Hoofdstuk 8
Christine wist dat ze geen sleutel nodig had om Mitch’ vertrekken in te gaan, want hij deed ze nooit op slot. Ze glipte naar binnen en sloot zachtjes de deur. Hoewel de kans klein was, zou ze hier misschien een aanwijzing vinden over wat er gebeurd kon zijn, zoals een briefje van Lisa Vaughn.
Onderzoekend ging haar blik door zijn kleine woonkamer, die er zoals altijd keurig opgeruimd uitzag. Toen liep ze vlug naar de grote secretaire, die van zijn oom was geweest. Er lagen stapels rekeningen op en reserveringen voor de komende maanden, sommige uit Tokio. De eerste gasten zouden eind volgende maand komen. Hoewel hartje winter de beste tijd was om het noorderlicht te zien, zou je binnenkort al de voorbodes kunnen waarnemen.
Zo op het oog zag ze niets ongebruikelijks, zoals een persoonlijk briefje. Later, als ze tijd had voor een grondiger onderzoek, zou ze alles wel doornemen.
In de prullenbak lag echter een eenzame prop papier, een geprinte e-mail zo te zien. Ze pakte hem op, streek de kreukels eruit en las hem, er ten volle van overtuigd dat het berichtje van Lisa was en dat wat erin stond, hem boos gemaakt had.
Het was echter van zijn broer, en er stond in dat hij het te druk had om deze zomer te komen, en in de herfst moesten de kinderen naar school, maar hij wenste hem succes met zijn ‘avontuur in de wildernis’. Tot slot stond er een regeltje dat heel veel zei. ‘Tenslotte heeft oom John dat huis aan jou nagelaten, niet aan mij.’
Ze zuchtte. Nog zo’n familie met gemankeerde relaties, net zo triest en erg als haar huwelijk geweest was, net zo ijskoud als de mist in Fairbanks.
Mitch had het bijna nooit over zijn broer, maar op het bureau stond pontificaal een foto van zijn broers gezin. Ze zag dat het lijstje nu plat lag, alsof hij het omgegooid had, maar ze had er al een paar keer naar staan kijken. Het was een kleurenfoto van zijn broer Brad de chirurg, zijn mooie vrouw – ook een blondje, dus misschien vielen de Braxton-broertjes allebei wel op blond – en hun twee kinderen, een jongetje van ongeveer tien en een meisje van zes. Ongetwijfeld verlangde Mitch zelf ook naar een gezin. Nou, Christine zou nooit een gezin hebben, en misschien gold dat ook wel voor Mitch.
Op haar tenen liep ze naar zijn slaapkamer. Op zijn bed lag een quilt met bruine, matblauwe en groene kleuren. Het bed was keurig opgemaakt. Toen ze hier net was, had ze aangeboden dat elke dag voor hem te doen, maar hij had tegen haar gezegd dat ze geen dienstmeisje was, maar de manager en kok van de lodge. Dat had haar al een glimp van zijn hart laten zien.
Haar ogen vlogen over zijn bureau, zijn boekenplanken en de vakjes boven het hoofdeinde van zijn bed. Waarom hij in een kingsize bed sliep had ze nooit gevraagd, maar misschien was hij een onrustige slaper en lag hij ’s nachts altijd te woelen. Misschien had hij, net als zij, last van nachtmerries.
Volgens de legendes van haar volk had ieder mens een joncha, een geheime identiteit, die verbonden was met een dier waar diegene dan in dromen contact mee kon maken. Wanneer je ontdekte welke joncha bij jou hoorde, kon je volgens het oude geloof naar believen in dat dier veranderen, maar kreeg je ook zijn zwakheden mee.
Haar joncha was de stille, stoïcijnse en waakzame veelvraat. Hoewel Spike en Mitch geen Yup’iks waren, stelde ze zich Spike voor als een sterke, maar soms onhandige beer. Mitch Braxton was een adelaar, wijs en moedig, maar eentje die ten onder kon gaan doordat hij te veel wilde. Ooit had ze gezien dat een adelaar een zalm uit de rivier ving die te groot voor hem was, en omdat zijn klauwen in de vis vastzaten, was hij meegesleurd en kopje-onder gegaan, waarna de rivier hem meegevoerd had naar zijn ondergang. Zo had Lisa misschien wel Mitch’ leven verwoest. Voor een tweede keer.
Ze liet zich op de rand van het bed zakken, legde haar gezicht in haar handen en begon te snikken.
Wacht even, hoorde ze daar voetstappen? Zou Mitch weer thuis zijn?
Als een speer schoot ze naar de deur, en ze botste bijna tegen Spike op, die net de hoek om kwam en naar binnen keek. ‘Wat doe jij in vredesnaam hier?’ wilde hij weten. Hij liep naar binnen en greep haar hardhandig bij haar schouders, waarna hij haar tegen de muur aan drukte.
Keihard sloeg ze tegen zijn handen en schopte tegen zijn schenen, maar hij leek het amper te merken. Allerlei herinneringen aan geweld, aan pakken slaag, schoten door haar heen. ‘Grijp me niet zo vast!’ gilde ze.
Meteen liet hij haar los, maar hij schreeuwde haar toe: ‘Je zei dat je niet met hem naar bed ging!’
‘Schreeuw niet zo. Ik ben hier de manager en ik ben hier gaan kijken of er aanwijzingen voor zijn verdwijning waren, dat is alles.’
‘Dat is geen antwoord op mijn vraag.’
‘Het was geen vraag, maar een beschuldiging. Als je dat denkt, dan vraag je het hem zelf maar als hij weer terug is! Iah!’
Zijn boosheid veranderde langzaam in begrip, en er verscheen een schuldbewuste uitdrukking op zijn gezicht. ‘Ik… Ik wilde je geen pijn doen… of je aan hem laten denken… aan je man. Het is alleen… Nou ja, ik schoot uit mijn slof. Echt, ik zal je nooit meer zo beetpakken.’ Hij vlocht zijn vingers in elkaar en legde zijn handen boven op zijn hoofd. Toen leunde hij tegen de deurpost aan en staarde naar het plafond. ‘Sorry, ik ben een flapuit. En het was niet mijn bedoeling je te laten schrikken.’
‘Het is al goed… deze keer. We zijn allemaal gespannen.’
‘Eerlijk gezegd heb ik net de kamer van Lisa doorzocht.’
‘En, iets gevonden?’ vroeg ze, blij dat ze van onderwerp veranderd waren. Onopvallend streek ze haar mouwen, die hij omhoog geschoven had, weer glad.
‘In haar kamer is het een stuk rommeliger dan hier. Christine, het spijt me echt,’ zei hij. Eindelijk keek hij haar in de ogen, en hij sloeg zijn armen over elkaar.
‘Ik ben blij dat het je van streek maakt, en dat je de moed hebt om je excuses aan te bieden.’
‘Het was niet persoonlijk bedoeld, alleen… Nou ja, ik moet ervandoor. Ik ga weer de lucht in.’
‘Met Mrs. Bonner?’
‘Ja, ze is net dat konijn uit die batterijreclame. Ze wil per se mee, en ze betalen weer voor de brandstof. Waarschijnlijk zijn ze gewend dat ze alles kunnen kopen wat ze willen, maar ik mag ze allebei toch graag.’ Daarop hief hij zijn ene hand op, en net voor hij de deur uit liep, draaide hij zich om.
‘Volgens mij,’ zei hij, ‘is Ginger, nadat ze mijn honden eten had gegeven, weer op zoek naar Mitch en Lisa gegaan in de buurt van haar huis, al is het overduidelijk dat de kajak de rivier op gegaan is. Ze… Als ze iets in haar kop heeft, is ze niet te houden. Oké, ik moet ervandoor,’ herhaalde hij, en haastig liep hij weg.
Lisa dwong zichzelf adem te halen. In, uit. Rustig, kalm. Gewoon ademhalen.
Toen ze Mitch de gondel los zag maken, die gelukkig aan deze kant van de rivier hing, en hem erin zag klimmen, kon ze haar angst maar amper de baas. Dit zou de proefovertocht zijn, maar plotseling wilde ze niet dat hij dat zou doen. Stel dat hij in die razende stroom terechtkwam? Ze kon het niet verdragen hem te verliezen. Haar redder en bondgenoot. En haar partner in wat misschien wel een onderzoek zou worden naar een poging tot moord.
‘Help hem even stilhouden tot ik loslaat,’ zei hij. ‘En dan aan de kant. Niet naar de rivier kijken.’ Toen voegde hij er zo zachtjes aan toe dat ze het boven het gebulder van het water amper kon verstaan: ‘Kan er een kusje af om me geluk te wensen?’ Snel kuste hij haar op haar wang, maar toen drukte hij zijn lippen op de hare, terwijl hij met één hand haar hoofd vasthield. Zijn mond ging enigszins open, en hij begon haar te verleiden.
Een golf van hitte sloeg door haar heen, van haar kruin tot haar tenen. Door de kus had ze het gevoel dat ze bij hem in de gondel zat, dat ze vlogen en samen neerkeken op een wervelende draaikolk.
‘Oké, opzij,’ zei hij, terwijl hij haar losliet. ‘En wanneer ik terugkom, moet je me misschien even helpen de gondel weer hierboven te krijgen, want zo te zien buigt de kabel hier iets verder omlaag dan aan de andere kant. Kijk goed hoe ik het katrolsysteem gebruik om me aan het eind met de hand omhoog te trekken. Laat los, achteruit! Daar gaan we!’
We, zei hij. Alsof ze echt een team waren. Ze ging aan de kant staan, haar handen tegen haar mond gedrukt en haar ruggengraat stijf tegen de enorme rots waar de kabel in vastgeklonken zat. Toch stond ze te trillen op haar benen. Met grote ogen keek ze toe terwijl hij enigszins neerhurkte in de gondel en die langzaam richting de afgrond liet gaan. Toen liet hij het katrolsysteem los en vloog ervandoor, waarbij de haak met een rotherrie over de kabel schuurde tot het geluid werd overstemd door het geraas van de rivier.
Op het laagste punt van de stalen kabel verminderde hij vaart. Nu hing hij zo’n zes meter boven de rivier. Het leek haar een eeuwigheid te duren voor de aluminium gondel langzaam weer omhoogging, op het gedeelte waar hij de katrollen moest gebruiken.
In plaats van helemaal door te gaan naar de toren, liet hij de katrollen weer los, en met een noodgang kwam hij terug zeilen. Aan deze kant hoefde hij zich niet heel ver op te trekken. Toen hij weer boven land was, hield ze de gondel vast, zodat hij niet meer zou schommelen. Door haar tranen heen lachte ze, en hij slaakte een jubelkreet.
‘Het is niet zoveel anders dan een ritje in de achtbaan!’ riep hij opgetogen. Hij zag eruit als een jochie dat wel zin had in nog zo’n ritje. ‘Jouw beurt.’
Het was zover. Nu moest ze haar grootste angst onder ogen komen. Ze had het hem beloofd, maar ze had nog niet naar beneden gekeken, en nu zou ze wel moeten, want denk maar niet dat ze die overtocht met haar ogen stijf dicht kon maken.
Intussen klauterde hij de gondel uit.
‘Wat zit er verder stroomafwaarts?’ vroeg ze opeens.
‘Nu niet te veel nadenken. Als je het echt weten wilt, kilometers verderop ligt Denali Park, en uiteindelijk kom je bij de Beringstraat en Rusland, nou goed? Concentreer je op het hier en nu. Heus, het lukt je wel.’
Hij tilde haar op om haar in de gondel te zetten, maar ze klampte zich aan hem vast, haar armen stijf om zijn nek. ‘Mitch, als er iets misgaat, ik wil nog zeggen dat het me spijt wat ik zei over je familie en je broer. Het spijt me dat ik niet genoeg kon veranderen om met jou hier naartoe te verhuizen.’
Met haar nog in zijn armen kuste hij haar weer. Het was een harde, dwingende kus die pijn deed aan haar lippen en die ze diep in haar buik voelde. ‘Straks in de lodge hebben we het er wel over,’ zei hij, net zo zwaar ademend als zij. Hij zette haar in de gondel, die haar deed denken aan een reusachtig conservenblikje.
‘Op je knieën, en hou je goed vast,’ beval hij, toen hij de gondel een zet gaf. ‘Tot aan de overkant van deze enorme rivier.’
‘Mitch, ik kan –’ Wat ze wilde zeggen, wist ze eigenlijk niet, maar hij gaf nog een laatste zet, en de gondel vloog over de afgrond. Ze sloot haar ogen en gilde een beetje toen hij ervandoor gleed, steeds sneller, over de rivier die haar bijna het leven had gekost. Iemand had dat gewild, iemand had geprobeerd haar te vermoorden.
Op het laagste punt van de kabel stelde ze zich voor dat ze met een daverende klap in het water zou storten. Uit alle macht probeerde ze het beeld te verdrijven van mamma en Jani die in de diepte verdwenen. Doodsbang dat ze in het kolkende schuim zou vallen, greep ze de zijkanten van haar gondeltje zo hard beet dat alle gevoel uit haar vingers verdween.
Toen minderde de gondel vaart. Stel dat hij bleef stilstaan en boven het water bleef bungelen, zodat Mitch als een aap naar haar toe moest klauteren om haar te redden?
Toen ze haar ogen opendeed, zag ze dat ze bijna bij de toren aan de overkant was. Niet naar beneden kijken, zei ze keer op keer in zichzelf, als een mantra. Niet naar dat woeste, witte water kijken.
Ze keek naar de kabel, bang dat hij zou breken, maar hij hield het. Trillend in de schommelende gondel greep ze het katrolsysteem en bediende het zoals ze hem had zien doen. Yes! Ja, ze was boven land, maar stel dat dit ding er weer vandoor ging voor ze eruit was? Stel dat het niet helemaal aan de overkant kwam om Mitch te brengen en ze hier alleen vandaan moest zien te komen? Hij had gezegd dat je vanzelf op een weg zou stuiten als je naar het zuiden liep, maar ze had geen richtingsgevoel en ze zou zo alleen zijn in deze wildernis. En over het gebulder van de rivier zouden ze niet eens naar elkaar kunnen schreeuwen.
Toen ze echter de gondel uit was en vaste, droge grond onder haar voeten voelde, voeten die nog steeds in de schoenen staken die Mitch voor haar gemaakt had, hoorde ze een inwendig stemmetje duidelijk zeggen: Je kunt alles aan.
Er schoot een rilling door haar heen. Het was niet haar moeders stem, die ze zich zo vaak trachtte te herinneren. Het was niet haar psychiater van lang geleden. Het was zelfs niet de stem van Mitch, al leek hij er erg op. Misschien zelfs niet die van de Lieve Heer of een soort beschermengel. Het was bijna of dit uitgestrekte, machtige land tegen haar gesproken had, of het haar geleerd had dat ze kon overleven ondanks haar angst voor het woeste water, of problemen, of de onbekende kant van een of andere diepe, donkere spleet.
Terwijl ze naar Mitch zwaaide en de gondel een zet gaf zodat hij weer naar de andere kant zou gaan, deed ze zichzelf een plechtige belofte. Wat er ook gebeurde, met zijn hulp zou ze erachter komen wie geprobeerd had haar van het leven te beroven en waarom.