22
De tweedehandszaak aan de Lombardenvest die Jules van zijn vader had geërfd, was een staalkaart van vergane glorie. Je kon er officieel alles kopen, van oude radio's tot theeserviezen en van jachtmessen tot trouwjurken. Daar viel op zich weinig mee te verdienen en om het hoofd boven water te houden verkocht hij onder de toonbank verboden zelfverdedigingsartikelen en clandestiene gebruiksvoorwerpen voor spionage, zoals richtmicrofoons of minuscule cameraatjes. In de kelder had Jules een klein laboratorium, waar hij liefhebberde met preparaten voor vrienden en vertrouwenspersonen die geen enkele conventionele farmacoloog zou durven te maken. Zijn verslaving aan chemische experimenten had hem op zijn zeventiende een jaar De Hutten gekost. Jelle en Jules hadden elkaar in de instelling geregeld rugdekking gegeven en als puntje bij paaltje kwam, deden ze dat nog steeds.
Jules nam hem mee naar een kleine binnenplaats, waar hij hem een volledige opfrisbeurt gaf van vecht- en verdedigingstechnieken en verschafte hem tevens de hulpmiddelen om zo nodig sterkere tegenstanders uit te schakelen of sloten te openen.
Toen Jelle een paar uur later de zaak verliet, was hij gewapend met twee spuitbusjes, niet groter dan zijn handpalm, een schroevendraaier die als breekijzer kon dienen en een klopsleutel of bumpkey. Volgens Jules kon je met de klopsleutel vrijwel elk slot openmaken zonder sporen van braak achter te laten. Dit nieuwe soort inbrekersmateriaal zou een nachtmerrie zijn voor beveiligingsexperts en verzekeringsmaatschappijen. Aan de middenvinger van zijn rechterhand droeg Jelle een opmerkelijke zilveren ring met een onvervalste zwarte onyxsteen. In het midden van het zwart agaat verborg een filigraan van goud dat de letter J voorstelde, een heel klein gaatje.
Op weg naar Jelle gooide hij de envelop met de USB-stick bij de cryptoanaliste in de brievenbus en reed meteen door naar de Kardinaal Cardijnlaan. Hij parkeerde zijn auto op de Liersesteenweg, honderd meter van de hoek van de straat, en vervolgde te voet zijn weg. Hij kwam in een autoluwe straat van rijtjeshuizen met voortuintjes voor de kleine burgerij, gebouwd in blokken van vier. Vanaf het trottoir waren de huisnummers bijna niet te zien. Halverwege de straat bleef hij staan en boog over een tuinpoortje om het nummer op de gevel te kunnen lezen. Op hetzelfde ogenblik ging de voordeur open en een slanke vrouw met kort donker haar kwam naar buiten. De vrouw was van middelbare leeftijd, ze had melancholieke bruine ogen en een gave, door veel zon gekoesterde teint, maar het was niet haar schoonheid die op Jelle de grootste indruk maakte. Met haar kwam een levende spierbundel met een brede borst en een enorme bakkes naar buiten. Een American Staffordshireterriër, een buitengewoon moedig en intelligent hondenras dat vroeger in de Verenigde Staten werd opgeleid voor hondengevechten, maar dat nu benut wordt als waakhond en gezelschapshond.
De vrouw wandelde het tuinpad af en opende het tuinpoortje.
Jelle deed onwillekeurig een stap achteruit.
De vrouw bekeek hem onderzoekend. ‘Moet u bij mij zijn?’ vroeg ze.
‘Sorry. Ik keek even naar het huisnummer. Zo te zien moet ik verder zijn.’ Hij maakte daarbij een vluchtige beweging naar het eind van de straat, wat voor de Staffordshire bedreigend genoeg overkwam om hem een gebit te tonen waarmee hij moeiteloos een paar mensenbotten zou kunnen kraken.
‘Zit!’ zei de vrouw.
De hond gehoorzaamde.
Ze glimlachte verontschuldigend. ‘Kan ik u misschien helpen? Ik ken de meeste mensen in de straat.’
‘Ik vind het wel. In elk geval bedankt.’ Hij probeerde een gezicht te trekken alsof hij een amoureuze afspraak had en bezorgd was om zijn reputatie.
Ze knikte begrijpend, draaide zich om en vertrok, in de richting van de Liersesteenweg.
‘Mee!’ zei ze.
De hond volgde haar aan de voet.
Wie zou niet gehoorzamen aan een meesteres met zoveel allure?
Sposato woonde aan het eind van de doodlopende straat in een alleenstaand huis, vlak naast de spoorwegberm. Een onverzorgde beukenhaag van twee meter hoog en een traliepoort met scherpgepunte spijlen hielden nieuwsgierige blikken buiten en mogelijke waakhonden binnen.
Jelle klom op de berm, waar hij iets meer van het huis kon zien. Hij zag geen licht of beweging achter de ramen, zag geen zichtbare sirenes of bewegingsmelders van een alarminstallatie aan de gevels hangen, en er liepen geen pitbulls rond om indringers te verscheuren.
Hij daalde de berm af en keerde terug naar de poort. Het naamkaartje onder de bel was niet ingevuld. Hij drukte langdurig op de belknop. Zoals te verwachten was, kwam er geen reactie. Hij cirkelde rond de omheining tot hij achter het huis een plek vond waar de haag minder dicht was, en wrong zich erdoorheen. Hij kwam terecht in een tuin vol met onkruid en kniehoog gras. Het slot van de achterdeur was een gewoon cilinderslot van het pintumbler-type dat een inbreker gewapend met handboor en schroevendraaier geen vijf minuten zou tegenhouden. Hij stak de klopsleutel in het slot, trok hem, zoals Jules het hem had voorgedaan, voorzichtig een tandje terug, en gaf met de schroevendraaier een korte tik op de achterkant van de sleutel. Bij de derde poging liet het slot zich moeiteloos openen. Hij duwde de deur open en wachtte.
Stilte.
Hij verkende het huis, een klassieke woning van het bungalowtype van de jaren zeventig met beneden een grote woonkamer met een open Amerikaanse keuken, een tv-salon, een toilet en op de enige verdieping twee grote en twee kleinere slaapkamers, een badkamer en een afzonderlijke douche. Sposato woonde hier ongetwijfeld alleen. Dat viel af te leiden uit de vuile vaat in de keuken, de twee aangesneden worsten op het aanrecht, de voorgebakken blini's in de broodtrommel, en de grote voorraad bier in de koelkast, alsook een paar flessen wodka in het diepvriesvak.
De verklaring waarom een Russische spion zijn intrek had genomen in een afgelegen huis aan de rand van Antwerpen en niet in een hotelkamer dichter bij het West-Vlaamse L&H, vond hij op de bovenverdieping: seksfeestjes. De eerste grote slaapkamer die hij betrad, was een trofeeënkamer. De muren waren behangen met vrouwenslipjes en beha's in alle maten en kleuren, met daarbij telkens enkele pornografische foto's van Sposato in volle actie met de matroesjka van dienst. In een hoek van de kamer stond een fototoestel op een statief, de lens gericht op een onopgemaakt kingsize bed met smoezelige lakens. Boven het bed hing een vergroting van een van de schunnigste naaktfoto's. De bijnaam die Sposato in Tsjetsjenië vanwege zijn vele baldadigheden had meegekregen, droeg hij als een collier om zijn hals, getatoeëerd in vuurrode letters. Dat verklaarde de noodzaak voor coltruien in het burgerleven.
De andere grote kamer was een bondagekabinet: overgordijnen die geen licht binnenlieten, zwartbehangen muren, een roodleren werkbank, touwen, kettingen, katrollen, zwepen, drietanden en handboeien, kortom het hele zootje om de seksuele fantasieën van Sposato te bevredigen.
Een van de kleinere slaapkamers was afgesloten met een gewoon binnenhuisslot. De klopsleutel kon daar niet voor gebruikt worden en Jelle brak met een wel gemikte trap de deur open. De kamer was volgestouwd met koffers, kleren en persoonlijke voorwerpen. Aan de binnenkant van de deur hing een inventaris opgesteld door de eigenaar van wie Sposato het huis gemeubileerd had gehuurd. De laatste slaapkamer leverde niet meer op dan vuil ondergoed dat achteloos op de grond was gegooid, en in de badkamer lagen gebruikte condooms in de badkuip.
Jakkes.
Jelle keerde terug naar beneden.
In de woonkamer stond op de eettafel een desktop van Packard Bell met een 19 inchmonitor te midden van stapels nieuwe en gebruikte dvd's en cd's, mokken met opgedroogde restjes van koffie, een homp oude kaas en een grote asbak vol met as en peuken. Terwijl de pc opstartte, doorzocht hij de laden van de buffet- en keukenkasten. De zoektocht leverde niets op.
Met een jingle meldde de computer dat hij gereed was.
Jelle bestudeerde het bureaublad.
De klassieke pictogrammen van Vista, maar wel met Russische onderschriften.
Hij klikte op een pictogram dat eruitzag als van Word en kwam terecht op een pornosite.
Hij probeerde opnieuw, kreeg een blanco document op het scherm, bewoog zonder veel hoop de cursor naar de bestanden, die toch allemaal in dat onleesbare schrift zouden staan, en hoorde achter zich de deur opengaan.
Hij draaide langzaam zijn hoofd om.
In de deuropening stond Giovanni Sposato, zijn leren jekker over zijn arm geplooid en zijn zonnebril bungelend tussen zijn vingers. De snel wisselende uitdrukkingen in zijn ogen zouden iedere filmregisseur een kreet van verrukking doen slaken: verbazing, herkenning, ongeloof, glunder, woede.
Vooral woede.
Sposato opende zijn mond en gooide er een stroom van Russische godslasteringen uit die tot op het Rode Plein in Moskou te horen waren.
Hij wierp zijn zonnebril van zich af, grabbelde in een zijzak van zijn leren jekker, de verkeerde, want wat hij nu uitstootte zou Nikita Chroesjtsjov, die ooit wereldgeschiedenis maakte met zijn liederlijke vloeken, in zijn graf doen omkeren. Uiteindelijk vond hij wat hij zocht, en haalde een vervaarlijk uitziende bronzen boksbeugel tevoorschijn.
Jelle was intussen opgestaan van zijn stoel en klemde een van de twee spuitbusjes in zijn handpalm. Hij wist niet welk van de twee, hij wachtte gewoon af.
Sposato was uitgeraasd. Hij schoof de vingers van zijn rechterhand door de ringen van de boksbeugel.
‘Hoe kan iemand zo dom zijn’, vroeg hij zich hoofdschuddend af. ‘Je moet vast je leven beu zijn.’
‘God beware me’, zei Jelle. ‘Integendeel. Ik ben hier om er nog lang van te kunnen genieten.’
‘Dat zou wel eens kunnen tegenvallen.’
‘Als je hoort wat ik je…’
Sposato liet zijn jekker op de grond vallen en boog zijn hoofd als een stier die op het punt staat aan te vallen. ‘Aaaah..!’
‘Wacht, Sposato. Niet doen.’
Jelle strekte afwerend zijn arm met het spuitbusje in zijn hand voor zich uit.
‘Stop!’
Maar Crazy Ivan was niet tegen te houden, hij stormde vooruit, de vuist met de dodelijke boksbeugel schoot als een bliksemschicht naar de kin van Jelle.
Jelle rukte zijn hoofd opzij en drukte op het ventiel.
Crazy Ivan kreeg van minder dan één meter afstand een wolk pepperspray in zijn gezicht gespoten.
De vuist met de boksbeugel raakte Jelle op de linkerschouder. Hij tuimelde achterwaarts met zijn hoofd tegen de tafel en bleef half versuft liggen.
Met Crazy Ivan was het erger gesteld. Hij dwaalde verblind door de ruimte, botsend tegen meubelen en muren en maakte daarbij vreemde, piepende geluiden zoals van iemand die een visgraat in de keel heeft gekregen en bezig is te stikken. De pepperspray van Jules was dubbel zo sterk als de sprays die de politie gebruikt tegen hooligans, en niet voor niets was het een streng verboden product. Het bevatte capsaïcine, peper, mosterdextract en zelfs deeltjes CS of chlorobenzylidene malononitrile. Van zo korte afstand gaf het hevige pijn in de ogen met sterke traanvorming, en met tijdelijke blindheid en gevaar voor verbranding van het hoornvlies tot gevolg. Bovendien veroorzaakte de ingeademde emulsie een zodanige sterke prikkeling van de keel en de ademhalingswegen dat die vergelijkbaar was met een ernstige astma-aanval, en leidde tot een extreme vorm van misselijkheid en soms bewustzijnverlies.
Op zijn beurt had Jelle een paar tellen nodig om weer bij zijn positieven te komen. Door de stoot met de boksbeugel voelde zijn linkerarm aan als verlamd. Hij hees zich met veel moeite overeind. Door op te staan kwam hij met zijn hoofd in de restanten van de nog in de lucht zwevende pepperspray te staan. Zelfs met zijn zakdoek voor neus en mond was het niet te harden. Zijn adem inhoudend strompelde hij naar het keukengedeelte en gooide het raam boven de spoelbak wijd open. Frisse lucht stroomde de kamer binnen. Hij ademde een paar keren diep in en uit.
Achter hem werden de piepende geluiden langzaam minder. Hij keerde zich om. Door de frisse lucht kon ook Sposato weer wat ademen. Hij stond in het midden van de kamer, zijn handen voor zijn gezicht. ‘Mijn ogen’, jammerde hij. ‘Ik zie niets meer.’
‘Ik had je gewaarschuwd.’
‘Mijn ogen branden kapot. Help me.’
Jelle raapte de gevallen boksbeugel op en liep achter Sposato door. Hij gaf hem met het brons een por in zijn rug. ‘Vooruit. Naar de keuken. Steek je hoofd onder de kraan.’ Hij duwde hem de keuken in, legde zijn hand op zijn hoofd, zodat hij zich bukte en draaide de kraan open.
Sposato bleef minutenlang met zijn hoofd onder de waterstraal staan.
Toen hij zich eindelijk oprichtte, was de verwoesting in zijn gezicht duidelijk. Zijn ogen waren bloedrood en diep weggezonken onder de gezwollen oogleden. De huid van zijn gelaat was helemaal gevlekt en overdekt met kleine blaasjes. Ook zijn ademhaling was nog niet zoals het hoort te zijn.
‘Je kunt beter die trui uittrekken. Die zit nog vol met dat spul.’
Sposato gehoorzaamde en gooide zijn trui in de volgelopen spoelbak. De huid van zijn naakte torso was ook bontgevlekt door irritatie en de tatoeage om zijn hals lichtte op als een neonreclame.
Jelle wees naar een stoel. ‘Ga zitten en luister naar wat ik te zeggen heb.’
Crazy Ivan ging zitten. Van zijn vechtlust was niet veel overgebleven.
‘Om te beginnen ga je me vertellen wie je opdrachtgever is.’
Sposato schudde het hoofd. ‘Nooit.’
‘Ik weet dat je kolonel was bij de KGB. Wat ben je nu? Huurmoordenaar? Opruimer in dienst van een ander? Van wie? Dullaert? Bodenkamp? Of is het nog hogerop te zoeken? Lernout zelf? Hauspie?’
Sposato antwoordde met een hoestbui.
Jelle wachtte tot hij op adem was gekomen.
‘Kom op. Laat je tong zien terwijl het nog kan.’
‘Krijg de pest, flikker.’
‘Dat “flikker” had je beter niet kunnen zeggen.’ Jelle bracht het spuitbusje tot vlak voor het gezicht van Sposato. ‘Als ik nu op het ventiel druk, ben je gegarandeerd blind voor de rest van je leven.’
Crazy Ivan kneep zijn ogen dicht en sloeg zijn handen voor zijn ogen. ‘Niet doen.’
Jelle deed met tegenzin een stap naar achteren. ‘Praat. Je krijgt nog één keer de kans. Voor wie werk je?’
‘Ik… ik ken hem niet.’
‘O! Het bevel om me af te rossen kwam zomaar uit de lucht vallen? Sinds wanneer werk jij voor eigen rekening?’
Sposato kneep de lippen op elkaar en zweeg.
Jelle deed de boksbeugel om zijn andere hand en gaf er een lichte tik mee tegen zijn kin. Er liepen twee druppels bloed over Sposato's kin naar zijn hals.
‘De volgende keer sla ik je neus tot moes.’
‘Hou op. Ik weet echt van niets. Ik krijg mijn opdrachten en voer die uit. Punt.’
‘Hoe krijg je die opdrachten?’
‘Telefonische instructies. Een beveiligde telefoon met stemvervormer. We… ik noem hem Deep Throat. Ik heb geen idee wie hij is.’
Jelle pakte het spuitbusje en wikte het peinzend in zijn hand. Goed voor twee à drie beurten, had Jules gezegd. Sposato wist natuurlijk meer dan wat hij toegaf, maar hem nog meer van het smerige goedje in zijn gezicht spuiten zou hem geen stap vooruit helpen. Bovendien had hij hem nodig voor de tweede fase van zijn plan. Jelle borg het spuitbusje weg, pakte een vaatdoek in de keuken en maakte hem nat onder de kraan. Hij gooide de natte doek naar Sposato.
‘Hier. Veeg je gezicht schoon.’
Sposato pakte de doek en wreef door zijn gezicht, duidelijk opgelucht dat hij niet nog meer klappen te verwerken kreeg.
‘Hoeveel verdien je bij L&H?’
‘Als accountmanager? Dat is afhankelijk van mijn omzet.’
‘Ik bedoel als penozejongen?’
‘Wat?’
‘Als maffioso. Hoeveel krijg je extra voor het risico dat je loopt als je een delict voor hen pleegt? Vijfduizend? Tienduizend?’
‘Ik… welk risico? Ik neem geen risico's. Ik treed nooit buiten de wet. Niemand kan me wat.’
‘Wel, wel. En de overval op de ouders van Jaspers dan? Als ik wil, kan ik de twee oudjes tegen je laten getuigen. Of wat dacht je van een beschuldiging van een poging tot moord? Zo heet het als je iemand met een pistool onder vuur neemt. Ik kan je zo laten arresteren. Er zijn bewijzen in overvloed. De politie vindt vast wel een paar vingerafdrukken van je in de garage van mijn huis. Of op de kogelhulzen die je hebt achtergelaten. Dat kost je algauw twintig jaar gevangenis. Ken je de Begijnenstraat in Antwerpen? De kelders van de Loebjanka in Moskou zijn daarbij vergeleken een kuuroord.’
Sposato zat erbij alsof hij zijn tong had ingeslikt.
‘Nou? Hoe zit het ermee?’
Sposato keek naar de grond en zweeg in alle talen.
‘Betalen ze je echt genoeg voor de extra's?’ vroeg Jelle nogmaals. Hij masseerde zijn linkerschouder, die nog helemaal beurs voelde van de stoot met de boksbeugel. ‘Ik betwijfel het sterk.’ Hij liet zich op een stoel neerzakken. ‘Het is immers nooit genoeg’, mompelde hij binnensmonds.
Sposato keek hem van onder zijn gezwollen oogleden wantrouwig aan.
Als in gedachten verzonken begon Jelle aan een monoloog. ‘We zijn hun pispalen, weet je dat?’ Zijn stem klonk verbitterd. ‘Ik ook, hoor. Altijd geweest. Ik was altijd de pineut. Eerst mijn stiefvader. Dan bij De Hutten. Later Matt, die me liet vallen. Toch probeerde ik het. Ik studeerde. Bij Slangen werkte ik me krom als forensisch accountant. Elke dag komen er nieuwe wetten en reglementen. Anderen mochten die overtreden. Ik niet. Als een collega een fout maakte in een rapport of iets over het hoofd zag, schoven ze het op mij af. Ik was altijd de sigaar. Eén keer laat ik me paaien door een klant met problemen en ze schoppen me op slag de deur uit. Zonder opzegvergoeding. Geen cent. Niks. Niet verwonderlijk dat je jezelf bedient als je de kans schoon ziet.’
‘Vergoeding?’ vroeg Sposato, die er geen barst van begreep. ‘Welke kans?’
Jelle keek hem minachtend aan. ‘Erg uitgekookt ben je niet, weet je wel? Af en toe een duister karweitje opknappen voor Deep Throat en daar net genoeg mee verdienen om je een paar vieze spelletjes te kunnen permitteren. Weet je wat je bent? Een stumper. Als je ooit met iets tegen de lamp loopt, laat die Deep Throat van jou je vallen als een baksteen. Met of zonder stemhervormer.’
‘Ik neem aan dat jij weet hoe het dan wel moet.’ Sposato veegde met de handdoek de tranen uit zijn ogen.
‘Zeker.’ Jelle boog naar voren, al zorgde hij er wel voor voldoende afstand te bewaren, want zelfs een gammele Sposato bleef een Crazy Ivan. Zijn stem kreeg een samenzweerderige toon. ‘Voor wie denk je nu eigenlijk dat ik werk?’
‘Voor KPMG. Als opvolger van Jaspers. Of is er meer?’
‘Misschien wel. Maar daar gaan we het nu niet over hebben. Nou dan, Jaspers kwam erachter dat er bij L&H een grootscheepse zwendel aan de gang is. Voordat hij iets kon ondernemen, heeft hij zijn kennis met zijn leven moeten bekopen…’
‘Als je denkt dat je zijn dood in mijn schoenen kunt schuiven…’
‘Hou je mond en luister. Jaspers had alles tot in de kleinste onderdelen genoteerd in zijn aantekeningen. Bewijzen over de zwendel en over wie erbij betrokken is. Iemand liet een deel van die aantekeningen verdwijnen. Het deel met de belastende gegevens.’
‘Wie?’
‘Wie maakt niet uit. Wel dat de man voor wie jij werkt, er de hand in heeft.’
‘Nou’, zei Sposato triomfantelijk. ‘Geen bewijzen, geen zwendel.’
‘Fout! Jaspers had alles nauwkeurig gekopieerd naar een USB-stick.’
‘Een wat?’
‘Hou je niet onnozel. Een USB-stick. Dat ding waarvoor je de ouders van Jaspers bezig was af te tuigen.’
Sposato snoof. ‘Ik heb ze amper aangeraakt.’
‘Dat zal wel.’ Jelle bedwong de aandrang om de toch al beschadigde tronie nog wat bij te werken met de boksbeugel. Hij stond op en liep de keuken in. Schone glazen zouden hier wel niet te vinden zijn. Hij draaide de kraan open en slurpte aan de waterstraal.
‘Komt er nog wat van?’ vroeg Sposato, ondanks alles alweer een beetje Crazy Ivan.
Jelle bekeek hem met half toegeknepen ogen, overwegend of hij ermee zou doorgaan. Hij besloot van wel.
‘Waar het op neerkomt,’ zei hij, ‘is dat ik met die USB-stick iets in handen heb wat voor jouw zogenaamde opdrachtgever heel veel geld waard is.’
Sposato's wenkbrauwen gingen omhoog. ‘Je bedoelt dat je bereid bent het hem te verkopen?’
Jelle knikte. ‘Goed geraden.’
‘Hoeveel?’
‘Tweehonderdduizend.’
Sposato's lippen gingen spottend omhoog. ‘Centen of dollars?’
‘Euro's. Voor jouw baas is dat maar een klein procent van wat hij met de fraudezaak zelf in zijn zak steekt.’
‘Dat zal wel.’
‘Als je me helpt, zit er voor jou ook wat aan vast.’
Crazy Ivan ging wat rechter zitten. ‘Hoeveel?’
‘Tienduizend.’
Begerige Ivan was nu een betere bijnaam voor Sposato. Hoewel hij amper kon zien, werden zijn nog waterige en bloeddoorlopen ogen groter. Hij verlangde meer dan brood en boter.
‘Vijftig procent lijkt me een beter cijfer.’
‘Uitgesloten. Het is niet gezegd dat ik ook tweehonderdduizend zal krijgen.’
‘Twintig procent van wat jij vangt. En als die informatie echt zoveel waard is, begin dan met een vraagprijs van een kwart miljoen.’
Jelle zoog nadenkend op zijn lip. Ten slotte stemde hij in. ‘Afgesproken. Twintig procent. Maar geen geintjes. Als je me probeert te belazeren, beland je binnen de kortste keren in de nor wegens inbraak met geweld en poging tot moord.’
‘Ik doe het in mijn broek van angst. Hoe beginnen we eraan?’
‘Eerst moet je voor mij een ontmoeting regelen met je baas.’
‘Dat ligt moeilijk. Hij heeft zich goed afgeschermd. Ik ken niet eens zijn telefoonnummer. Als ik hem wil bereiken, bel ik naar een callcenter. Ik spreek mijn codenummer in en ze nemen een stemtest af. Als die klopt, laten ze me een boodschap inspreken, die hij kan raadplegen zonder dat ze zelf tussenbeide komen. Soms belt hij me terug, soms niet.’
Het klonk haast geloofwaardig. Jelle wees naar het mobieltje aan Sposato's broekriem. ‘Bel hem.’
‘Nu?’
‘Nu. Terwijl ik je kan horen.’
‘Wat wil je dat ik hem zeg?’
‘Om te beginnen dat ik je heb geïdentificeerd en je bij de ballen heb. Vertel hem dat ik in het bezit ben van de USB-stick van Jaspers met daarop de hele reutemeteut. Dat ik bereid ben met hem te onderhandelen over een prijs. Als hij geïnteresseerd is, moet hij me binnen het kwartier opbellen. Als ik binnen die tijd niets van hem hoor, gaat de stick uit mijn handen.’
Sposato hoefde niet lang na te denken. Hij toetste een nummer in, noemde een cijfer, werd doorverbonden, noemde weer een cijfer, en begon zijn boodschap in te spreken. Toen hij moest toegeven dat hij zich door Jelle had laten ringeloren, kreeg hij een hoestbui en moest hij opnieuw beginnen.
Daarna zaten ze tien minuten zwijgend tegenover elkaar.
De mobiel van Sposato meldde zich met een flard van ‘Dangerous’.
Hij luisterde en overhandigde zwijgend het toestel aan Jelle. Die ging een eindje van Sposato vandaan staan, zodat die hem niet onverhoeds kon overvallen.
‘Hallo?’
‘Ik verneem dat je mij iets te bieden hebt.’ De diepe stem was zo vervormd dat je je eigen moeder niet zou herkennen.
‘Dat klopt. Met de juiste tegenprestatie.’
‘In welke orde van grootte?’
‘Ik dacht aan een kwart miljoen.’
Een korte stilte.
‘Dat lijkt me erg veel.’
‘Weinig in verhouding tot wat de zaak jou of je trawanten zal opbrengen.’
‘Het enige wat je hebt, is een USB-stick met daarop de aantekeningen van een accountant.’
‘Aantekeningen die me genoeg inzicht verschaffen om een geldcarrousel en een handel in aandelen met voorkennis bloot te leggen.’
‘Inzicht hebben is nog geen bewijs leveren.’
‘Die bewijzen zal ik hebben na mijn ontmoeting met Jung Jin Cho in Seoel.’ Een schot voor de boeg kon nooit kwaad.
Er volgde weer een korte stilte.
‘Je wilt dus naar Seoel reizen? Wanneer?’
‘Onmiddellijk na de businesslunch in de Bassin.’ Jelle ging ervan uit dat zijn mysterieuze gesprekspartner van de lunchafspraak op de hoogte was, zo hij er al niet zelf bij zou zijn.
‘Kunnen we elkaar ontmoeten voordat je vertrekt?’
‘Liever erna.’
‘Waarom?’
‘Met nog meer bewijzen in mijn bezit zul je minder geneigd zijn op de prijs te beknibbelen.’
‘Dat zou wel eens kunnen tegenvallen.’
‘Niet met wat ik nu al in handen heb.’
‘Ik begin je haast te geloven. Weet je wat? Zodra je terug bent, komen we samen. De prijs zal afhangen van wat je me te bieden hebt.’
‘In cash en kleine coupures. Begin alvast wat te sparen.’
Aan de andere kant van de lijn werd gelachen. Het klonk als het krassen van een oude grammofoon, en dan drie tegelijk.
‘Je bent helemaal niet bang dat je iets zal overkomen?’
‘Waarom zou ik? Ik heb weinig te verliezen. Jij zoveel te meer.’
Weer die krassende lach. Bijna alsof ze twee vrienden waren.
‘Wees toch maar voorzichtig in Seoel. Ik zou niet willen dat je daarginds iets overkomt.’
‘Ik kijk wel uit. O ja, nog één ding.’
‘Ja?’
‘Op Crazy Ivan kun je voorlopig niet meer rekenen. Hij heeft een klein probleempje met zijn uiterlijke verschijning.’
Jelle verbrak de verbinding. Hij stak zijn hand in zijn zak en omklemde het tweede spuitbusje. Dat was een x-marker, een zelfverdedigingsspray, in België wettelijk verboden en in Nederland alleen toegelaten in extreme noodsituaties. De spray bevatte een blauwe vloeistof die direct na de impact op het gezicht en onbedekte lichaamsdelen een schuimlaag vormde, nog het best te vergelijken met het opbrengen van scheerschuim. Hij kwam voor Sposato staan.
‘Wat is er mis met mijn uiterlijke verschijning?’ vroeg die argwanend terwijl hij aanstalten maakte om op te staan.
‘De kleur’, zei Jelle en hij spoot het goedje van dichtbij in de ogen van de ander.
Het effect was spectaculair.
De spraywolk vormde bij de aanraking een dikke laag schuim over het hele gezicht. Sposato sprong overeind, krijsend als een gekeeld varken. Hij probeerde het schuim uit zijn ogen en van zijn gezicht te verwijderen en bereikte alleen dat de kleurstof nog dieper in zijn huid drong. Met een normale x-marker zou Sposato zelfs na een flinke wasbeurt nog drie dagen met een blauw gezicht ronddolen.
Maar de spray van Jules was geen normale x-marker. Hij bevatte zoveel kleurstof dat Sposato er voortaan als een smurf mee door het leven zou moeten gaan.
Leysens legde met een glimlach de hoorn neer. Dat Jelle met de USB-stick niet meteen naar de politie was gestapt, maar hem liever probeerde te verzilveren, was het bewijs dat hij hem goed had ingeschat. Dat hij bovendien een spitsboef als Sposato in zijn eigen huis had weten te overmeesteren, sterkte hem nog meer in zijn overtuiging dat Jelle de geschikte man was. Met een warm gevoel vanbinnen legde hij Jelle's foto, die gedurende het telefoongesprek de hele tijd voor hem had gelegen, weer in de la.