11
Stephan Bodenkamp zag vanuit zijn raam op de zesde verdieping de BMW parkeren en Jelle Lievens uit de auto stappen. Hij volgde hem met de ogen totdat hij uit het beeld verdween. Terwijl hij met de ene hand een nummer vormde op de beveiligde telefoon, schonk hij met de andere hand een scheut whisky in zijn glas met coca-cola. Een elektronische vrouwenstem zei: ‘Metal.’
‘Zestien in de derde macht.’
‘Genoteerd.’
Hij legde neer en wachtte tot hij werd teruggebeld. Dat moest om er zeker van te zijn dat het gesprek niet afgeluisterd zou kunnen worden. Aan zijn kant beschikte hij over een hoogwaardig beveiligde telefoon, een speciaal toestel dat door Siemens alleen geleverd werd met toestemming van de Bundesnachrichtendienst. In het L&H-complex stonden nog een paar beveiligde toestellen, onder meer bij Bert Leysens en bij Giovanni Sposato, maar bij anderen, zoals Jo Lernout en Pol Hauspie of Dullaert, was die beveiliging meer schijn dan werkelijkheid. Ze werden zowel door de BND als door Echelon op elk moment van de dag afgeluisterd. Hij grinnikte. De naïevelingen geloofden dat ze hem in de gaten konden houden, terwijl het precies omgekeerd was.
Hij nipte aan zijn glas en staarde in gedachten verzonken naar de poster aan de wand met daarop een stoere groepsfoto van de door L&H gesponsorde lokale basketploeg Athlon Ieper, de glanzende shirts versierd met het logo van het bedrijf. De pointguard van de ploeg leek als twee druppels water op Sposato: de olijfkleurige huid en gebogen neus van een Siciliaanse vader, en de bruine Slavische ogen van een Russische moeder. Onder de Sovjets was Sposato kolonel geweest bij de Russische inlichtingendienst, de KGB, nu omgedoopt tot FSB. Hij had hem een eerste keer ontmoet tijdens de oorlog in Tsjetsjenië, waar Sposato met een speciale opdracht was van Vladimir Poetin, toen nog het hoofd van het FSB en later de president van de Russische Federatie. Sposato was bij L&H terechtgekomen als expert voor Russisch en andere Slavische talen en was eveneens accountmanager. Ze bewogen zich op hetzelfde werkterrein: Centraal- en Oost-Europa en Azië, maar de investeerders die Sposato aanbracht waren vooral luchtbellen.
Zelfs in zijn glorietijd in de Sovjet-Unie was Sposato altijd al meer een Siciliaanse maffioso geweest dan een Russische spion. In Tsjetsjenië trok hij er met een zestal zwarte baretten geregeld op uit om terroristen te grijpen, wat er dan op neerkwam dat al wie hun pad kruiste en niet het bloed van het heroïsche Russische volk door zijn aders had stromen, werd gemolesteerd of in elkaar geramd. De legeroverheid stak geen vinger uit, want de zwarte baretten waren hun elitesoldaten en voerden een politionele opdracht uit. Totdat ze zich bij vergissing vergrepen aan de dochter van een bevriende Tsjetsjeense regeringsambtenaar. Toen werden de zes zwarte baretten naar een strafcompagnie gestuurd en Sposato werd teruggeroepen naar Moskou. Ook in Ieper ontpopte hij zich tot iemand die het vrouwelijk schoon niet met rust kon laten. Ongewenste intimiteiten, intimidatie en iemand lastigvallen, dat was zijn tweede natuur. Maar gisteren was hij een stap te ver gegaan.
Op het Siemenstoestel pinkte een led.
Hij nam op. De elektronische stem zei: ‘Plus achtentachtig.’
Afgerond naar boven betekende het dat hij precies na negentig minuten zou worden opgebeld. Tijd genoeg om Sposato even de levieten te lezen.
Hij liet zijn secretaresse uitzoeken of Sposato op kantoor was. Ze vertelde hem dat hij een kwartier eerder vertrokken was naar de fitnessclub in Ieper. Bodenkamp gooide de hoorn neer en haastte zich naar buiten, maar nog voordat hij de lift bereikte, keerde hij op zijn schreden terug. Hij opende de kluis achter zijn bureau, pakte er een zwarte stok uit van zo'n twintig centimeter lengte en verborg die in een speciale binnenzak van zijn colbert. Met Sposato kon je niet voorzichtig genoeg zijn.
Minder dan tien minuten later parkeerde hij zijn SUV aan de Velodroomstraat in Ieper. Het fitnesscenter, de Day's Workout Gym, bevond zich om de hoek van de Maarschalk Haiglaan. Bodenkamp kende het gebouw, hij deed er geregeld aan body combat, een sport op basis van bewegingen uit verschillende vechtsporten, waaronder karate, boksen en tai chi. De afwisselend intensieve en explosieve bewegingen, gecombineerd met de juiste muziek, vormden voor hem zowel een lichamelijke als een mentale uitdaging.
Een paar weken geleden had hij na een zware oefensessie nog een kwartiertje aan bodypump met stang en lichte gewichten gedaan. Een aantrekkelijke jonge vrouw met lang zwart haar, in een zwart fietsbroekje en een zwart-witgestreept topje met een met nopjes versierde sjaal om haar heupen geknoopt, had hem in gebrekkig Duits aangesproken. Ze wist van de instructeur dat hij manager was bij L&H, en vroeg of hij haar niet aan een baantje kon helpen bij het technologiebedrijf. Ieder soort van werk was goed genoeg voor haar, administratie, onderhoud, soldeerster. Ze was Bulgaars en had een vaste baan nodig om haar verblijfsvergunning te verlengen. De enkele uren dat ze per week in de Day's Workout Gym de balie van de receptie bemande of een cursus in buikdansen gaf, waren daar niet genoeg voor. Hij had erom gelachen. ‘Buikdansen, jij?’ Ze was hooguit één meter vijftig groot en woog minder dan een baal tabak. Als antwoord schopte ze haar schoenen uit, legde een hand achter haar hoofd, een andere op haar onderrug en bewoog haar heupen op het ritme van de muziek op een manier dat Bodenkamp de sensualiteit tot in zijn eigen lichaam voelde doordringen.
Maar hij liet zich niet intimideren. ‘Het spijt me,’ zei hij, ‘ik kan je niet helpen.’
‘Macht nichts’, zei ze. ‘Mijn naam is Fany. Hoe heet jij?’
Ze hadden aan de bar een energiedrankje gedronken, daarna ergens een biertje en eindigden voor een afzakkertje op de zolderkamer die Fany huurde boven het Grand Café In Compagnie op de Kiekenmarkt. In het café onder hen was er een thema-avond en ze bedreven de liefde met zwoele Braziliaanse muziek op de achtergrond.
Sindsdien hadden ze elkaar nog een paar keer ontmoet. Voor Bodenkamp was Fany niet veel meer dan een gelegenheidsliefje, maar dan wel een van wie de anderen moesten afblijven.
Toen hij gisteren midden in de nacht van een bespreking in Londen was thuisgekomen, had Fany hem opgebeld. Ze was erg opgewonden geweest. In het Grand Café had ze bij toeval Sposato leren kennen. Hoewel ze hem maar een engerd vond, had ze uit gewoonte naar een baantje bij L&H gesolliciteerd. Hij beloofde dat te zullen regelen, maar even later was hij haar gevolgd in het damestoilet. Daar was hij haar tegen haar wil gaan zoenen en betasten. Gelukkig werden ze door de komst van een andere toiletbezoeker gestoord en had ze zich uit de voeten kunnen maken. Wat moest ze nu doen? Kon hij haar echt die baan bezorgen? Ze voelde er niets voor zijn hulp te moeten betalen met seks.
Bodenkamp duwde de openslaande deuren open. Fany zat niet achter de balie. Het logo van Windows zweefde als een vliegend tapijt over het flatscreen van haar computer en benadrukte de leegheid van de receptie. Hij liep door. In de gele fitnesszaal deed een groepje voetballers op speciale toestellen al langlaufend aan cardiotraining. In de groene spinningzaal – ‘spinning’ is indoorfietstraining in groepsverband onder begeleiding van een instructeur – reden een tiental senioren een denkbeeldige Tour de France. In de grijze zaal probeerden een tiental volslanke vrouwen met bodystep hun overtollige kilootjes kwijt te raken. Het was er allemaal: meeslepende en enerverende muziek, hijgende ademhalingen, de begeestering van het gezamenlijke afzien, de geur van zweet, van reflexspray en van bodylotions. Maar geen spoor van Sposato of van Fany.
Hij sprak de instructrice aan, een grote vrouw in zwarte outfit die in een draadloze keelmicrofoon het hiphoptempo voor de bodysteppers dreunde en zelf keihard meewerkte. ‘Heb je Fany gezien?’
Ze hoorde hem niet. Hij herhaalde de vraag vlak bij haar oor. Ze schudde het hoofd, maar toen hij wilde doorlopen bedacht ze zich en wees, zonder haar tempo te onderbreken, naar de deur van de kleedkamer. Maar ook die was leeg, zowel die voor mannen als die voor vrouwen. Toen hij op zijn terugweg door het lege zaaltje voor bodypump liep, herinnerde hij zich de rommelkamer. Hij trok de deur open. Geen Fany. Alleen een zootje van niet-gebruikte halters, defecte hometrainers en andere buiten werking gestelde toestellen. Een werkbank met daarbovenop een stapel dozen met voorraden aan energiedrankjes en andere wondermiddeltjes. Niemand. Hij stond op het punt de deur weer te sluiten toen hij achter de werkbank en boven de dreun van de muziek uit een jammerende stem hoorde.
‘Nein, bitte. Nicht wieder. Du machst mich weh.’
De klap van een gebalde vuist op menselijk vlees maakte een eind aan de jammerklacht.
In drie stappen was hij achter de werkbank. Fany hing voorovergebogen over een bok, haar hoofd willoos onder haar bungelend en haar nauwsluitend coureursbroekje omlaaggetrokken. Sposato stond achter haar, zijn broek op zijn knieën, zijn grote handen om haar smalle heupen geklemd, gereed haar te penetreren.
‘Stop dat! Hoerenloper!’
Sposato hoorde het niet. Hij rukte Fany dichterbij.
Bodenkamp pakte de ministroomstok uit zijn zak, drukte het knopje in en duwde het uiteinde tussen Sposato's billen.
De vonken knetterden langs diens behaarde achterste.
Het resultaat was verbijsterend.
Alsof iemand zijn benen onder hem uit schopte, sloeg Sposato achterwaarts tegen de grond, krijsend als een geslacht varken. Gelukkig voor hem duurde de helse pijn slechts kort. Toen die minder werd, ging hij verdwaasd rechtop zitten. Zijn ogen focusten zich moeizaam op Bodenkamp. ‘Wat… wat was dat?’
Bodenkamp toonde hem de stroomstok. ‘Wil je er nog van? Zal ik je ballen even roosteren?’
‘Ben je bezopen? Of wat?’
‘Om je te leren dat je je smerige poten van haar af moet houden.’
‘Waarom? Omdat ze zo goed pijpt?’ Er verscheen een sluwe blik in zijn ogen. ‘Sinds wanneer val jij voor Bulgaarse hoertjes?’
Bodenkamp deed een stap vooruit en liet de stroomstok knetteren. Sposato krabbelde overeind en huppelde, zijn broek met beide handen omhoogsjorrend, in paniek naar de deur. Met zijn geslachtsdelen weggeborgen in zijn jeans voelde hij zich veiliger. Hij keek om. Zijn donkere kraalogen vulden zich met haat.
‘Dat zet ik je betaald, man. Ik heb al ander tuig uit de weg geruimd.’
Bodenkamp onderschatte hem niet. Sposato had in Tsjetsjenië niet voor niets de bijnaam van Crazy Ivan gekregen. ‘In jouw plaats zou ik het rustiger aan doen,’ sneerde hij. ‘Als Deep Throat dit hoort, zou je mooie leventje in Ieper wel eens vlugger kunnen eindigen dan je verwacht.’
Bodenkamp was ruim op tijd op kantoor. Toen de led van het Siemenstoestel rood oplichtte, telde hij zonder naar zijn horloge te kijken drie seconden af zoals een basketbalreferee dat doet gedurende een wedstrijd: eenentwintig, tweeentwintig, drieëntwintig.
Hij nam op en zei: ‘Vierenzestig.’
Dat was de vierkantswortel van zestien in de derde macht. Het was vandaag de zestiende. Stom gedoe, maar wel een effectieve manier voor identificatie zonder namen te noemen.
‘Ik luister.’ Een stem onherkenbaar gemaakt door een vervormer. Bodenkamp wist wie zijn correspondent was, maar in gedachten noemde hij hem Deep Throat, naar de informant in de televisieserie The X-Files.
‘De nieuwe auditor is komen opdagen.’
‘Goed zo.’
‘Weet je zeker dat hij niet moeilijk gaat doen?’
‘Wees gerust. Ik houd hem onder appel.’
‘Hoe?’
‘Dat is mijn zaak.’
‘Ik zou niet graag een tweede “ongeval” meemaken als met Jaspers.’
‘Dat zal niet hoeven gebeuren. Zorg jij nu maar dat je mijn instructies nauwkeurig opvolgt. Nog zes maanden en dan is de zaak geklonken. Dan zijn we allemaal binnen voor de regen.’
‘Ik ben daar niet zo gerust in.’
‘Heb je daar een speciale reden voor?’
‘Ik heb bij de BND naar Lievens laten informeren. Er is een duister kantje aan zijn verleden. Alsof er een paar jaren tussenuit geknipt zijn.’
‘Ik weet er het fijne van.’
‘Dus…?’
‘Dus ga je verder met de LDC's alsof er niets aan de hand is.’
‘Hoe lang nog?’
‘Tot ze met Dictaphone in de boot zijn gestapt. Heel lang zal dat niet meer duren.’
‘Als jij het zegt.’
‘Zo is het. Nog iets?’
‘Ja. Sposato. De vent blijft de beest uithangen.’
‘Wat is er nu weer?’
‘Hij probeerde in de fitnessclub mijn vriendin te verkrachten. Ik kon maar net op tijd tussenbeide komen. Je kunt hem beter lozen. Voor er ongelukken van komen.’
‘Ik zal hem tot de orde roepen.’
‘Ik lust hem rauw. Als ik jou was, zou ik hem naar Siberië sturen. Daar kan hij zijn lusten op de ijsberen botvieren.’
‘Dat kan niet. We hebben hem nog nodig.’
‘Als wat? Als verkrachter? Of als herrieschopper?’
‘Nee, als opruimer.’ Deep Throat verhief zijn stem, die door de vervormer nu klonk alsof er drie mannen tegelijk spraken. ‘Voor het geval iemand zoals jij zijn hoofd er weer eens niet bij houdt. Als je Sposato dus kwijt wilt, zul je voortaan dat soort smerige karweitjes zelf moeten opknappen, telkens als er iemand je voor de voeten loopt.’
Leysens verbrak de verbinding met Bodenkamp. De komst van Lievens kon de operatie in een versneld tempo naar haar ontknoping leiden, maar daar maakte hij zich voorlopig weinig zorgen over. Sinds hun gesprek vertrouwde hij er eerder op dat hij hem vóór die tijd in hun rangen zou kunnen opnemen. Als dat niet lukte, zou hij hem… Nee, daar wilde hij niet aan denken. Voorlopig hield hij zich aan het adagium van Jean-Luc Dehaene: ‘Een probleem moet je pas oplossen als het zich aandient.’
Via zijn beveiligde telefoon belde hij Katchadourian op om hem op de hoogte te houden. Tenslotte was hij niet alleen de financier van het project, maar ook de man die schoon schip zou maken als het eenmaal zover was.