32
Razend van woede pakte Jelle een glas van zijn nachtkastje en smeet het tegen de gesloten deur. Het glas viel op de grond zonder te breken. Zelfs die voldoening werd hem niet gegund.
‘Klootzakken!’ schreeuwde hij. ‘Dieven!’
Voor de zoveelste keer in zijn leven was hij het kind van de rekening. Hij luchtte zijn gemoed tegen een wereld die het op hem gemunt had, en wentelde zich uren in zelfbeklag. Toen hij langzamerhand met zichzelf in het reine kwam, drong het pas goed tot hem door hoe diep hij in het moeras zat. De politie zou geen hand uitsteken om de ware toedracht te achterhalen. Ze zouden voor een door zijn eigen land uitgespuwd boekhoudertje geen krachtmeting aangaan met de lokale maffia. Hij was wegwerpverpakking. Als hij in de cel belandde, zou hij daar blijven tot in lengte van dagen. Hij had geen geld voor een advocaat om hem eruit te halen. Hij had geen baan en geen titel meer. Hij had geen ouders, geen broers of zusters, geen vrouw, geen vrienden. Er was niemand op de hele wereld die het voor hem zou opnemen.
‘Iemand zoals jij. Iemand die de zoon zou kunnen zijn die ik jammer genoeg nooit heb gehad.’
Bert Leysens!
Hij voelde zijn zware hand op zijn schouder en hij zag in gedachten het gezicht dat oprechte vriendschap en vaderlijk gezag uitstraalde.
Bert zou hem helpen. Hoe had hij hem kunnen vergeten?
Toen de zwarte verpleegster met zijn avondpillen binnenkwam, lag hij plat op het bed. Op zijn wangen glinsterde vocht. Zijn ogen waren rood, alsof hij uren had gehuild.
‘Maar meneer Lievens toch’, zei ze. ‘Heb je zoveel pijn?’
Hij gluurde tussen zijn wimpers door naar het naamkaartje op haar bloes. Esther Kamante. Hoe kwam een Afrikaanse of Amerikaanse zwarte verpleegster in Korea terecht?
‘Mijn hart, zuster. Niet mijn rug.’
Ze voelde zijn pols en keek op haar horloge. ‘Je hartslag is toch normaal.’
‘Figuurlijk zuster. Niet letterlijk. Vandaag wordt mijn oude moedertje tachtig. Ik ben al twintig jaar weg van huis, maar heb nog nooit haar verjaardag vergeten. Ze zal zich doodongerust maken als ze niets van mij hoort. Ze weet niet dat ik in het ziekenhuis lig of dat ik geen telefoon heb op mijn kamer. Als dat maar geen gevolgen heeft voor haar hart.’ Hij kon niet zo vlug een ernstige hartkwaal bedenken en zweeg.
Esther klakte afkeurend met de tong. ‘Je mag niet altijd het ergste vrezen.’
‘Kon ik haar toch maar even bellen.’
De verpleegster legde drie pillen op het nachtkastje. ‘Tijd voor je pillen’, zei ze. Met een vlezige hand streelde ze het haar uit zijn ogen. ‘Het komt wel goed’, voegde ze eraan toe.
Jelle wendde het hoofd af en pinkte een traan weg.
Tien minuten later bracht Esther hem haar eigen mobiel. ‘Drie minuten’, zei ze. ‘Niet langer.’ Ze liet hem alleen.
Hij twijfelde even aan het landnummer, maar een mobiel nummer als dat van Leysens kun je niet zo vlug vergeten. Na zijn derde poging werd er opgenomen. ‘Bert,’ zei hij, ‘man, man, wat ben ik blij dat ik je stem hoor. Ik zit in de pekel dat het geen naam heeft.’
Er zijn nog nobele mensen op de wereld.
Vierentwintig uur nadat Jelle Bert aan de telefoon had gehad, kreeg hij bezoek van Ho, de naaste medewerker van hoofdinspecteur Seung. Ho was niet alleen. De man die hem vergezelde, had het keurige uiterlijk dat hoorde bij de advocatuur in Korea: donkergrijs wollen kostuum, lichtblauw overhemd, vlinderdasje en het traditionele kapsel tot over de oren. Zijn naam was Ming Mall, hij was senior partner van Kido, Kodo & Mall, het belangrijkste advocatenkantoor van Seoel. Hij had op verzoek van Bert Leysens de verdediging van Jelle Lievens op zich genomen. Na een gesprek met de hoofdinspecteur waren ze tot de conclusie gekomen dat de tenlastelegging ‘verdacht van moordaanslag en brandstichting’ niet geschraagd werd door de feiten, en ze werd gewijzigd in ‘getuige van terroristische aanslag’. Tevens was overeengekomen dat de heer Lievens zich vrij mocht bewegen, met de beperking dat, zolang het onderzoek liep, hij het grondgebied van de Republiek Korea niet mocht verlaten zonder voorafgaande toestemming van de heer Seung. De bewaker voor zijn deur werd vanzelfsprekend weggehaald.
Onder het waakzame oog van de advocaat kreeg Jelle uit de handen van Ho zijn portefeuille met betaalkaarten terug. Zijn paspoort en ticket voor zijn retourvlucht werden niet teruggegeven, maar hij kreeg er een ontvangstbewijs voor, waarmee hij zich in geval van nood kon identificeren. Hij tekende een verklaring dat hij zich als getuige beschikbaar zou houden, waarna ook zijn koffer, laptop en andere bezittingen werden binnengebracht. De advocaat overhandigde hem een visitekaartje voor het geval dat er zich nog problemen zouden voordoen, en de twee heren verlieten de kamer.
Toen de deur achter hen dichtviel, had Jelle van vreugde een rondedans kunnen maken. Zijn uitgelaten gevoel duurde echter niet lang. Toen hij zijn portefeuille opendeed, realiseerde hij zich dat hij nog altijd in de nesten zat. Hij had nauwelijks geld. Zijn bankrekening stond in het rood. Hij was geconsigneerd in het land te blijven. Terugkeren naar België was trouwens geen optie. Wie weet wat hem daar te wachten stond met KPMG, dat hem voor alles wilde laten opdraaien. Wat kon hij doen? Het ziekenhuis verlaten en een baan zoeken? Als wat? Misschien als portier om in livrei en met hoge hoed op de klanten van het hotel te verwelkomen bij de entree. Met zijn kapotte rug was hij maar net goed genoeg om met het hoofd te knikken en een fooi te incasseren.
Hij zag het niet zitten.
Urenlang ijsbeerde hij door de kamer en verder door de gang van zijn afdeling in het ziekenhuis. Nou ja, noem het liever schuifelend op en neer lopen. Moegetobd legde hij zich ten slotte geheel gekleed neer op het bed en dommelde weg.
Hij schrok op van een klop op de deur. ‘Ja?’
De deur ging langzaam open en in de opening verscheen een hoofd met een verwarde grijze haardos en een lachend gezicht met hangwangen.
‘Stoor ik?’
‘Bert? Ben jij dat?’
Leysens lichte blauwe ogen glinsterden van plezier. ‘In hoogsteigen persoon.’
Jelle liet zich zijwaarts van het bed glijden. ‘Man, man. Wat een verrassing.’
Leysens beende naar binnen en sloot Jelle in zijn armen. Hij gaf hem een paar vriendschappelijke klappen op de rug.
Jelle haalde scherp adem.
‘Pardon, Jelle. Ik deed je pijn. Stom van me.’
‘Geeft niet. Ik ben erg blij je te zien. Hoe kom jij hier zo vlug? Dit is wel het laatste wat ik had verwacht.’
‘Ik was in Singapore en stond op het punt naar huis te keren toen je me belde. Ik heb toen maar een ommetje gemaakt via Seoel. Wacht even.’ Leysens wierp een blik om zich heen en fronste. ‘Ik heb in de gang een rolstoel gezien. Zullen we beneden in de cafetaria een rustig hoekje zoeken om wat bij te praten?’
‘Graag. Maar de rolstoel kun je vergeten. Ik kan lopen. Hoog tijd dat ik wat meer beweging krijg.’
In de vipbar van het Seoul National University Hospital hees Leysens zich op een hoge kruk en Jelle vatte naast hem post, steun zoekend met de armen op de koperen reling van de toog. Ze bestelden een OB, een in Seoel gebrouwen bier met een lichte rijstsmaak, maar na maanden op water en thee te hebben geleefd was zelfs dat voor Jelle een verademing.
Nadat ze wat gedronken hadden, zette Leysens zijn glas op de toog. ‘Vertel’, zei hij.
Jelle vertelde alles, zonder enige terughoudendheid. Over zijn gesprekken met Marc gedurende de vlucht naar Seoel, over zijn bezoek aan de Koreaanse vestiging van L&H, zijn gesprekken met hun manager Chuk, over het onderzoek van de boekhouding bij een drietal LDC's, dat niets aan het licht had gebracht, en over de ontmoeting met Kim Sang Joo, de gedupeerde LDC-investeerder.
Pas toen de naam van Kim viel, stelde Leysens zijn eerste vraag. ‘Was hij oprecht? Heb je zijn boekhouding geverifieerd?’
‘Euh… nee. Ik geloofde hem. Ik verwachtte veel van een confrontatie.’ Hij weidde uit over het gesprek met Kim en over investeerders die door Bodenkamp en Chuk met behulp van de Seoul Bank werden uitgekleed en door de Yapok werden geterroriseerd. Hoe de omzetgeile Jo Lernout en Pol Hauspie ook in de val waren getrapt en hoe de Koreaanse truc moest leiden tot een georkestreerde beurscrash. De götterdämmerung.
‘Maar wie de grote orkestmeester was, werd niet blootgelegd?’
‘Nee. Marc hield het tot het laatste moment op een complot van de CIA, mogelijk in samenwerking met een of andere beursgoeroe. De juiste toedracht stond op de USB-stick van Jaspers, maar die is jammer genoeg verloren gegaan in een brand.’ Hij vertelde over Marcs revelatie tijdens de vlucht.
Leysens keek hem onderzoekend aan. ‘Je trekt een gezicht of je hem niet geloofde.’
‘Toch wel. Alleen…’
‘Wat?’
‘Toen Marc aan boord van de Yangwha Traveller het zonderegister van Bodenkamp openlegde, gooide die hem voor de voeten dat hij geen haar beter was, want dat hij de stick achter mijn rug had verkocht voor een kwart miljoen.’
‘Aan wie?’
‘Voordat hij de kans kreeg daar iets meer over te zeggen, brak de schietpartij los.’
Met horten en stoten deed hij zijn relaas over de afschuwelijke moordpartij, die eindigde met de explosie van het schip. Zijn verhaal was niet nauwkeurig. Vergetelheid is soms een natuurlijk afweermiddel van de mens om te kunnen overleven.
Toen hij uitgesproken was, dronken ze langzaam hun glas leeg.
‘Zou Marc zoiets doen?’ vroeg Leysens. ‘Was hij omkoopbaar?’
‘Marc was niet te doorgronden. Ik heb zelfs nooit goed begrepen wie zijn opdrachtgever was.’ Jelle keek nadenkend naar zijn handen op de reling. ‘Maar kom. Of de stick verkocht werd aan de Amerikanen of verloren is gegaan in de brand, maakt niet meer uit. Hij bestaat niet meer. De bewijzen zijn foetsie. Iedereen die kon weten hoe de vork in de steel zat, is dood. Met hen vervalt ook de hele complottheorie. Misschien dat Laura…’
Leysens viel hem in de rede. Scherp. ‘Wat is er met Laura? Weet zij meer?’
‘Niet over Deep Throat of over de stick. Alleen dat ze Marc beter kende. Zijn karakter, zijn…’ Hij keek op. ‘Maar kom. Over de doden geen kwaad, Bert.’ Er zat een kleine brok in zijn keel toen hij dat zei. ‘Marc manipuleerde mij, dat wel. Maar ik was hem dan ook wel wat verschuldigd. Op Cyprus redde hij mijn leven en op het schip ving hij – al dan niet ongewild – de kogels op die voor mij waren bestemd.’
Leysens legde zijn hand over die van Jelle in een troostend gebaar.
‘Wat dachten ze ermee te winnen, Bert? Met het opruimen van hinderlijke getuigen hebben ze het faillissement van L&H niet kunnen tegenhouden.’
‘Misschien was dat wel het hele opzet. Het was in ieder geval het sein voor de Wall Street Journal om een frontale aanval tegen L&H in te zetten. Terwijl jij op de operatietafel lag, crashte de koers van hun aandelen, het regende klachten en schadeclaims, en voordat je pap kon zeggen waren ze failliet. Een kwart miljard euro aan virtueel kapitaal van de West-Vlaamse bakkers, slagers, tantes, neven en nichten ging op in rook, maar ook bankiers, ministers en durfkapitalisten deelden in de klappen.’
‘Jouw vriend Katchadourian zal dan ook wel hebben moeten inboeten.’
‘Hij kan zoals iedereen naar zijn centen fluiten. Gelukkig heeft zijn Velstra Bank of Singapore nog een deel kunnen terugkrijgen door de patenten die ze in pand hadden genomen te verkopen aan het Amerikaanse Scansoft.’
Jelle schudde het hoofd. ‘Ik had dat protocol nooit mogen ondertekenen.’
Leysens haalde de schouders op. ‘Katchadourian kan tegen een stoot.’
Hij gebaarde naar de barman en ze keken toe hoe die hun glazen opnieuw vulde.
Ze dronken.
Leysens zette zijn glas neer met een beslist gebaar: ‘Wat zou je ervan denken als we dat hele gedoe rond L&H vergeten en ons op de toekomst richten?’
Jelle keek somber. ‘Veel heeft de toekomst mij niet meer te bieden.’
‘Dat kan best meevallen. Je herinnert je ons gesprek op het Wandelterras in Antwerpen? Ik vroeg je of je voor mij wilde werken. Het aanbod geldt nog steeds.’
‘Er is sindsdien wel een en ander veranderd. Het Instituut van de Accountants heeft me geroyeerd en ik…’
‘Ik kan ervoor zorgen dat die beslissing herroepen wordt. Bovendien, ik heb geen accountant nodig, maar een supervisor voor mijn charitatieve netwerk. Een consigliere, zoals je het zelf noemde. Liefst met ingang van vandaag. Misschien is dat wel de echte reden waarom ik op weg naar huis dit ommetje heb gemaakt. Je beterschap wensen kon ik ook via de telefoon.’
‘Ik ben vereerd, Bert. Ik vraag niet meer dan dat ik weer aan de slag kan gaan. Maar het zal nog weken duren voordat ik weer behoorlijk achter een bureau kan zitten of auto kan rijden.’
‘Als je staand een pint kunt drinken, kun je ook staand Asian Aid helpen oprichten.’
‘Op voorwaarde dat de Yapok het daarmee eens is. Zowat het laatste wat ik op de Yangwha Traveller hoorde, is dat ze lastige getuigen zelden een lang leven gunnen.’
‘Dan moet je zorgen dat je geen lastige getuige meer bent. Je hebt vanaf dit ogenblik een volledige black-out. Je weet zelfs niet meer hoe je op dat schip terechtkwam of wat je in Korea te zoeken had. Leg die verklaring af aan de pers en aan de politie, en ze zullen je ongetwijfeld met rust laten.’
Jelle kon alleen maar hopen dat Leysens het bij het rechte eind had.
‘Goed idee.’
‘Onze advocaat zal zorgen dat het verbod het land te verlaten zo spoedig mogelijk wordt opgeheven. In afwachting kunnen we samen aan de weg timmeren om het Aziatische netwerk op poten te zetten.’
‘Samen?’
‘Twee weken kan ik bij jou blijven’, zei Leysens. ‘Tijd genoeg om elkaar wat intiemer te leren kennen.’ Hij stak zijn hand uit. ‘Afgesproken?’
Jelle pakte zijn hand. Leysens straalde zoveel warmte en kameraadschap uit dat het hem na al de ellende van de voorbije maanden een wee gevoel in zijn maag gaf. ‘Op mij kun je rekenen, Bert. Zolang ik leef.’
Leysens glimlachte tevreden. ‘Dat is dan wederzijds.’ Hij gooide een paar bankbiljetten op de toog. ‘Pak je bullen bij elkaar. We gaan ervandoor. Het is vandaag de eerste dag van je nieuwe leven.’