40
‘En pas op voor Leysens. Hij is hierin betrokken.’
Het slot van zijn voordeur klemde. Hij moest zijn schouder tegen de deur zetten om binnen te komen. In zijn penthouse hing de bedompte desolate atmosfeer van een huis dat te lang alleen is gelaten. Hij gooide de poststukken die hij in de brievenbus had gevonden op de keukentafel en liep door naar zijn werkkamer. De bureaukast en de laden van het bureau stonden open. De inhoud lag op de grond. Hij liep door naar de slaapkamer. Zelfde scenario. Hij had voor de zoveelste keer dieven op bezoek gehad. Vermoedelijk waren ze op zoek geweest naar geld en juwelen, want de tv en de geluidsinstallatie waren onaangeroerd gebleven. De laptop met het kapotte scherm hadden ze wel meegenomen. Veel plezier zouden ze daar niet aan beleven. Erger was dat ze zijn ‘geheime’ bergplaats hadden gevonden. Het polstasje dat achter de grote radiator in de woonkamer verstopt zat, was weg. Daarin zaten wat persoonlijke papieren en een gouden dameshorloge, het enige voorwerp dat zijn moeder hem had nagelaten en dat het waard was om te bewaren.
Maar met het polstasje was ook de zilveren ring van Jules verdwenen.
Vervloekt.
Hij moest een nieuwe ring bemachtigen of de afspraak uitstellen. Nee, uitstellen was geen optie. Leysens moest en zou vandaag nog boeten voor de dood van Laura.
Jules opbellen!
Bezettoon!
Hij had dorst. De koelkast was leeg. Hij dronk een glas water van de kraan. Jules was nog altijd in gesprek.
Hij bekeek de poststukken. Afrekeningen van water en elektriciteit. Betaald met periodieke overschrijvingen. Een bubbelenvelop met daarin een dvd; de afzender was Adrienne Muller, de cryptoanaliste. Bij de dvd zat een kattebelletje. ‘Je zult wel van Marc gehoord hebben dat we een brand hebben gehad (kortsluiting of brandstichting?) Hierbij een dvd met de ontcijferde data die we nog hebben kunnen herstellen. Jammer voor Marc.’
Hij stak het zilveren schijfje en het kattebelletje weer in de envelop. Wat op het schijfje stond interesseerde hem voor geen barst meer. Hij voegde er wel een eigen briefje bij, gericht aan Beits, KPMG. Hij schreef: ‘U zult wel van Marc gehoord hebben dat ik de hand had gelegd op een USB-stick van Louis Jaspers met informatie over de grootscheepse zwendel die uiteindelijk tot het faillissement van L&H heeft geleid. De stick ging verloren in een brand. Hierbij een dvd met de data die nog kon worden ontcijferd. Misschien vindt u er het bewijs op dat KPMG geen schuld treft. Of omgekeerd. Wat u ermee doet, moet u zelf uitmaken. Ik zal er niet meer zijn als u dit ontvangt.’
Hij schreef het adres van KPMG in Kontich op de envelop. Morgenochtend zou de dvd bij Beits zijn. Het zou mogelijk Packerman zijn kop kosten, maar hij verdiende niet beter.
‘En pas op voor Leysens. Hij is hierin betrokken.’
Jules nam eindelijk op.
‘Ik heb dringend iets van je nodig, Jules.’
‘Hoe dringend?’
‘Een zaak van leven of dood.’
‘Kom maar af.’
Hij wierp een laatste blik om zich heen. De woning maakte niets in hem wakker. Hij ging weg zonder gevoel van spijt.
Hij deed de deur op slot en nam de lift naar beneden. In de gang gooide hij zijn huissleutels in de brievenbus van de syndicus, die ook eigenaar van het penthouse was. Op de keerzijde van een visitekaartje schreef hij: ‘Ik ben weg. Je mag alles hebben.’
Terwijl hij het kaartje in de brievenbus stopte, ging zijn mobiel. De secretaresse van Leysens bevestigde de afspraak. Hij zei: ‘Oké, zeg tegen Bert dat ik er zal zijn. Zeven uur vanavond. De Bassin.’
Op hetzelfde ogenblik kwam de syndic door de voordeur. Jelle sloot het niet uit dat hij hem iets in de brievenbus had zien gooien, maar hij voelde niets voor een gesprek. Met een vluchtige groet glipte hij hem voorbij en liep naar buiten.