30

Duisternis.

Schemerlicht.

Bewegende schaduwen.

Tinkelende instrumenten.

Mompelende stemmen.

Verblindend wit licht!

Het snerpende geluid van een op hoge toeren draaiende boor- of zaagmachine. Withete pijn. Hij probeerde te schreeuwen dat ze moesten ophouden. Dat lukte niet. Al zijn spieren waren verlamd.

Iemand mompelde: ‘Houd hem in de gaten. Zijn vingers bewogen.’

Een vrouw antwoordde: ‘Hij balanceert op de rand. Meer verdoving kan hij niet hebben. Hij heeft te veel bloed verloren.’

Opnieuw duisternis.

Jelle vocht om bij zijn positieven te komen, hij hoorde ruisen klikgeluiden en af en toe een elektronische pieptoon, maar zijn geest kon geen verklaring vinden voor die waarnemingen. De signalen die zijn zintuigen uitzonden, zonken in zijn hersenen weg als in een moeras. Hij probeerde zijn ogen te te openen, maar het water van de rivier de Han was te zompig en ondoorzichtig om iets te kunnen zien, en hij gaf zijn pogingen op. Een afzichtelijk monster strekte zijn klauwen naar hem uit en sleurde hem mee naar een onderwereld die beheerst werd door folterende pijnen.

Hij werd wakker met een kurkdroge mond. Toen hij probeerde te slikken, had hij het gevoel dat zijn keel dichtgeschroeid was met een acetyleenbrander. Hij slaagde erin één ooglid op te tillen. Alles om hem heen was groen. De wanden, het beddenlaken, de infuusflessen, het licht en de schaduwen. Een verpleegster dook op uit het niets. Ze tilde het nog gesloten ooglid op en keek van dichtbij in zijn ogen.

Waar ben ik, wilde hij vragen. Wat is er met me gebeurd? Maar hij dacht het alleen maar, zijn tong en zijn lippen gehoorzaamden niet aan de bevelen van zijn hersenen. Ze begreep hem, ze maakte dit iedere dag mee. ‘In de recoveryroom’, zei ze in slecht Engels. ‘Het ongemak aan je keel is te wijten aan de endotracheale slang die de anesthesist vóór de operatie heeft ingebracht.’

Welke operatie wilde hij weten. ‘Grr…?’

Ze liet het ooglid weer vallen. ‘Probeer niet te spreken. Het wordt vanzelf weer beter.’

Hij zonk tot op de bodem en kwam vrijwel onmiddellijk in ademnood. Doodsangst gaf hem nieuwe krachten. Hij duwde zich af met zijn handen, zijn benen kon hij niet meer bewegen. Als een ballon rees hij met het hoofd boven water, happend naar adem. De verduisterde Yanghwa Traveller lag vijf meter van hem vandaan. Hij krabbelde ernaartoe door alleen zijn armen te gebruiken, maar de verschansing was te hoog en er was niets om zich aan vast te grijpen. De dichtste brugpijler was nog vijftig meter van hem vandaan. Onbereikbaar ver. Hij was nooit een goed zwemmer geweest. Een ChrisCraft scheurde over het water en kwam in een gordijn van opspattend water langszij van de Yanghwa Traveller.

Twee donkere gestalten verschenen boven op de verschansing van de Yanghwa Traveller. Hij herkende de gelaatstrekken van de Koreanen omdat Fu het vlammetje van een aansteker bij een voorwerp bracht dat Kung in zijn hand hield en dat onmiddellijk ging branden. Met een sierlijke boog gooide Kung de brandende fakkel door een kapot raam van het salon naar binnen. Lenig als katten sprongen de maffiosi in de kuip van de ChrisCraft, die er onmiddellijk met brullende motoren vandoor ging. De V-vormige boeg schoot zo rakelings langs dat Jelle in de hekgolf gevangen werd en hulpeloos door het water tolde.

Achter hem vloog de Yanghwa Traveller met een harde klap in de lucht. De vuurbal reikte tot meer dan tien meter hoog en de hitte was zo groot dat Jelle zijn huid voelde samentrekken alsof hij in kokend water lag.

Hij zweette zo hevig dat hij in zijn eigen zweet dreigde te verdrinken. Tegelijk had hij het koud. Hoe kon dat? Hij wilde het laken van zich afwerpen, maar door de beweging kwam ergens van achter zijn hoofd een sonarachtig signaal tot leven. Piep! Piep! Piep! Hij schrok zich een beroerte. Zijn hart bonsde tot in zijn keel.

Een wand, deur of gordijn schoof open en een gezette verpleegster van halverwege de dertig kwam binnen. Ze had een diepzwarte huid en uitpuilende ogen met veel wit. In één oogopslag inspecteerde ze de apparaten achter zijn hoofd. Ze stak een arm uit en de naargeestige pieptonen verstomden. Toen boog ze zich over hem heen en schikte iets aan het verband om zijn hoofd, waardoor zijn gezichtsveld iets breder werd. Haar enorme moedertieten dreigden hem te smoren.

‘Hoe voelen we ons?’ Een beschaafde stem, kil en onpersoonlijk. Jelle kon niet zien waar de stem vandaan kwam, en hij kon zijn hoofd niet bewegen.

Toen verscheen binnen zijn gezichtsveld een man in doktersjas met een muts op en een masker dat om zijn hals hing. ‘Ik ben…’ Hij noemde een naam die helemaal niet tot Jelle doordrong. ‘U hebt een zware heelkundige ingreep achter de rug. Toen u werd binnengebracht, zag het er somber uit…’

‘Wa… waar?’

‘In het Seoul National University Hospital. Verwondingen aan de heup en de wervelkolom zijn zeer ernstig. Een barst en indeuking van een of meer wervels kunnen soms voldoende zijn om blijvende verlamming te veroorzaken.’ Er volgde een lange uiteenzetting in slecht Engels, doorspekt met medisch jargon, waar hij in zijn verdoofde toestand uit meende te moeten begrijpen dat hij was opgelapt met platen en bouten van roestvrij staal en titanium, en dat hij minimaal zes weken plat op bed moest blijven. Hij wilde vragen of hij ooit nog normaal zou kunnen lopen maar het gezicht van de dokter werd een nevelige vlek. Jelles stem daalde tot een binnensmonds gemompel en hij zonk opnieuw weg in een maalstroom van spookbeelden en angstaanjagende halve herinneringen.

Marc richtte de vlam van de snijbrander op de USB-stick en verhoogde de zuurstoftoevoer. Jelle voelde de huid van zijn voorhoofd samentrekken door de hitte en deinsde achteruit. De stick werd roodgloeiend en schrompelde in elkaar. ‘Hou op, Marc. Die stick is een kwart miljoen waard.’

‘Nu niet meer.’ Marc sloot de toevoer van zuurstof en gas en de vlam doofde. Van de USB-stick bleef nog slechts een hoopje gesmolten materiaal over. Hij keek tevreden naar zijn werk. ‘Maar Deep Throat is nog niet van ons af. Alle gegevens zitten veilig opgeborgen in mijn hoofd.’

Jelle was zich ervan bewust dat hij met bed en al naar een andere kamer werd gereden. Intussen was een andere pijn dan zijn keel komen opzetten, een die ergens tussen zijn benen zat en die zich verspreidde naar de onderkant van zijn rug. Toen die pijn hem te machtig dreigde te worden, diende de zwarte verpleegster hem iets toe via het infuus dat aan zijn linkerpols bevestigd was, en hij viel in een diepe droomloze slaap.

Hij wist niet hoeveel tijd er verstreken was toen hij merkte dat er iemand naast zijn bed stond. Het kostte hem alle moeite van de wereld om zijn ogen te openen. Het verband om zijn hoofd was verwijderd op een paar pleisters na, boven op de kruin van zijn hoofd en over zijn rechteroor. Hij herkende de dokter, nu zonder doktersjas, muts of masker, maar wel met een stethoscoop om zijn hals.

‘Wat is er?’ mompelde Jelle. Hij voelde zich ijl in zijn hoofd, alsof hij er een te veel op had.

De dokter gaf hem een geruststellend kneepje in de schouder. ‘Even checken of je al goed genoeg bent voor het verhoor.’

‘Welk verhoor?’ vroeg Jelle, maar de dokter had de kamer al verlaten.

Ze waren met zijn drieën, twee mannen van begin veertig in keurige grijze pakken met daaronder een donker Patrick Janssens-T-shirt, de derde was een jongere vrouw in een mantelpakje van dezelfde grijze kleur met daaronder een gesteven bloes.

De vrouw nam het woord. Ze stelde zich voor als tolk van de heren Seung en Ho, die jammer genoeg geen Engels spraken. De edelachtbare heer Seung was hoofdinspecteur van de gerechtelijke politie van Seoel, dienst georganiseerde misdaad, de heer Ho was zijn naaste medewerker. Het gesprek werd opgenomen met een videocamera op een statief die door de heer Ho werd bediend.

Ze begonnen ermee zijn identiteit vast te stellen. Naam? Geboortedatum? Nationaliteit? Thuisadres? Datum van aankomst in Seoel? Naam van het hotel waar hij verbleef? Allemaal vragen waarop ze het antwoord al wisten, maar die moesten dienen om de opname in te leiden. Zijn antwoorden werden demonstratief vergeleken met zijn paspoort, dat de politie vermoedelijk in de safe van zijn hotelkamer had gevonden. Wat was zijn beroep? Zelfstandig of in dienst van L&H?

Het was een omslachtig gedoe, omdat Seung de vragen in het Koreaans stelde en de tolk zowel de vragen als de antwoorden diende te vertalen. Was het een routinecontrole? Wie was Marc Laarmans? Wat deed hij in Seoel?

Seung raadpleegde na ieder antwoord dat hij kreeg het scherm van zijn pda, een palmtop van de nieuwste generatie, wat nog meer oponthoud veroorzaakte. Wie moest Laarmans in het zeil houden?

Jelle werd zo moe als een hond. Hij kreeg er genoeg van. ‘Waarom vraagt u het hem niet zelf?’ sputterde hij.

Het antwoord kwam vrijwel onmiddellijk. ‘Dat zal moeilijk zijn. Met het weinige wat van hem is overgebleven.’

Er viel op het gezicht van Marc geen spoor van angst te bekennen toen tot hem doordrong dat hij door de Yapok te grazen was genomen. Hij stormde vooruit als een briesende leeuw en ving daarmee de kogels op die misschien wel voor Jelle bestemd waren.

Jelle knipperde met zijn ogen terwijl hij zijn blik op het gezicht van de hoofdinspecteur probeerde te richten. ‘Is hij…? En alle anderen…?’

‘Onze forensische afdeling is bezig met de identificatie van de stoffelijke overschotten. Dat kan nog maanden in beslag nemen. Intussen kunt u ons zeggen wie allemaal aan boord was.’

‘Nou… Marc natuurlijk. En Bodenkamp. Zijn voornaam ken ik niet. Er was Chuk van LHK en er was de manager van de Seoul Bank.’ Zijn oogleden voelden loodzwaar aan. De namen van de anderen kon hij zich niet herinneren. ‘Waarom richt u zich niet tot de secretaresse van meneer Chuk bij LHK? Die zal het zeker weten.’

Hij zag dat zijn gebrek aan medewerking bij Seung niet in goede aarde viel. De tolk was een goede toneelspeelster, want ze vertaalde niet alleen zijn woorden maar beeldde ook zijn humeur uit.

‘Denk maar niet dat je er zo gemakkelijk van afkomt’, snauwde Seung.

Jelle zuchtte vermoeid: ‘Sorry, meneer Seung. Ik voel me niet honderd procent. Maar ik doe mijn best.’

‘We zullen zien.’ Seung tikte met een vingertop een paar keer het touchscreen van zijn pda aan. ‘Nou dan: waarom ben je met Laarmans op de vuist gegaan? Had hij je genept?’

Jelle wist niet wat hem overkwam.

‘Op de vuist met Marc? Hoe komt u erbij? Waarom zouden we met elkaar vechten? We zijn vrienden. Nou ja… we werkten samen aan een onderzoek naar een reusachtige zwendel met LDC's bij Lernout & Hauspie. Deep Throat is de man die u zoekt. Vermoedelijk is hij van de CIA. Hij is de man achter de schermen. Hij werkt samen met Cho, de capo van de Yapok. Het waren de twee mannen die ons moesten beveiligen die op iedereen begonnen te schieten. Het waren mannen van Cho.’ Hij zweeg, volledig buiten adem.

Het duurde even voor de tolk zijn verwarde uitleg had vertaald. Toen ze uitgesproken was, zat Seung nog eerst een tijdje zijn pda te bevingeren. Ten slotte keek hij op.

‘U vergeet de videocamera’, zei hij met een ergerlijke superieure glimlach. ‘We hebben intussen de beelden gezien.’

De videocamera! Die was hij compleet vergeten!

Jelle glimlachte opgelucht. ‘Natuurlijk. De videobeelden. Dan is er toch geen probleem. Dan hebt u Kung toch gehoord. Dan hebt u hem horen zeggen dat hij voor Cho van Night Storm Media werkt en dan hebt u gezien hoe hij Bodenkamp doodschoot en daarna…’

Hij zweeg toen Seung zijn hand omhoogstak als een politieagent die iemand een halt toeroept.

‘Allemaal larie en apekool’, zei de hoofdinspecteur snuivend. ‘Van wat we te zien kregen, weten we dat het een afrekening betrof tussen drie criminelen: uzelf, Laarmans en Bodenkamp. Jullie belazerden elkaar en vochten het uit. De tape stopt op het moment dat u Marc Laarmans te lijf gaat.’

Whamm! Whamm!

Twee schoten die zo kort na elkaar kwamen dat het in de beperkte ruimte één oorverdovende knal werd, die eindeloos leek te duren.

Jelle liet verslagen zijn hoofd op het hoofdkussen neerzakken. Het eerste schot had niet de ruit achter hem aan diggelen geschoten, maar wel de videocamera boven zijn hoofd. Dat waren de stukken geweest die uit het plafond vielen.

Seung kwam naast het bed staan, zodat hij samen met Jelle in beeld kwam. Hij richtte zich zowel tot Jelle als tot de camera, zijn stem zakelijk en onverstoorbaar. Na iedere zin pauzeerde hij even om de tolk tijd te geven haar werk te doen.

‘Wat we Jelle Lievens ten laste leggen: Lievens en Laarmans hebben bewijzen in handen gekregen over een grootscheepse zwendel met spookfirma's, de zogenaamde LDC's… Daarmee poogden zij Bodenkamp, Chuk en de manager van de Seoul Bank te chanteren… Zogenaamd om slachtoffers met daders te confronteren organiseerden zij een bijeenkomst op de Yanghwa Traveller… Tijdens die bijeenkomst kwam aan het licht dat Laarmans de bewijzen achter de rug van Lievens had verkocht… Er ontstond onenigheid… Er volgde een schietpartij… Hun eigen veiligheidsmensen zouden – zo beweert Lievens – iedereen hebben vermoord op bevel van de heer Jung Jin Cho, een vooraanstaand Koreaans zakenman…’

Hij raadpleegde zijn pda. Van het touchscreen gleed zijn blik naar Jelle. Zijn ogen vernauwden zich. ‘Om te besluiten: op de videobeelden is geen spoor te bekennen van veiligheidsmensen… De enige die dus voor deze massamoord in aanmerking komt, bent uzelf… Om de sporen van uw misdaad uit te wissen liet u het schip in de lucht vliegen… Bij die laatste daad raakte u zelf zwaargewond… Of u in opdracht handelde en zo ja, voor wie, moet nog verder worden uitgezocht. Tot wanneer het tegendeel bewezen is, beschouwt justitie u als enige verdachte. Hierbij bent u in voorlopige hechtenis genomen. Zodra uw gezondheidstoestand het toelaat, zult u naar de stedelijke gevangenis worden overgebracht.’

Hij knikte naar de cameraman, die het statief dichtklapte. Enkele tellen later hadden de drie politiemensen zijn kamer verlaten.

Jelle staarde hen na. Hij vroeg zich af of hij dit droomde, en als dat niet zo was, waarom het plafond dan niet naar beneden was gekomen.