Hoofdstuk 2
Lisa probeerde zich aan de eerstvolgende rots die ze zag vast te grijpen, er zelfs bovenop te klauteren, maar het water drukte haar ertegenaan. Ze kon niet ademhalen. Moest ze maar loslaten? Een plattere rots proberen te vinden?
Gevangen in de ijskoude stroom, die haar heen en weer slingerde, was die keus echter niet aan haar. Haar schenen schraapten langs scherpe stenen in de rivierbedding. Ze trok haar armen en benen in om warm te blijven, om zich niet te bezeren, maar het had geen zin. Langs zich heen zag ze bloedrode zalmen door het schuimende water schieten, stroomopwaarts. Hoe kwamen ze in dit water vooruit, vroeg ze zich af. Het was vast gemakkelijker om diep onder het oppervlak te gaan.
Diep, dieper… Mammie en Jani waren diep onder water gegaan, heel diep. De natte, witte armen van het water en de dood hadden ze weggenomen. Dat zou gemakkelijker zijn, alles laten gaan, alles helemaal laten gaan.
Ze probeerde naar de oever te zwemmen, maar elke keer als ze in de buurt kwam van iets waar ze zich aan vast kon grijpen, trok de rivier haar weer mee. Haar voeten probeerde ze in stroomafwaartse richting te laten wijzen, want ze wist dat dat moest, maar het lukte haar niet goed. Toen haar gevoelloze benen boven water kwamen, zag ze dat het water haar schoenen uit had gerukt.
Ze was verloren. Verpletterd door boze vuisten van water… met brandende longen bij elke poging tot ademhalen. IJskoud water drong haar neus binnen.
Hoofd omhoog! Ademhalen! Hou de lucht vast!
Waardoor was ze eigenlijk in het water gevallen? Was ze over iets gestruikeld? Het water had er zo mooi uitgezien, zo aanlokkelijk. Natuurlijk had niemand haar geduwd. Hadden mamma en Jani haar het water in getrokken, zodat ze eindelijk weer samen zouden zijn? Waren dit gewoon haar herinneringen die haar een afschuwelijke nachtmerrie bezorgden waar ze in verdronk?
Nee, dit was geen boze droom waar ze door wilskracht uit kon ontwaken. Ze moest vechten. Blijven leven. Lieve Heer, help me. Behoed en verwarm me.
De kracht van het water was echter meedogenloos en sloeg haar door de golven met reuzenvuisten, beukte haar tegen de rotsen. Als een blaadje door de goot in een storm…
Haar moeder was krankzinnig geworden, had oma gezegd, ze had zelfmoord gepleegd vanwege een postnatale depressie of een of andere geestelijke afwijking. Ook het feit dat pappa het gezin in de steek had gelaten had het kunnen veroorzaken. Dat had een psychiater ooit tegen haar gezegd.
Mamma, ik wist het niet. Ik was nog maar een kind. Ik wist dat je verdrietig was, maar als ik had geweten dat je wanhopig was, had ik je kunnen helpen. In elk geval had ik Jani kunnen redden, zodat oma haar samen met mij had kunnen opvoeden… Iemand heeft me ooit verteld dat je van me hield en dat je me dus met je mee wilde nemen… Maar het deugt niet om iemand te doden die nog niet eens de kans heeft gehad om te leven…
Had zij ook moeten verdrinken? Waarom was zij blijven leven en mamma en Jani niet?
Er was één gedachte die haar altijd had achtervolgd en die ze nog nooit met iemand had gedeeld, zelfs niet met haar psychiater. Was haar moeder overboord gevallen omdat zij zich zo wild had losgerukt uit haar moeders greep? Als zij zich niet had verzet, was er misschien een fractie van een seconde geweest waarin haar moeder van gedachte had kunnen veranderen.
Zo in de war, zo duizelig, zo gevangen in kolkend water, overmand door angst…
Overal om haar heen hoorde ze fluisteringen, luid, koud en nat in haar oren. Hou op! Weg met die herinneringen! Dit was echt. Ze moest een plek vinden waar ze het water uit kon. Had ze Mitch maar verteld dat het haar speet. Niet dat ze niet met hem was meegegaan, maar dat ze nog steeds om hem gaf, hem nog steeds wilde in haar boosheid. Maar nu was alles wat ze wilde dit water uit zien te komen, dit krachtige ijskoude water. Haar vingers werden gevoelloos, zo koud. Hou je hoofd erbij. Niet de moed verliezen. Hou vast! schreeuwde een stem in haar hoofd en haar hart. ‘Hou vast!’
Mitch begon in paniek te raken. Doordat Lisa ín het water lag, en zijn kajak óp de golven balanceerde, raakte ze steeds verder bij hem vandaan. Bovendien had ze al een voorsprong.
Soms verloor hij de oranje flits uit het oog. Dat was het enige houvast dat hij had om te zien welke kant ze op ging in het kolkende water. Rechts van hem doemde een grote rots op, en hij peddelde uit alle macht om er niet door verpletterd te worden. Ondanks alle verheffingen en laagtes in het water en het gevaar van onder het oppervlak liggende rotsen, peddelde hij steeds sneller in een poging gelijk met haar te komen.
Gelijk te komen. Zo was het zijn hele leven al geweest, opgegroeid in de schaduw van een oudere broer die briljant was. Superman, oogappel van zijn ouders. Geen berg te hoog, geen uitdaging te groot voor Brad Braxton. Eagle Scout. Voorzitter van de leerlingenraad op de middelbare school. Lid van de Miami Gators erezwemploeg op de universiteit. Kon geen gooi naar de Olympische Spelen doen omdat hij een Rhodes-beurs had. Nu hartchirurg in Miami, met een beeldschone vrouw en twee kinderen. Onrealistisch voor hem om dat te kunnen bijhouden… te kunnen bijhouden…
Dit was onwerkelijk. Het kon niet echt zijn. Hoe was Lisa in vredesnaam in het water terechtgekomen? Om hulp roepen kon niet, op geen enkele manier. Mobieltjes deden het niet in het Talkeetna-gebergte, en bovendien had hij allebei zijn handen nodig om te peddelen. Door het smeltwater was de rivier nu wildwater van minstens categorie III, met golven van meer dan een meter, veel deining en nog veel heftiger dingen voor de boeg in de smalle bochten van Hairpin Gorge. Ooit had zijn vriend Spike hem verteld dat de oude goudzoekers dat deel van de Wild River Turn Back Gorge, het keerpunt, hadden genoemd, maar met geen mogelijkheid kon hij nu nog omkeren, zelfs als hij haar niet meer kon redden.
Met zijn peddel wist hij te voorkomen dat hij weer een rots zou raken. Na een stuk verval wist hij de kajak weer recht te krijgen. Voort ging het door de stroomversnellingen, zijn ogen samengeknepen tegen de waterdruppels, en maar hopen dat hij dat oranje vest weer zag. Ze moest hier ergens zijn, tenzij ze vastzat aan een boomstronk of in een geul onder water.
In de eerste bocht van Hairpin Gorge werd het samengeperste water opgestuwd tot hoge golven aan weerszijden van de boeg. Hij zag wel dat het een heksentoer zou worden om erdoorheen te laveren, en Lisa zou het nooit overleven.
Het gebulder van het water maakte hem bijna doof. Hij stuurde de kajak naar de stroomversnelling en stortte zich erin. Om zich heen ving hij glimpen op van rode koningszalmen die zich een weg de andere kant op baanden. Hij was koud tot op het bot en doornat tot zijn middel, waar het spatzeil begon. Binnenin zette hij zijn knieën schrap tegen de kajak, koortsachtig de voetpedalen van het roer bedienend, biddend dat hij niet om zou slaan.
Toen oom John hem jaren geleden in de zomervakanties had leren kajakken, had hij altijd bij wijze van grapje gezegd dat het eigenlijk een onderwatersport was. Hij had Mitch leren eskimoteren, maar als hij vandaag omging, zou het een strijd op leven en dood worden.
Lisa wist dat ze al dood zou zijn geweest als ze geen zwemvest had gedragen. Om te voorkomen dat haar armen en benen tegen de rotsen werden geslagen, probeerde ze zich uit alle macht weer tot een bal op te rollen. Toen het water over haar hoofd sloeg, moest ze echter loslaten, om weer rechtop te komen. Ze probeerde te watertrappelen en te zwemmen, maar werd telkens ruw opzij en rond geslingerd.
Voor zich zag ze de hogere wanden van de versmalling. De eerste bocht daar betekende bijna haar einde. Ze hield haar adem in tot ze het gevoel had dat haar longen zouden barsten. Een krankzinnig moment scheen de zon in haar ogen, en ze probeerde te denken aan warme dagen op het strand, met de stralen van de zon van Zuid-Florida die op haar neer beukten, niet het gewicht van al dit water. Als ze niet oppaste, stikte ze nog in plaats van te verdrinken.
Bij de volgende bocht wist ze dat ze nog een laatste poging moest wagen om iets langs de oever vast te grijpen, anders viel ze flauw. Ze moest dit water uit, ze moest volhouden. Zo langzamerhand zou Mitch haar wel missen, raden wat er gebeurd moest zijn. Maar hoe was ze in vredesnaam in deze moorddagige rivier terechtgekomen?
Toen ze een rots probeerde vast te pakken, besefte ze met een schok dat het gevoel in allebei haar armen weg was. Hoe noemden ze het ook weer als je zo koud werd dat je in een dodelijke slaap viel… de dood in glijden? Advocaten wisten toch altijd de juiste terminologie, wisten toch altijd een uitweg te vinden, alleen… hier was geen uitweg meer.
Hoewel Mitch in topconditie was, deden de spieren in zijn armen en rug niet alleen pijn, ze stonden in brand. Hij moest haar nu vinden, anders was het geen reddingsoperatie meer, maar een berging, als hij dat al voor elkaar zou krijgen. Helaas kwam hij in een draaikolk terecht, en toen hij de boot daaruit gekregen had, schoot hij weer een stroomversnelling in. Razendsnel ging het, en ineens ging het soepeler dan welke tocht met Spikes hondenslee over de gladde sneeuw dan ook. Blaffende husky’s. Even verbeeldde hij zich dat hij ze kon horen, dat hij in het geraas van het water stemmen hoorde, dat hij een vrouw hoorde schreeuwen.
Na de tweede kromming in de stroombedding zag hij haar weer, vast tegen een omgevallen boom aan gedrukt. Gevangen als een zalm in een viswiel van de Yup’ik. Levensgevaarlijk! Omgevallen bomen waren dodelijk, want ze konden een kajak vastpinnen of de dunne plastic boeg versplinteren.
Hij moest het risico echter nemen en achter haar aan gaan. Misschien konden ze op de boom klimmen en vandaar de richel erboven bereiken. Bewoog ze nog? Zo langzamerhand moest ze wel onderkoeld zijn, maar kon het nog erger zijn? De kracht van het water dat haar tegen die boom perste, moest verschrikkelijk zijn.
Hij probeerde naast haar te komen, maar de stroom deed de kajak omslaan. In stilte biddend dat hij zijn hoofd niet aan de boomstronk of een rots zou stoten hield hij zijn adem in en ging kopje-onder. Het ijskoude water bezorgde hem een schok en deed hem nog meer voor haar leven vrezen.
‘Eskimorol!’ hoorde hij de stem van zijn oom glashelder zeggen. ‘Afzetten met je peddel, lichaam draaien! Omhoog! Opzij en omhoog!’
Uit alle macht verzette hij zich tegen zijn paniek. Het feit dat hij geen helm droeg kon hem ook het leven kosten. Ondersteboven, met zijn lichaam onder water maar ondersteund door zijn zwemvest, hief hij zijn peddel met beide handen boven water. Toen zwaaide hij zijn lichaam en de peddel omhoog, terwijl hij tegelijkertijd zijn heupen hief. Het werkte, al sloeg de stroming de kajak weer tegen de boomstronk aan. Knarsetandend schudde hij zijn hoofd en bovenlichaam, als een hond die uit het water komt. De hele boot schudde.
Hij haalde diep adem. Ondanks de warmte van de lucht en de zon, had hij het gevoel of hij in de sneeuw lag te rollen. Anderhalve meter verderop lag Lisa onbeweeglijk, als een lappenpop, over de boom heen. Het water stroomde met grote schuimkoppen over en om haar rug, en het leek of ze niet meer ademhaalde.
In elk geval had die boomstam ervoor gezorgd dat ze niet in de scherpe bochten en watervalletjes een paar kilometer verderop terecht was gekomen. En godzijdank lag ze rechtop, met haar schouders en hoofd boven water.
Steun zoekend met zijn peddel probeerde hij dicht genoeg bij haar te komen om haar ten minste te kunnen aanraken, haar dan in de kajak te kunnen tillen en hen beiden boven op die boom te krijgen. Toen hij echter weer een slag deed, zorgde de centrifugaalkracht in de rivier ervoor dat hij nogmaals omsloeg.
Bij tijd en wijle keek Christine Tanaka door het keukenraam van de lodge naar buiten, maar ze bleef doorgaan reepjes gerookte zalm te snijden met haar kleine, vlijmscherpe ula. Ze was hapjes aan het maken voor hun gasten van het advocatenkantoor waar Mitch gewerkt had. Zijn baan in een vorig leven, zoals hij altijd zei.
‘Iah, dat moet je niet zo zeggen!’ had ze meer dan eens tegen hem gezegd. ‘Het klinkt of je een geest bent die is teruggekeerd uit het dodenrijk!’
Feit was wel dat Mitch een heleboel potjes bij Christine kon breken, inclusief het feit dat hij haar naam in het Yup’ik finaal verkeerd uitsprak wanneer hij haar Cu’paq noemde. Het was een moeilijke taal voor een kass’aq, een kliktaal met veel klanken die diep in de keel werden uitgesproken. Het klonk altijd of hij Cupido zei, dat kleine engeltje die pijlen op mensen af schoot om ze verliefd te laten worden. Daar wist ze meer van dan haar lief was, en ook hoe gevaarlijk het kon zijn. Mitch had echter respect voor haar volk en deed zijn uiterste best om een echte Alaskaan te worden. Daarom, en om nog een heleboel andere redenen, hield ze van hem.
Toen ze een diepe stem achter zich hoorde, schrok ze op en zette het Yup’ik-radioprogramma uit waar ze ’s zomers vaak naar luisterde als ze aan het werk was, alleen maar om haar eigen taal te horen. Een lange oorbel van kraaltjes bleef in haar dikke, schouderlange haar haken, en ze trok hem los.
Het was Jonas Grant, de lange, zwarte advocaat die met de Bonners was meegekomen. Hij was een van de kandidaten die meedongen naar de positie van vennoot die vroeger aan Mitch had toebehoord.
‘Mag ik binnenkomen?’ vroeg hij, de keukendeur op een kier houdend. ‘Eerlijk gezegd verga ik van de honger, en Mitch zei tegen ons dat we dan bij jou moesten zijn. Van al die frisse lucht krijg ik vreselijke trek.’
Het verbaasde haar dat ze hem niet binnen had horen komen, want ze had scherpe oren en kon iemands aanwezigheid meestal voelen, maar deze man bewoog zich heel stil.
Zijn hoofd had hij kaal geschoren, wat in Alaska niet zo’n goed idee was, maar in een klimaat waar het heet en vochtig was, was het misschien handig.
Grappend had Mitch gezegd: ‘Alles wat Jonas weet, heeft hij van mij geleerd, dus hij is erg slim.’ Ze vond dat zijn grote, donkere ogen onder zijn fijn gebogen wenkbrauwen dat onderstreepten. Hij observeerde mensen altijd. Geeft zich niet snel bloot, had Mitch gezegd toen hij haar over hun gasten informeerde voor ze waren aangekomen. Ja, ze zag wel dat Jonas Grant altijd goed nadacht voor hij iets zei of deed. Eerlijk gezegd was ze zelf ook heel terughoudend, dus dat herkende ze meteen in hem. En ze vond zijn huidskleur mooi, want het deed haar erg denken aan de verweerde teint van haar eigen volk. Dat wilde zeggen, haar voormalige volk, in een tijd voordat zovelen haar met de nek waren gaan aankijken om wat ze had gedaan.
‘Tuurlijk,’ zei ze met een knikje. ‘Ik ben als voorafje mootjes zalm met een dipsaus van aardbeien aan het maken, enchilada’s gevuld met elandenvlees en vierkantjes versgebakken brood met bramenjam. Wil je ook iets drinken?’
‘Nee, dank je, ik heb alleen maar trek.’
Terwijl ze wat hapjes op een bord legde, keek ze weer uit het raam. Geen Mitch, maar ook geen kajak. Met samengeknepen ogen tuurde ze tegen de zon in, en ze zag Ginger Jackson in haar motorboot stappen om de tocht over het meer naar huis te aanvaarden.
Ginger verzorgde alle gebak en brood voor de lodge en kwam de spullen elke middag brengen. Hoe ze het klaarspeelde om alles te bakken met een rechterhand die niet goed meer werkte, was Christine een raadsel. Het enige nadeel aan al dat gebak van Ginger was dat ze haar broer Spike er te veel van gaf. ’s Zomers, wanneer hij niet met de sledehonden op pad ging maar rondvluchtjes met toeristen maakte, kreeg hij behoorlijke zwembandjes om zijn middel.
Sinds een aantal gasten had geklaagd over het lawaai dat het watervliegtuig ’s ochtends vroeg maakte wanneer het naast de lodge vertrok, lag het aan de andere kant van het meer. Eerder die dag had hij Mrs. Bonner meegenomen, die zelf ook een vliegbrevet had, om haar het hele gebied van Talkeetna tot Wasilla te laten zien.
Ze had gezegd dat ze het stadje waar die kittige, ambitieuze Sarah Palin vandaan kwam, die uit het niets was verschenen – al vonden de mensen hier het snelgroeiende Wasilla of de hoofdstad Juneau beslist niet niets – wilde zien. Mitch had terloops gezegd dat Mrs. Bonner een broer had die iets belangrijks in de politiek van Florida was, dus geen wonder dat Mrs. Bonner interesse had in gouverneur Palin.
Christine gaf Jonas het volle bord aan.
‘Bedankt,’ zei hij met een brede grijns, die een rij regelmatige, parelwitte tanden blootgaf. ‘Mijn zoontje zou zeggen dat dit vet cool is. Niet de gerookte zalm, maar elandenvlees in een enchilada.’
‘Hoe oud is hij?’ vroeg ze, terwijl ze hem achternaliep naar de grote woon- annex eetkamer. De slaapkamers in de lodge bevonden zich boven in twee vleugels. De gasten sliepen aan de oostkant, Mitch had zijn vertrekken aan de westkant. Haar kamer lag in een hoek op de eerste verdieping, naast de kleine bibliotheek, die tjokvol stond met boeken over Alaska en uitzicht bood op het betegelde terras met de barbecue, het kampvuur en de Finse sauna en jacuzzi. Daar weer achter lag het meer.
Eigenlijk was de Duck Lake Lodge – de oorspronkelijke naam van het meer was Dukoe – het mooiste thuis dat ze ooit had gehad. De lodge was gemaakt van ruwe sparren uit de buurt en afgetimmerd met grenen planken. Het had een gebogen raam van meer dan twee meter breed dat uitzicht bood op het meer. Het hele huis en de omliggende blokhutten waren op en top geïsoleerd, zodat je in de winter het gevoel had dat je in een thermoskan zat die de warmte van de enorme haard in het midden van de kamer vasthield.
Het bijna vierenhalve meter hoge plafond boven de woonkamer had met de hand gezaagde balken die uittorenden boven gezellige zitjes van banken en stoelen met hier en daar een schommelstoel, allemaal gegroepeerd rond vloerkleden in zachte blauwe en groene tinten. Overal aan de muur hingen sneeuwschoenen, quilts en geweien, met uitzondering van de bibliotheek, waar Mitch erop gestaan had dat Christine haar verzameling Yup’ik-poppen tentoon zou stellen.
Haar echte heiligdom, de keuken, zag er modern uit, met nieuwe, roestvrijstalen apparatuur waar elk restaurant in Fairbanks trots op zou zijn. Eens in de zoveel tijd, wanneer dat nodig was, kwamen er twee vrouwen uit Bear Bones helpen met de huishoudelijke klusjes.
‘Mijn zoontje is negen,’ zei Jonas als antwoord op haar vraag. ‘Hij is erg ziek geweest, hij…’ Hier wendde hij zijn gezicht van haar af en schraapte óf zijn keel, óf hij slikte iets weg. ‘…hij heeft al vanaf zijn vijfde een chordoma, een kwaadaardige tumor in zijn ruggengraat.’
‘O, wat erg. En wat vreselijk voor zo’n jochie dat wil rondrennen en spelen.’
‘Ja,’ zei hij, terwijl hij zich weer naar haar omdraaide. Inmiddels stond hij bij de trap. ‘De doktoren geven iemand nog zo’n zeven jaar vanaf het moment van de diagnose. Ik zou het heerlijk vinden als Emerson Alaska ook kon zien. Al die beren, elanden en die woeste rivier daar buiten. Om je de waarheid te zeggen voel ik me schuldig als ik een paar dagen bij hem vandaan ben, maar deze enorme kans bij Carlisle en Bonner…’ Fronsend schraapte hij weer zijn keel, en er blonken tranen in zijn ogen. ‘Uiteraard zou ik alles doen om hem te laten genezen, maar de rekeningen stapelen zich op. Och, het was niet mijn bedoeling om je de oren van het hoofd te kletsen, maar Mitch zei al dat je gemakkelijk dingen aan jou vertelt.’
‘Echt?’ vroeg ze. Een warme gloed trok tot helemaal in haar buik. ‘Dat is waarschijnlijk omdat ik zelf niet zoveel praat. Goed, als je nog iets anders nodig hebt, dan zeg je het maar. En rust goed uit, want de zomeravonden beginnen hier niet alleen later dan waar jij vandaan komt, maar de zon gaat ook nooit echt helemaal onder, zelfs hier in de bergen.’
‘In de lange, donkere winters is het zeker wel afzien.’
‘Maar die geven ons weer het noorderlicht, de aurora borealis.’
‘Ja, dat zou ik ook graag een keer willen zien. En ik wilde dat Emerson dat een keer kon zien. Mitch vertelde dat hier veel Japanse toeristen naartoe komen omdat ze geloven dat een kind dat verwekt wordt onder het noorderlicht veel geluk in het leven zal hebben.’ Even schudde hij zijn hoofd, en hij maakte aanstalten om naar boven te gaan, maar toen draaide hij zich om en keek over de leuning naar haar. ‘Is dat echt waar, dat ze een kind, eh… verwekken, buiten, in de winter, onder het noorderlicht?’
Ze glimlachte en schudde haar hoofd. Ineens voelde ze zich gek genoeg heel gelukkig. Ja, ze had het erg getroffen. Ze had gedaan wat ze moest doen om zichzelf te beschermen. En haar hart ging beslist naar Jonas uit, omdat ze begreep dat een mens alles doet om te overleven. ‘Nee,’ zei ze tegen hem. ‘In de winter doet zelfs de ruigste Alaskaan dat binnen, in bed.’
Schaapachtig lachte hij haar toe. Nadat hij haar nog eens bedankt had, liep hij de trap op naar de gastenslaapkamers.
Hoewel ze nog een maaltijd moest bereiden voor zo’n acht mensen, Spike meegerekend als hij bleef eten, liep ze de achterdeur uit en keek het vertrouwde pad over de bergkam naar de steiger bij het meer af. Lisa Vaughn was vroeger niet goed voor Mitch geweest, en dat zou ze nu ook niet zijn. Iah, was dat mens maar niet meegekomen met die andere advocaten naar deze veilige haven die Mitch had gecreëerd voor de vrouw die hij zijn Cupido noemde.