb genomen.’
Sam glimlachte. ‘Dat was ook niet nodig. Je ogen zeiden genoeg.’
Ze gaven elkaar een kus. Geen uitgebreide, gepassioneerde kus, maar gewoon een fijne, zoals het altijd fijn was om elkaar te kussen. Iemand liet een spottend gejoel horen. Iemand anders riep: ‘Ga dat effe lekker thuis doen!’
Sam en Astrid luisterden niet. Ze waren zich er allebei van bewust dat ze het belangrijkste stel van de FAKZ waren en dat veel kinderen hun relatie als een teken van stabiliteit zagen. Alsof je je moeder en vader zag zoenen: vies, maar tegelijkertijd ook geruststellend.
‘Maar wat moeten we met die Sirene aan?’ vroeg Astrid. ‘Ze is te oud om bij Maria te blijven.’
‘Ze woont nu bij Orsay,’ zei Sam. Hij wachtte even om te zien hoe Astrid op de naam Orsay zou reageren, maar er gebeurde niets. Astrid wist niet wat Orsay allemaal uitspookte.
‘Pardon. Sam?’
Sam draaide zich om en zag Francis staan. Niet het beste moment om onderbroken te worden, net nu hij zijn aantrekkelijkheid met Astrid wilde gaan bespreken.
‘Wat is er, Francis?’
Francis haalde zijn schouders op. Hij leek verward en niet op zijn gemak. Hij stak zijn hand uit. Sam aarzelde even voor hij hem schudde – hij voelde zich een beetje belachelijk.
‘Ik wilde je gewoon even bedanken,’ zei Francis.
‘O. Nou, eh… prima.’
‘En je moet niet denken dat het jouw schuld is, goed?’ zei Francis. ‘En je moet ook niet boos op me worden. Ik heb echt geprobeerd om…’
‘Waar heb je het over?’
‘Ik ben jarig vandaag,’ legde Francis uit. ‘Eén-vijf. Het is zover.’
Sam voelde een zweetdruppel over zijn rug lopen. ‘Ben je er klaar voor? Je hebt de instructies toch wel gelezen over wat je moet doen?’
‘Die heb ik inderdaad gelezen,’ zei Francis, maar zijn stem verried hem.
Sam greep zijn arm vast. ‘Nee, Francis. Niet doen.’
‘Het komt allemaal goed,’ zei Francis.
‘Nee,’ zei Astrid stellig. ‘Dit wil je niet.’
Francis haalde zijn schouders op. Toen grijnsde hij verlegen. ‘Mijn moeder heeft me nodig. Mijn vader en zij zijn net uit elkaar. En ik mis haar gewoon.’
‘Hoe bedoel je, ze zijn net uit elkaar?’
‘Het ging al heel lang niet goed. Maar vorige week is mijn vader er zomaar vandoor gegaan. En nu is ze helemaal alleen, dus, nou ja…’
‘Francis, waar heb je het over?’ vroeg Astrid geërgerd. ‘We zitten al zeven maanden in de FAKZ. Je weet niet hoe het met je ouders is.’
‘Dat heeft de Profetes me verteld.’
‘De wát?’ snauwde Astrid. ‘Francis, ben je dronken?’
Sam stond als aan de grond genageld en kon niet reageren. Hij wist meteen wat hier aan de hand was.
‘Dat heeft de Profetes me verteld,’ herhaalde Francis. ‘Zij heeft het gezien… Ze weet het en ze heeft het aan mij verteld…’ Hij begon zich zichtbaar op te winden. ‘Hoor eens, ik wil niet dat jullie boos op me worden.’
‘Dan moet je niet zo debiel doen,’ zei Sam, die eindelijk weer iets uit kon brengen.
‘Mijn moeder heeft me nodig,’ zei Francis. ‘Meer dan jullie. Ik moet naar haar toe.’
‘Hoe weet je zo zeker dat je na de poef naar je moeder toe gaat?’
‘Het is een deur,’ zei Francis, en zijn ogen werden wazig. Hij keek niet meer naar Sam. Hij zat in zijn eigen hoofd en zijn stem klonk zangerig, alsof hij iets declameerde wat hij had gehoord.
‘Een deur, een opening, een uitweg naar het paradijs. Je viert niet je geboortedag, maar je wédergeboortedag.’
‘Francis, ik weet niet wie je dit op de mouw heeft gespeld, maar het is niet waar,’ zei Astrid. ‘Niemand weet wat er gebeurt als je eruit stapt.’
‘Zíj weet het wel,’ zei Francis. ‘Zij heeft het me uitgelegd.’
‘Francis, je mag het niet doen,’ zei Sam dringend. ‘Luister, ik weet wat Orsay doet. Ik weet er alles van. En misschien denkt zij dat het waar is, maar je mag het risico niet nemen.’
Hij voelde Astrids doordringende blik. Hij weigerde haar onuitgesproken vraag te beantwoorden.
‘Gast, ik weet dat jij de baas bent,’ zei Francis met een liefdevolle glimlach. ‘Maar zelfs jij kunt dit niet tegenhouden.’
Francis draaide zich om en liep met snelle stappen weg. Na een meter of drie bleef hij staan. Maria Terrafino kwam op hem af gerend. Ze zwaaide met haar broodmagere armen en riep: ‘Francis! Nee!’
Francis bracht zijn arm omhoog en keek op zijn horloge. Er lag een serene glimlach om zijn lippen.
Toen Maria voor hem stond greep ze zijn T-shirt vast en gilde: ‘Je mag die kinderen niet in de steek laten! Waag het niet om die kinderen in de steek te laten! Ze hebben al zoveel verloren. Ze houden van je.’
Francis trok zijn horloge van zijn pols en gaf het aan haar. ‘Dit is het enige wat ik je kan geven.’
‘Francis, doe het niet.’
Maar ze greep naar de lucht. Gilde tegen de lucht.
Het horloge lag op het gras.
Francis was weg.