Hoofdstuk 4
Mitch wist dat ze van die richel af moesten. In eerste instantie was hij van plan geweest de nacht hier door te brengen, maar als hij Lisa aan het lopen kreeg, moest ze wel wakker blijven. Zelf was hij ook uitgeput, en hij was bang dat hij in slaap zou vallen. In het ergste geval zou hij in zijn eentje hulp moeten gaan halen, maar hij kon haar onder geen beding achterlaten bij de rivier die haar het leven had kunnen kosten.
Trouwens, tot zijn genoegen ontdekte hij op zijn verkenningstocht langs een smal stuk rotswand een spleet in de rotsen, waardoor hij zelfs een stukje van de lucht kon zien. Aan één kant van de spleet zat een richel waarover ze weg konden. Doordat hij met Spike vaak boven deze omgeving gevlogen had, wist hij dat achter deze rotsen niet alleen een ondiep moeras lag, maar ook droge toendra. Ook wist hij dat het dagen zou kosten om rechtstreeks terug naar het westen te lopen.
Dus als ze uit deze kloof konden raken, zouden ze naar het oosten gaan. Dan zouden ze na de watervallen de rivier oversteken, waar die uiteenliep in verschillende stromen die veel ondieper waren. Aan de andere kant van de Wild River was een onverharde weg, waar ze de kans liepen vissers of jagers tegen te komen die hun een lift naar huis konden geven. Dit alles zou hij echter nog niet aan Lisa vertellen.
Helaas betwijfelde hij, net zoals bij een aantal cliënten die hij had verdedigd, of haar getuigenis van wat haar was overkomen, betrouwbaar was. Hij kon haar bewering dat ze in het water geduwd was gewoon niet accepteren. Wie van de gasten in de lodge zou zo wanhopig en gevaarlijk zijn? De gelegenheid moest zich puur bij toeval hebben aangediend, en wat kon het motief zijn? Toch zeker niet die concurrentiestrijd tussen collega’s die de Bonners georganiseerd hadden.
Als Lisa tijdens haar val vanaf de helling bij de lodge haar hoofd gestoten had, kon ze gedacht hebben dat ze geduwd was. Of ze loog erover, zodat ze niet onvoorzichtig of roekeloos op hem en de Bonners zou overkomen. Nee, zo doortrapt kon ze niet zijn, hoe ambitieus ze ook was.
Oké, de verdrinking van haar moeder en haar zusje had haar jarenlang achtervolgd. Ook al had ze het zelf ontkend, hij wist zeker dat ze jaren geleden zelfmoordneigingen had gehad vanwege het feit dat zij het overleefd had. Maar om nu te denken dat ze uit zichzelf de rivier in gesprongen was, was net zo krankzinnig als het idee dat ze geduwd zou zijn.
Wat er ook met haar was gebeurd, ze moesten het erop wagen door die spleet hier weg te komen. Zelfs als er een reddingsploeg op vlotten of per kajak achter hen aan kwam, kon het levensgevaarlijk zijn aan te leggen bij de richel waar zij nu vastzaten. Of ze voeren hen pardoes voorbij naar de waterval.
‘Lisa!’ Gehaast keerde hij naar haar terug. Ze zat ineengezakt met haar rug tegen de rotswand. Geschrokken dat ze zelfs zittend in slaap was gevallen, schudde hij haar bij haar schouders. ‘Ik heb een weg gevonden waarlangs we eruit kunnen. Volgens mij moeten we hier nu weg, want de zon schijnt niet meer op de richel. En als de rivier nog verder stijgt, worden we hier kletsnat. Ik ga onze veldflessen even vullen en onze spullen inpakken. Kun jij jezelf aankleden?’
‘Ja. Ja, natuurlijk,’ bitste ze, en boos keek ze hem aan. ‘Ik voel me –’
‘Heb niet het lef te zeggen dat je je prima voelt!’
‘En probeer jij niet mijn gedachten te lezen! Ik voel me nog een beetje raar, maar wel alerter dan daarstraks, dat wilde ik zeggen.’
‘Sorry dat ik op de zaken vooruitliep.’
‘Aangezien je mijn leven hebt gered, vergeef ik je. Hiervoor,’ zei ze morrend.
Dat deed hem goed, niet alleen omdat het felle antwoord meer als de oude Lisa klonk, maar ook dat ze hem dankbaar was. Ze had hem al bedankt, maar hij had zich zo lang heel schuldig gevoeld dat hij haar leven op zijn kop had gezet en uit Florida was weggegaan, dat hij hoopte dat wat hij hier gedaan had, heel misschien alles een beetje goedmaakte. Niet dat hij haar terug wilde, dat zeker niet, maar misschien dat hij zich dan iets minder een schoft zou voelen. Aan de andere kant, bedacht hij – terwijl hij zich moest inhouden om haar niet in zijn armen te nemen – als ze écht van hem had gehouden, zou ze het begrepen hebben en misschien zelfs met hem mee naar Alaska zijn gegaan of op eigen houtje een bezoek aan de lodge hebben gebracht. Had ze het in elk geval geprobeerd. Hij was echt niet de enige die schuld had aan het op de klippen lopen van hun relatie.
Het moment rekte zich uit toen ze elkaar, beiden met een frons op hun gezicht, diep in de ogen keken, terwijl de rivier brulde.
‘Tot we hier veilig weg zijn, zijn we partners,’ zei hij ten slotte. Toen zijn stem haperde, schraapte hij zijn keel. ‘En wanneer we weer thuis zijn, gaan we ons verdiepen in wat er echt met je gebeurd is.’
Ze deed haar mond open om iets te zeggen, maar knikte toen slechts.
‘Goed, dan raap ik onze spullen bij elkaar,’ voegde hij eraan toe. Nonchalant haalde hij zijn zakmes uit zijn broekzak, zodat hij iets omhanden had en haar niet hoefde aan te raken. Hij stond op en liep een paar passen bij haar vandaan. ‘Eerst zal ik dat zwemvest even voor je versnijden.’
‘Ik heb zo’n honger dat ik daar wel een hap uit zou kunnen nemen!’
‘We moeten het maar bij de gedroogde zalm van Christine houden. Wat we aan de andere kant van die rotsspleet aan zullen treffen, weet ik niet, maar er zouden wat bessen moeten groeien en we kunnen wat vis vangen, als we hier wegkomen.’
‘Als?’
‘Vanaf de richel kan ik niet ver vooruitkijken. We moeten oppassen dat we niet uitglijden, dat is alles. Sterker nog, misschien moet je eerst maar op blote voeten gaan en dan trekken we je later die poepchique Manuel-schoenen aan.’
‘Bedoel je misschien Manolos?’ vroeg ze lachend.
‘Ja. Ik wilde even je geheugen testen.’
Hij draaide zich om, zodat ze haar kleren aan kon trekken over het ultrastrakke wetsuit dat ze al droeg. Toen hij op zijn waterdichte horloge keek, zag hij dat het borreluur in de lodge allang begonnen was. Nu zouden ze toch zeker wel beseffen dat hij en Lisa er niet gewoon samen vandoor waren gegaan.
Spike en Christine coördineerden de zoekactie. Uiteraard probeerde Spike haar te koeioneren, maar dat pikte ze niet. Wat ze in het verleden ook gedaan mocht hebben, ze liet geen enkele man over zich heen lopen.
Iah, die Spike Jackson was anders wel een imposante vent. Met zijn bijna één meter vijfennegentig, rode haar en brede schouders leek hij wel een reus. Hij was zeker langer dan iedere Yup’ik-man die ze ooit gekend had. Toch had hij soms iets slungelachtigs en een jongensachtige manier van doen. Wanneer hij echter in een hoek gedreven werd of van slag was, zoals iedereen hier nu, veranderde hij in een rasechte macho.
‘Goed, iedereen even luisteren,’ zei hij tegen de gasten die zich in de woonkamer van de lodge verzameld hadden. ‘Ik heb mijn zus Ginger een radiobericht gestuurd, en zij heeft de omgeving aan de overkant van het meer, waar Mitch zei dat ze naartoe zouden gaan, afgezocht. Geen spoor van ze. De rode tweepersoonskajak is weg, maar iemand die zo ervaren is als Mitch, slaat echt niet om op het meer.’
‘Ik zeg het nog maar eens,’ mengde Graham zich in het gesprek, ‘dat ik met alle liefde wil betalen voor een zoektocht per helikopter.’
Het leek Christine dat Mr. Bonner gewend was de leiding te hebben. Toch hadden de Bonners flink meegeholpen met het afzoeken van de omgeving van de lodge. Het was een knap stel. Allebei slank, met grijs haar en blauwe ogen.
‘Ja,’ voegde Ellie Bonner eraan toe. ‘Spike, als we met jouw vliegtuig gaan, betalen wij de kerosine, en dan ga ik mee als co-piloot, zodat jij met de verrekijker de omgeving kunt afspeuren of andersom.’
Christine schatte Mrs. Bonner achter in de vijftig. Ze bezat een natuurlijke schoonheid en werd mooi oud, was klein en tenger en had een bos haar die prachtig contrasteerde met haar intelligente, fonkelende ogen.
‘Bedankt,’ zei Spike, ‘maar door de dichte bebossing, de kloof in de rivier en de bergen is dat niet de meest geschikte manier om ze te vinden. En zo snel kunnen ze niet naar de vlakkere toendra’s en dalen gelopen zijn, waar we ze wel kunnen zien. Allebei hun auto’s staan nog voor de deur. Misschien zijn ze een boswandeling gaan maken, en is een van hen in een kuil gestapt en heeft zijn enkel verzwikt. Vanwege de roofdieren vonden ze dat ze bij elkaar moesten blijven, iets dergelijks. De inwoners die ons vanuit Bear Bones komen helpen zoeken, kennen het gebied op hun duimpje en kunnen de omgeving rond het meer voor hun rekening nemen. Mitch en Ms. Vaughn moeten ergens anders heen gegaan zijn om hun problemen uit te praten dan hij tegen Christine heeft gezegd.’
‘Een gezellige picknick voor twee?’ hoorde Christine Vanessa tegen Jonas, die achter haar stond, fluisteren. ‘Problemen uitpraten, ammehoela!’
‘Let jij nou maar op je woorden,’ mompelde hij terug. ‘Als ik jou was, zou ik meewerken en doen of ik het meende.’
Christine liet niet merken dat ze hen gehoord had. Intussen zei Spike: ‘Mitch moet de kajak gewoon ergens het strand op hebben getrokken waar we hem nog niet hebben ontdekt, dat is alles.’
Bij het horen van auto’s en getoeter gingen ze allemaal naar buiten. Minstens veertig mensen, bijna de helft van de inwoners van Bear Bones, stapten uit pick-uptrucks en SUV’s. Sommigen hadden een rugzak om, anderen droegen een geweer.
Haastig ging Christine weer naar binnen. Op dit moment had ze even geen trek in hun gestaar, en alleen de aanblik van wapens maakte haar al ongemakkelijk. Haar maag zat alweer in de knoop. Dat Lisa weg was, kon ze nog aan, maar Mitch mocht ze niet verliezen.
‘Oké,’ hoorde ze Spike buiten met luide stem tegen de meute zeggen. ‘Jullie weten allemaal hoe Mitch eruitziet, maar de vrouw bij hem, Lisa Vaughn, is ongeveer één meter vijfenzestig lang, heeft schouderlang blond haar en groene ogen, is slank maar gespierd, en ze heeft een heel knap gezichtje…’
Jawel, dacht Christine, zeker een heel knap gezichtje. Duidelijk helemaal Mitch’ type, misschien ook dat van Spike. Door het raam zag ze dat Ginger weer het meer over was komen varen. Ze legde niet aan op haar gebruikelijke plek, maar voer de oude motorboot een stuk verder de wal op. Christine liep naar buiten om haar op de hoogte te brengen. Samen zouden ze hier blijven voor het geval Mitch of Lisa terug zou komen of dat er een sheriff of een dokter uit Talkeetna moest worden opgeroepen.
Met grote passen liep Christine het pad naar het meer af.
‘Is er al nieuws?’ vroeg Ginger, terwijl ze haar kleine anker op de kiezels aan de oever gooide. Net als Spike was ze slungelig en had ze rood haar, maar haar ogen waren grijs, en ze had een blik die je helemaal van je stuk kon brengen. Soms was het net of ze dwars door je heen keek. Zelfs voor het platteland van Alaska was Ginger Jackson een bijzonder excentrieke vrouw, die zich half als een zigeunerin, half als een oude pioniersvrouw kleedde.
Ginger leefde van de hand in de tand. Naast het bakken van brood voor de lodge had ze soms tijdelijke baantjes in Bear Bones. Bovendien assisteerde ze Mitch altijd met het tokkelen. Haar broer Spike was dol op vliegen, maar Ginger kreeg een kick van aan een stalen kabel over de hoge dennen suizen. Christine bewonderde haar onafhankelijkheid. Ooit had ze een huwelijksaanzoek afgewezen, omdat haar aanstaande erop gestaan had dat ze naar de stad zou verhuizen. Van haar broer wilde ze niets aannemen, behalve het hout dat hij voor haar hakte om te bakken en het huis te verwarmen in de winter. Sterker nog, ze probeerde zelfs te sparen om Spike daarvoor te kunnen betalen, aangezien de prijs van kerosine torenhoog was. Omdat Gingers post bij de lodge werd bezorgd, wist Christine echter dat ze een heleboel glossy catalogi van allerlei luxegoederen ontving. Haar ‘droomblaadjes’, noemde ze die.
‘We weten nog steeds niks,’ riep Christine terwijl ze zich naar haar toe haastte. ‘Het lijkt wel of ze in het niets zijn verdwenen.’
‘Misschien hadden ze gewoon het een en ander te verhapstukken en dachten ze “toedeledoki, mensen”. Dat zou ik gedaan hebben. Heeft Mitch het over haar gehad? Ja, we weten dat de een de ander de bons heeft gegeven, maar ik heb geleerd iemand nooit te veroordelen vanwege zijn verleden.’
Christine vroeg zich af of ze daarmee op haar eigen verleden doelde. ‘Nee, tot vlak voordat ze hier aankwamen, had hij met geen woord over haar gerept,’ gaf ze toe, in stilte wensend dat Mitch haar meer in vertrouwen had genomen. Dat was ook iets wat ze graag mocht aan Ginger. Leven en laten leven. De manier echter waarop ze haar aanstaarde, nog steeds in haar boot, met haar handen op haar heupen, haar hoofd een beetje schuin, bijna alsof ze haar van iets beschuldigde, stond Christine helemaal niet aan. Zo was ze al vaak genoeg aangekeken.
‘Wat?’ vroeg ze uitdagend.
‘Daar!’ Ginger wees langs haar heen.
Oké, dus ze staarde haar helemaal niet aan.
‘Misschien heeft Mitch de rode kajak die ik hier eerder op de dag heb gezien, helemaal niet mee het meer op genomen. Kijk maar. Iemand heeft hier een kajak aan wal geduwd, maar waarheen? Dat pad over de bergkam tussen het meer en de rivier?’
Christine draaide zich om en keek in de richting waar Ginger naar wees. Ze moest een paar passen achteruit doen om te kunnen zien wat ze bedoelde. Toen slaakte ze een kreet, en met Ginger op haar hielen klauterde ze de oever op naar het pad.
Ze keken naar het pad en vervolgens naar de helling aan de andere kant. Daar zagen ze her en der het eten liggen uit de koeltas die Lisa bij zich had gehad, maar ook de sporen van wat heel goed een kajak kon zijn die omlaag naar de rivier was gegleden.
‘Heeft Mitch haar meegenomen om te wildwatervaren?’ riep Ginger met schelle stem. ‘Is hij wel goed wijs? We moeten de mensen die rivier af laten zoeken!’
‘Maar al dat eten dat hier ligt…’ begon Christine, maar ze maakte haar zin niet af toen ze de veelvraat ontdekte.
Terwijl Ginger een stukje naar beneden liep en de rivier af keek, haar ogen met beide handen tegen de zon beschermend, scharrelde de veelvraat ervandoor. ‘Niemand. Niks!’ riep ze over het geraas van de rivier heen, maar Christine was al op een holletje onderweg om hun ontdekking aan Spike te melden voor de reddingsploeg een vergeefse tocht zou ondernemen.
‘Voel eerst maar even met je voeten waar je gaat staan, en dan stapje voor stapje verder,’ instrueerde Mitch Lisa toen ze voorzichtig de rotsspleet in gingen, allebei met hun gezicht naar de rotsen. ‘Niet naar beneden kijken!’
‘Nee, nee,’ beloofde ze, maar het was al te laat. Ongeveer drieënhalve meter lager had ze schuimend water de spleet in zien en horen kolken, dat er direct weer uit gezogen werd. Bijna voelde ze het over zich heen spoelen, net als toen ze nog in de rivier gelegen had. Mitch was echter vlak achter haar, bemoedigend en geruststellend.
Omdat ze de vaste rots onder zich kon voelen, was ze blij dat ze op blote voeten was, ook al deed alles haar pijn, inclusief haar voetzolen. Een zinsnede uit een van haar oma Colleens favoriete psalmen schoot haar te binnen: Ja, al ging ik ook in een dal van de schaduw des doods…
Mitch had erop gestaan dat zij voorop ging, omdat hij niet alleen moest kijken waar ze liepen, maar ook op haar moest letten. De kajak hadden ze laten liggen. Al hun andere spullen hadden ze op zijn rug gebonden, want hij wilde niet dat zij iets zou dragen.
‘Je doet het fantastisch,’ zei hij. ‘We schieten lekker op.’
‘Hallo, ik beef als een rietje,’ gaf ze toe terwijl ze probeerde plekjes te vinden waar ze zich aan vast kon houden zonder het gevaar te lopen achterover te vallen. Hun pad naar de buitenwereld was hier op sommige plekken maar zestig centimeter breed. Ze wist dat ze dit heel zorgvuldig moest doen, want als hij haar plotseling vast moest grijpen, vielen ze met zijn tweeën de vergetelheid in.
Eindelijk, eindelijk werd de richel breder, maar toen hield hij op.
‘Mitch, het loopt dood.’
‘Ja, ik zie het, maar we zijn bijna de kloof uit. Blijf maar heel stil staan.’
‘Ik heb het gevoel dat we Mount McKinley al beklommen hebben. Of Denali, zoals jij hem noemt.’
‘Niks zeggen.’ Hij kwam heel dicht bij haar staan en zette zijn ene voet tussen die van haar, terwijl zij wijdbeens stond om haar evenwicht te bewaren. Toen hij haar dichter tegen de rotswand aan duwde, voelde ze zijn adem langs haar slaap en haar strijken. Haar hart ging nog sneller slaan. Waarom had deze man, die haar zo diep had gekwetst, zelfs onder deze extreme omstandigheden nog zo’n effect op haar?
‘Een klein stukje naar beneden zie ik een plekje waar we op een andere richel kunnen overstappen, en dan kunnen we hier wegkomen,’ zei hij. ‘Ik doe mijn rugzak af en gooi onze spullen op die richel. Blijf doodstil staan. Misschien moet ik me nog stijver tegen je aan drukken.’
Ze sloot haar ogen en hield haar adem in. Een herinnering kwam bij haar boven: ze zag – en voelde – Mitch achter zich staan op zijn boot de Sea Dancer om haar met haar hengel te helpen toen ze een grote vis aan de haak had geslagen, vlak voor de kust van Key Biscayne. Het was een bijzonder mooie dag geweest. De zee was zo glad als een spiegel, geen schuim, geen golven. Ze gingen nog maar net met elkaar, en op dat moment had hij nog zo ideaal geleken. Een combinatie van gepolijste gentleman en ruige sporter. Of hij nu een smoking droeg of een afgeknipte spijkerbroek, met zijn donkere haar, vierkante kaken en volle wenkbrauwen boven diepliggende, bruine ogen, straalde hij een en al mannelijkheid uit. Zijn stem, die op een of andere manier zowel beschaafd als ruig klonk, deed de rillingen over haar rug lopen. Toen hadden ze samen die vis binnengehaald en –
Ze voelde dat hij zijn rugzak liet vallen en hoorde die de rots beneden hen raken.
‘Hoe ver is het naar beneden?’ Ze durfde zich niet om te draaien om te kijken.
‘Niet zo heel ver. Ik ga op mijn buik liggen, dan laat ik jou naar beneden zakken en dan kom ik je achterna. Kom, draai je heel voorzichtig om en ga op de richel zitten. Je moet wel even naar beneden kijken, heel even maar, zodat je weet wat ik bedoel.’
Terwijl hij haar vasthield, draaide ze zich om en ging zitten. Met haar rug stevig tegen de rotswand gedrukt, keek ze omlaag; een kreet ontsnapte haar. De richel die hij bedoelde, bevond zich minstens anderhalve meter lager en was maar een dikke meter breed! Hoewel er nu geen water onder hen kolkte, was hun ontsnappingsroute zo smal geworden dat ze, als ze uitgleden, vast zouden komen te zitten tussen scherpe rotsen.
Toen ze echter naar links keek, zag ze dat ze vanaf die lagere positie naar de vallei konden komen die zich verderop uitstrekte. En op dit moment was er een adembenemende zonsondergang te zien. De hemel kleurde roze en oranje en violet. Het was oogverblindend, het leek bijna neonlicht.
‘Lisa, ben je er klaar voor?’
‘Het moet maar, want er zit weinig anders op. En deze keer volg ik je in ieder geval wel naar verre horizonten.’
Zodra dat over haar lippen was, had ze er spijt van, maar hij zei enkel: ‘Dat is een van de voordelen van wonen in Alaska. Rond deze tijd van het jaar blijft het de hele nacht zo, al kun je het noorderlicht niet heel duidelijk zien.’
De hele nacht. Het moest nu wel avond zijn, bedacht ze terwijl ze op een of andere manier de moed vond, of de wanhoop, om zich op haar buik te draaien en haar benen en onderlichaam langzaam over de richel te laten zakken. De hele tijd hield hij haar stevig vast. Terwijl hij haar langzaam liet zakken, schaafde ze haar dijen, haar buik, haar borsten en haar kin. Na wat een eeuwigheid leek stond ze alleen op de richel, en in stilte bad ze dat hij het ook zou redden. Inmiddels hing hij op zijn buik van de bovenste richel af.
‘Oké, als ik val, blijf je van me af,’ zei hij knarsetandend, maar ze drukte toch haar handen tegen de achterkant van zijn dijen en vervolgens op zijn billen toen hij zich liet zakken.
‘Bij nader inzien,’ zei hij toen hij eindelijk naast haar stond, ‘voelde dat heel lekker. Misschien kun je me weer een kontje omhoog geven en dan –’
‘Ho, ho, we zijn nu alleen maar wandel- en kampeermaatjes, weet je nog?’
‘En we hebben alle tijd om alles eens goed uit te praten.’
‘Och, het liefst zou ik zeggen dat het allemaal verleden tijd is, maar dat is niet zo, toch? Voor geen van ons tweeën.’
Zijn lippen stijf op elkaar persend schudde hij zijn hoofd. Toen bukte hij zich om hun spullen op te rapen en sloeg de rugzak over zijn schouder. ‘Laten we een plek vinden waar we uit kunnen rusten, en dan tape ik de schoenen om je voeten,’ zei hij. Nu klonk hij heel zakelijk, net zoals hij zich altijd op kantoor of in de rechtbank had opgesteld. In die tijd had ze zich vaak verbaasd over hoe beheerst hij was, hoe zelfverzekerd. Zelfs dat had haar diep geraakt, want ze kende ook die andere, hartstochtelijke kant van hem, die tevoorschijn kwam als ze alleen waren.
Zoals nu.