14

La Hulpe was een gemeente van 7300 inwoners in Waals-Brabant. Jelle werd bij United Fundraising te woord gestaan door Christian Gerard, een zeventiger met lang wit haar in een driedelig pak. Hij excuseerde zich dat hij het Nederlands onvoldoende beheerste en stelde zich aan hem voor als ‘le sous-directeur du conseil exécutive’. Aan de wand achter hem hingen ingelijste portretten van de andere leden van de raad, allemaal bekende gezichten voor wie geregeld de Financial Times las. Toen Jelle zei dat hij alleen maar gekomen was voor een nadere kennismaking, keek Gerard opgelucht, want hij bemoeide zich niet met de boekhouding, en ‘monsieur le trésorier’ was niet op kantoor. Dat weerhield hem er niet van Jelle uitvoerig in te lichten over de missie en de geschiedenis van de vereniging. Hij bracht een luxueuze folder met foto's van managers van grote multinationale ondernemingen en van leden van adellijke families.

‘Voor onze inkomsten steunen we uitsluitend op bijdragen van leden. Het lidmaatschap is ingedeeld in platina, goud, zilver en helping hands, afhankelijk van het bedrag van de jaarlijkse bijdragen. Voor de platinum members is dat bijvoorbeeld meer dan 42.500 euro, voor de helping hands een minimum van 250 euro.’ Hij bladerde door de folder en toonde Jelle een lijst.

Jelle telde een tiental platina's, waaronder de Nationale Loterij en een paar banken. De andere lijsten werden langer naarmate het bedrag van de bijdrage kleiner was. De internationale accountantskantoren hadden zich niet laten kennen, want ze prijkten op de gouden lijst.

In de folder zat ook een kopie van de jaarrekening van het vorige boekjaar. Jelle bestudeerde de cijfers.

‘Zoals u ziet maken we heel weinig kosten’, zei Gerard. ‘Sommige leden laten ons gebruikmaken van hun diensten zonder dat we ervoor hoeven te betalen.’

Jelle grijnsde. Hij kende dat. KPMG was een van die leden.

‘We doen op efficiënte en verantwoorde wijze aan liefdadigheid door de humanitaire of sociale projecten van andere, bij voorkeur kleine of middelgrote verenigingen te steunen’, verklaarde Gerard zelfvoldaan. ‘Zo hebben we vorig boekjaar de aanvragen van meer dan honderd verenigingen kunnen inwilligen voor een totaal van meer dan 5 miljoen.’

‘Wat is het selectiecriterium?’

‘Een toewijzingscommissie onderzoekt en evalueert de aanvragen. De definitieve beslissing wordt genomen door de raad van bestuur op voordracht van onze voorzitter. Hij is beter dan wie ook op de hoogte van de humanitaire of sociale noodzakelijkheid van het project.’

‘U hebt het toch over Bert Leysens?’

‘Inderdaad’, bevestigde Gerard. ‘De meeste leden van de raad van bestuur zijn buitenlandse managers van multinationale ondernemingen die in België resideren en die geen inzicht hebben in de moeilijke institutionele en communautaire gevoeligheden van dit land. Of het zijn gefortuneerde leden van adellijke families. We zijn monsieur Leysens dan ook bijzonder dankbaar dat hij belangeloos zijn onbevooroordeelde en parate kennis ons ter beschikking stelt.’

En het doet geen afbreuk aan zijn invloed op al die kleinere liefdadigheidsinstellingen, dacht Jelle. Hij wees naar de zijde van de opbrengsten op de jaarrekening. ‘Jullie ontvingen 5 miljoen aan giften. Zelfs als al uw leden een bijdrage als platinum member hadden betaald, zou u nog niet aan zo'n hoog bedrag komen. Hoe verklaart u dat?’

‘Het verschil zit 'm in een paar vorstelijke giften uit Azië en het Midden-Oosten.’

‘Van wie?’

‘Van vennootschappen waar L&H zaken mee doet, met aan het hoofd Katchadourian, een Libanese zakenman.’

Jelle noteerde de naam in gedachten.

‘Een laatste vraag, meneer Gerard. Ik zie dat het United Fund over een belangrijke cashflow beschikt. Hoe is dat belegd?’

Gerard aarzelde. ‘In aandelen van Belgische vennootschappen.’

‘Beursgenoteerde?’

‘Euh, ja. Vennootschappen die van hun kant ons helpen ons liefdadige doel te verwezenlijken.’

‘Geen slecht idee. Dienst en wederdienst houdt de wereld draaiende. Mag ik de lijst van die aandelen even zien?’

Gerard bevochtigde zijn lippen met zijn tong. Hij trok het gezicht van een man die op zijn sterfbed zijn laatste geheim prijsgeeft. ‘Er is geen lijst’, zei hij. ‘Het zijn allemaal aandelen van dezelfde vennootschap.’

‘Welke?’

‘Lernout & Hauspie.’

‘Voor hoeveel?’

‘De hele cashflow.’

‘Is dat niet wat veel in een en dezelfde vennootschap?’ vroeg Jelle.

‘Dat denk ik niet’, weerlegde Gerard met een glimlach. ‘Het voordeel is dat het onze voorzitter een zetel in hun raad van bestuur heeft opgeleverd. Zo dienen we twee meesters tegelijk: de instandhouding van een Belgisch bedrijf en een veilige belegging ten bate van humanitaire instellingen.’

Jelle besloot hier later op terug te komen. Ze spraken af voor een diepgaande audit op een later tijdstip en namen afscheid.

Ludo Packerman had aan de achterzijde van het gebouw van L&H een eigen kantoor ter beschikking. Jelle had een afspraak gemaakt om elf uur, maar kwam met opzet een halfuur vroeger, zodat hij hem onvoorbereid aan de gang kon zien. Hij trof Packerman aan terwijl hij zat te telefoneren. Die wuifde hem naar de bezoekersstoel. Hij ging zitten en luisterde mee.

‘Zeker, meneer de minister,’ prevelde Packerman met een onmiskenbaar West-Vlaams accent, ‘maar op de persconferentie hebt u…’ Hij luisterde en plukte aan zijn onderlip. ‘Ja, meneer de minister. Er is dus niets…’ Hij knikte begrijpend. Hij had een lang en smal gezicht met diepe plooien, die van zijn neusbrug naar zijn mondhoeken liepen. ‘Goed, meneer de minister. Ik zal er rekening mee houden.’

Hij legde de hoorn voorzichtig neer.

‘Dat was Johan Vande Lanotte,’ zei hij, ‘de minister van Begroting.’

‘Wat wilde hij van jou?’

‘Hij heeft vorig jaar op een persconferentie gezegd dat hij op de begroting geld heeft uitgetrokken voor de ontwikkeling van de zoekrobots van de LDC's. Dat geld is in de jaarrekening van L&H geboekt als “te ontvangen opbrengsten”. Ik had aan de kabinetschef gevraagd wanneer we de betaling mogen verwachten, maar Vande Lanotte belde me persoonlijk terug. Hij maakte zich boos. Men heeft hem verkeerd geciteerd, zegt hij.’

‘Is dat zo?’

‘Nee. Er zijn brieven over geschreven.’

‘Belofte van een minister maakt geen schuld, alleen wind. Je kunt die vordering er maar beter uit gooien.’

‘Zal dat de geruchten niet aanwakkeren dat LDC's lege dozen zijn?’

‘Wie zegt dat?’

‘In de wereld van de software iedereen van iedereen.’

‘Zijn het lege dozen?’

Packerman aarzelde. ‘Dat ligt moeilijk.’

‘Waarom?’

‘Omdat de activa van een LDC hoofdzakelijk bestaan uit ontwikkelingskosten van spraak- en vertaaltechnologie. Het zijn geen huizen of grond, waarvan de waarde door de markt wordt bepaald.’

‘Maar die wel genoeg waarde hebben om de interesse te wekken van de grote mogendheden.’

Packerman keek geringschattend. ‘Met alleen maar interesse betaal je geen schulden af.’

‘Is het niet zo dat de Amerikaanse, Russische en Duitse inlichtingendiensten hier hun mannetjes hebben geposteerd? Of zelf zouden investeren in sommige projecten?’

Packerman slaakte een vermoeide zucht. Hij zag er niet fit uit. Het oogwit van zijn bleke ogen was geel en er liepen een of twee adertjes door.

‘Dat moet je aan meneer Dullaert vragen. Of meneer Lernout. Die houden zich bezig met de investeringspolitiek. Ik doe de verificatie van de boekhoudstukken.’

‘Juist. Verificatie. Dat doet me denken aan de aantekeningen van Jaspers. Heb je daar kopieën van gemaakt voor je die aan meneer Beits hebt overgemaakt?’

‘We hebben hier wel wat anders te doen.’

‘Niet dus?’

‘Hoor eens. Hier wordt niet geluilakt. De helft van mijn team is ziek of met vakantie. Voorlopig is het hier voor mij alleen pappen en nathouden.’

‘Dat zal wel. Had Jaspers hier een eigen kantoor?’

‘Nee. We deelden dit kantoor.’ Packerman wees naar een leeg bureau en een bureaukast aan de andere kant van de kamer. ‘We hebben onze eigen laptops, waarmee we in verbinding staan met het hoofdkantoor.’

Jelle stond op en liep naar de kast.

‘Doe geen moeite’, zei Packerman. ‘Die is leeg.’

‘Wie heeft zijn laptop?’

‘U, dacht ik.’

‘Op de laptop die ik bij KPMG heb meegenomen, staan alleen programma's en algemene info over L&H. Geen correspondentie, en van de aantekeningen van Jaspers niets wat enig belang heeft.’

‘Dat is normaal. Ik heb alle vertrouwelijke informatie gewist voordat ik de laptop bij KPMG heb ingeleverd.’

‘Nadat je eerst een back-up had gemaakt, mag ik hopen?’

‘Op een externe harddisk.’

‘En afgedrukt?’

‘Dat is inderdaad de standaardprocedure’, antwoordde Packerman stijfjes.

‘En niets van wat je geprint hebt is hier gebleven?’

‘Niets wat niet in het dossier zit dat u van meneer Beits gekregen hebt.’

‘Jammer.’

‘Waarom? Ontbreekt er iets?’

Jelle zuchtte. ‘Hoe wil je dat ik dat weet? Ik begrijp niet waarom ze mij niet gewoon als jouw assistent aan jouw team hebben toegevoegd. Dat zou alles een stuk eenvoudiger gemaakt hebben.’

Die opmerking viel kennelijk in goede aarde. Packermans blik werd wat milder. Hij zei: ‘De mens wikt en KPMG beschikt.’

Jelle vroeg: ‘Ik heb Jaspers niet gekend. Hoe was hij?’

‘Een workaholic. Het type dat het eerst op kantoor is en het laatst naar huis gaat. Hij identificeerde zich met zijn werk. Soms dacht ik dat zijn enige genoegen bestond uit de jaarlijkse nieuwjaarsreceptie bij KPMG.’

‘Hoe oud was hij toen hij verongelukte?’

‘Ergens halverwege de vijftig.’

‘Heb je over het ongeluk gehoord?’

‘Ik was erbij.’

‘Is dat zo? Wie nog meer?’

Packerman dacht even na. ‘We hadden een bijeenkomst op de achtste verdieping. Het was al na zessen toen we gedaan hadden. De lift werkte niet of bleef te lang weg. Meneer Lernout was gehaast en nam de trap. Iedereen volgde hem. Eerst meneer Dullaert en ikzelf, even later volgden meneer Leysens en meneer Bodenkamp. Meneer Jaspers besloot op de lift te wachten, maar kwam dan toch maar na. Hij struikelde en viel een tiental treden lager met zijn hoofd tegen een ijzeren balustrade.’

‘Was hij op slag dood?’

‘Hij heeft nog een paar woorden kunnen zeggen. Iets over je hoofd stoten of hoe stom het is om over je eigen voeten te vallen.’

‘Je hebt dat zelf gehoord?’

‘Niet echt. Meneer Leysens en meneer Bodenkamp waren er het eerst. Het enige wat ik zelf gehoord heb, was zijn kreet en het vallen van zijn lichaam. Toen ik hem bereikte, had hij de geest al gegeven.’

Jelle liet dat even bezinken uit eerbied voor de dode. Na een korte pauze vroeg hij: ‘Over wat hadden jullie vergaderd?’

‘Over geld, 30 miljoen dollar om precies te zijn.’

‘Vertel.’

‘Door tussenkomst van meneer Leysens had een Libanese zakenman 30 miljoen geïnvesteerd in een Singaporese LDC. Eigenlijk een lening aan L&H. Het geld moest dienen voor de ontwikkeling van vertaaltechnologie voor het Maleis, het Kantonees en het Mandarijnenchinees. Het ging erom hoe dat geld het best kon worden aangewend.’

‘En? Is men het eens geworden?’

Packerman lachte schor. ‘Als er zoveel geld mee gemoeid is, zijn de meningen altijd verdeeld. Maar ze zijn wel tot een besluit gekomen.’

‘Welk?’

‘Dat herinner ik me niet zo precies meer.’

‘Wat was de naam van die investeerder?’

‘Katcha… Katchadourian.’

De naam deed bij Jelle een belletje rinkelen. ‘Is dat niet een Libanese zakenman?’

Packerman verhief lichtjes zijn stem. ‘Of hij Libanees of Chinees is, maakt mij niet uit. Om volledig te zijn: zijn naam is Harout Katchadourian en de naam van zijn holding is Velstra Bank of Singapore.’ Packerman had kennelijk genoeg van de ondervraging. ‘Met alle respect, meneer Lievens. U kunt zich voor dat soort vragen beter rechtstreeks richten tot meneer Dullaert of meneer Lernout. Die voeren hier het beleid. Ik beperk me tot de verificatie van de boekhouding.’

‘Dat begrijp ik. Maar het verbaast me dat ik…’

Jelle voelde zijn mobiel trillen in zijn zak. Hij raadpleegde het scherm. Een sms van Laura. ‘Raadpleeg je inkomende post. Liefs.’

‘Een laatste vraag. Je bent er zeker van dat Jaspers alleen was toen hij van de trap viel?’

Packerman vouwde zijn handen alsof hij een gebed wilde uitspreken. ‘Heel zeker’, verklaarde hij, maar de lichte aarzeling voordat hij dat zei, was Jelle niet ontgaan.

Hij stond op. ‘Oké, Ludo. Bedankt voor je tijd. Ik zoek het wel verder uit.’ Ze gaven elkaar een hand.

‘Tot morgen.’

Hij verliet het kantoor, Packerman verbouwereerd achterlatend.

Zodra hij in zijn auto zat, raadpleegde hij de mailbox van zijn mobiel. Marc meldde hij donderdag aanstaande in de Bassin in Antwerpen een businesslunch met de kopstukken van L&H diende bij te wonen. Ze zouden hem vragen het financieel verslag te certifiëren om de overname van Dictaphone mogelijk te maken. Marc rekende erop dat hij zich tegen die tijd voldoende had ingewerkt.

Jelle klapte zijn mobiel dicht. Zelfs als hij dag en nacht werkte, zou dat niet lukken.

Hij zette zijn laptop in werking.

In de inkomende post vond hij de info van Laura over Bodenkamp, Sposato, en nog een paar anderen, alsmede over de belangrijkste managers en over de hele raad van bestuur van L&H, compleet met foto's en de beschrijving van hun levensloop. Hij had nu geen tijd om alles te lezen en beperkte zich tot een vluchtige blik op de bijgevoegde foto's. Daarna schreef hij een e-mail aan Marc met kopie aan Laura. Als Marc wilde dat hij donderdag al een financieel verslag certifieerde, zou hij dat met de ogen dicht moeten tekenen en dat kon toch niet de bedoeling zijn. Vervolgens deed hij verslag van de stand van zaken met speciale vermelding over de werking van United Fundraising en de genereuze giften en investeringen door de Libanese zakenman Katchadourian.

Op de zesde verdieping luisterde Stephan Bodenkamp naar de opgewonden stem van Packerman door de telefoon.

‘Hij wilde meer weten over de rol die de inlichtingendiensten hier spelen.’

‘Wat heb je daarop geantwoord?’

‘Niets. Dat hij het je zelf moet vragen. Ik heb er niets mee te maken.’

‘Goed zo. Wat nog meer?’

‘Over Jaspers. Daar kan ik in komen. Tenslotte is hij zijn opvolger. Maar hij bleef maar zeuren over het ongeluk. En of Jaspers nog iets heeft kunnen zeggen voor hij stierf? En wat zijn laatste woorden waren? En of ik er wel zeker van was dat hij alleen was toen hij struikelde. En met wie vergaderd werd, en over wat? Het leek wel een verhoor van de politie. Wat hem volgens mij vooral dwarszit, is dat er data van de laptop van Jaspers gewist werden. Misschien had ik dat beter niet kunnen doen.’

‘Integendeel. Je hebt er goed aan gedaan. Dat was alles?’

‘Ja. Of toch…’ Packerman liet zijn stem dalen tot een fluistertoon. ‘Ik ben bang dat Lievens een doordouwer is, meneer Bodenkamp. Hij heeft door dat de aantekeningen op de laptop en in het dossier dat hij van KPMG kreeg niet compleet zijn. Ik vrees dat hij me het leven zuur zal maken.’

‘Dat loopt wel los. Hou jij me maar op de hoogte van waar hij mee bezig is, en dan zorg ik dat er voor jou iets extra's in het laatje komt.’

Bodenkamp verbrak de verbinding en zette de procedure in gang met de beveiligde telefoon. Door zijn raam zag hij Lievens in zijn auto stappen. Zonder dat hij hem uit het oog verloor, doorliep hij de procedures voor identificatie. Hij verwachtte de auto te zien wegrijden, maar in de plaats daarvan zag hij in het interieur een blauwachtig schijnsel flikkeren en het duurde even voordat hij begreep dat het afkomstig was van het scherm van een laptop. Hij zat zich nog af te vragen waar die verdomde Lievens naar zat te kijken, toen de door vele echo's vervormde stem hem vroeg wat hij op zijn lever had.

‘De nieuwe auditor’, zei hij. ‘Naar het schijnt is dat ook weer een slijmbrein die denkt dat hij het wiel opnieuw moet uitvinden. Daar moet wat aan worden gedaan.’